-BOEKAREST, 3 April. (Reuter.) De Kamer nam het wetsontwerp aan, waarbij aan de bevolking van de Dobroedsja politieke rechten worden verleend.
De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- 05-04-1909
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- Datum
- 05-04-1909
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Gebr. Verhoeven
- Plaats van uitgave
- 's-Hertogenbosch
- PPN
- 832688045
- Verschijningsperiode
- 1845-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1845 t/m 1959
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 236
- Nummer
- 18725
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
De Dobroedsja.
Branden.
Te Vesprin» is Vrijdagnacht een brand uitgebroken. De gebouwen van het seminarie, nabij rlaande hulzen, een kerk, 20 groote in aanbou'v zijnde gebouwen en een groot aantal andere hmizen werden verwoest. Te Satoralja Ujkely brak eveneens een brand alt. Het station en tien pakhuizen giisgen in vlammen op en er ls groote schade aangericht.
TELEGRAMMEN. (De verdere Reuter-berichten van heden vindt men bewerkt in het „Buitenlandsch Overzicht"). Amnestie.
MAURID, 4 April (Reutei). De Ministerraad besloot bij de Kamer een wetsontwerp in te dienen tot het verleenen van amnestie aan alle politieke veroordeelden.
Uit de Spaansche Kamer.
MADRID, 4 April. (Reuter.) De minister van oorlog heeft een wetsontwerp ingediend tot wijziging van de thans geldende wet op de rekruteering. Het ontwerp behelst p.m. de voornaamste bepalingen, noodig vcor de invosring van den militairen dienstplicht.
Het Spaansche parlement.
MADRID, 3 April. (Reuter.) De Kamer en de Senaat zijn uiteengegaan tot 13 dezer.
Het Grieksche Ministerie.
ATHENE, 4 April. (Reuter.) Theotokls heeft zijn ontslagaanvrage ingetrokken. De Kamer is tegen Maandag bijeengeroepen.
Crisis in Portugal.
LISSSABON, 4 Maart. (Reuier). De Koning droeg de vorming van een Kabinet op aan generaal Telles.
Verkiezingen in Frankrijk.
PARIJS, 4 April. (Reuter). Bij de Kamerverkiezingen in Frankrijk werden gisteren gekozen : Te Sceaux Chenal, radicaal-socialist, en Nestoux, socialist. Te Epinal Ferry, radicaa!-so-ialist. Te Ncufchateau Collin, progessist, en te Gaillac Rolland, radicaal -socialist. ROME, 4 April. (Reuter). De Koning benoemde 44 nieuwe leden van den Senaat, onder wie Averna, gezant van Italië te Weenen. (Zie eventueel later ontvangen Telegrammen onder Laatste Berichten.)
Amsterdam, 5 April. HAAGSCHE BRIEVEN.
DEN HAAG, 3 April 1909. De enquête. — Verloren tijd. — Vreugde en rouw. Men begrijpt, dat hier in Den Haag meer dan elders de aandacht heeft getrokken het aan de Tweede Kamer door een vijfial leden Ingediend voorstel tot het houden van een parlementaire enquête naar de toestanden in de wereld der ambtenaren aan de departementen. Het voorstel is al dadelijk merkdig, omdat het in één opzicht zoo geheel ingaat tegen den geest van onzen tijd. Indien er in onzen tijd sprake is van een onderzoek naar toestanden in een of andere wereld van ambtenaren of werklieden, dan staat op den voorgrond, dat dezen een te zwaren taak hebben of te weinig geld verdienen. Onderzoekingen of iemand niet te veel verdient of te weinig uitvoert, hebben niet meer plaats. De parlementaire enquête, die de Kamer thans gaat instellen, is mei de heerschende mode geheel in strijd. Uit haar spreekt zeer beslist een wantrouwen in de ambtenaren en het onderzoek heeft dan ook ten doel na te gaan of de ambtenaren niet te weinig doen voor hun geld. Het voorstel tot het houden van deze enquête draagt de signatuur van een socialist. In dit ingaan tegen de mode zit iets moois, dat waardeering verdient. Is 't echter nog opmerkelijk, dat de Kamer een dergelijke enquête, tegen de mode zoo geheel ingaande, noodig vindt tegenover, ik mag wel niet zeggen, haar