x. Si Mangoemban. Si Mangoemban 1 Zoover waren w* dan toch maar al vast. Nu de route naarde Westkust via het Zuiden moest loopen, hadden we ook maar dadelijk krachtig doorgeiet en waren nog verder opgeschoten dan we verwacht hadden. Wat ons nu nog wachtte, wilden we Gene van het dorpshoofd hooren, en er vertrok een bode om dien op te sporen en bij ona te brengen. lntuascheu konden ws wat uitrusten. Maar er waren geen gemakkelijke stoelen ia de p&sagrahan: in die raaf-riekend 3, oude bosek-hut was trouwens niets, wat vermoeide reizigers welkom sou kunnen *ijn. Ea dus slenterden we zoolang 't licht waa, maar weer rond over 't erf en keken we uit over de valleien. Ds plaats van ds pasangrahan kon niet mooier gekozen ïyn. Het ia op 'n berghelling aan den Oostdijken kant van de vallei, maar tamelijk ver naar 't midden van het dal. Aan alle tijden steekt het huia boven het oerwoud Uit. Woest, nog ongerept is de omgeving, naar daar in de verte tusschen ds boomen dringt de frisch-groene vlakte al door. Als 't avondt, en de eerst* witte nevels «ich om di toppan van d* koelblauwe bergen leggen, boort d* zon met gouden schichten in ds bosschen van de hoogste oost-bergen •n doet di* opl*v«n in ean geweldigen kleuren-brand. Wat later vloeit het purper Van de wcst-hsllingsn druipend in d* vlakte. En langzamerhand sloiten zich de bosschen meer aaneen tot donkere, tuig* massa's, waarboven de nevels rollen •n deinen. Dan schreeuwt er plots 'n aap, bang, ala in hevige pijnen en van allen bant wordt dat kermen herhaald. Ea plots ■cheuren al de boschgeluiden van den nacht door d* drukkend* stilte van de eenzaambeid heen en spoedig golft die geheimzinnig* geluiden chaos ala 't onduidelijk rumoeren en tieren van 'n dichte msnsohsnmenigts om de rust van de pasangrahanboogte. Daar dook uit de duisternis aan den achterkant van 't huis de radja op, gewapend met buks en kapmes, zoo als by van de jacht was thuisgekomen. Üa radja, of juister gezegd, hst 2a hoofd van Si Mangoemban, Partoean Goeroe Josua, een man die zijn op de zendingsscholen en op Java verworven kundigheden hier in de schoone verlatenheid ten nutte van zyn kampong-genootsn aanwendde, kon pus haarfijn uitleggen, welke moailykbedsn in de volgend* etappe, de kleinste (15 paal Uaar schatting) van heel den tocht voor ons waren weggelegd. Een slecht*, onophoudelijk stijgende en dalend* kronkel-weg, vol gaten en afeenen, een paar modderpassages, vijf kleine en twee groote »a*ks* «onder bruggen, sn wat sr zich verder nog Utocht voordoen san g'ibbar-hsllingen, Uauw* geitc-paadjea, scherp* hoeken. We spraken met 't hoofd af, dat hy aaet ons mede zou gaan om hier *n daar, als '. noodig mecht blijken, wat hulp van de bevolkirg op te commandeeren. Na can primitief msal, tan eigen kookte!, bet eei.fe vcsd.el ep di.» Jarpei anceizamtn drg sinds de morgenboter ham, wierpen we ons t* bed. Het zwaarst* «md Den 21 Mei, drs morgens te half acht, vertrokken wc van Si Mangoemban. W* reden langzaam en voorzichtig. We waren ar op bedacht om dtn eersten den beaten hoak resds aan 't tobben t* moeten gaan. De motor was dian morgen nog eens gassend, de bagage wss ixtra iftvig op de car vast gesjord sn hst hoofd Josua, dia bij ons waa en op ds eerepiaata naast Jonkhoff zat, had een parapluie meegenomen en esn stok met zilveren knop, het taekeu van zyn waardigheid. De ffffpassagier*, die ieder oogenblik klaar moest wez«n by de touwen om elka slippery naar een ravijn to* te voorkomen, palfrsnierd s achterop «n liet zn b«*nsn buiten boord bangsl*n om des te sneller van den wagen te kunnen schieten.
