Zoo men een getrouw spiegelbeeld wenscht van de beroering, waarin Engeland bet laatste jaar tengevolge van de snel elkander opvolgende economische conflicten verkeerde — een blik in het Lagerhuis is voldoende. Herhaaldelijk is het 't tooneel van beraadslaging te dien opzichte en niet minder het schouwspel van heftigen woordenstrijd. Thans weer is er gediscussieerd over de zachtjes-aan geluwde staking in het transportarbeidersbedrijf. Om de belangrijkheid van de debatten, die voor de toekomst een vaste gedragslijn inhoaden, achten wij bet der moeite waard, ze hieronder wi êr te geven, aan de hand dan van een overzicht in het „Hbld." vaD zijn Londenschen correspondent. De debatten bewogen zich om de vraag, hoe ver in geval van werkstakingen de Regeering te gaan heeft met het verleenen van bescherming aan de door de stakers geheeten onder»-kruipers, en wel naar aanleiding van een motie van den heer Austen Chamberlain, die feitelijk het Huis afkeuring wilde doen uitspreken jegens den Minister van Binnenlandsche Zaken, Mc Kenna, ; mdat de/,e blijkbaar eerst dan wilde beschermen, wanneer „onderkruipers" in hun arbeid belemmerd worden.
Alvorens naar aanleiding der debatten een en ander neer te schrijven, zij aangeteekend dat de staking bij lange niet nationaal was. Wel verklaarde het werkliedenorgaan dat het stakingscomité tevreden was over de wijze, waarop men in de havensteden aan den oproep tot staken gehoor had gegeven, doch het had er veel van dat de staking moest Uit hetgeen nu in het Lagerhuis gezegd is, is in geen enkel opzicht gebleken dat de Regeering van plan is met een of ander wetsontwerp te komen, — zjj ziet daar de moeilijkheid van in; dat zij den gang van zaken in het oog zal houden; orde en rust zal handhaven: eventueel bereid zal wezen haar goede diensten aan de strijdende partijen te geven, doch dat deze het overigens maar moeten uitvechten. De werkgevers houden vast aan hun eisch: eerst weder aau het werk en dan ziju wij bereid te bespre ken höè de bestaande grieven uit den weg kunnen worden geruimd en höè nieuwe voor het vervolg voorkomen kunnen worden, 't Heeft op dit oogenblik allen schijn dat zij dezen keer hun zin zullen krijgen. En de Regeering ? Zij zal de noodige bescherming blijven geven aan hen, die thans in de dokken werkzaam zijn; zij zal alles doen om te zorgen dat dd noodige voedingsmideelen er zullen komen, maar zij zal tevens voorkomen dat door één der strijdende partijen iets wordt gedaan dat aanleiding zou kunnen geven tot ernstige moeilijkheden. Over dit laatste punt gingen feitelijk de Lagershuis'lebatten. Wat is de qua>:stie geweest? De politie beschermt alle werklieden, die
in de dokken van Londen bezig zijn en de voedingsmiddelen-convooien, die de dokken verlaten, Nu had de firma Ëoulder te Newport een schip, ds „Lady Jocelyn", met werklieden naar de Theems gezonden om daar te helpen lossen en had politie-beschcruiing gevraagd. Df» Minister van Binnenl. Zaken had gemeld, dat hij geen politiebescherming kon verleenen voor dit schip, dat te Purfleet, buiten het rayon der Metropolitan Politie lag, en dat hij bovendien politis-bescherming voor deze werklieden gevaarlijk achtte; dat invoeren van werklieden op die wijze z. i. een daad was welke uittartend jegens de stakers kon heeten en die, beschermde hij de mannen van de „Lady Jocelyn", alle aanleiding zou kunnen geven tot ernstige ongeregeldheden, misschien tot bloed-vergieten. De conservatieven, van wie de heer Chamberlain zich nu de woordvoerder maakte, beweerden dat de Minister dus de z'ide der werkstakers bad gekozen en dat hij geen bescherming wilde verleenen aan mannen, die eerlijk hun brood wilden verdienen, omdat zij van elders werden ingevoerd; tegen die daad was de motie van wantrouwen voor Minister Mc Kenna, voor d^ Regeering dus, gericht. In enkele woorden kwam de rede des heeren Chamberlain hierop neder, dat hij het standpunt innam van die werkgevers in de haven, die kwaad zijn op den Minister, omdat hij weliswaar bet lossen der levensmiddelen, doch niet, desnoods met de noodige soldaten, beschermt alle arbeiders, die bereid zouden zijn, ook alle andere goederen te lossen en te laden van schepen, welke