Den Haag, 15 Januari. Des winters, als het regent. ... Het schijnt dezen winter niet anders te willen doen, als had de Natuur 't er op gezet alle parits in Vlaanderen, Waarin de vechters verdoken liggen als loerende amokmakers, te doen onderkopen. Na 't Kerst-ijsvliesje waait het maar al uit Westelijke en Zuidelijke hoeken, en die winden voeren een oceaan van water mee. December — de statistiek heeft het vastgesteld — had een vochtgehalte ver boven het normale. Januari schijnt December weer te gaan overtreffen. Telken ochtend glimmert de natte wereld ons tegemoet als we huiverig de gordijnen openen, en sedert dagen wast het water gestaag en onrustbarend in onze rivieren. Ik spoorde van morgen door een Zuid- Hollandsch polderland. Groote brokken Wei lagen verdronken tusschen de boordevollen slooten; daar stak dan hier en daar wat schuchter groen boven fle bruingrijze soppigheid uit, en ik ftioest denken aan de rjjstvelden van de Boeaja-vallei in den regentijd, als de stille wateren de kleur hebben van lei. Wat kan ons land onzegbaar triestig zijn bij dien dreinenden, druipendeu regen. „11 pleut sur la ville comme il pleut sur mon coeur...." De oneindigheid des hemels is afgesloten met een valen doek, en het is daaronder van zoon wijfelachtig, toonloos licht als in ecu kamer met uitkijk op een Stadsbinnenplaats. Wij leven nu bij lamplicht. Vreemdvroeg gaan overal 8 middags de lichten aan, en misschien maken koffiebuishouders en winkeliers bij zulk weder wel betere zaken, want de kunstzonnetjes, hoe machteloos en onwezenlijk als ze toch eigenlijk zijn, lokken ons, warmte- en lichtzoekers, aan, en we hebben immers juist weer de moedgevende winkelstatistiek over oe vyf eerste oorlogsmaanden gelezen, die een klimmende lijn vertoonde. Het is den Haag in materiëelen zin met slecht gegaan in dezen crisistijd. Burgemeester van Karnebeek heeft een kunnen houden, die nooger was gestemd dan bij den aanhang van 1915 mocht worden verdacht. Wat den Middenstand betreft, neeft de ongunst der tijden zich de Matste maanden niet zoo ernstig doen als men had gevreesd — zoo °n de burgemeester getuigen. Ver*andige crediet-verleening is daarvan een van de voornaamste oorzaken Sevveest. De gemeente ging daarbij . °or. Ook onder den werkenden stand s de toestand, de omstandigheden in aanmerking genomen, niet onbevredigend te noemen. De statistiek der Werkloosheid vertoont een gunstigen tendenz, dank zij ook al weer het crediet, door de gemeente aan de bouwnijverheid verleend. Bijna 190.000 gulden is er aan behoeftigen uitgekeerd door het plaatselijk steuncomité. Dit geeft den laatsten tijd f 11.000 uit per JVeek, De 1 cents-en 1 dubbeltjes colecte, een uitvinding van onze stad- Benoote mevrouw Fokkens, die zich net versje van de kleine waterdrop- Pelen heeft herinnerd, brengt wekelijks Jögeveer 2 mille op, en de verdere J dragen aan het steuncomité zijn betegel? gering' Met het geVolg' dat de no fn,ol6* Karnebeek's redevoering klinkt • ye^ van ke* steuncomité weerzal de V Qder belangrijke versterking Een «Q„ Si Februari zrjn uitgeput." «geachf w j " Veje v Hagenaar — een der zeer gelukkigen W?U yoorgesteld, _ dat de de 9Q mille jaarhjksch inkomen * hun boezemVe^ft' Tl *" *"""* W portefeuüle ZUllea Stek 6n' °T tAf r , Wrnven, en zich f°Leen aafdelijkSche bijdrage van 100 verbinden; als dan de mannen met nog breedere ruggen, die voor 30 mille niet opstaan, 150 geven, en zoo voort, dan zou men er wel komen Nu, het is in ieder geval een hoopvol teeken dat onze residentie op de vrijwillige Staatsleening van 275 millioen (die er, naar gij weet, met vlag en wimpel gekomen is, al had men tot een paar dagen voor de sluiting der inteekeni'ng zijn hart vastgehouden )— voor ongeveer een vijfde van dat bedrag heeft ingeschreven. Ze zal zich aau die „luuipige" paar duizend nu zeker ook niet laten kennen 't Is waar, er is zoo véél, dat steun vraagt, en er zijn oude nuttige instellingen, die steen en been klagen omdat de nieuwe behoeften nu opeens meer aandacht hebben dan de oude. De burgemeester heeft aan het slot yan zijn Nieuwjaarsrede in een sympathieken vorm gewezen op den plicht om de oude nooden niet te vergeten: „In dezen tijd die groot is, omdat volken en menschen daarin op hun diepste eigenschappen worden beproefd, geldt de leuze „Je mamtiendrai" niet slechts ten aanzien van de belangen van den Staat, maar ook van die deiplaatselijke gemeenschap. Moge zij toepassing vinden ook ten opzichte van tal van nuttige instellingen en vereenigingen, op wier instandhouding valt prijs te stellen. Moge daar aan de steun, waarop zij rekenen, door de gegoede burgerij thaus niet lichtvaardig worden onttrokken...." Dit geeft wel te denken, dat sommige groote heeren met 't blauw potlood in hun filantropische uitgavenlijstje hebben gewerkt. Zou daarbij ook uiet vaak de redeneeriug zijn gehouden: „Hoe konden we eigenlijk voor deze of gene zaak iets voelen V Ik denk— om een voorbeeld te noemen—aan asylen voor onbehuisde katten en honden.... Daarom denk ik er aan, omdat er bier propaganda wordt gemaakt iets te doen voor „gewonde dieren op bet slagveld. Het gaat uit van de bekende Engelsche vereeniging voor dierenbescherming, die, onder patronaat van de Britsche Regeering, een fonds stichtte ter verschaffing van het noodige voor zieke en gewonde paarden in de verplaatsbare eu vaste hospitalen van den militairen geneeskundigen dienst. Ik zou mij kunnen voorstellen dat men, met het namelooze leed voor oogen dat in deze wilde tijden aan menschen wordt aangedaan, voor het dieren-lijden geen gevoel meer had. Of hebben we er een overwinning der beschaving in te zien, dat men „ambulances voor paarden" gaat uitrusten ? Florence Nightingale en Bertha von Suttner hebben dan toch niet voor niets geleefd! Hoe humaan werd de oorlog sedert de dagen van Balaklawa en Jena! Hoe kunnen de regeeringen nog twisten over schendingen van het volkenrecht, nu het dieren-recht bereids erkening heeft gevonden.... Men vergete dus ook in deze dagen zoomin de daklooze vierbeenige zwervers als noodlijdende kunstenaars en andere stil-armoedigen, die verbaasd in de krant lezen dat de crisis nogal meevalt.
