Het wordt ernst.
Nadat de Tweede Kamer Minister Wentholt met zijn half-was pantserschip naar huis heeft gestuurd, heeft de Regeering— de cordate Colyn stellig vooraan — zich gezet aan het samenstellen van een commissie voor de Indische defensie, welke nu eens niet de zaak opdelacge baan moet schuiven, doch, blijkens gisteren ontvargen verblijdend draadbericht, met pas-klare voorstellen heeft aan te komen, voorstellen, geschikt om op korten termyn in een wetsontwerp te worden omgegoten en der Kamer te worden voorgelegd. Het pantserschip-gescharrel zal Indië ten slotte nog ten goede komen. Ernstigen mannen — daaronder de hoogste autoriteiten op marine-gebied — heeft het tot 't besef "gebracht, dat N ederland, stelt het prys op het behoud van zyn kostelijke koloniën, niet langer mag rekenen op aen internationale oneenigheid, waardoor men het over een j-verdeeling" niet eens zal worden, maar dat het met mannelijk zelfbewustzijn heett te werken aan een krachtige vloot, welke den-tersten-denbesten-althans van 't lijl kan houden en voorkomen dat aonder-slag-of stoot een indringer zich nestelen zou in onzen Ar.-chipsl. Het jongste optreden van overmoedige Jong-Chincezen, dat in Nederland méér indruk maakte dan in de kolonie, heeft mee-geholpen, dat besef te doen ontwaken.
Wy hebben een artikel gelezen in het //Algemeen Handelsblad", dat op uitnemende wyze ons land en ons volk aan zyn nationalen plicht op dit gebied herinnert. i/Esn laatste woord" is het getiteld, want het verscheen kort vóór dat in de Kamer de beslissing omtrent het impopue laire pantserschip moest worden genomen. Het werd wvan geachte zyde" aan het Amsterdamsche blad geschreven. Men kan gissen, wie zich achter die betiteling verschuilt. Maar waartoe ? Het artikel drukt op krachtige en juiste wijze uit wat er in deze dagen in vageren vorm door menig hoofd zal zyn gegaan. Wat doet het er toe, wie het schreef?
Do schryver wijst op den onverantwoordely k-on verdedigbaren staat, waarin de koloniën tientallen van jaren hebben verkeerd.
Het feit, dat mooilykhoden van ernsti» gen aard in onze koloniën tot dusverre nitbleven, wakke toch niet de illusie, dat ook da komende kwart-eeuw ons daarvoor ui «paren, noch dat het ongestoord bezit ons ook voor dien tijd verzekerd is, ala do defensie onveranderd blijft gehandhaafd. De laatste dertig jaren hebben in Oost* Azië een groote omwenteling teweeg gebracht en als gevolg van don gewyzigden toestand is het govaar voor verwikkelingen in onze koloniën aanmerkelijk toegenomen. Gaandeweg is ons gebied aldaar omringd geworden door een cordon van vreemde askaders en oon nieuwe zeemogendheid heeft mch krachtig an snel in onze nabijheid ontwikkeld.
Toch bleef gedurende al dien tyd, in weerwil van do toenemende bedreiging, in weerwil ook van een Japan.ch» Russisch en oorlog, welke mat name dar Regeering in Indië groote zorg baarde, onze scheepsmacht aldaar, behoud ans de natuurlijke evolutie van hot schee pstype an enkele aanvullingen van woinig beteekenis, dezelfde ala voorheen.
Neemt men de gewyzigde omstandigheden in aanmerking, dan is die scheepsmacht thans zelfs belangrijk zwakker dan aan het begin van het genoemde tijdvak. Maar wy willen de donkere wolken niet zien, welke zich meer en meer in het Oosten rond ons samenpakken en als altijd blijven wy vertrouwen, dat de naderende onweersbui zal overtrekken. Tot het te laat is. Want eenmaal zal ay losbarsten» om ons dan zonder beschutting te vinden. • * Dan toont de schrijver aan, dat in het begin van de tachtiger jaren, toen andere staten nog niet hun Oost-Aziatische eskaders bezaten, Japan nog niet over een vloot van eenige beteekenis beschikte, de Nederlandsche vlootmacht in Indië althans eenigszins geschikt was voor de verdediging tegen vreemd geweld. Hoe geheel anders is in latere jaren de toestand geworden en met welk een naarstigheid is overal de les ter harte genomen: j-die den vrede weescht, bereide zich ten oorlog-, overal... behalve in Nederland en zyn koloniën! In de Oost-Aziatische wateren worden tbans permanent aangetroffen de eskaders «an drie groote mogendheden; twee daarvan zyn, elk op zichzelf, krachtiger dan onze scheepsmacht in Indië.