eigen personeel, maar dan toch tegenover hen, met wier werk zij zelf allereerst te maken heeft. De patroons hebben altijd ongelijk, maar de Kamer, zelf patroon, doet en handelt als anderen, wanneer zij met de werklieden in rechtstreeksche aanraking komt. In dit opzicht is het voorstel niet minder opmerkelijk. In de derde plaats is het dit ook, omdat het een ongewilde critiek is op Staatsexploitatie. In abstracten beschouwd is het voorstel ten daad van watnrouwen tegenover de Ministers. Zij zijn aangewezen om hun ambtenaren na te gaan en toe te zien, dat er niet te veel zijn en dat zij hun weik goed doen. In elke andere zaak en elke andere onderneming zou geen chef in dezen een onderzoek van een deide dulden. Ik ben overtuigd, dat, als commissarissen van Staatsspoor of Hollandsche Spoor zouden zeggen aan de directeuren : gij vraagt om meer geld voor het personeel op uwe bureaux, maar eer wij dit toestaan, willen wij eerst zelf buiten u om eens nagaan of zij, die er zitten, niet luieren fenz., de directeur op staanden voei zijn ontslag zou nemen. Er is echter geen sterveling, tile het voorstel, thans gedaan, opvat als beleedigend voor de huidige bewindslieden. Men is algemeen oveituigd, dat zij zoo min als anderen bij machte zijn het kwaad uit te «nijden, omdat zij of anderen, die het zouden probeeren hun ambtenaren tot meer productieven arbeid te dwingen en desnoods eenigen hunner op te ruimen, geen leven zou hebben en door de Kamer ter verantwoording zou feijn geroepen. Hoe treurig 't zij, de waarheid is niet anders: in onzen tijd zijn de officieele autoriteiten niet bij machte hun menschen te ziften in overeenstemming met het belang van den dienst, zonder een storm te verwekken, die hen in menig geval terneerslaat. Ik heb slechts te herinneren aan het ontslag van een paar ónderwijzers en later enkele gemeentelijke ambtenaren te Amsterdam. Hoe meer takken Van dienst of bedrijf wij aan den Staat trekken, M°e erger dat zal worden. Zietdaar de drie zeer opmerkelijke verdiensten van het voorstel. Zij hebben slechts een gebrek : zij zijn alle reeds gepresteerd met de indiening van het voorstel. Meer dan net met deze drie negatieve voordeden gaf, kon het niet. Het is zelfs de vraag of het 'geen kwaad gaat stichten. De ambtenaren, dit kan ik u verzekeren, hebben tegen de enquête heel weinig. De belanghebbenden klagen alleen — en dit is hun waarlijk niet euvel te duiden —• dat met die enquête voor onafzienbaren tijd de lotsverbetering is uitgesteld, welke het wetsontwerp brengen zou, dat tot het voorstellen eener enquête aanleiding gaf. Indien dit voorstel maar vooraf was aangenomen, dan zouden zij met een waar genoegen de heeren Kamerleden laten enquêteeren. Zij verwachten daarvan zelfs eenige afwisseling in hun eentonig leven. Zeker, er zijn onder de ambtenaren, die beven zoo vaak zij bij den Minister of hun onmiddellijken chef moeten komen of maar een briefje van hen ontvangen; zij rillen natuurlijk thans extra tot plezier natuurlijk van hen, die onder hen staan. Optimisten van qanleg houden zich echter ervan overtuigd, dat men van die enquête allicht beter zal worden. Ik gelooï er niets van 1 Men zal den heeren laten zien, wat men wil, dat zij zien, maar vooral niet met het gevolg, dat zij misstanden zullen ontdekken, waarvan de veibeteiing aan de ambtenaren te goede komt. Er zijn weer anderen, die in zoon enquête en heerlijke gelegenheid vinden, om hun gal eens te luchten tegenover een openlijken of geheimen vijand. Zijn er dan geen misstanden, die nu juist niet de ambtenaren naar den dienst schaden ? Zeker! Het is eenvoudig dwaas, welk een onbeduidend getal uren vele ambtenaren op hun bureau doorbrengen. Men ziet ze er nog heengaan te half elf, elf uren;, men ziet ze soms al vertrekken te diie, buiten den