Ook dien nacht had hat weer geregend an de weg was als een rutschbaan. Gein vier minuten ver van de pasangrahan begon de ellende al. Ea van toen af hebben we op dezen weg ïoowat na elks tien metsr een hindernis of aaoailijkheid gehad. Na ean uur was de rfpaMagi«r* bek-af van 't op-sn-afspringen en 't sjorren aan de touwen om den steeds «aar schain-aehtezuit schuivende?) wagen op 't pad te houden. Hst hoofd Josua had intusschen wat mannen verzameld, dis bij zoo langs den ireg aanriep; maar niat voor we in 't gebied van esn ander hoofd waren aangeland hoefden de Batakkera de handen uit Maar als 't op den weg nu róó gesteld wa», zou 't toch bedachtaamer ssyn, een troepje Batakkera dadelyk me* te nemen, dan hoefde het hoofd Joaua niet mssr zulk* einden te loopen en wy niat 100 lang t* wachten: En dat waa goed ingezien, want soDder ken zouden wij over dezen afstand van san paar paal, die nu «en dag ploeteren elschte, twee dagen gedaan hebben. Zoo kwamen w* ca een plots .linge da iing voor een brseden bergstroom, waamn de doorwaadbare plaats door d* auto mat wat wrikken en vallen en stoaten kon worden gepasseerd, maar die aan de overzijde «en borstwering van rotsblokken had, welke den doortocht afsneed. Toan werd aan alle rotsblokken van die barricade eens geschud, om t* zien, walk blok er te verplaatsen zou zyn, en na lang zoeken werden er ean paar kleinere gevonden, die men mat man en macht wat kon verzetten. En tusschen deze wrong toen de wagen, nadat hy door 't water gekomen was, zich door om aanstonds —in een poel weg f* takken. En zoo was *r nu elke minnuut wat. Of we stonden te midden van de rotsblokken in e*n soengei» pfwe baggerden dcor modder, óf we waren bezig een hoek om te wiikken, of we kwamen voor 'n gat, waarin 'n brugje of 'n duikerija was weggezakt, en waar we 'v i>i*uw brugje moesten slaan of welk ga we motsten aanplempen, of we zakten de 'r, vroegire slordige aanplemping, Batak % of de vermolmde planket) ,c>t bedekking besweken, of we glibberden op 'n helling, of we moesten den wagen wringen tusschen rotaieenen midden in den weg door, — maar dat we tusschen die zwarigheden in ook nog eind* j?s redeu en wat opschoten, merkten we niet. De hinderniissn namen den meesten tyd in beslag, die tergend-herhaalde, uitputtende hindernissen in den smallen weg, die geen keeren of wenden, geen enkele verkeerde zywaartsch* mtwyking-"toöliet, wilden we niet in de afgronden storten. Die weg voerde ons tot de toppen van den bergkam en tot in de diepste, vlakke dalen, langs kale bergwanden en door donkere bosschen. Maar hoe dat nu allemaal op elkander volgde, weten we niet meer, we hebben dien dag geen oog g*had voor onze omgeving. We itonden eindelijk in een kampong op «en eindje vlakken weg. Nog zooveel paal en ean onwear in aantocht. BLatea we hier maar blijden. Wie weetwat er nog komt." — We gaan eerat wat rusten en dan zullen we eans zien, of we nog krachten genoeg hebban om verder te gaan. Tusschen de Inlanders in gaan we aan een Mandhaüingsch koffijhuia heeto koffi* en koel klapperwaier