Ter aanvulling en verbetering onzer derdie! lijst van inlichtingen dïene: Leopold Pauls is niet naar Aken, maar) naar Villa Les Bruyères, Knocke a/*z. West■ Vlaanderen, einde Juli vertrokken. Hij is aldaar met 5 kleinkinderen. Zijne gehuwde doch; ,ter en spfooonzopn J. Dumont de Chas«erti* de Nivelles zijn in leven en wel, doch verblijfplaats onbekend. • Perceel 104, Maria Theresjastraat, Leuven, geheel verwoest.
De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- 25-09-1914
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- Datum
- 25-09-1914
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Gebr. Verhoeven
- Plaats van uitgave
- 's-Hertogenbosch
- PPN
- 832688045
- Verschijningsperiode
- 1845-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1845 t/m 1959
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 236
- Nummer
- 20398
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Verbetering.
Albanië.
ROME, 24 Sept. (Wolffbureau). Het agentschap „Stefani"- bericht uit Durazzo: Heden kwamen 28 senatoren bijeen, die, door de ver| schillende vertegenwoordigers van Albanië met ; uitzondering van die van Alessio, Skoetari en als zoodanig waren voorgedragen; zij kozen Mustapha bey tot president. De Senaat aanvaardde de regeering van Albanië, totdat de nieuwe vorst benoemd zal zijn en zal de autoriteiten voor de verschillende takken van dienst, gouverneurs en ambtenaren • benoemen. Men is van .meening, dat weldra ; ook met de andere' districten van Albanië overeenstemming zal worden bereikt.
Carranza en Villa.
' WASHINGTON, 24 September. (Reuter.) Volgens mededeelingen van het ministerie van oorlog trekt generaal Carranza zijn strijdmachten samen in Zacatecas, terwijl het leger van Villa in Torreon is geconcentreerd. De spoorweg-verbinding tusschen deze beide punten is verbroken.
Aandoenlijk tooneel te Maastricht.
Gisteren zijn de 11 nog eenigszins zwaar gewonde patiënten van het Augustijnen-gebouw overgebracht naar het gesticht „Calvariënberg." Tot dezen behoorde ook de Duitscher Brillmann, die sedert een der eerste dagen van den oorlog (in het Roode Kruis hospitaal aldaar wordt verpleegd. Hij was het, die een paar uur, vóórdat hij zelf gewond werd, den 12-jarigen Roger Bastin, uit Berneau, die door een geweerschot in de : kuit getroffen werd, een voorloopig velband aangelegd en geholpen had hem in de Roode ! Kruis-auto te leggen, welke hem naar Maas: tricht vervoerde. De haat van den kleinen Roger ; tegen de Duitschers was groot. Maar toen hij |op zekeren dag Brillmann herkende, wilde hij voortdurend bij hem zijn, niettegenstaande bei: den niet met elkaar spreken konden. Brillmann i kende geen Fransch, Roger geen Duitsch. Toen nu Brillmann vanmiddag op de brancard weggevoerd zou worden, was het afscheid van die beiden zóó aandoenlijk, dat allen, die . er bij tegenwoordig waren, de tranen in de oogen kregen. Brillmann zeide hem, dat wanneer . de oorlog voorbij was, hij hem mee naar Aken wilde nemen en voor hem zorgen. En daar Roger hem niet verstond, vrpeg hij dit in het Fransch aan den knaap te willen mededêelen. ' Roger, die zonder familie is, zal tijdelijk naar het weeshuis te Maastricht gaan.
Dr. Cuypers over het verwoeste Leuven.
In »Van Onzen Tijd* vertelt dr. P. J. H. ; Cuypers over een autotocht naar Leuven: Ue straatweg naar Kessel—Loo (gemeente, waarin de Abdij Vlierbeek gelegen is) ver! toonde de meeste uitgebrande huizen, maar in fde onmiddellijke nabijheid der Abdij was alles -gaaf, zoo ais het Abdijgebouw, bewoond'door i de pastoor, de familie Helput en mej. EBza-1 fceth Alberdingk Thijm, dochter van wijlenden ; professor aan de Leuvensche Universiteit. Eene i militaire wacht was hier ' gesteld en! de toren. diende tot observatiepost, want er werd hevig ■ geschoten. Toen ik den pastoor gelukwenschte, dat Vher! beek gelukkig was bewaard gebleven, antj woordde hij mij: »Dat hebben wij te danken ■ aan Uwe nicht, die na de verwoesting van : Leuven met haar com, den heer Gfroerer, naar den opperbevelhebber is gegaan en teen het | behoud' van de cude Abdij verkregen heelt. ; Honderden vluchtelingen waren hier saamgp• stroomd in de eerste dagen der verwoestingen; | men heelt 'toen den armen ongdukkigen aange: boden, wat men had en in drie dagpn jh>adden de ! vluchtelingen elders onderkomen gezocht, zoo bleven Kerk en Abdij-gebouwen gespaard, «i Het was nog slechts een paar maanden ge, leden, dat ik, eenige dagen te Leuven vertee' vend, er de prachtige, rijke St. Pieterskerk tei zccht, terwijl ik mij kon verblijden in de met f liefde tot stand gebrachte restauratiewerken. Jaurenlang heb ik dit belangrij monument be- I zocht, telkens als ik een paar. dagen in «ie I Academie-stad doorbracht, telkens weer kon ik f mij verheugen in de herleving der kunst en j thans, nu na langdurige herstellingswerken het j monument een nieuw leven had verkregen, ko; ir.en de mannen, die zich beroemen aan de spits i der civilisatie le staan, de kunstwerken, die de ; arbeid van duizenden handen zijn en twintig ; eeuwen noodig hadden, cm tot stand te konten, in eenige uren met de ruwste, de meest i barbaarsche verdelgingsmachincs vernietigen. 