tijd aan koffiedrinken besteed. Er zijn daaronder groote luilakken, maar niet allen verdienen dien naam. Er zijn onder hen, die weinig op hun bureau komen, maar thuis des te ijveriger zitten te werken, niet gestoord in hun aibeid door den aanloop van zoovelen, Kamerleden niet te vergeten. Een minister of secretarisgeneraal kan tusschen dezen nog scliifien naar den arbeid, dien zij afleveren. Hoe zal dit echter een commissie van enquête doen? Zij zal bij de boden kunnen informeeren of de heeren vaak 's avonds hun portefeuille thuis laten brengen, maar of zij ze open doen, weet niemand te vertellen. Er zijn ook menschen van de klok, die nooit een minuut te laat komen, noch ooit een seconde te vroeg weggaan. Onder deze zijn werkers, maar onder dezen zijn er ook, die op hun buieau niets uitvoeren dan couranten lezen of niet veel meer en beters, en ook wel, die daar allerlei andere werkjes doen. Wie zal ze alweer schiften?.
Ik ken de departementen sinds jaar en dag, ik ken de fouten, ik ken de meeste peisonen, maar toch, als ik Kamerlid was — men vergeve mij de ijdele veronderstelling — voor de eer om in deze enquête-commissie te zitten, zou ik zeer beslist bedanken, overtuigd, dat ik niet zou vinden, zelfs niet datgene, wat ik weet, dat er is en waar het is, omdat het bewijs niet is te leveren. Ik \rees dan ook met duizend vreezen, dat deze enquête tot niets zal leiden voor de zondaars, als zij zien hoe hun zond en straffeloos moeten blijven en hen nog maar in hun zonden zullen stijven. Wil men echter de proef doen slagen, laat men dan oud-ministers benoemen. Van zeven der negen departementen maken oud-hoofden deel uit der Kamer. Laat men hen aanwijzen, dan, al zal het nog niet veel zijn, kan men mogelijk iets vinden. In „De Standaard" is erop gewezen, dat men de ambtenaren moet splitsen in twee categorieën, in ambtenaren voor administratieven en in ambtenaren voor, laat ik zeggen, legislatieven of beter misschien nog redactioneelen arbeid. Ik geloof, dat het blad hier den vinger op de wonde legt. Opmerkelijk is echter, dat juist dit blad van een enquête niets verwacht. Alaar nogmaals, wij zullen zien en wachten. Een keer te meer bewezen, hoe men lang werkend, daarom niet altijd veel behoeft tot stand te brengen, heeft dezer dagen de Raad weer getoond, toen hij bijna den geheelen middag wijdde aan de bespreking van een maatregel, door de H. T. M. genomen in overeenstemming met de concessie, zoodat een bespreking ervan op een debatingclub van evenveel practische waarde was als eene in den gemeenteraad. De H. T. M. mag, volgens de concessie, geen langeren werktijd vragen dan is aangegeven, tenzij het personeel daarin vrijwillig toestemt. De H. T. M. schiet met zoon bepaling niet veel op in de zomerdagen, wanneer duizenden te Scheveningen staan te wachten, om naar Den Haag vervoerd te worden en mopperen en ingezonden stukken schrijven, als zij twee minuten langer moeten blijven staan dan h. i. noodig zou zijn geweest. Zij heeft daarom aan het personeel den eisch gesteld, dat het zich bij voorbaat bij het sluiten van hun conuact bereid verklaard, zoo noodig overwerk te verrichten. De heeren zijn hierover ontstemd. De vrije wil der werklieden wordt aldus niet ongeschonden gelaten, een beweiing, aie, ging zij op, elk contract immoreel zou maken, omdat men bij elk contract zijn vrijen wil aan banden legt. Na wat heen en weer gepraat bleek ten slotte, dat B. en W. ook wel wilden, wat de Raad aangenaam is, maar geen kans zagen het te vorderen op grond van een advies van den stadsadvocaat. Men heeft het den wethouder euvel geduid, dat hij met dit advies niet dadelijk is voor den dag gekomen. Het ligt anders nog al voor de hand, waarom hij dit niet deed, daar hij zelf gaarne iets zou verkrijgen, dat hij volgens het