Toch ken ik een categorie van Haagsche ingezetenen, die zich verbazen over hun eigen fortuinlijkheid. Het zijn de zooveel honderd houders en houdsters yan „gemeubileerde kamers" wier bedrijf, alleen op de zomermaanden gebaseerd, een overwachte uitbreiding heeft ondergaan. De residentie heeft maar een betrekkelijk gering gedeelte van de behoeftige Belgische vluchtelingen gehouden, daarentegen onderkomen verschaft aan niet minder dan vijfduizend meer gegoede Belgen, die het zich veroorloven kunnen, aan den veiligen kant hunner landsgrenzen den uitslag van den oorlog af te wachten. Zij bevolken de hotels en de „suites op netten stand" met „riant uitzicht" en „volledig pension". Deze menschen hebben niet anders te doen dan de ledigheid hunner dagen te vullen, en daar vaart een wijde kring van neringdoenden wel by. Gelukkig ook maar, dat men in de hofstad altijd wel zoo gewend was veel Fransch te spreken ; dat komt nu zoo goed te pas — al dient het gezeid dat de „echte" Franschen de taal toch begrijpelijker spreken. Dat Belgisch accent ook, en die manier van zoo ir.' • je woorden >£- 'k heen te rolle " ";'C;& -■■ f* '}?■ Hagenaren, ondanks hun diplomatieken aanleg, niet zoo Fransch-gezind, dat zij demonstratieve genegenheid zouden toonen voor den anti-Duitschen pamflettist, die voor de Haagsche vierschaar heeft terechtgestaan. Ik bedoel den jongen advocaat en letterkundige — of' moet ik schrijven letterkundige en advocaat — mr. van Rossum, die, onder den indruk van de gebeurtenissen in België en Noord-Frankrijk in 't begin van den oorlog, een heftige brochure heeft geschreven met geen geringer doel dan om Duitschland dooide heele wereld te doen boycotten. Hij heeft den inval gehad, zijn opgewonden schrijfsel ook aau den Duitschen consul-generaal te Arasterdam te zenden, en deze heeft er zijn kanselier regelrecht mee naar den hoofdcommissaris van politie gestuurd. Gevolg: een aanklacht wegens het in gevaar brengen van onze onzijdigheid, en beleediging van den Duitschen Keizer. Mr. van Rossum, die maar aanstonds „preventief" was gezet, omdat er in oorlogsdagen nu eenmaal korte metten worden gemaakt, heeft zich op den Oudejaarsdag moeten verantwoorden, en toen is genoegzaam gebleken, dat geen andere drijfveer dan verontwaardiging zijn pen heeft bewogen en zijn kritisch oordeel daarbij is uitgeschaKeld gewee..... De aanklacht wegens beleediging van den Keizer bleek al aanstonds onhoudbaar; hij heeft iv den Keizer de verpersoonlij Idug gezien van het militarisme en, dit verfoeiend, is bij het hoofd van den Duitschen staat te lijf gegaan. Dat hij zich heelemaal niet onzijdig heeft gedragen, viel niet te ontkennen, evenmin, dat hij tusschen het schrijven van zijn boycot-brochure en het verspreiden ervan voldoenden tijd heeft gehad om tot bezinning te komen, wat bern echter niet is gelukt. De rechtbank is in zooverre clement geweest dat ze den beklaagde heeft toegestaan, in den buiselijken kring de sylvesterbollen' te gaan nuttigen. Inmiddels had het Openbaar Ministerie alvast een jaar gevaugennisstraf geëischt. De zaak werd gisteren voortgezet met het booren van nog enkele getuigen, en bij deze gelegenheid werd door den griffier voorlezing van het pamflet gegedaan. Het was al anti-Duitsch wat er aan was. De officier van justitie bleef bij zijn eisch, en de verdediger, de Rotterdamsche advocaat mr. Nolst Trenité, legde er vooral den nadruk op, dat het stuk slechts op zeer beperkte schaal was verspreid, zoodat van openbaarheid in den wettelijken zin eigenlijk niet kon worden gesproken. De rechtbank zal over veertien dagen vonnis wyzen en zeker minder gestreng zijn dan het openbaar ministerie. Want dat onze onzijdigheid door dit pamflet werkelijk in gevaar zou zijn gebracht, zal toch wel niemand gelooven ; ook niet, denk ik, de Duitsche consul-generaal. A. L.