13 dit het bewijs, dat Duitschland machtig lis 'i Is het een bewijs van hooge cultuur of ! van baatzuchtigen hoogmoed 'i St. Pieter is vermoord, het werk der mid; deleeuwen niet alleen, maar de arbeid van geest en hart van de vorige en van deze eeuw is | ievens vernield: een monument, dat niet alleen den Belgen tot vreugde en verheffing was, ook de elite der beschaving van Engeland., i Frankrijk, Amerika en zeker ook van allen, • die de Germaaiïsehe taal spreken aan gene zijde van den Rijn tot hooge en voortdurende bewondering stemde. Ue vernieling van het gebouw der Universi: teit is even zoo wraakroepend als de verwoesting van St. Pieter. De uitgestrekte ge; bouwen, zoo vele eeuwen oud, waren ook als i ccuwwerk hoogst belangrijk, zqowel wat het i irüterieele en constructieve betreit als voor de geschiedenis der architectuur. En . wat ' de bibliotheek aangaat — geheel Europa zal ' daarover treuren; lager despotisme isnietdenki baar dan dit helsche militarisme, dat het ge; volg is .van een onverzadigbaar egoisme. Tot mijn troost heb ik gezien, dat de gebouwen van St. Geertrudis gespaard zijn; de ' behoefte aan zalen voor de ambulance is wel: licht daarvan de oorzaak; esthisch- of kunstge: veel is wel niet le veronderstellen bij de ver; wqesters van St. Pieter. Het zal ook cm troost zijn voor denedelen |en geleerden man, die niet alleen zijn geest ■ en hart, maar oek zijne financiën ter beschiki king stelt voor de herleving, herstelling envolj tooiing van deze grootsche stichting. Men zie verder voor den Oorlogstoestand het Tweede Blad en de Laatste Berichten.
Amsterdam 25 Sept. 1914. BUITENLAND. GEMENGDE BERICHTEN. Medegevoel met België's leed.
Onder dezen titel had „De Stand." een artikel gepubliceerd, waarin het antirev.blad verklaarde : „België stond geheel buiten het geding. België begeerde niet anders dan te volharden in zijn neutraliteit. En die mogelijkheid werd afgesneden. En dat wekt onze deernis. „We zeggen niet, dat de Duitschers het konden laten. We verstaan 'zeer wel, waaraan zij, door alleen bij Metz en Straatsburg den strijd» te | voeren, zich waagden. \ „Elke waarborg ontbrak, dat Frankrijk niet door België en Luxemburg op Hannover en Berlijn zou aantrekken, onderwijl de Russen uit Tilsit kwamen. „Door fort noch vesting was Duitschland hiertegen te verdedigen. Strategisch stond Duitschland, nu België wel Namen en Luik als vestingen naar den Oostkant had geplaatst, maar heel zijn breede grens aan de Fransche zijde open had felaten, hier voor een doodelijk gevaar. Alleen oo België naar beide kanten zich gepantserd had, zou de kans gelijk hebben gestaan." Hiertegen heeft thans de bekende strijder voor het recht, jhr. mr. de Savornin Lohman, in „De Ned." opgemerkt: „Wij hebben ons, tot dusver, niet uitgelaten over de meerdere of mindere schuld, diepten laste komt van de oorlogvoerende partijen, meenende, dat daarvoor de tijd niet gekomen, althans niet geschikt is. Nu echter in een Christelijk, toonaangevend blad de overschrijding van België's grenzen goed wordt gepraat, omdat de Duitschers „het niet konden laten", want dat ze zich „te veel waagden door alleen bij Metz en Straatsburg den strijd te voeren", en „dat elke waarborg ontbrak, dat Frankrijk niet door België op Berlijn zou aantrekken", achten wij het onzen plicht daartegen te protesteeren. Aan welken kant of tegen welk gevaar België verkoos zich door werken te verdedigen, doet aan de rechtsquaeslie niets af. België is, evenals elke Europeesche staat, een zelfstandig rijk, een souvereine staat, die zijn grenzen niet behoeft en niet mag openstellen voor vijandelijke legers. En wij vinden het onrecht.dat men een land, dat zijn onbetwist recht handhaaft, en zijn internationale verplichtingen nakomt, met krijg overvalt. Eene geheel andere quaestie is, of datgene, waartoe thans ééne groote Mogendheid is overgegaan, niet een gevolg is van den anarchistischen toestand, waarin Europa geraakt is door toedoen der groote Mogendheden, die immers telkens ter bereiking van wat zij voor zich zelve wenschelijk achtten, tractaten en recht ter zijde hebben geschoven. Wij begrijpen zeer goed, dat als telkens en telkens het recht niet geëerbiedigd wordt, het voor eene bepaalde Mogendheid moeilijk is te handelen, alsof zij alleen welaan recht en tractaat ware gebonden. Wij werpen daarom op niemand den eersten steen. Maar recht is recht, ook al vinden de machtigen dezer aarde het goed, zich daaraan nu en dan niet te storen, en van de kleine mogendheden kan niet worden gevorderd, dat zij zelve medewerken tot verzwakking van ons rechtsgevoel. Hoe men over de mogendheden en hare handelingen moge denken, het recht en de verplichting van België, om zijn grenzen voor welk leger ook te sluiten, staat als een paal boven water, België strijdt dus voor zij n recht. En als zoodanig eer e n wij dat land. Ons medelijden is er ook; maar eerst in de tweede plaats."