advies, niet het recht heeft te vorderen. Met publicatie van het advies verbrandde hij zijn eigen schepen. Den slechtsten dienst bewezen dan ook aan de werklieden zij, die maar bleven aandringen, indien men het ten minste een kwaad wil noemen, dat werklieden op extra drukke tijden extra werk moeten verrichten. In dezelfde vergadering werd wederom een verzoek afgewezen van den heer Van der Laan, om een kleinen Schouwburg te bouwen op zijn terrein aan de Paikstraat. Er was daarvoor een goede reden in het brandgevaar, doch deze is dan ook de eenige, die gelden mag. Wanneer wij niet vroeg of laat aan een duren gemeentelijken schouwburg zullen moeten, dan moeten wij particulieren niet bemoeielijken om ze op te richten. In het Haagsche katholieke leven is deze week heel wat afwisseling geweest aan vreugde en rouw. Om met het eerste te beginnen, mochten wij een heerlijke tentoonstelling zien van kerksieraden enz., door de Vereeniging van het H. Sacrament, ten behoeve van arme kerken, in het afgeloopen jaar vervaardigd, waarbij, naast onze Oost-Indische bezittingen, onze arme kapellen in Den Haag en vooral onze jongste kerk — deze krijgt van alles — rijk werden bedacht en zag de Vincentius- Vereeniging zich in het bezit gesteld van een eigen R. K. Doorgangshuis, tweemaal zoo groot als het gebouw, waarin zij twee jaar geleden als bescheiden liuurster, angstig en onzeker van de toekomst, begon. Het leed, ons gebracht, is veroorzaakt door het heengaan van twee onzer om hun ijver en onvermoeide werkzaamheid meest populaire geestelijken, de paters Jesuïten Van den Hagen en Oosterbaan, die beiden ongeveer een kwart eeuw zich hier ter stede aan de zielezorg wijdden. Ik zal hun bescheidenheid niet kwetsen, door hier hun lof nog eens te zingen. Zij heeft harde pioef genoeg doorstaan bij het afscheid, dat genomen moest worden. Het heengaan viel dubbel zwaar van pater Van den Hagen, wiens gezondheidstoestand dwong, hem een rustigen arbeid te geven, zoodat wij hen wel hier nooit zullen weerzien. Op hun nieuwen arbeid zij hun Gods zegen in even ruime mate toegewenscht, als hij daarop hier neerviel.
BUITENLAND. UIT BELGIË (PARTICULIERE CORRESPONDENTIE).
Brussel, 3 April 1909. De commissie van onderzoek is steeds ijverig bezig en van alle zijden komen er gegevens en dossiers, 't Is een kolossaal werk en niet te verwonderen zal het zijn, als de werkzaamheden niet binnen den bepaalden tijd zullen gereed komen. De commissie heeft dit reeds eenigszins doen verstaan en hieruit wordt door de tegenpartij afgeleid, dat de commissie de taktiek zal volgen van Fabius Cunctator, d. w. z. alles zooveel mogelijk op de lange baan schuiven, om door tijd winnen vóór de verkiezingen uit de moeilijkheid te geraken. Ik geloof niet, dat men redelijkerwijs de commissie deze bedoeling kan toescnrijven. Doch laten we nu de commissie maar eens rustig voortwerken en ons op het oogenblik eens met wat anders bezig houden, dat minder zwaar op de hand is dan een militaire quaestie in een neutraal land. Een woordje over sport en wel sport onder zeer eigenaardige en geenszins alledaagsche omstandigheden. Een paar weken geleden hebben we in Antwerpen een sportsirijd gehad, die voor sportliefhebbers van zeer veel belang is en ook voor gewone stervelingen in Holland en België wel interessant kan zijn vanwege de elementen, die er Ir 'et spel waren. Er werd toen n.l. een voetbalwedstrijd gespeeld tusschen de beste Hollandsche en Belgische spelers. Mijn vaderlandsch hart kon niet anders dan van vreugde kloppen bij het vernemen, dat de Hollanders daar een schitterende overwinning hebben behaald en niet, alleen, dat ze overwonnen hebben, maar hun spel werd door alle toeschouwers van welke nationaliteit dan ook piachtig genoemd. Vooral de Hollandsche goalkeeper had aller