By de Filippijnen is, steunende op een vei sterkte basis, een Amerikaansch eskader gestationneerd, dat onlangs met een drietal schepen versterkt, nu eveneens de meerdere van het Nederlandsche eskader is geworden, en eerlang zal het Panamakanaal de gelegenheid openen, om deze scheepsmacht desgewenscht spoedig aan te vullen.
En intutschen heeft Japan zich ontwikkeld tot een zeemogendheid van den eersten rang en in 20 jaren een vloot van moderne schepen gebouwd, welke in kracht die van Italië evenaart of reeds overtreft.
Voor China zal met den nieuwen regeeringsvorm zonder twijfel een tydpsrk van meerdere ontwikkeling aanbreken en maar al te spoedig zullen we hooren van vlootplannen dezer jonge republiek.
Voortgaande op den weg, dien het sedert eenige jaren ten opiichte van ons bewandelt, zal dit rijk een voortdurende bedreiging voor onze Oost-Indisch* koloniën worden.
En alleen een krachtige scheepsmacht, daar gestationneerd, zal in staat wezen China tegenover ons in toom te houden.
Bit tenminste staat voor mij vast: als over een 10-tal jaren een ander incident op Java de gemoederen dar zonen van betHemeleche Rijk in beroering brengt, dan zullen wij al haal spoedig aan Chineesch eskader in onze koloniën zien en kunnen wij tartende vlootdemonstraties voor Batavia en Soerabaia verwachten.
Is dan de Nederlandsche scheepsmacht niet krachtig genoeg, om a»n het drieste optreden van een aggressiof volk paal en perk te stellen, dan sullen wy den aangedanen smaad hebben to dulden an de eischen moetan inwilligen, of daartoe genoodzaakt worden.
Dit zullen in do eerstkomende jaren do gevolgen kunnen zyn van het verwaarloozon dor woormiddelan ter zee, onmisbaar voor de verdediging van elk eilandenrijk on zooveel to meer voor een gebied, open on aantastbaar als onze Oost- Indische archipel is on daarby' gelegen to midden van zooveel krygstoerusting van anderen. Wanneer wy de millioenen uit da sohatkist blijven bestemmen voor. alle mogelijke andere zaken, alvorens de defensie onzer bezittingen op meer hechten grondslag te hsbban versekord, dan zal Nederland spoedig de onderdanige dienaar van de Chinees sche republiek worden.
Waar alles om ons heen zich krachtiger heeft gewapend en beter op verdediging heaft voorbtreid, daar bleven wij stilstaan en xoo ooib dan beteekent stilstand nu achteruitgang. * * * De schryver W; a__? •-* w>o juis'.e woorden aan die'■_* aangiy .._, ac 3vi«.:.fce-Vereeniging zijn gesproken: -/dat alles zoo geheel anders zou zyn, als het vaderland zich aan verderfelijke partijtwisten had weten te ontworstelen; als niet systematisch in discrediet was gebracht, wat eenmaal voor de schoonste roeping gold en als niet was vergeten, dat wat men doet, goed behoort gedaan of anders beter ware nagelaten". Een volk, dat in de defensie van het Rijk en sijne koloniën geen belang stelt en zich daarvoor geen financieeie offers wil getroosten, kan niet vorderen van hen, die haar aangerande vrijheid en rechten moe* ten verdedigen, dat zij met aen zelfde toewijding en met een zelfde geestdrift zullen strijden, als aij dit zonden doen, indien de volksgeest blijk had gegeven, het handhaven der onafhankelijkheid, het behoud der koloniën en het ongerept bewaren der nationale eer op prijs te stellen. Ën dan volgt een passage, waarin met een beroep op ons nationaal verleden de lauwheid en slapheid worden weggopraat: Daar was een tyd —in JSkêi-lands glorieryke dagen — dat een land, klein van gebied, naar groot door de kracht van een ondernemend en zelfbewust volk, bestuurd door bekwame en energieke mannen, het kon bestaan, een gevoelige les te geven aan een machtig rijk, dat onder het bestuur van een luchthartig en lichtzinnig vorst zyn zeemacht had verwaarloosd.
Onversaagd stevende de vloot van het kleine land het gebied des vyands binnen, veroverde of verbrandde diens machtelooze schepen en voltoo'd» h*r ***rir der vernietiging» dat door ve «vaarloosing waa voorbereid.
Te laat herinnerden zich vorst en volk, dat het machtige rijk zyn welvaart, zyn aanzien en zyn grootheid aan de zeemacht te danken had.
Maar de les werd ter harte genomen en tedert dien heeft een krachtige zeemacht dat rijk tot groote ontwikkeling en bloei gebracht. Niet alzoo de overwinnaar, die uit de les, welke hy gaf, geen leering wist te trekken, ook niet later, toen harde slagen, zware beproevingen en diepe vernederingen hem niet werden gespaard. Het eenmaal krachtige volk van het kleine land vergat, dat het zyn uitgestrekt koloniaal bezit, zyn handel en scheepvaart, zyn rijkdom, zyn bestaan, zijn onafhankelijkheid, zyn grootheid, ja alles, te danken had aan zyn zeemacht en dat de tegenslagen, die het ondervonden, en de verliezen, die het gelfden had, to wijten waren aan het verwaarloozen dier zeemacht.