Het gilde der doodengravers.
De nachten zijn langer en. de heldere maan,' die als een lantaarn diende bij de verwoede nachtelijke slagen, is nu geslonken tot een flauw: schijnsel aan den ' hemel. De nachten zijn langer in de bosschen bij Senlis. »Zooveel te beter voor ons,« zeggen de boeren, >en zooveel te beter voor de dooden. Het geeft ons, meer tijd voor „ons begrafeniswerk...c Zoo trekken' zij uit, deze oude menschen, krorn-gerugd, traanoogend, met hun spaden en houweelen op de schouders om het werk voor hun nieuwe meesters te verrichten, d.;p hun goed voedsel en goede betaling beloven, als zij hun werk maar snel en netjes doen. Zij vormen een nieuw corps van het Fran-> sche leger — het gilde van de Doodgravers) ca er is geen leeftijdsgrens die hen belet dienst te nemen.
Wanneer het scherm der duisternis gevallen is, trekken zij uit hun dorpjes en hoeven, een lugubere, zwijgende processie, om hun arbeidl te midden van de verspreidde dooden te verrichten. Hun weg wordt verlicht door hoornen; lantaarns en toortsen; hun schaduwen dansen' demonisch in het geJlikker van het lid t. ■ meesten van hen zijn kleine oude mannen, voor-, over gebogen, maar "hun schaduwen tusschen; demonisch iv het geflikker van helt licht. De! Hun vrouwen loopen achter hen aan, kleine bossen ontbladerde wilgehtakken en kluwens touw dragend. Zij snijden een paar duimvaru iederen tak en binden dat met het touwkruisgewijze. En telkens wanneer een officier koud, en stijf tusschen de lijken gevonden wordt; plaatsen zij een wilgenkruis op zijn graf. Uur op uur, nacht na nacht houdt het gilde der Doodgravers en hun vrouwen zich bezigi met hun droevigen arbeid, kerkhof na kerkhof vormend... Hun bundels stokken verminderen met de toename der graven. De sombere nacht gaat voorbij, de kaarsen in -de hoornen lantarens branden flauw, flikkeren en gaan uit. De dag breekt aan, in het oosten, niet zacht, zooals dit in September moest geschieden, maar norsch en dVeigendv, terwijl het verre gebulder der kanonnen het voorbijgaan der uren aangeeft
Misbruik van het geestelijk gewaad.
Over het misbruiken van de geestelijke kleeding door de Franschen, bevat de „Köln. Volksz." een artikel, waaruit wij vertalen: Hoe ernstig het misbruik is, dat van de soutane wordt gemaakt, blijkt uit Se verklaring van een Protestantsch Duitsch officier, die den 9den September uit Frankrijk als gewonde terugkwam. Hij vertelde, dat Fransche officieren zich meermalen verkleed hadden als katholiek priester, een soutane was in Frankrijk gemakkelijk te koopen. Deze gewetenlooze wijze van handelen der Franschen heeft er aanmerkelijk toe bijgedragen de verdachtmaking der katholieke geestelijken nog te versterken, hetgeen geleid heeft tot b.v. de noodlottige gebeurtenissen in den Boven-Elzas.
De katholieke geestelijkheid in Duitschland en in alle andere landen keurt met groote verontwaardiging dit optreden van Fransche soldaten af en veroordeelt het als een onwaardig misbruik van het geestelijk gewaad, hetwelk tengevolge heeft de beschimpingen, waaraan de katholieke geestelijkheid over de geheele wersld bloot staat. De smaad, die hiermede den geestelijken wordt aangedaan, valt terug op de lafaards en sluwelingen, die zich alleen reeds door zulk een handelwijze stellen buiten alle regelen van volkenrecht en oorlogswetten.
De voorstellen van von der Goltz.
