(V an onzen m e d e w e r k e r.) I. Den Haag, Jan. '14. Onze Volksvertegenwoordigers ziju op heden weer bijeengekomen om de kliekjes van den begrootingsdisch op te maken. Maar die kliekjes vormen de helft van den maaltijd. Want het is ditmaal weer gegaan als het vorige jaar: een aantal, al of niet volle, schotels moet nog worden verwerkt. Hier hebben we dus het paradoxale, dat hoe meer de gasten smullen, hoe meer er van de gerechten overblijft. Want van het smullen is het gekomen. De heeren hebben zooveel gepraat, zóó genoeglijk gebabbeld, dat met Kerstmis de helft van het begrootingswerk onafgedaan bleef liggen. Zoo is 't verleden jaar ook geloopen. Maar dat was toen nog iets unieks, iets dat zich naar parlementaire heugenis ten onzent nog niet had voorgedaan. Men moet niet vragen, hoe men in de laatste jaatste jaren klaar kwam ten slotte niet dan met behulp van een waar afjakker-systeem —. maar klaar kwam men. Doch daarmede schijnt het vat van den „nationalen tijd" dan ook zijn uiterste spankracht in de dagen vóór Kerstmis bereikt te hebben. Twee achtereenvolgende jaren is het te klein gebleken om de bij tonnernaat geleverde parlementaire praterijen te kunnen bevatten. Het geval heeft nu, door zijn spoedige herhaling, nog al wat opzien gebaard en bespreking uitgelokt, en gevraagd wordt nu, wat er aan te doen zou zijn om een nieuwe herhaling te voorkomen en daardoor een mogelijke bestendiging van het kwaad nog bijtijds te verhinderen.
De argelooze lezer zal zeggen, dat het middel daartoe vlak voor de hand ligt en dus nog al gemakkelijk te vinden is, n.l. dit, dat de heeren zichzelf bij den begrootingsdich dan maar op dieet moeten stellen, m.a.w. wat minder praten moeten. Probatum est! Aan de toepassing van dit eenig ware en afdoende middel zit echter alleen dit in den weg, dat de Kamer, eenmaal. weer op haar praatstoel gezeten, zelfs bij den besten wil en de schoonste voornemens harerzijds, daarvan niet af te krijgen is. Zij heeft, bij reglement van orde, meermalen de proef der zelfbeperking genomen, maar het experiment is ook even vele malen mislukt. Evenmin als de eksters het hippelen, kunnen onze hoogmogenden het praten laten. Wij hebben bij 't Indisch en 't algemeen politiek debat nu weer tal van sprekers gehoord, die een heel.mi of halven dag volpraatten met wat even goed en beter in veel korter tijd gezegd was geworden. Doe daar eens wat aan! De Kamer heeft het zelf beproefd
en haar onmacht getoond. De onmacht, de karakteristiek van den moreelen zwakkeling.
Te veel in de meening nog —en onder de suggestie ervan —, dat volgens de volksopvatting veelpraterij en verdienstelijke uitoefening van het Kamerlidmaatschap synoniem zijn, beschouwt het meerendeel der Volksvertegenwoordigers lang en veel praten nog te zeer als iets, aan zichzelf en den kiezer verschuldigd of verplicht, een wanbegrip, waarmede de .nationale tijd" het steeds meer te kwaad krijgt door de instrooming van het democratisch element iv 't Parlemeut. Tegenover dit verschijnsel staat echter het feit, dat de grootste zwdjgers in de Kamer vaak het zekerst van hun zetel zijn, daarop zelfs een doorloopend abonuemeut hebben. De afgevaardigde van Ede, de heer Schimmelpenninck, die reeds een volle zittingsperiode achter den rug heeft, is aau de Kamer en aan zijn kiezers nog steeds zijn maid e nspeech verschuldigd; en toch werd hij in Juni met glans herkozeu, zelfs tégen het bevel van dr. Kuyper in, om hem door een ander man van rechts te doen vervangen. Och, er zijn vele van die Schimmelpenniuck's, leden, wier mandaat eindeloos verlengd wordt zonder dat men van hun tegenwoordigheid in de Kamer ooit iets bespeurt, en die ook onopgemerkt daaruit verdwijnen. Een Kamerlid vertelde ons dezer dagen, bij wijze vau grap, deze ontmoeting. Ergens op een station was hij een gewezen collega, zoon oud-abonné op het Kamerlidmaatschap, met Juni vrijwillig afgetreden, tegengekomen, wiens verdwijning vau het parlementaire tooneel hem echter ontgaan was. Ken plichtmatige begroeting en wederzijdsche compliinenteering konden niet uitblijven. „Ik hel. U al lang niet in de Kamer gezien", merkte onze zegsman op. „'k Wil 'i gaarne gelooven", was het antwoord, „'k ben immers ook geen lid meer!" Tableau !