bewondering gewekt. Bravo ! Verleden Zondag hebben we weer een voetbalwedstrijd gehad bij Brussel. De hoofdaanlegger van dezen strijd was niet minder dan Z.E. de kaïdinaal Mereier. Zeker niet banaal was het schouwspel op de toeschouwersiribune een kardinaal in zijn purpergewaad naast den troonopvolger, den prins Albert, te zien gezeten. De spelers waren seminaristen uit het seminarie van Mechelen en Leuven. Met veel belangstelling volgde de kardinaal het verloop van het spel. Het zoo streng ascetische gelaat van den hooggeleerden prelaat, den beoefenaar bij uitnemendheid van dorre en abstracte wetenschappen, helderde op en de eenigszins doffe blik werd levendig, wanneer een der beide partijen een goal telde. Mens sana in corporc sano, dit heeft monseigneur Mereier voor oogen bij het vormen zijner seminaristen, die het voorwerp uitmaken van zijn teederste zorgen, getuige het reeds veel besproken boek: „A mes Séminaiistes", dat hij eenigen tijd geleden geschreven heeft en dat ook wel in Holland gelezen en gewaardeerd zal worden. Ofschoon naar den geest gedompeld in de scholastieke vraagstukken der middeleeuwen heeft Z. E. een open oog voor wat de moderne beschaving nuttigs en goeds aanbiedt.
Z. E. maakt o.a. gaarne gebruik van een automobiel en hij is bepaald voorstander van gezonde en ontwikkelende sport. Hij heeft dan ook aan de overwinnende Leuvensche Seminaristen eigenhandig den door hem uitgeloofden prachtigen beker geschonken. En deze voetbalwedstrijd werd niet gespeeld op een binnenkoer van het seminarie, maar op een publiek voetbalveld en de wedstrijd had een ontzaglijke menigte toeschouwers uitgelokt, die den Kardinaal en daarna de overwinnaars luide toejuichten. Prins Albert aanvaardt dan heden, Vrijdag, zijn zoo lang besproken reis naar den Congo. In verschillende kerken en kapellen zijn er H. Missen gelezen voor den goeden afloop van deze reis van België's troonopvolger. De prins wil volstrekt geen manifestatie bij zijn afreizen. Hij venrekt eerst naar Ostende, vandaar naar Dover om zich vervolgens te Southampton in te schepen op de „Armodale Castle", met koeis naar Capetown. Over de aanleiding tot deze reis, over de reis zelf, over den moed, die er voor noodig is om ze te aanvaarden en te volbrengen, over dat alles is reeds te voren ruimschoots geschreven. Men wil, dat de koning den prins deze reis als 't waie heeft opgelegd. Het komt er eigenlijk ook weinig op aan of de prins uit eigen initiatief handelt of niet, — zeker is het, dat hij als toekomstig troonopvolger en dus hoofd van het land, tot hetwelk de Congo nu behoort, een zeer nuttig werk verricht met zich in loco te gaan overtuigen van hetgeen daar omgaat en zich op de hoogte te stellen van den toestand van het land, een toestand, die zoo becritiseerd is geworden, die nog het voorwerp van critiek uitmaakt van machtige naburen en die aan België onheil of voorspoed moet bezorgen. Van de Zambezie-watervalien af zal de prins de reis te voet maken. Deze tocht zal ongeveer 2 maanden duren. Tegen den 20 Juli denkt men te Leopoldville en daarna te Boma aan te komen. De reis van den prins heeft een officieel karakter en daaiom zal hem oveial de verschuldigde eer woiden bewezen. Te Matadi zal de prins begroet worden door de autoriteiten van den Franschen Congo. Dit alles zal een officieel karakter dragen. Ook de autoriteiten van den Portugeeschen Congo, de vreemde consuls en verdere autoriteiten zullen den prins worden voorgesteld. Enfin, de geheele ieis zal een solemneel karakter dragen. De prins is vast besloten, dit weet ik uit goede bron, niet alleen te zien, wat men hem wel wil laten zien, maar zeer zelfstandig en zonder aanzien van personen of toestanden le ondeizoeken. Dit is dan ook noodzakelijk, wil zn reis inderdaad vruchten dragen.
