Parijs, 2 Nov. '14
De kranten van welke de meeste toch al door tijdsomstandigheden tot een miserabel klein formaat zijn teruggebracht — omdat er voor hen geen ander nieuws bestaat dan oorlogsnieuws —, klagen steen en been over den meest autoci atischen tyran die ooit hier de heerschersstaf heeft gezwaaid, °ver de censuur. Alle zonden van Israël Worden geladen op den rug dier ongelukkige Anastasie, die zoo dikwijls meerit! het nauw komt dan zij anderen iö moeielijkheden brengt; wat niet verhindert dat hare kuren en grillen het de pers —de Koningin der Aarde asjeblieft, van welker majesteit nu echter weinig te merken valt — geducht lastig maken. Anastasie knipt en scheurt, dat het zoon aard heeft, en Waarom? vraagt men dikwijls.
„De censuur, heeft Grosclaude, hoofdredacteur van Le Journal, een dezer dagen gezegd, is het moratorium der gedachte. .."en hy had gelijk, ledere gedachte-uiting staat bloot aan het gevaar door de onverbiddelijke censuur gekortwiekt te worden. En Waarom? vraagt men. Ja, het antwoord daarop zouden de heeren der censuur misschien zelven niet eens kunnen geven De heeren der censuur, wie zijn dat? Dit weet ook al niemand, wel een bewijs dat zij ondanks hare kuren en grillen een naamlooze bescheidenheid ■^tracht. Over de kortheid der officiëele communiqués zeide ik vroeger reeds iets. Die kortheid is noodig, dat Weet iedereen. Maar wanneer na de 'eiten van belang, waarover iedereen zoo gaarne bijzonderheden zon weten, een voldoende aantal dagen zijn verhopen zoodat de vijaud er alles van weet er> de gevolgen er reeds lang van heeft ondervonden, dat dan zelfs datums en Plaatsnamen niet mogen worden vergeld, lijkt iedereen een kinderachtig bedrijf van een jaloersche oude juffer. Het wordt ons zelfs onmogelijk gemaakt, te weten waar de meest bekende generaals bevel voeren; evenmin mogen wij weten, waar zich onze vrienden en verwanten in het gevechtstront bevinden: zij mogen de plaats van afzending ln hunne brieven of op hunne kaarten niet vermelden.
Daarbij is het aardigste dat de hier 8 ochtends vroeg verschijnende Oo n'inental Edition van de Daily "ews, die drommels goed en uitvoer,g is ingelicht van de zijde van het kögelsche hoofdkwartier-, en door buitenlandsche correspondenten die over bonden seinen, veel meer bijzonderheden bevat dan de Parijsche ochtendbladen. Echter, de vertaling dier bijzonderheden in het Fransch voor een Zeer verspreid voormiddagblad wordt door de censuur met alle gestrengheid ter hand genomen en dan gaat er nog a' eens wat af.
Om het verbod der censuur tot het n°emen van een plaatsnaam te ontduiken, gaf de Cri de Paris heel aa-rdig onlangs het volgende raadseltje °P I Mijn eerste deel is een metaal dat |öen in staal verandert; mijn tweede *s een tooneelstuk van Chekri Ganem, met succes in het Odéon gespeeld Werd eu waar een paard in voorkwam; derde wordt gemaakt uit twee die, volgens Littré, een harde, houtige gchaal hebben, bedekt door een «roene schil; mijn geheel is een stadje jeQ Noord-Oosten van Parijs. De opging daarvan is: I. ijzer =3 fe r, x- Antar, 111. twee noten =s deux "ur*' liet geheel, Fère-en-Tardenois." Wftt -achter de censuur verhinder! te drukken, wordt verteld mi gaat van mond tot mond, echter dan op gevaar at van soms leelijk te worden verhaspeld. Zoo is het gegaan met de legende van een kozakken-corps dat in Frankrijk zou zijn aangekomen, nu al anderhalve maand geleden. Onmogelijk was het niet, want er bestond in de eerste helft van September gelegenheid, over zee, via Engeland, om het Noorden van Noorwegen heen naar Arkangelsk te komen; een troepentransport in tegenovergestelde richting was dus mogelijk. Het heeft echter niet plaats gehad, de kozakken zijn hier voor de warme September zon gesmolten, maar toch zijn er lieden, die gelooven hen gezien te hebben; ik denk zooals Tartarin zijn leeuwen in de Algerijnsche woestijn heeft gezien. De censuur verbiedt, iets over troepenbeweging, ziekenvervoer, approviandeering mee te deelen. Dat is heel goed, maar wij vernemen er toch heel veel over. Een paar staaltjes die mij persoonlijk werden meegedeeld. Van een stafofficier vernam ik, dat de versterkte stellingen die door den vijand zijn ingericht in de steengroeven en champignonières in de streek ten Noorden van Cotnpiègne en van daar naar het Westen toe, waar hij overal zijn nestje bereid vond, dat die stellingen best te nemen zouden zijn, indien men er van Fransche zijde de opoffering van een groot aantal menschenlevens voor overhad. Er wordt door het legerbestuur de voorkeur aan gegeven hem daar langzaam en voorzichtig in te sluiten, brok voor brok hem te ontnemen en hem aan een andere zijde te verhinderen er uit te gaan. Bri zoo geschiedt het; de vijand is daar op vele plaatsen al zoover dat hij zijne dooden niet meer kan begraven, en wat daarvan het gevolg is, kan men zich voorstellen.