Dien zegsman zal zoo iets niet overkomen; want hij is een specimen van het genus der veelpraters, wier aantal door den wassenden invloed der meest democratische en meest geavanceerdlinksche elementen sterk groeiende is. En inderdaad komt voor hen, d.i. dus voor een steeds grooter aantal Kamerleden, de hernieuwing van het mandaat neer op het maken vau den Kamerzetel tot praatstoel. Voor hen is dit een Parlementaire levenskwestie. Die elementen kunnen geen zwijgers gebruiken, en hun mandatarissen zijn daarvan wel het best doordrongen. Zij spreken langs den Voorzitter heen tot de tribune, tot den kiezer. Zal men 't hun tot een verwijt maken, hen er hard om vallen . De tijdgeest wil het immers. Maar daarom heett het ook absoluut geen zin, hun nu, met het oog op den parlementairen tijdnood, te gaan toeroepen: Helpt uzelf en praat wat minder ! Zij knnnen zich niet schikken naar den tijd, d.i. den „nationalen tijd"; die heeft zich naar hen te voegen!!
Nu is 't alleen maar jammer, dat dit zoo moeilijk gaat. Men zoekt vergeefs naar het middel om hem te doen uildijen, om de praatgelegenheid even elastisch te maken en rekbaar te doen zijn als den praatlust, om dien „nationalen tijd" de gelukkige eigenschap te doen erlangen van de harmonica, diemen in- en uittrekt en altijd lang genoeg is. De overeenstemming van toon is bereids gevonden. Zoo ver is men reeds. Wie weet dus .'
In elk geval beseft men, nu het kwaad nog in zijn begin is, dat het niet komen mag tot den permanenten toestand als hier en daar in het buitenland, waar men zich behelpt met het surrogaat der z.g. „voorloopige twaalfden". Men begrijpt terecht, dat de spoedige herhaling op een ernstig verschijnsel wijst, Er is een tijd geweest, dat de begrootingen nog vóór den aanvang van het dienst jaar, waarvoor ze golden, door d mers konden worden afgedaan. . i . tijd is lang voorbij. Slechts met een klein site van het begrootingswerk komt de Eerste Kamer nu nog bijtijds, d.i. vóór Januari, klaar. En bedenkelijker wordt natuurlijk het geval, nu de Tweede Kamer mede dien weg opgaat, waardoor de Eerste nog later klaar komt. BLANDA.
"Parlementaire tijdnood.". "De Sumatra post". Medan, 1914/02/10 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010324057:mpeg21:p001
"De Sumatra post". Medan, 1914/02/10 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010324057:mpeg21:p001
(Vergadering van Dinsdag 10 Febr.) Voortgezette zitting. (Voorzitter Resident S. van dsr Plas). De vergadering wordt voortgezet mal preking van het' rekest der Bih Lias Tobacco and Rubber Est. Ltd. om vergunning voor
"Cultuurraad.". "De Sumatra post". Medan, 1914/02/10 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010324057:mpeg21:p001
De Dir. v. L. VV. heeft gunstig geadviseerd, mits de maatschappij f 2000 beschikbaar stelt voor -het in orde brengen van deu water-afvoer. Over de wijze waarop die afvoer zal geregeld worden, bestaat verschil van opvatting tusschen de heeren Rutgers en Van Tubergen. De VOORZITTER stelt voor, de vergunning onder de genoemde voorwaarde te verleenen en het technische geschil nader te doen onderzoeken. De heer VAN TUBERGEN heeft hiertegen geen bezwaar, stelt nader voor. dat de Bah Lias Mij. verder geen bemoeienis met den dijk of den verhoogden weg zal hebben. Dit blijkt ook de bedoeling van Lok. Werken en Techn. Comm. De verffunninar wordt mrUonJ
"aanleg van een dijk.". "De Sumatra post". Medan, 1914/02/10 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010324057:mpeg21:p001
DE VOORZITTER beveelt de heeren W. H. M. Schadee en Van Tubergen aan voor aanvulling van de Technische Commissie. De heer VAN TÜBERJE-. acht het aaubevelenswaard, ook ecu technisch lid van buiten te benoemen, wat de VOORZIT TE lt nogal bezwaarlijk acht, mot het oog op de vergaderingen. Gekozen worden de heeren W. H. M. Scha de e en Van Tuberge n.