Eindelijk is de wet op de mijnarbeid dan gereed. De werkduur is op negen uur bepaald. Om echter de mijnindustrie den tijd te geven zich geheel en al naar de nieuwe wetsbepalingen in te richten en om een overgangsmaatregel te gebruiken heefs men bepaald, dat men tot 1912 toe een werkduur van 9!_ uur mag toelaten om zoo la gzamerhand na 3 jaren op 9 uren terecht te komen. Competente mannen beweerden tijdens de debatten, dat slechts eenige maanden voldoende waren om den nieuwen maatregel van 9-uren werkdag zonder schade voor de mijn-industrie in werking te brengen, maar de minister van Nijverheid wilde daarvan niet hooren en ging niet van zijn voorstel af. Men kan dus zeker niet zeggen, dat men de kolenindustrie door de wet overvallen is. De heer^Woeste heeft eenigen tijd geleden een wetsvoorstel ingediend, waarbij het oprichten en onderhouden van normaalscholen min of meer van de gouvernementeele goedkeuring werd afhankelijk gemaakt. Al wat anti-klerikaal is, is nu in rep en roer. De onderwijs-quaestie is hier in België gelijk aan een vuur, dat onder de asch smeult. Telkens als men die asch een weinig oprakelt, slaan de vlammen weer op. Het systeem van de anti-klerikalen op gebied van ondeiwijs kan omschieven worden door veel schreeuwen, veel verwijten doen aan een ander en zelf niels uitvoeren. Telkens wordt het afgesleten argument voor den dag gehaald : het onderwijs is ten achter in België. De Katholieken hebben tenminste daarop geantwoord : welnu, dan zullen we scholen oplichten en desnoods zelf betalen. Dat „zelf betalen" daar hebben de anti-klerikalen het niet op begrepen en ze willen liefst scholen oprichten met het geld van alle Belgen. Dit zou nu nog tot daar aan toe zijn, maar met het geld v.n alle Belgen, dus zoowel van de Katholieken als van de anderen, probeeren ze telkens, en op veel plaatsen hebben ze het gedaan, scholen op te richten, waar alleen de kinderen van ouders zonder godsdienst onderwijs kunnen genieten, want een Katholiek stuurt zijn kind niet naar zulke scholen, als hij een andere leergelegenheid kan vinden. In sommige gemeenten nu worden met het geld van alle anti-klerikalen normaalscholen opgericht, scholen achter welker leerstof men drie puntjes zou kunnen plaatsen. De gemeentelijke autonomie in België laat toe, dat de gemeente dit kan doen op zijn eigen houtje. De heer Woeste wil hier nu een stokje voor steken en een groot antiklerikaal onweer is ophanden.
DE ZUSTERS VAN DEN DUITSCHEN KEIZER.
