Wederom heeft het reeds zwaar geteisterde Macedonië van den nieuwen Balkankrijg hevig te lijden gehad. De Balgaren hadden op Zuidelijk Macedoiië de dorpem verbrand en de bewoners omgebracht. Men had echter reeds van zooveel gruwelen gehoord, waarbij degenen, die ze bedreven moesten hebben de schuld van zich afwerpen of de feiten ontkenden, dat zulke ongedocumentetrde berichten weinig indruk meer maakten. Daarom heeft toen Koning Konstantijn eens den oorlogscorrespondent van de Dailj Telegrapb verzocht naar -Nigrita te gaan, om zich persoonlijk te overtuigen van wat er was geschied. Na een avontuurlijken rit van 60 K.M. kwam hij er uit Dojran aan. Wij laten een gedeelte van zijn verhaal hier volgen: ik zal, schrijft de correspondent, den eeraten aanblik van Nigrita nooit vergeten. Donderdagavond was het eon bloeiend, geheel Grieksch stadje van 8000 inwoners met 1450 huizen. Thans, Zaterdagmiddag, is het een rookende puinhoop en de bijtende stank van brandend menschelijk vleesch dringt mg, terwijl ik schrijf, in den neus. Met den eenigen overlevenden ooggetuige mit Nigrita heeft de man van Daily Telegraph toen een gesprek gehad. Hij heet George Vlakos en toen de journalist aan den burgemeester vroeg of het een betrouwbare man was, begon Vlakos, het teeken des kruises makende, als volgt het relaas van de verwoesting van Nigrita. Moge God Almachtig, die mijn kinderen spaarde, hen deoden zoo ik één woord onwaarheid spreek. Ik was de laatste, die Maandagnacht Nigrita bij het vallen van den avond verliet en ik had een mg'l afgelegd toen Bal gaarsche soldaten mij en een jongen, dien ik ingehaald had, te pakken kregen. Zij sloegen ons met hun geweer en voerden ons terug naar een politie-post, waar ze ons in een vertrek opsloten. Daar zat een jongen van 18 jaar in. We bleven daar tot Donderdagmorgen zonder eten of drinken. Toen ik Dinsdagmiddag om zoowat twaali uur naar buiten keek, zag ik, dat er toebereidselen gemaakt werden om het huis van den burgemeester in brand te Bteken. Een massa Bulgaren stonden er bij een koffiehuis op het marktplein en er werd veel wijn en drank gedronken. Officieren gaven bevelen san soldaten, die blikken, waarschijnlijk me* petroleum gevuld, en bossen stroo aansleepten. Toen werd er de brand in gestoken. De soldaten jubelden en de officieren hieven hun glazen op, roepende : leve het roemrijke Bulgaarsche leger!—lk versta wat Bulgaarsch. Donderdagmoraen in de vroegte werd voor het eerst onze deur geopend; een officier kwam •Heen binnen, een revolver in de h»nd. Toen hij de deur achter zich gesloten had vroeg hij ot ik geld had. Ik gaf hem, wat ik had: twaalf frank. Van den eenen jongen nam hij zes frank, van den anderen twee-en-een-halve frank af. Toen ging hg weer weg. Ik hoorde hem bevel geven aan drie schildwachten, die buiten op post stonden, om ons dood ie schieten. Zij losten, geloof ik, ieder zoowat vijf schoten. De eene jongen was al dadelijk door het eerst* schot, dat hij in zijn slaap kreeg, gedood. Ik was niet gekwetst en de andere jongen, die in zijn buik geschoten was, kroop in elkaar onder de vensterbank. Zoowat twee minaten later deden drie soldaten de deur open. Zij droegen een blik petroleum en toen ze zagen, dat we niet dood waren, kwamen ze met de bajonet op ons af. De jongen stond op en de sol'iaten maakten hem af. Ik lag op mijn rug en probeerde de bajonet-stooten van den eenen soldaat met mijn voeten af te weren. Hij verwondde mij driemaal: hier in mijn voet, hier en hier in mgn dijbeen, terwijl de twee andere soldaten de lijken van de beide jongens het vertrek en mij met petroleum begoten. Bij de derde verwonding verloor ik mijn bewustzijn. Ik kwam bij toen mijn rechterbeen aan het branden was. Ik doofde de vlammen met mijn handen. Kgk, hier zgn de brandwonden. De lijken van de twee jongens lagen te branden: de soldaten hadden de deur opengelaten; ik denk om zoo tocht te krijgen eu den brand aan te wakkeren. Ik rende de deur uit, de gang over waar ik een geweer vond, dat de Grieksche politie er achter gelaten had; ik rende verder de binnenplaats over en verborg mij op een zolder boven een stal. Niemand zag mij.
Door een gat in het dak kon ik zien, dat de Bulgaren het dorp in brand staken. Overal liepen soldaten rond en als ze voorbjj de brandende huizen in mijn nabijheid kwamen, wuifden ze met hun handen en schreeuwden: hoera. Telkens hoorde ik hevige ontploffingen in de brandende huizen en de maren vielen in. Ik dacht gek te worden en ik vloog, mijn geweer vergetende, de trap af, het binnenplein over waar een massa soldaten stonden. Ik was doodsbang. Zij schoten op mij en vier soldaten renden mg achterna. Ik stak een ravijn over, klom de tegenover liggende helling op, waar de vier Bulgaren niet tegen op koadea komen en ik liep voort tot ik boven op een heuvel kwam. Op een heuvel tegenover dezen zag ik Grieksche soldaten. Tuen werd ik zwak, ik snikte het uit en hief mijn handen ten hemel. De soldaten zagen mij en kwamen naar mij toe loopen. Ik verloor mijn bewustzijn en toen ik weer bijkwam stonden er Grieksche officieren rond mg et wieschen mgn wonden. Z{j waren zoo vriendelijk voor mij en verbonden mijn wonden. Dit is alles wat ik te vertellen heb.
De correspondent van de Daily Telegraph, aan wien Vlakos zijn verhaal deed, deelt nog mede, dat de burgemeester hem vertelde, dat de Bulgtren zich van Vlakos' vrouw meester gemaakt hadden, die zij in het bijzijn van haar vader en twee kleine kinderen aan een onnoembare bejegening onderwierpen. Bulsjaarache uffi eieren juichten deze laagheid toe. De vrouw I moest naakt met haar kinderen en schoonvader in een bakkerij vlachten. De correspondent voegt nog aan Vlakos' relaas to 9, dat hij dit volkomen waar heeft bevonden, ook voor wat betreft het verbranden van de lijken der twee knaapjes in de politic—post en al de andere bijzonderheden. De correspondent acht bet inderdaad jaist, dat er in Nigrita alleen 470 dorpelingen vermoord of levend verbrand zijn en dat in de geheeie streek 1500 dorpsbewoners op lage wyze om her leven zijn gebracht. Hij meent, dat in de geschiedenis van den oorlog de wreedheden van de Bulgaren maar zelden over» troffen zijn.