"Technische Commissie.". "De Sumatra post". Medan, 1914/02/10 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010324057:mpeg21:p001
Met wijziging van de volgorde van de agenda komt aan de orde de bekende memorie van den heer W. H. M. Schadee meL de 8 desiderata en het antwoord van den Voorzitter daarop, voornamelijk loopende over de verhouding vnn den Cultuurraad tot de Landschapszaken en 'het wegenvraagstjk (iv de S. P. uitvoerig weergegeven). Naar aanleiding van de toestemming van de Zelfbesturen omtrent een evenredige vei-ile(> 1 i n g va n de geld e n vo o r o ji e u ba r e w e r k e n tusschen Cultuurraad eu Landschapskassen, vraagt de heer W.H.M. SCHADEE of niet onder deze begrooting nog over de daardoor in de Cultuurkas vloeiende meerdere gelden kan worden beschikt. Besloten wordt, nu reeds een voorloopige raming te maken en aan 't eind van het begrootingsjaar de verdeeling definitief vast te stellen. Naar aanleiding van hetgeen is opgemerkt omtrent de wenschelijkheid dat de Cultuurraad kennis krijgt van hetgeen de Landschapskassen doen op het gebied van openbare werken, merkt de heer W. H. M. SUHADEE op, dat hij hiermede volstrekt niet bedoeld heeft te raken aan de autonomie van de Zelfbesturen, zooals geschieden zou. indien het door den Voorzitter aanbevolen subsidiestelsel werd ingevoerd. Met hetgeen omtrent de Landschapskassen en de decentralisatie door den Resident in zijn schrijven is opgemerkt, kau spr. zich dan ook niet vereenigen en hij meent, zooals de Voorzitter trouwens zelf heeft verklaard, dat dit de persoonlijke meening van deu Voorzitter weergeeft en ook niet kan gezegd worden de meening van den Raad te vertolken. Wat spr. vroeg, heeft intusschen de Voorzitter nog niet toegezegd, nl. dat de Raad kennis krijgt van de pla nn e n inzake openbare werken en gelegenheid heeft, daarover zijn meening te zeggen. Het vorig jaar heeft de Raad alleen kennis gekregen van de begrotingscijfers der Landschapskassen, voorzooveel die betrekking hadden op openbare werken, iets waaraan de Raad niets had. De VOORZITTER heeft er geen bezwaar tegen, dat de projecten aan den Raad worden voorgelegd. Ter voorkoming van remming in de uitvoering, zullen de projecten in elk geval ter fiatteering aan de Techn. Commissie worden gezonden.
Aan de orde komt nu de wensch tot verhooging van de Regeeringsbijdrage i-i verband met de verhoogde onderhoudskosten voor de wegen.
De heer MAGNEE herinnert er aan, dat liij reeds als lid van den Afdeeling. raad gewezen heeft op den slechten toestand van de wegen, zonder dat er acht op is gen. De toestand moet nu wel ■ zeer achteruit zijn gegaan in de allerlaatste jaren. wanneer nu opeens zoo algemeen die ongunstige toestand wordt erkend. Spr. begroet dezen voorzitter als een pushing man, bezield met feu sacré, zooals ook blijkt uit diens pogen om werkelijk iets tot stand te brengen. Maar gegriefd heeft spr. het door dezen Voorzitter tot deu Raad gerichte verwijt, dat hij niet genoeg initiatief zou hebben ontwikkeld eu
dat de Raad feitelijk een tailure zou zijn. Er zijn genoeg leden, die belangstelling hebben voor de zaken, maar hoe kan er initiatief uitgaan van een raad, die maar driemaal per jaar vergadert, die over zulke karige middeleu beschikt en zoozeer lijdt onder de overplaatsing van ambtelijke leden. Het heet nu dat de Raad zelf naar middelen moet zoeken. Hoe zal de Raad dat doen ? Van de 100 tabaksen 212 rubber-, koffie-,thee-, klapper-en oliepalmenondernemingön betalen 40 tabaksondernemihgen dividend en 12 rubberonderuemingeu. Hef: men een winstbelasting, dan drukt die op enkelen, cm belasting per bouw treft te zwaar de rubberondernemingen, belasting op de concessies is niet minder onbillijk. Belasting op de voertuigen, zooals de Technische Commissie wil ? Spr. berekent dat een ossenkarren-belasting, wilde die iets van beteekenis opbrengen, tegeii de f 50 per kar zou moeten bedragen. Billijker ware het, vooral de R.nard-treinen te treffen, die zoozeer de wegen bederven. Maar hoe krijgt men maar even een 6 a 7 ton bij elkaar. Vergeten mag ook niet worden, dat vele wegen reeds door en met medewerking van de ondernemingen zijn aangelegd. De teleurstelling, welke de rubbercultuur heeft oudervonden, mag ook niet uit 't oog worden verloren. Tegenover de verwijzing naar 't oude particulier initiatief verwijst spr. naar de verhoogde belastingen. Intusschen hoopt spr. ook, dat er middelen zullen gevonden worden om liet initiatief krachtiger zich te doen ontwikkelen en spr. gelooft dat de Raad daaraan wel gaarne zal willen meewerken.