Even als keizerin Augusta, echtgenoote van den Duitschen keizer, Wilhelm 11, zijn de vier zusters des keizers steeds „au second plan" gebleven. Zijn breed-uitslaande, rumoerige, temperamentvolle, impulsieve persoonlijkheid stelt èn zusters èn gemalin onwillekeurig in de schaduw. Toch, zijn Wilhelm's 7usters, evenals hij, onvervalschte Hohenzollerns, kranige vrouwen, vrouwen van karakter. Prinsessen, die, alle vier, door haar begaafdheid, inzichten en ontwikkeling, persoonlijkheden van beteekenis zijn. 's Keizers oudste zuster de 49-jarige erfprinses Charlotte van Sachsen—Meiningen, komt in karakter, temperament, in 't hart op de tong dragen, haar broeder 't meest nabij. Gevat en slagvaardig als Wilhelm, had zij 't dikwijls met hem aan den stok. De woorden, die hij haar in hun kibbelpartijtjes en meeningsverschillen steeds toeroept, bewijzen, dat de Duitsche keizer het voor een vrouw heelemaal onnoodig acht, dat zij een beetje op den voorgrond treedt. „Geloof me, Lotte, jij hadt een man moeten zijn, dat zou veel verstandiger van moeder na'uur zijn geweest." Prinses Charlotte en prinses Sophie, de 39-jarige kroonprinses van Griekenland, zijn de mooiste van 't viertal. Charlotte en Sophie erfden de prachtige, slanke gestalte van hun sympathieken vader, de zoo vroeg gestorven keizer Friedrich. De naar haar moeder vernoemde prinses Victoria, is nu 43 jaar, en echtgenoole van prins Adolf van Schaumburg—Lippe. De vierde en jongste zuster van den Duitschen keizer, is de 37-jarige prinses Margaretha, gehuwd met prins Friedrich I
GEMENGDE BERICHTEN. Werklieden te Parijs.
Gisteren had te Parijs in het Hippodronie een vergadering plaats van werklieden en beambten, waarin een tiental sprekers van verschillend* syndicaten en vereenigingen het woord voerden. Er waren 12.000 personen aanwezig. Met algemeene strmmen werd een motie aangenomen, waarbij de aanwezigen zich uitspraken voor de algemeene staking voor het geval de regeering opnieuw de vrijheden der vakvereeniging zou bedreigen of de pastbeambten, die aan de laatste staking hebben deelgenomen, zou treffen.
Een Minister uitgefloten.
Te Rennes is de Fransche Minister Doumergue, die in deze stad het voormalig bisschoppelijk paleis en het vroegere klooster der Visitandioen aan wereldlijke instellingen kwam overdragen, door de bevolking uitgefloten. Er hadden vijandig* straatbetoogingen tegen de Regeering plaats en de Minister werd op zijn rit door de straten van Rennes ontvangen met den kreet .Ga he(;n, dier.
De aanslag op Fallières.
Het Hof van Appèl te Parijs heeft h«t vonnis tegen den koffiehuisbediende Mattis, die een aanslag had gepleegd op president Fallières, gecasseerd op grond van het feit, dat bekli.agde niet tegenwoordig was geweest in de zitting, waarin uitspraak werd gedaan omtrent de b.fvoegdheii» van de rechtbank.
Een stad verbrand.
Een groot deel van de stad Fortw*osth in Texas is door brand vernield. De schade vrordt op 5 millioen dollars geschat. Honderd huirfen, wsarondeï machinewerkplaatsen van den Texaf'-Pacific spoorweg zijn verwoest. Vijf kerken, twise scholen gingen in de vlammen op. Troepen doorkruisen de stad om plundering te voorkomen.
BINNENLAND. Amsterdam, 5 April. EEN KATHOLIEKE WERELDBIBLIOTHEEK.
(Ingezonden). 'n Titel, die aan de meeste mijner lezers nog wel wat raadselachtig zal voorkomen. 'k Wil dan eerst een verklarende inleiding geven, alvorens het eigenlijke onderwerp van mijn artikel te behandelen. Al zal dan die verklaring en inleidende bespreking niet zóó Uroodnoodig wezen. Alles streeft naar internationalisatie. Wetenschap en kunst, arbeid en kapitaal, verkeersmiddelen voor menschen en de producten hunner handen. Dat is geen decadenee, dat is geen kenteeken van verval, dat is geen dreigende voorbode voor 'n hieruit noodwendig volgenden ondergang. Internationalisatie is niet te vreezen. Zeker niet voor ons, kinderen van de H. Roomsche Kerk, die door alle eeuwen heen eene door Haar Meester-zelf gewild voorbeeld van allenaties-omvattende organisatie is geweest. De Apostelen van ons geloof, van den door Christus gestichten godsdienst, hebben altijd gestreefd niet naar wegdoezeling der respect, vaderlandsche grenzen, niet naar onderdruk king of versmoring der vaderlandsliefde, maar boven dat, naar verwezenlijking v.in het goddelijk ideaal: Alle menschen broeders in Christus; — één schaapstal en één fierder; — van de heele wereld als ware 't éér» vredelievende federatie te maken.