Duitsche bladen blijven de voorstellen ontkennen, die generaal von der Goltz zou gedaan hebben aan de Belgische regeering. Het „Hbl. v. Antw." verklaart echter: de Duitsche pasja had dolgraag voortaan de Duitsche troepen ongehinderd door België zien trekken en vond er toen niets beter op, dan een proefballon op te laten: de Belgische regeering en het Duitsch bestuur over het bezette gedeelte des lands zouden overeenkomen over eene demarcatielijn, die hun wederzijdsch gebied zou begrenzen. Die lijn zou niet meer overschreden en alle krijgsverrichtingen zoiiden stil gelegd worden in afwachting der definitieve regeling na den oorlog. Te Berlijn laat men via Geneve het nieuws tegenspreken, maar men doet het op zeer zonderlinge wijzen; de keizerlijke regeering, luidt het, ontkend formeel dat maarschalk von der Goltz vruchteloos een afzonderlijke vrede zou hebben voorgesteld aan België. Natuurlijk is er niets voorgesteld; maar zou men kunnen logenstraffen dat er niet gepolst werd om te weten in welke stemming de Belgische regeering dergelijk voorstel zou ontvangen, indien het gedaan werd? Na wat er in ons-land gepleegd is door de Duitschers, en na de hulp, door onze bondgenooten aan onze noodlijdende bevolking verleend, is er geen kweste van, kan er geen kwestie van zijn, eene andere oplossing te aanvaarden: die van te winnen of te vallen met nze bondgenooten.
Geen „groot werk”!
In Engeland — zoo lezen we in het „Hbl." — gaat men de bekende verfstof „Pruisisch blauw" boycotten, omdat zoowel de naam, als de herkomst vijandelijk zijn. Aan de leerlingen van de „South Kensington Art School"* is reeds aangezegd, dat deze kleur voortaan In hun verfdoozen behoort te ontbreken; Engelsche doordrijvers komen ook nu ineens met de opmerkiag, dat de kunstenaars van alle landen deze felle kleur eigenlijk altijd on-artistiek hebben gevonden, en men is reeds klaar met het citaat van een Engelschen kunst-professor, die inderdaad eens beweerd zou hebbeu, dat gedurende de achttiende eeuw in geen enkel kunstwerk door de meesters van toen gebruik was gemaakt van Pruisisch blauw; zelfs wordt nu weer aangehaald een geschriftje uit 1733, waarin toen betoogd werd, dat geen schilder ooit gebruik zou maken van deze nieuwe hardkleurige verf. De verfstof werd uitgevonden door een Pruisischen verver, Diesbach geheeten, ongeveer tusschen 1704 en 1720. Geen groot werk — dit soort uitingen van rassenhaat!
Sympathiebetuigingen jegens de Belgen.
Een telegram uit Simla meldt, dat de Maharadja Scindia, van Gwalior, 5000 pond sterling (60.000 gulden) heeft geschonken voor de noodlijdende Belgen.
Volgens een telegram uit Montreal is daar, onder het beschermheerschap van den hertog van Connaught, een vereeniging opgericht om voor de Belgen geld, kleederen en levensmiddelen in 'te zamelen.
Uit Melbourne wordt geseind, dat in alle Australische groote steden inschrijvingen zijn geopend,om aan de noodlijdende Belgen ladingen vleesch te zenden.
Generaal French over de Duitschers.
In een derde rapport van generaal French, den aanvoerder der Britsche troepen in Frankrijk, wordt het volgende gezegd over de Duitschers:
„De Duitschers zijn geduchte vijanden. Goed onderlegd, lang voorbereid en dapper, vechten hunne soldaten met bekwaamheid en moed. Zij vechten echter öm te winnen tot eiken prijs, zonder zich om de wetten van den oorlog te bekommeren en het is bewezen, dat zij voor niets terugschrikken om de zegepraal te behalen. Vele verhalen omtrent hun slecht gedrag zijn overdreven en verscheidene der strenge voorzorgsmaatregelen, welke zij genomen hebben, om zich te beveiligen tegen de bewoners der streken, die zij doortrekken, zijn misschien als oorlogsmaatregelen te verdedigen. Doch ook is het afdoende bewezen, dat zij verschillende malen gruwelen hebben bedreven". In aanmerking genomen, dat zich in elk leger onder de» manschappen koren en kaf bevindt, is dit bezadigd oordeel van French over het algemeen voor de Duitschers nog niet zoo ongunstig I
Mgr. Heylen.
Wij lezen in het >Handelsbiad van Antwerpen» : =»De bevelhebber der plaats van Namen, wasl Zijne Hoogw. Mgr. den Bisschop gaan vinden om hem te bevelen, een zijner. kerken a{ te staan, die in protestantschen tempel moest, hervormd worden. ! »De bisschop van Namen antwoordde daarop : »Tot hiertoe was ik zeer toegevend en verdraagzaam, doch zulks gaat alle palen té buiten.
»Indïert gij zulke heiligschennis veroorlooft, zal ik de kerk ontzeggen aan de kristeaen! en eene openbare protestatie bevelen.« »Door de krachtdadige lwuding van den! bisschop van Namen, verzaakte de bev?*h • ber aan de uitvoering van zijn schandelijk plan.» )
De bemanning der „U 9” gedecoreerd
Aan het „Hbl." wordt uit Berlijm gemeld, dat de geheele bemanning van de „U. 9" het IJzeren Kruis heeft gekregen. Uit berichten van de overlevenden van de gezonken Engelsche kruisers blijkt, dat dezen niet de gelegenheid hebben gehad een schot te lossen.
