Onder geweldige belangstelling heeft de Grootvizier onlangs in het Turksche Parlemeat voorlezing gedaan vau de ministerieële verklaring. In dit stuk werd op den voorgrond gesteld, dat het kabinet de regeering had aanvaard onder zeer groote moeilijkheden en op een oogenblik, dat zeer zeker critiek gsnoemd mocht WOICL
Het kabinet hoopte echter, naar in de ministerieële verklaring werd uitgedrukt op den steun van het parlement en bet vertrouwde tevens, dat het volk da taak der regeericg zou steunen door het aannemen van een rustige houding.
Vervolgens werd in de ministerieële verklaring gerept over den huldigen toestand en over de gebeurtenissen, welke daartoe hebben geloid.
Twee hoofdoorzaken werden dun genoemd : vooreerst ac niet op de wet steuneu'ie bemoeiingen van de autoriteiten bij de parlementsTerkiezingen, ten anderen de deelneming van de officieren aan de politieke geschillen, aaa de maatregelen, die in strijd waren met de wet en de constitutie. De regeering heeft een onderzoek ingesteld naar hetgeen bij de verkiezingen is voorgevallen en zal, naar gelang der nader verkregen inlichtingen, een besluit nemeu. Voorts zal zij het leger beletten zich verder met de politiek te bemoeien, zij zal de ambtenaren ontslaan, die toonea dat zij bii politieke partijen zijn aangesloten en zich met de politiek blijven bemoeien. De bestaande wetten nopens de benoeming, bet ontslag en de bevordering der ambtenaren zullen worden toegepast. Verder zal de regeering de voorloopig tot stand gebrachte we'tau, die niet in overeenstemming zijn met da grondwet, ter zijde stellen, terwijl zij alle rechten zal erkennen die de grondwet aan het volk geeft, Alle pogingen om zich te bemoeien met de algemeene aangelegenheden van het oogenblik zullen ten strengste worden tegengegaan.
Na uiteenzetting van deze middelen van verweer, welke de regeering dan wenschte toe te passen, werd er in de bewuste ministerieële ver klaring nog 't een en ander gezegd over den oorlog, — over den krijg met Italië.
De regeering, zoo werd in de verklaring uitgedrukt, zal onder goddelijken bijstand en steunende op de offervaardigheid der Ottoinaansche natie de verdediging van het land voortzetten, tot er een grondslag voor den vrede is gevonden, een grondslag voor een vrede, rustende op het recht, de eer en de waardigheid van den staat. De buitenlandsche politiek, zooals zij sinds het congrea van Berlijn (in 1878) is gevoerd, zal men handhaven. * * De ministerieële verklaring lokte een levendige*; discussie.uit. Vooral de Jong-Turken vormden een krachtige oppositie en poogden de beslissing te verschuiven.
Zij wilden het stuk, dat nu alleen door de lectuur onder de aandacht der volksvertegenwoordiging was gebracht, in druk voor zich zien. Daarom stelden zij voor de beraadslaging tot den volgenden dag te verdagen. Maar daarvoor was de regeering niet te vinden.
Husseinpacha verklaarde namens de regeering dat zij op onmiddellijke behandeling aandrong en de Grootvizier liet zich in deuzelfden zin uit.
Namens het comité van Eenheid en Voor-, uitgang werd er op gewezen dat de natie op dit oogenblik een klemeii ommedraai maakten men mc_t zorgen daarbij koelbloedig en kalm te blijver.. De partij had tot op dit oogenblik vier kabinetten ondersteund en zou ook dit kabinet willen steunen, maar dan moest er gelegenheid worden gegeven duidelijk na te gaan wat er bedoeld werd.
Edoch, de regeering gaf geen kamp en Hussein-pacha verklaarde dat men de zaak nog dien dag moest afdoen ; zoo niet dan zou de kabi notskwestie worden gesteld.
— De regeeing begint al te dreigen!-' riep toen een der afgevaardigden. — „Volstrekt niet, werd geantwoord, de regeering wil niemand dreigen of dwingen, maar wil voortgang."
Bij de verdere bespreking kwam men echter tot een soort schikking. De Kamer £ou eenigv» uren uiteengaan en in dien tijd zou de verklaring worden gedrukt. Zoo is 't gebeurd en te vijf uur werd de zitting heropend.
Toen volgde een meer principieel debat. Een twestal leden spraken voor de regeering, terwijl een Armenier opkwam tegen den vagen inhoud van de regeeringsverklaring.
Daarna werd door ecu Jong-Turksch lid de opstand in Albanië afgekeurd, 't geen een Armenisch. lid den uitroep ontlokte : de opsfand steunt op de wet,-een kreet die tot heftige beweging leidde, welke echter ten slotte be daarde.
Nadat Hussein-pacha namens de regeering had verklaard, dat het beter was niet in lange ver helen en besprekingen te vervallen en op een beslissing bleef aandringen, kwam het tot stemming.
Met 113 tegsn 45 stemmen kreeg het kabinet het verlangde votum van vertrouwen. • * » Het politieke geharrewar in de Turksche Kamer is daarmee evenwel niet opgehouden. Zoo richtte een der Jong-Turken bijvoerbeeld dadelijk een interpellatie tot de regeering, en wel meer in 't bizonder tot den minister van oorlog om eens wat meer te hooren over de wij ze, waarop hij was opgetreden en wenschte te handelen tegen de officiereD, die zich aan de waardigheid der Kamer zouden hebben vergrepen met den bewusten dreigbrief, waarvan onlangs voorlezing werd gedaan.
Voorts was 't ergerlrjk, dat officieren, die hun vanen in Albanië hadden verlaten, zich maar vrij uit in Konstantinopel bewogen en zich zelfs in de couloirs van de Kamer durfden vertoonen. De minister van oorlog werd uitgenoodigd zich onmiddellijk naar de Kamer te begeven en zich te verantwoorden.
De minister van oorlog Nazim-pacha, kreeg zachtjes aan genoeg van de uitnoodigingen, wat feitelijk een soort kommando's waren. Hij liet de Kamer toen weten, dat hij den ministerraad moest bijwonen en daar beraadslagen over punten die met de veiligheid des lands in verband stonden, 't Was hem dan onmogelijk zich nu weer in de Kamer te vertoonen. Maar hij zou dan over eenige dagen de vragen komen beantwoorden.
De Kamer was echter niet tevreden met deze mededeeling en bepaalde dat de minister zoo spoedig mogelijk nadere verklaringen in de Kamer zou afleggen
Er heeft zich intusschen nog een incident voor gedaan. Da officieren die tot de iong- Turksche partij behooren, zijn saamgekomen op den zoogenaamden Vrijheidsheuvel en hebben daar een verklaring aangenomen gericht tegen de officieren welke onlangs zulke scherpe en beleedigende woorden tegen de Kamer deden hooren. Zij gaven daarbij als hun meening te kennen, dat de officieren zich buiten de politiek moesten houden, daarbij vergetende, dat in de gegeven omstandigheden zulk een samenkomst en zu'V; r-n verklaring, feitelijk in strijd was met _*tgeè!.T^;-zt*f verlangden. De Minieer van Oorlog heeft het ook als zoodanig opgevat en de heeren doen weten dat hij hier zijn maatregelen zou nemen. En verder heeft hij nogmaals verklaard, dat hij een onderzoek zou instellen naar de houding van de offi eieren die in den bewusten brief zoo heftig optraden.