De VOORZITTER licht zijn, uitvoerig in de stukken weergegeven nieeningen nog met een enkel woord toe. Hij heeft den Raad, waarvan hij zelf zoolang con amore deel uitmaakte, niet willen grieven, doch slechts een feit willen constateeren, dat ook de heer Magnée niet zal ontkennen. Wat de belastingkwestie betreft, zoo wil spr. zoeken naar een belasting naar billijkheid eu hij wij .fc daarbij ige conjunctuur iv de tabak en il klarende vooruitzichten in de rubber.
Naar aanleiding van hetgeen de VOORZITTER iv zijn missive heeft opgeme het intrekken van liet uitvoerrecht op rul bewijs dat ile cultures uiet zwaar belast üjn, merken de heeren MAGNEE en WESTENBERG op, dat die intrekking geen gunst was, doch dat hier een belasting wen! opven. wolke alleen voor do Oostkust van kracht was gebleven. De heer SCHADEE wil zijn wensch inzade hoogere bijdrage terugnemen, in afwachting vau het Regeeringsnutwoord op de desbetreffende reeds door den Voorzitter aan de Regeering gerichte vraag. Ten aanzien van den wensch inzake de i rr i g a t i e refereert de VOORZITTER zich aan liet dienaangaande opgemerkte in zijn schriftelijke beantwoording. De heer W. H. M. SCHADEE deelt niet de meening, dat de irrigatie moet worden overgelaten aan de zelfbesturen en 't particulier initiatief. Dit moge gelden voor de kleine irrigaties, maar niet voor grootere irrigaties in 't belang van de bevolking. Spr. herinnert aan het oude plan tot den aanleg van rijstcultuur met behulp van irrigatie teu Zuiden van de Asahan-rivier, waardoor de belangrijke rijstinvoer in die streken zou kunnen vervangen worden door eigen productie. Het geldt hier een bij uitstek lokaal belang vau het Cultuurgebied, waarin de Ivegeering echter billijkbeidshalve steun zou dienen te verleenen b.v. door de helft van de kosten, die op 12 millioen geraamd zijn, te dragen. Spr. zou gaarne rien, dat de Dir. van L. W. hieromtrent een nader onderzoek instelde, wil op 't oögenblik echter geen bepaald voorstel doen, dat in deze vergadering toch geen steun zou vinden. De VOORZITTER onderschat niet de beteekenis van het vraagstuk, meent alleen dat het méér op den weg ligt van de Landschapskassen, des noodig met Regeeringshulp, dan van den Cultuurraad, om dit vraagstuk aan te vatte'i. De heer SCHADEE acht hier de oeconomische belangen van het niet-inh. emsche deel der bevolking overwegend. Bovendien zijn de ressorten der zelfbesturen beperkt en geldt 't hier een belang van de heele Oos.kust. Wanneer het Gouvernement eventueel zou helpen, is heel onzeker. Er zou echter geen enkel zwam tegen bestaan, dat aan de Lok. Werken nog ecu ingenieur voor de irrigatie werd t gevoegd. De lieer Rutgers heeft trouwens n genoeg studie van de irrigatie gemaakt, om aan zulk een zaak intensieve leiding te geven. De zaak is maar, dat men de leiding hier "dt. De heer VAN TÜBERGEN is geschrokken vau de hooge bedragen, door den heer Sch;< genoemd, alleen voor opnemingen. De opneming in 't Kwaloe-gebied zou alleen 6 ton kosten? Ja. men kan voor de 60.000 Hectaren ten slotte wel 6 ton aan opnemingen uitgeven, maar men begint niet met zoon uitgave voor een werk, dat eerst over 20 jaar in zn geheel rendeert. Met een paar mille kon men wel volstaan. Spr. merkt nog op, dat men de rentabiliteitskwestie niet vergelijken moet met die op Java, waar de landrente veel hooger is dan de