slobberen. Is er nog mee? te drinken ? Geef meer to drinken 1 Wat habban jullie nog meer ? Water? JNean, geen water, dat is hier niet te vertrouwen. Is er geen bier, geen melk? Ajo, geef nog meer koffiï 1 Van rusten komt niefs, we drinken. Die brandende dag i n 't gebargi* hesf. ona uitgedroogd. Ea nu voor de laatste spurt. Zullen we ? De volgende wsg was iets beter, er kon wat worden doorgereden, tóó, dat we 't zonde van den tyd vonden om by ona langzaam vorderend Batakgevolg te biyven, en met radja Josua nu op 't achietbankj», vooruüschoten. Die radja was de eenige, die den tocht genoegelyk vond. Die zat met 't air van 'u grandsaigneur minzaam tegen de voorbygangers te wuiven. Die bad van zyn zispïaats te voren, ais de Batakkers ons hielpen, met veel autoriteit de werkzaamheden gedirigeerd. Die zat voor 't eerst «an zn leven op 'n auto, en dan op aoo'n martel weg, en was zoo waaghalzerig vertrouwd met den wagen, alsof hy al jaren brani-chsuffsur was geweest' Dat sprong maar op en af, dat stond op de treeplank, dat zat zonder zioh vast te honden op 't achterbankje, groetend en geruststellend te roepen tegen de vrouwen, die soms verschrikt van de plotseling* auto-verschijning om 'n koek, hun hoofdlast wegwierpen, als kippen uit elkander stoven ca ach in doodsangst tegen den bergwand drukten. E o die radja mat zijn caï.e en komieke opaaerkingan en zijn brani-optreden, monterde zelfs ons weer wat op, en toen waren we niet meer te houden, toen mossten we beslist nog voor 't onweer in Si Pirok zyn, toen hotaten we zonder eenige hulp te gebruiken en zonder uit den wagen te gaan door een aoengei, de laatst*, hielpen ocs zelf, toen we, reeds in de vallei bij 't omzeilen van 'n klip midden in den weg, ia de modder van een sawah wegzakten, vlug weer op 't droge, en vlogen daarop in suizelende vaart voor 't onweer uit naar S Pirok, naar de lokkende, rustbiedende, gezeiiige pasangrahan. Si Pirok —Si Dempoean —Si Bolga. En daar in Si Pirok, het hooge, mooie, dichtbevolkt* Si Pirok, konden «.ezoggan, dat wo nu ook zeker aan de westkust zouden komen, want de wegen naar P&dang SiDempoean «n van daar naa» S: Bolga (Sibog») wa* ran, volgens d« veikregen inlichtingen, heel goed berijdbaar, konden in eén dag makkelijk worden afgelegd. ". En dat bleek ook zoo te zyn, van Si Pirok naar Padang Si Dampoean was 't heerlijk rijden, door niet hoog bergland, vallei in, vallei uit, door tal van dorpen en langa een heel goeden weg met veel vertier. Ia Angkola by Padang Si Dempoean werd de weg zelfs ideaal. Maar nu hadden we weer andere pech. De benzin* waa op. We hadden er opgerekend in Padang Si Dempoean benzin* te zullen konnen koopen, maar dat was mis. Wa keken in de voorgaleryen van de Padang Si ©empoeanscne huizen Gaar gasoline lampan : als die er waren, moest er ook gasoline zijn en zonden wij er om komen schooien. Maar 't dorp bleek nog niet zoo modern te zijn; gewone >leum*iamp«Q overal waar ja keek. Toch lukte 't ons nog in 'n Chineesche kedeh zeven champagne-flcsichtn met ga» soline te krijgen, zeven fleschjte welgeteld, nog dateerend uit den tijd toen er eens 'n gasoline-brandende familie in de plaats woonde, en toch door den goochemen Ciicess niet dan tegen exorbitant hoogen prgs aan ons gelaten, omdat-le zag, dat we 't noodig hadden. Maar met die zeven flesebjes