De „U 9" was meer dan 20 zeemijlen verwijderd van de plaats waar de aanval geschiedde, en een vaart van eenige dagen was noodig, onder moeilijke omstandigheden, nu de boot meestal onder water blijven moest.
„Mem Freund Roosevelt!”
Aldus sprak bij de parade te Potsdam Keizer Wilhelm destijds zijn gast Roosevelt toe. Thans heeft, naar de „Times" uit Washington verneemt, Roosevelt, zich'uitlatende over den oorlog, als zijn meening te kennen gegeven, dat het de plicht der Amerikanen is, in deze crisis van hare lessen gebruik te maken en tevens zich gereed te houden mede te. werken tot een rechtvaardigen vrede. De vrede zou waardeloos zijn, indien hij de zaak der rechtvaardigheid niét diende. Een vrede, die aan het militairisme wijding zou geven, de vrijheid en het leven van onschuldigen zou vernietigen, het onrecht, België aangedaan, ongewroken zou laten en de herhaling van zulk onrecht niet onmogelijk zou maken, zou geen werkelijke vrede zijn. Aldus de oud-president. Zou het nu nóg: „Mem Freund Rooseveltl" zijn? ....
Koning Manuel.
Vorst Wilhelm von Hohenzollern laat bekend maken, dat de geruchten, als zou de ex-koning Manuel van Portugal zijn diensten hebben aangeboden aan den koning van Engeland, niet geloofwaardig zijn.
In een Fransche dorpskerk.
Donderdagavond' werden wij in een klein dorp ingekwartierd dicht bij een kerkje, aldus vertalen wij uit een brief van een Duitschen soldaat te velde. Ik kwam op de gedachte in de kerk een kleine godsdienstoefening te organiseeren en stelde mij daarvoor met den Franschen pastoor in verbinding, die een beetje Duitsch verstond. Hij vond het goed, en de godsdienstoefening werd op half negen gesteld. Alle soldaten kwamen, Protestanten en Katholieken. Er heerschte een stemming vol wijding. De kaarsen brandden voor het Maria-altaar. Een muzikale geneesheer bespeelde het orgel en ik bad eenige gebeden uit het roomsche veldkerkboek voor. Het waren diep indrukwekkende oogenblikken. Bij het einde der oefening hield de Fransche abbé een toespraak tot ons, waarin hij zeide, dat het gebeurde hem zeer had getroffen en dat hij zich erover, verheugde, dat er zooveel manschappen, aan de godsdienstoefening hadden deelgenomen. Mij werd van alle kanten dank gebracht en de muzikale geneesheer'noemde mij schertsend „aalmoezenier".
De duur van den oorlog.
In de „Guerre Sociale", heeft de oude republikein Naquet een artikel geschreven, waarin hij het o.a. heeft.over de regeling na den oorlog — teruggave van Elzas-Lotharingen aan Frankrijk, Sleeswijk-Holsteln aan Denemarken, Posen aan Polen, verdeeüng van Oostenrijk- Hongarije, overdracht van het Duitsche Congogebied aan België enz. — waarover voorloopig zeker nog niet veel te jeggen valt en waarin hij waarschuwt tegen de fout, om echt Duitsch gebied te willen annexeeren en de hoop uitspreekt, dat de Duitschers zelf een republiek zullen willen stichten.
Voor Frankrijk en voor Duitschland is het materieel onmogelijk — zeg' Naquet — een oorlog als deze twee of drie jaren te voeren. Het Fransche volk is niet bereid, zich zelf volkomen uit te putten om Duitschland te vernietigen. Goed ingelichte lieden verklaren, dat de Fransche verliezen nu reeds 300.000 bedragen. De Duitsche verliezen worden op ongeveer een half millioen.geschat. Als de schatting van 300,000 voor Frankrijk. "fë'flo'ögTs,-"is'darde"scTïürcrvarT'ce' 'fegétïTn'g,' die geen juiste cijfers publiceert. Er zijn nu juist .zeven weken verloopen sedert de mobilisatie 15 afgekondigd. Laat ons de Fransche verliezen nu schatten op 200,000, een cijfer, hetwelk, veronderstellend, dat de verliezen op dezelfde schaal doorgaan, 1,500,000 in een jaar zou beteekenen. • Het is nauwelijks noodig te vragen of eenig land zulk een verlies zou kunnen dragen, om nog niet eens te spreken van de economische gevolgen van den oorlog, die reeds rampzalig zijn- Een oorlog zelfs van een jaar zou Frankrijk ruïneeren.
Wat Fritz Kreisler overkwam.
Fritz Kreisler, de groote violist, aan de bezoekers van het Amsterdamsch Concertgebouw welbekend, is als Oostenrijksch soldaat onder de hoeven van kozakkenpaarden geraakt en gewond aan den arm, die den stok moet voeren. De dokters beloven een zeker volledig herstel van de kneuzing. De kunstenaar lijdt ook aan neuritis tengevolge van het lange staan in een moeras.
Wij hadden in ons bataljon — verhaalt Kreisler — een wereldberoemden orthopaedist als gewoon dokter en een even beroemden brugingenieur als gewoon luitenant. U ziet ik was in het beste gezelschap. En het was een lust met deze lui te velde te trekken. Van def linkheid, dapperheid en het goede humeur van de Stierraarkers, die bijna alle huisvaders zijnen soms dagen lang niets te eten krijgen dan een rauwe, uit den grond getrokken raap, kan niemand zich een voorstelling maken, die het niet beleefd heeft.