inkomstenbelastingen hier. Er wordt hier gesproken van noodstand op 't stuk van de rijstkwestie. Maar wat is de zaak . Irrigatie is hier wel degelijk mogelijk. doch allo daartoe geschikte terreinen zijn uitgegeven in concessie en de ondernemingen willen geen enkel stukje terrein afgeven. Als 't er dus op aankomt den toestand te verbeteren, trekt men zich terug. Toch kan een rijstcultuur door irrigatie, ze geve dan al geen hoog dividend, zeer goed zonder verlies gedreven worden. Ook acht spr. irrigatie door de Landschapskassen zeer wel mogelijk, desnoods metrenteirschotten van den Staat. De heer VAN TIJEN constateert dat nimmer officieel door den heer van Tubergen afstand van terreinen voor irrigatie is gevraagd aan de Deli-Maatschappij. Men moet ten dezen niet op een vluchtige btsprekng afgaan. Wordt de zaak officieel bij het Planterscomité i acht, dan zal zeker wel steun worden verleend. Er mag dus niet maar apodictisch ■gd worden, dat de ondernemingen geen fstaau. O.a. was dr. Janss : van Senembah en Medan Tabak) zeer geporteerd . e zaak. De heer VAN TÜBERGEN acht juist de irekiugen met den heer Janssen typeerend opvatting van de planters in dezen, wel terreinen willen afstaan, maar terreinen, welke voor irrigatie ongeschikt zijn. Spr. k met tal van planters eu steeds bleek hetzelfde. Alleen de A. D. C. heeft zelf de hand genomen. Gaarne neemt hij van ile verklaring, dat het ité steun wil geven. De heer W. H. M. SCHADEE kan ook i .i, dat er wel steun van de planters vOor een algemeen plan is te verwachten. De heer VONCK informeert naar het irrigatie-plan in Boveii-Asahan, waaromtrent reeds opnamen zijn gedaan, doch niets meer •r.it. De i)lil. V. LUK. WERKEN noemt het In.'!reilende plan uitvoerbaar, maar gelooft dat de kosten te hoog zullen worden. De VOORZITTER acht het 't beste, dat de Dir. v*. L. W. aan de hand van 't rapport\ au Tubergen eens nagaat, wat er gedaan kan Worden op irrigatie-gebied. De Heer W. H. M. SOHADEE zou door een principieele Raadsuitspr.ak willen zien uitgemaakt of de/.e zaak is een belang van Landschappen of van het Cultuurgebied. De lieer VAN TÜBERGEN acht dit Onpraktisch. Beter is, het de Landschappen te laten doen in 't belang van het Cultuurgebied. De VOORZITER ziet 't practische hierin, ■ h't de kostenverdeeling geregeld wordt. Of een motie in dezen praktisch effect zal sorteeren, betwijfelt spr. De heer SCHADEE acht "t uiet noodig, dat ultuurraad de zaak geheel voor zijn rekening zal nemen, 't Komt er alleen op aan. in ns handen de zaak hoort. Spr. ziet bij den ii streven om de zaak uit handen van den (.'ultuurraad te houden, wat niet klopt niet de opwekking tot initiatief. De VOORZITTER is er principieel tegen, dat de Raad in dezen initiatief neemt; hij acht 't alleen practisch vooralsnog onuitvoerbaar. De heer VÓNCK merkt op, dat volgens de regeling dat de Landschapsprojecten voortaan ook in den Raad komen, daarin vanzelf ook eventueel irrigatie-plannen van de Landschappen komen. De heer SCHADEE stelt voor de volgende motie: „De Raad beschouwt het irrigatie-vraagstuk als een belang van het Cultuurgebied, waarvan de nadere bestudeering aan den technischen dienst van de cultuurwerken moet worden opgedragen".
"De „wenschen" van den heer Schadee.". "De Sumatra post". Medan, 1914/02/10 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010324057:mpeg21:p001