Het vergat, dat de belangen van een uitgebreiden handel en scheepvaart en die van veraf gelegen koloniale bezittingen in tyd van vrede bevorderd en in tyd van oorlog beschermd en verdedigd moeten worden door een scheepsmacht en dat in zekeren zin de sterkte der oorlogsvloot met de uitbreiding dier belangen gelijken tred moet houden.
Het vergat, dat ecu heilige plicht van elke natie moet zijn, het grondgebied van den Staat ongeschonden voor da nakomeling to bewaren an het behoud ta verzekeren van bezittingen, dio eeuwen geloden door zooveel moed en volharding worden verkregen. En het kwam zelfs niet tot inkeer, toon van der voorvaderen rijke nalatenschap da eene landstreek na de andere verloren ging... door bekrompenheid, schrielheid en onverschilligheid. In den strijd over beuzelingen an paitybolangen, word uit het oog verloren, dat het klaina land alleen als koloniale mogendheid een rijk van beteekenis ia an dat het verlies dor laatst — overgebleven bezit' tingen hot voorspol sal zyn van don ondergang van land en volk. Het kleine land, lezer, is uw vaderland on het krachtige volk van weleer zyn zij, dio voor vrijheid on onafhankelijkheid goed on bloed hebbon geofferd an zy, dia ta midden van stryd en gevaren Nederland tot ontwikkeling en bloei hebbon gebracht. En wat kan de nakomeling tegenover dit alles stallen ?
Wat dood htt tegenwoordige geslacht
wat deden wy om ons de uitgebreide en kostbare nalatenschap der voorvaderen waardig ta maken P Welke daden kunnen wq boeken tegenover zooveel opoffering en vaderlandsliefde?
Moeten wij niet eerlijk erkennen, dat in latere jaren bijkant elke bijdrage, voor versterking der weermiddelen gevraagd, oni te veel wai?
En dat, terwijl onmetelijke rijkdommen uit de koloniën toevloeien, schatten „beyond the dreami of avance". Zal ook de laatste en schoonste parel aan de kroon van Nederland aan bekrompenheid, onverschilligheid en schrielheid worden opgeofferd?
Of zal, na lange jaren te hebben ge» sluinerd, de geestkracht, welke voorheen tot zooveel grootsche daden heeft geleid, opnieuw in het Nederlandsche volk ontwaken en daarmede het kleinsielige partij— gedoe der latere jaren plaats maken voor ruime opvattingen en nobele dryfveeren ? Zal eindelijk het Nederlandsche volk tot inkeer komen ?
Nog is het daarvoor niet te laat en al felyft hetgeen in andere handen overging voor immer en onherroepelijk verloren, nog is het tyd om te verhoeden dat een zelfde lot ten deel valt aan het wonder - schoone eilandenrijk, ,/dat zich slingert om den evenaar als een gordel van smaragd/ en welks weerga op deze aarde niet gevonden wordt.
Maar zal dit voorkómen worden, dan dient de hand onmiddellijk en met kracht aan den ploeg geslagen en met terzijdestelling van alle partyschap, eendrachtig gearbeid aan het verwezenlijken van het edele en nationale doel, het behoud onzer Oost-Indische koloniën.
Het Nederlandsche volk is voor deze keuze gesteld: ten koste van geringe off irs behouden wat van de eertijds bijna onmetelijke wingewesten nog over is, of door kortzichtigheid en verkeerd toegepaste euinigheid het kostbare pand verliezen, dat Nederland ook nu nog grootheid en aanzien geeft. Want .niet by de Regeering, noch bij de volksvertegenwoordigers, die slechts de uitvoerders zijn van den volkswil, bsrust de beslissing; zij berust inderdaad bij het Nederlandsche volk zelf.
Ea zoo wordt ook de verantwoordelijkheid voor hetgeen de toekomst aal baren, geheel door het volk gedragen. * * * Het zijn warme, kloeke woorden, die hier worden gesproken, waard gehoord te worden ook hier in de kolonie, welke méé haar aandeel in de verdediging zal moeten hebben. Het doet goed, boven al de cynische nuchterheid van het party- gedoe uit, eens zulk een stem te hooren, die zich richt tot het volk in zijn geheel. Zonden wy hier in Indië ons niet verheugen wanneer het toch eens mogelijk bleek dat or een tyd aanbrak, waarin we niet meer ontwijkend behoefden te antwoorden op do door vreemdelingen gesteldo vraag, hoe hot toch staat mot do vloot, dio dit eilandenrijk te verdedigen hooft?