„Wij waren van verraad omringd. Elke bron misschien vergiftigd ;«lke boer, die in de zwermlinie kwam, om de soldaten gebakken aardappelen aan te bieden, was een spion, die den vijand de ligging van onze loopgraven verried; het vee, dat ons tegemoet kwam, was een schietschijf en de granaatkartetsen vonden weldra het doel. Maar de moed en de goede luim van de Stiermarkers lieten zich niet dooven. En zooals de Stiermarkers waren alle Duitschers. Ook de Tsjechische dragonders hebben hun plicht gedaan. „Maar het wildst hebben de Hongaren huisgehouden, de Honvedhuzaren, de roode duivels, ware Berserkers in onverschrokkenheid. Op onzen aanval hebben de Russen het nog nooit laten aankomen. Waar zij niet konden vluchten» hebben zij zich dadelijk overgegeven. Maar met hun artillerie, die de onze in aantal stukken en in kaliber overtreft, hebben zij ons leelijk toegetakeld. Ten slotte moesten wij voor de overmacht wijken.
„Wij lagen op een voorpost, toen er plotseling een heele sotnie Kozakken over ons heen streek. Een hoefslag trof mij aan den schouder, maar ik had nog.de kracht, een tweeden Kozak, die over mij heenging, met de revolver van het paard te schieten. Toen werd ik bewusteloos. En ik zou vermoedelijk omgekomen zijn, als niet mijn brave oppasser zijn luitenant gemist en moederziel alleen naar de stelling was teruggekeerd, om mij te zoeken. Hij heeft mij naar den troep gebracht, waar ik werd verbonden en naar het hospitaal gezonden. Meer dan de wond hindert mij overigens de pijn aan het been, die ik in de koude nachten in het moeraswater heb opgedaan. We stonden er tot aan de knieën in en konden ons niet roeren. Ik zal zulke dagen van geestdrift, van kracht om ontberingen te dragen en van primitieve oermenschheid niet meer beleven, en daarom ben ik blij en dankbaar, dat ik ze heb meegemaakt. Als iemand mij nog een half jaar geleden had gezegd, dat ik een reis door Galicië anders dan in een slaapwagen zou doen, dat ik anders dan van de beste keukens zou eten, dat ik in moerassen zou slapen en er niet onder bezwijken, ik had hem voor een gek versleten."
Het klooster Caesarsberg.
In de „Frankf. Ztg." van 13 Sept. 1.1. kwam een artikel voor, waarin de volgende uitlating: „Zij (d. i. de Duitsche offisieren) wisten, wat zij in de stad Leuven voor zich hadden. Het levendigste bewijs daarvoor is, dat he buiten de stad gelegen klooster Caesarsberg behouden is gebleven, waaruit eenige dagen na den eersten nachtelijken aanval op onze troepen is geschoten. Wegens de kunstschatten werd het klooster gespaard, ofschoon het zijn straf driemaal verdiend had."
Hieromtrent wordt ons — aldus teekent de „Köln. Volksztg." bij het lasterlijk bericht aan— van betrouwbare zijde en na een nauwkeurig onderzoek, het volgende medegedeeld:
„Het is volstrekt zeker, dat niet een enkel persoon van de abdij Caesarsberg op een of andere wijze of waar ook heeft deelgenomen aan den strijd bij Leuven. Alle bewoners van het klooster hebben zich loyaal gedragen. Toen zij zich voor de beschieting der stad uit de abdij moesten terugtrekken, hebben zij van de Duitsche militaire overheid verlof gekregen," zich naar Duitschland te begeven en vonden daar zelfs onder Duitsche bescherming een voorloopige woonplaats.
Vóór het binnenrukken der Duitsche troepen lagen den eenen keer 600 man Belgische militairen gedurende 24 uur en een ander maal 300 man gedurende zes dagen in het klooster Caesarsberg in kwartier.Door deze troepen werd aanhoudend op Duitsche vliegmachines geschoten. Na het binnenkomen der Duitschers werd in de omgeving van het klooster'niet meer geschoten. Duitsche soldaten werden daar ingekwartierd. Wat den laatsten zin betreft: wegens de kunstschatten enz. zij hier bij opgemerkt, dat hét klooster van zeer jongen datum is, en geen noemenswaardige kunstschatten bezit. Dat het behouden is geworden, is alleen te danken aan de loyale handelwijze der bewoners en wijl de Duitsche officieren kerken en kloosters zooveel mogelijk sparen. Dit is de Waarheid.
Op het oorlogsterrein, in Oost-Pruisen.
De oorlogscorrespondent van het „Berl. Tageblatt" beschrijft dato 18 September een. tocht, door hem gemaakt van Insterburg in Oost- Pruisen naar het thans door de Duitschers bezette gedeelte van het Russische gebied — het gouvernement Soemalski. Hij reisde langs Gumbinnen en door de streek, waar het gevecht op 11 Seßtember het hevigst had gewoed en waarvan de sporen acht dagen later nog lang niet uitgewischt waren.