benzine konden we weer verder komen tot Batang Toro* en daar waren rubber-ondernemingen, waar in de estates-woningen gasoline werd gebrand en waar zelfs, 100 hadden we gehoord, een auto moest zyn en dus ook benzine. Die benzin* hebben we echter ni*t zonder er moaite voor te doen gakregen. De ondernsmingen lagen aan 't eind van 'n zy weg en die zy weg waa vol ewarto modder, door ossenkarren tot een papje gekneed. We voelden ons als di* matoristen van de reclame-plaat voor zeker benzim-aoort, die met uitgestrekt* handen naar 'a in da lucht zwevend tin benzin* giypen on ovsr tal van hindernissen willen gaan met hun wagen om dat tin maar te krygen. Daar op den berg, op de kebon Si Sala Gala was de tin benzin*, en hier, onder aan een mesrdsr* palen langen modderweg stonden wy, smeekend om benzine. Als we niet door de modder kwaaien, kregen we dat eene-noodige niet' Vooruit dan en vlug ook, want ais we te langzaam gaan, verbruiken we al de benzine, welke we nog hebban en biyven we midden in da modder steken. Vooruit, er door 1 En glijdend en glippend, alingerend en zwierend zyn w* door de hoogopspattende modder gegaan naar Si Gala Gala ora benzine. En w* hebben 't gekregen ook. Toen was er geen houden meer aan. Esrst weer naar den grooten weg, nu links af over de groote brug boven de bruisende Batang Toro«-rivier, en dan — naar de Westkust, in vollen ren, wip, tegen de weghcilingen by Anggoli op, bonkend over de rammelende planken-brugjsa, even ingehouden bij twee brug-herstellingen, verder wier over de glibberige weggedeelten, die in 't donker liggen, voort onder de stekand* zon di* ons nu niet meer deert, pas-op, buk daar voor de hangende telegraafdraden, anders wjrdt ja kop er afgesneden, hoeveel paal nogP —'k ben den tel kw Ijk, — jakker maar, jakker maar karr*tj*, ja b*nt er haaat, kijk, daar, dat bianw 3, kalm* water, daar achter die donkera henvela, dat moet de zee zyn, welzeker, dat is 'n bocht van de «se, hoera I we lijn er, hier is de Westkust 1 nou Jonkhoff, dat heb je 'm gelapt 1 — Man, dat ia de baai van Tapanoeli, d&ar heb je al di* eilandjes, — wat 'n mooi* kust. — Maar waar ligt Siboga nou? — Och, dat komt wel, wa zyn er immers, we zyn toch aan de Westkust 1 Maar de wag, die even langs de baai loopt, zwenkt wier landwaarts en buigt om d* kust- kreken heen. We pasiesren «sen paar lange bruggen en ryden dan langzaam, zoo alsof we van 'n kalm mid' dagt.crtja in 't stad ja terugkomen, Siboga binnen. De Europeanen alapen hun aiesta, de inlanders krioelen nog bsdrijvig over d* wegen. Ev*n gaan wa 'n paar vrienden verrassen en dan sluipen we onopgemerkt weg in de pasangrahan. A.s Siboga straks wakker wordt, zal 't ons zien ala 'n paar uit de lucht gevallen toeriatcn en ala wi 't niet zalf vertellen, zal niemand hier wsten, dat wa voor 't eerst hun plaats van Medan uit eens hebben aangepeiid, dat we den weg van het door Europeeschen oudernemingaluat levendige Oostkuat-g6W«et naar d*s* eenzame Europeesche post in 't groote woaate land, te midden van een vooruu-w.liendg lnlandsefce bevolking, eana hebban verkend, en dat wa met 'n auto voortrekkers zijn gawaeat van alle vehikels, van de ossenkar af tot den lnxa aufo-rekwagen en den spoorwagen toe, die sraks na ona üe zoo ge wanschte betrekkingen tusschen Oostkust en Westkust komen onderhouden. V.