in de dokken, op strooi», aan de werven, waaï dan ook in de Theems gelegen zijn, binnen of buiten het rayon der Metropo litan Politie. Volgens de redeneering van den heer Chamberlain en degenen, die naast hem staan, handelt de Regeering ten hoogste onbillijk, wanneer zij niet, er kome van wat kome, met den sterken arm eiken werkwillige tegen de stakers in bescherming neemt. Wat werd tegen deze redeneer'ag nu door den aangevallen Minister en later door den leider van het Kabinet, Minister Asquith, in het midden gebracht? Eerstgenoemde verdedigde zich met te zeggen, dat hjj eiken werkwillige de noodige bescherming verleende, waar zulks mogelijk was binnen het gebied der Metropolitan Politie. De werkgevers hadden zelfs erkend, dat nog nooit gedurende een staking de bescherming der Regeering zóó uitgebreid was geweest; er werkten nu otfer de 8000 man in de Londensche dokken en de eenige moeilijkheid van beteekenis bestond ten aanzien van de lichters, ornaat de lichter— mannen door de bestaande bepalingen in een eigenaardige positie verkeeren. Da staking had geen invloed op den aanvoer van levensmiddelen en deze waren nog nergens in prijs gestegen. Nu de Metropolitan Politie zulk een belangrijke taak had te vervullen, achtte de heer McKenna het onjuist, gevraagde politiehulp te «enden buiten haar gebied en zeker Diet met hel doel +e beschermen de werklieden op de ,/Lady Jocelyn*, omdat door dergelijke politie-bescherming wanordelijkheden van ernstigen aard, die tot dusverre overal voorkomen waren, uitgelokt zouden warden. Minister McKenna was zich dus in geen enkel opzicht bewust, dat de Regeering in eanig opzicht in ha»r verpHohtingen en haw taak tekort was geschoten en vertrouwde, dat het Buis de motie des heeren Chamberlain, die een motie van ernstig^wantrouwen tegenover hem was, niet zou aanvaarden.
Én de Eerste Minister onderschreef volkomen deze redeneering. Toen de quaestie met de ff Lady Jocelyn" opkwam, bevond de heer A?quith zich in de Middellandsche Zeehavens, maar was hij te Londen geweest, hij zou precies als de heer McKenna gehandeld hebben. Welke was zijn redeneering ? Deze: het bewaren van orde en rust in het Rijk is opgedragen aan de plaatselijke overheid. Wanneer haar politiemacht daartoe niet voldoende is, kan zij een beroep doen op de hulp van politie van elders en op hulp der Regeering, doch natuurlijk dat dan door de Regeering beoordeeld dient te worden, wdarvoor de gevraagde hulp dienen moet. Wanneer er sprake was geweest van ernstige ordeverstoring, van oproer of dergelijke en de politiemacht te Purfleet was niet krachtig genoeg geweest, dan had de Regeering zeker door Metropolitan Politie of militairen aan de plaatselijke overheid hulp kunnen zenden. Maar in het geval waarover het gaat, was er geen ordeverstoring; de heer Mc Kenna had zijn politie te Londen hoog noodig voor het beschermen der voedingsmiddelenconvooien en hij was dus volkomen verantwoord toen hii jvde : ,rlk kan geen poiitiehulp afstaan voor «e '»i^, die wanordelijkheden zou doen ontstaan, terwijl ikzelf mijn politie hoog noodig heb. Vraag das hulp daer, waar men politie missen kan". Zjo redeneerde de Eerste Minister. In beginsel zeker juist. Maar gesteld nu eens de overheid te Purfleet had poiitiehulp van elders gekregen en de mannen der Jocelyn" waren aan het werk gegaan op de rivier ; gesteld eens de wanordelijkheden waren dan ontstaaD, zou dan de Regeering toch Metropolitan Politie of militairen hebben moeten sturen ? Ja, redeneert de heer Chamberlain — welnu, dan had men dadelijk reeds die arbeiders door krachtige Metropolitan Politie of militairen kunnen beschermen, daar zij evenveel recht hadden te Landen als te Newport te werken.
Het Lagerhuis evenwel heeft de verdediging der beide Ministers onderschreven en met een meerderheid van 77 stemmen de motie van wantrouwen des heeren Chamberlain verworpen. Maar het geheele debat is natuurlijk van he ■ grootste belang voor de toekomst, omdat bij eventueele moeilijkheden van dien aard bij volgende stakingen, waar dan ook, de plaatselijke overheid met de opvattingen der Regeering omtrent het zenden van politie of militaire hulp, rekening zal hebben te honden.