Parijs is overvloedig voorzien van prachtig ingerichte tijdelijke hospitalen, waar alles gereed is om er gewonden te ontvangen (ook een bewijs dat er van een vernieuwden aanval op Parijs geen sprake meer zijn kan) en een talrijk en kundig personeel hen opwacht. Maar
de gewonden komen niet, ten minste niet overvloedig, alleen de zwaargewonden, houdt men hier, de lichtgewonden die de overgroote meerderheid vormen, worden naar verder afgelegen plaatsen gezonden. De Parijsche hospitalen houden hunne plaatsen open tot, binnenkort, de gevechtsfronten wat verder af worden verplaatst en dus het vervoer van daar naar hier meer tijd eischt. Wat de approviandeering betreft, alleen dit staaltje: aan de Parijsche abattoirs komen alle dagen 20 wagons bevroren vleesch aan, dat in de frigori(iques daar, en elders in de stad, waar alle koelkamers van belang zijn gerequireerd, wordt opgeborgen. Dat vleesch, waarvan voortdurend ongeveer een hoeveelheid van 9 millioen kilo aanwezig is, komt uit Argentinië, Chili, Australië en wordt van hier naar het front doorgezonden. * * * 9 November 1914. De Oorlogsliteratuur, waaraan ik meerdere brieven zou kunnen wijden, is sedert eergisteren vermeerderd met een document dat bij voorbaat aangewezen is den tour du monde te maken. Het is een adres door de Fransche universiteiten gezonden aan de universiteiten der onzijdige landen, een waardig antwoord op het bekende manifest der Duitsche intellectueelen, en de klacht der Duitsche universiteiten over de slechte gezindheid van bet buitenland ten opzichte van Duitschland.
Dit Fransche „adres" is opgesteld als een reeks van vragen, waarvan ik er hier eenige wil aanhalen om te bewezen van welken even gematigden als r^ohfcvaardigen geest het getuigt: „ Wie heett dezen oorlog gewild ? Wie heeft, gedurende het te korte respijt aan de beraadslagingen van Europa overgelaten, een middel uitgedacht om torinules van verzoeningte vinden 'I Wie heeft, integendeel, alle dergelijke formules, die opvolgend door Engeland, Rusland, Franltf .^n Italië zijn voorgesteld, geweigerd 'I Wie heeft, op het juiste oogenblik waarop het geschil scheen te worden bevredigd, den oorlog doen losbranden, alsof de daartoe gunstige gelegenheid werd afgewacht en beloerd ?
Wie heeft de onzijdigheid van België geschonden, na die te hebben gewaarborgd ?
Wie heeft te dezen opzichte verklaard dut onzjilii/heid slechts een woord is, dat „de traktaten vodden papier zijn", en dat in oorlogstijd „men doet wat men kan ?"
Na te hebben herinnerd aan de internationale conventies ter vermijding in oorlogstijd van „barbaarsehheden", van „verraderlijkheden" en ter eerbiediging van historische monumenten, van gebouwen voor den godsdienst, voor de wetenschap, voor de kunsten en voor liefdadigheid. . . gaat het adres aldus voort: „Onder welke omstandigheden is de Universiteit van Leuven verwoest ? Onder welke omstandigheden is de kathedraal van Reims verbrand l Onder welke omstandigheden zijn er brand verwekkende bommen op Nolre- Dame te Parijs geworpen ?"
De documenten, de resultaten van enquêtes, de getuigenissen in Duitsche aanteekenboeken gevomlei) en de ruïnen in België en in Frankrijk zijn bewijzen en geven als zoodanig op die vragen antwoord. Daartegen is een eenvoudige ontkenning, steunend op een imperatief eerewoord" niet voldoende, evenmin als te zeggen : „Gij kent ons onderwijs; het heeft geen natie van barbaren kunnen vormen !"