Overal in het rond lagen doode paarden, gebroken wagens en omgehouwen boomen en, ter vervanging van de ijzeren brug over de Angerapp, die opgeblazen was, waren soldaten thans bezig een houten hulpbrug te leggen. Hier en daar ontwaardde men pas opgeworpen grafheuvels en verbrande hofsteden en daartusschen waren de boeren reeds weder aan het ploegen en strooiden zij het winterzaad uit.
Langs den geheelen weg tot Gumbinnen bewogen zich munitie- en proviandconvooien, afgewisseld door batterijen zwaar en licht geschut, artillerie en cavalerie, kleine afdeelingèn infanterie, die naar het front vertrokken om de ontstane leemten aan te vullen en eindelijk een lange stoet Russische gevangenen met een pope in hun midden. y Tusschen Gumbinnen en Stallupönen lagen alle huizen in puin, geen enkel stond meer. Stallupönen zelf is -minder verwoest dan men aanvankelijk had vermoed, twee derden van de stad zijn onbeschadigd gebleven. Eydtkuhnen, dat 6000 inwoners telde, bestaat niet meer. Ruïnes en niets dan ruïnes. Ook Kibarty, het Russisch gedeelte van Eydtkuhnen, is totaal verwoest. Bij Kibarty en Wirballen begint Rusland-Dat merkt men, zegt de schrijver, de weger/zijn hier slecht en wij verlaten onzen auto, om te voet verder te trekken. Uitgestrekte weiden rechts en links. Hier moet de terugtocht hi een vlucht overgegaan zijn. Doode paarden inTnassa's, honderden karren, munitiewagens, toestellen voor de telegrafie en ten behoeve van zoeklichten, en daartusschen heuvels, waaronder de gesneuvelden rusten. >- , Ook de verschillende vlekken en gehuchten dragen een geheel ander, karakter dan de Duitsche dorpjes. Er staan vele blokhuizen waarvan "J véle voorzien zijn van witte vlaggen als vre { desteeken, en waarboven als 't ware uitsteken' j de groene koepels der orthodoxe kerken. Dei Joodsche bevolking staat voor de deuien. Man-' nen en knapen nemen voor ons de mutsen af. Als wij hen aanspreken, krijgen wij in het: Duitsch antwoord. <
Langs den straatweg worden kudden vee naar: Eydtkühnen gedreven. Tegen den middag is! Wilkowischki, de hoofdstad van het district' van denzelfden naam bereikt.- Onze soldatenj hebben hier zoo goed en zoo kwaad als het; ging een onderkomen trachten te vinden eni staan al op goeden voet met de bevolking. Uit j de Katholieke kerk, waarvan de deuren door granaten doorboord zijn, klinkt Duitsch gezang. Het kerkgebouw is geheel door Duitsche soldaten gevuld, en een Evangelisch veldprediker staat op den kansel. * * Voor de kerk een post infanterie; de geweren 1 staan aan rotten. In de nabijheid bevinden zich de veldkeukens en bakkerijen, waar druk gekookt en gebakken wordt. Na nog een bezoek gebracht te hebben aan de kazerne van het derde Russische cavalerie-regiment, aanvaardden wij den terugtocht. Nu gaat het over Schiwint en Pellkallins. Ook deze beide plaatsen zijn door de Russen verwoest, evenals de tusschengelegen! dorpen. Uitgestorven en verlaten is de geheele j streek."
BINNENLAND. CONTRABANDE. Amsterdam, 25 September.
»De Residentiebpde«, beamende wat wij] schreven over de onvoorzichtigheid] onzer! reederijen om telkens Duitsche of Oosten-i rijksche dienstplichtigen uit Amerika te ver-ï voeren, schrijft: »Het leveren van contrabande tijdens den! Ameflkaainschen vrijiheïdsoarlog jbezo„*gde! t cns ook eens een oorlog met Engeland | Laten we dJjf. niet vergeten en laten wei dan ook geen »levende contrabande«, dit! wil zeggen: geen reservisten voor de oor-] Togvoerende partijen meer aan boord nemen. ;
»Dat gevaarlijke winzucht onze stoom-: bootmaatschappijen niet in dte verleiding: brenge haar boekje te buiten te gaan, waar-*--door geheel ons volk in ernstige moeilijk-1 heden zou kunnen geraken i »Wij hopen, dat onze Regeeriaig ook dat! gevaar onder de oogen heeft gezien en er! haar waakzaamheid aan wijde.«
BEURSWET 1914.