„Wij weten", gaat bet adres weer voort, „Wat de waarde van dat onderwijs is geweest; maar wij weten ook dat, brekend met het Duitschland van Leibnitz, van Kant en van Öoethe, de Duitsche gedachte zich nu solidair cijnsbaar en onderworpen aan het pruisische militarisme komt verklaren en dat het, hierdoor meegesleept, de wereldheerschappij voor zich opeischt.
De bewijzen dezer aanmatiging zijn overvloedig. Gisteren nog schreef een meester van de universiteit van Leipzig: „Het is op onze schouders dat het toekomstige lot der kultur in Europa rust".
De Fransche universiteiten gaan voort, te denken, dat de beschaving het werk is niet van één enkel volk, maar van alle volken; dat de intellectueele en moreele rijkdom der menschheid geschapen wordt door de natuurlijke verscheidenheid en de noodzakelijke onafhankelijkheid van alle nationale genieën. Als de legers der geallieerden' verdedigen zij, voorzoover dit hen aangaat, de vrijheid der wereld11.
Alle Fransche universiteiten hebben daaraan hun zegel gehecht, alleen die van Rijssel ontbreekt...omdat zij, helaas, niet is geraadpleegd kunnen worden. Maar geduld, de dag is nu niet ver meer af dat ook deze universiteit zich bij de anderen zal kunnen voegen.
liet vertrouwen waarmee ik dit zeg, is zoo groot, dat ik bijna....bijna, omdat ik geen sterrewichelaar of' toekomstlezer ben, durf voorspellen dat wij vóór het einde van de maand het Fransche grondgebied van vijandelijke troepen gezuiverd zullen zien. Hieraan heb ik nu niets toe te voegen, de uitkomst zal voor mij spreken.
1 Van toekomstlezers gesproken, wil ik even vermelden dat tot een van de eigenaardigste documenten der oorlogsliteratuur te rekenen valt de „Prophétie de rAntichrist" die in September door den bekenden schrijver Péladan in den Figaro is gepubliceerd. Deze profetie is afkomstig van een monnik, een zekeren frère Johannès, die in de zestiende eeuw leefde. Wat nu juist zoo eigenaardig is van deze voorspelling in 34 verzen is, dat zij al reeds een begin van uitvoering heeft gekregen:. Zijn devies: „God is met ons"; hij zal doctors in zijn dienst'Lebben die van zijne hemelsche roeping zullen getuigen"; hij zal een oorlog doen uitbarsten die iv twee weken universeel" zal zijn; er zullen zich legers vormen aan de vier hoeken der wereld; hij zal een arend in zijn wapen hebben en zijn acoliet'ook; de zwarte adelaar zal zich op den haan werpen, die veel veeren zal verliezen maar heldhaftig met zijn sporen zal slaan; hij zou spoedig uitgeput zijn, zonder de hulp van den luipaard eu diens klauwen; de witte adelaar, die uit het noorden komt, zal den zwarten adelaar en den anderen adelaar overvatten en het land van den Antéchrist geheel bemachtigen, van het eene eind tot het andere...."
Ik zou meerdere aanhalingen doen, die een merkwaardige overeenkomst met de werkelijkheid vertoonen, maar zal het er bij laten. Alleen nog deze booze voorspelling, de straf inhoudend: „De Antichrist zal zijn kroon verliezen en in de eenzaamheid en de zinsverbijstering sneven", op welke de bekende schilder H. O. Hels een dramatisch mooie teekening heeft gemaakt.
De Fransche oorlogsliteratuur is een rijke bron voor historische, filosofische en satyrieke bespiegelingen —ook komt er veel smakeloos' in voor. Een van de mooiste stukken ervan bevat de Revue des Deux Af ondes van 15 October, een brief van den Franschen philosoof Etnile Boutroux, die den Duitschen geest op zn duimpje kent en die in een beschouwing over L'Allemagne et la guerre zijne meening uitspreekt en toelicht.
Een andere publicatie die als document voor de historie van dezen oorlog waarde zal hebben, is VEurope antiprussienne, waarin de bekende prenten verzamelaar en commentarieei'der •I. (rraud-Carteret de satyrieke afbeeldingen op den oorlog bijeenbrengt; van dit werk zijn nu drie afleveringen (k 20 centimen het nommer) verschenen; de afbeeldingen uit den Notenkraker en het Weekblad de Amsterdammer nemen er een voorname plaats in. Dat is zeker een aanbeveling. LAROSSE.