Het bericht van de »Tel.« wordt doordM 'Dag. Beurscourant« als volgt aangevuld'-j De heeren J H. Rann, mr. J. van; Troostenburg de Bruyn en mr. E. Ferme-; ma zullen gezamenlijk dte functie vervullen1 van regeringscommissaris, die ingevolge! art. 8 vanwege den minister de fondsen zali aanwijzen, welke in de prijscouranten der beurzen zullen worden opgenomen De commissie van deskundigen,' bedoeld, in art. 8, die den minister bij da uitvoering i der wet zal voorlichten, moet nog benoemd' worden. De minister heeft de besturen der' Vereeniging voor den Effectenhandel'te Am-j sterdam van den Provincialen Bond voor' f 1 r^ld; e? EfectenhancH de Vereeniging! van Effectenhandelaren te Rotterdam de Ver-i eeniging voer den Geldhandel, de 'commis { sje, benoemd door de geldgevers en die oom-'' missie, benoemd door de geldhemers verzocht, elk uit hun midden een drietal leden; aan te wijzen, uit welke de minister zich: voorstelt een. keuze te doen voor de benoe-mmg der in art. 8 bedoelde commissie.; Deze zal dus bestaan uit 6 ledten terwiiL reeds nu de heer S. P. van Eö&en tot! voorzitter dezer commissie is aangewezene
Bij _ dte Stoomvaart Maatschappij Nederland is telegrafisch bericht ingekomen) At' begonnen is met de lossing vanrje boord eter stoomschepen »Ce!,ebes« »Riouwen »Nias«, liggende te Gravesend met bestemming naar Holland varladen huiden, rubber en mais, terwijl de koffie gedeelte-:' lijk en de rijst geheel of gedeeltelijk zal' worden gelost.
WEEKHUREN.
Naar aanleiding van het verzoek van de Vereeniging van Grondeigenaren tct den burgemeester van Rotterdam cm maa'regien te willen nemen, dat de vergoeding, uit 's R"kv' kas toegekend aan de betrekkingen van hen" die thans onder de wapenen zijn gedeeltelijk' uitgekeerd zal worden in een bon voor d» huishuur, heeft de burgemeester een waarschuwing uitgevaardigd, waasin hun, die vergoeding ontvangen, er ernstig 0p gewezen wordt, dat zij, zooveel als in hun vermogen, is, moeten zorgen voor voldoening van hun!' huishuur. Zij moeten trachten, aldus luidt' verder de waarschuwing, met den verhuurder {et een schikking te komen, opdat rechts-: vorderingen tot ontruiming van woningen niet! behoeven voor te' komen.
Mocht van onwil van dm huurder bïjk'al dan zal de burgemeester maatregelen in overweging nemen, ertce strekkende, om een o-oedeelte der vergoeding voor deiging van huur-, schuld te bestemmen. »N. R. Ct.<;
SCHEPEN.
Dat wij in deze dagen snel gaan bewijst de nieuwe lijst van artikelen van voorwaardelijke contrabande, die de „Ned. Staatscourant" publiceert. Gisteren was die er nog niet. Ongetwijfeld zal zij nog worden uitgebreid en weldra zullen de Nederlandsche schepen niet veel anders meer kunnen vervoeren dan hun eigen equipage en wat ballast 1
DE DUITSCHERS BIJ HUGO VERRIEST.
I Ii I il ij II i i\Mm Het is de keurbunde], die door de Vereen ging van Letterkundigen ter herinnering aan ad Verriest-feesten van verleden jaar werd. uitge, geven, — een herinnering, die thans tot weemoed stemt. Wat werd er dien stralenden! Augustusdag niet beloofd en geestdriftig beslo-i ten door die honderden jonge Vlamingen daarj op den Ingoyghemschen heuvel ? Mpn zou er ieder jaar weerkomen; zomer aan zomer, zoo-j lang de Pastor leefde, ter »beêvaart« gaan naad »het heilig Mekka der Vlamingen*, zooals eenj hunner 't had genoemd: naar 't stille witte! huis, warbinnen 't hart van/'slands' schoone! Leven klopt in de borst van een ouden dcrps-l pastcpr. En thans? Hebben de courantenond niet verteld hoe langs den steenweg, dïe dreun,! de van den blijden stap der Vlaamische stoeten; Duitsche ruitèrfcenden kwamen aangerend eni hce in de vreedzame pastorie, waar Vernest' de vrienden uit Noord en Zuid met heusche! mildheid welkom heette, Vlaanderen's vrijheid-: lievendsfe herder gastvrijheid verleenen moest] aan de vijanden van' zijn land? Hoe onwezenlijk lijkt ons dit alles; het zo-j mersche landschap met zijn droomende hoevenj cii, overlooverde liuizekens, rumoerend van; krijgsgedruisph, blinkende lansen beven 't ko-i ren en bleeke menschengezictrten voer elk klein) venstertje: een gebeurtenis uit onheugelijk ver-j leden, een verhaal uit de moorddadige middel-j eeuwen, werkelijkheid geworden in die Breughelachtige dorpen vol braaf en vreedzaam volk.! En toch, het is' maar al te waar : Vlaande-1 ren's vijanden hebben de rust van Ingoyg|hemj gestoord; de schermers van 'slands heiligste; schatten hebben van aangezicht tot aangezien;l gestaan met dien ee^iedwaardigen hoeder van! Vlaanderen's edelste cu:tuur. Wat pijn ht3t gel toen, Pastor Verriest, achter uw hoïïelijKstenl glimlach Verbeten ? ! Een oude dorpsherder tcch maar, die voor den vijand stond; een sterk en vtandvastig hart. Van de zuivere, zelfzekere kracht, de waardige wellevendheid, die de kern van Verriest's wezen is, moeten daar op den Ingoyghemschen weg gok de Duitsche ruiters ieis gevoeld hebben.