En nu is daar in de laatste jaren een n.ieuw, doch reeds machtig hulpmiddel opgekomen en dat ons allen voor 't grijpen ligt o-m het aan te wenden ter bereiking van ons eeuwig doel. Met uiterst weinig moeite heeft men geleerd het te hanteeren, het is reed;s aan velen bij uitstek doelmatig gebleken. 'Het is practisch, het is beproefd, het is democratisch.... Daar hebben we het uniforme internationale hulpmiddel tot gedachtenuiting, 'n wereldtaal, — de wereldtaal, Esperanto. Wanneer wij „Esperanto" de wereldtaal noemen, dan versta men ons wel. Zeker, ook wij weten van het bestaan van Volapük 'n twintigtal jaren her, -ook wij hebben hooren verluiden van B o 1 a k, ï d i o m neutral, Mundoünco en van nog een gróót aantal andere systemen. En 't een nat ander kwijnde weg na 'n heel kortstondig, armzalig bestaan. Alleen Esperanto hie ld stand, ondanks alle mededinging, weerstreving, negatie, onderdrukking en miskenning. Dr. Zamenhof's vinding verspreidde zich langzaam en rustig — niet door overhaasting, clie slechts kenteeken van zwakheid is—over de geheele beschaafde wer ld en nu, na een gestagen groei van ongeveer twee en twinti/j jaar, telt het Esperanto zijn aanhangers b;,j honderd duizenden, welker rangen dagelijks dooi nieuwe geestverwanten worden gesterkt, Nu zijn de buitenstaanders wel gedwongen er naar om te zien en op te waken uit hunne onachtzaamheid, want met onweerstaanbare macht dringt deze reformatie zich aan da wereld op. En dit is eene waarheid van onloochenbare kracht, wat dan ook philologen en taaikenners mogen beweren en inbrengen en protesleeren tegen deze nieuwigheid, in hunne oogen een in zichzelf onmogelijk onding. Immers, de feiten laten zich niet wegredeneeren en spotten met alle wetenschappelijke of wouldbe- wetenschappelijke betweterij. Het Esperanto bestaat, het Esperanto groeit, het Esperanto schrijdt voort als een wereldveroveraar. Van 5 Dec. tot 6 Jan. steeg het aantal Esp.-clubs van 1170 tot 1242 en gedurende de daaropvolgende 30 dagen van 1242 tot 1311 — in 1905 bestonden er zoo ongeveer 'n 30 kranten en tijdschriften; nu niet minder dan in de 80. — Reeds meer dan 1000 literatuur werken, waarvan verschillende origineel, bestaan er in 't Esp. Maar ik wil u niet met 'n dorre opsomming vermoeien. Wie zich wat meer van de geschiedenis der beweging wil op de hoogte stellen, verschaffe zich: „Wat is Esperanto?" door H. Blok en de actueele brochure van dr. van Embden. Doch hebben nu ook de Katholieken aangegrepen wat in de eerste plaats hun belang moet inboezemen ? Socialisten en anarchisten hebben de propaganda krachtig en succesvol doorgevoerd in hun midden enzij hebben hunne Esp.-clubs, -organen en -lectuur. (Broch. verschenen als „Diaj Krimoj": „Goddelijke Misdaden", vertaling van Hervé's opruiende anti-militaristische geschriften enz.) Theosofen, Vrijmetselaars, Goede Tempelieren, zij allen toonen te begrijpen het belang van Esp. voor de verbreiding hunner heillooze beginselen. Maar gelukkig hebben ook de onzen ingezien, dat wij niei afkeerig mogen zijn van de hulpmiddelen door het menschelijk vernuft ons aan de hand gedaan en dat wij van de natuuilijke een zoo ijverig gebruik moeten maken, als werden ons alle bovennatuurlijke onthouden. Met name in Frankrijk en België hebben onze geloofsgenooten met vrucht hunne aandacht geschonken aan dit wonderbaar verschijnsel van menschelijke vindingrijkheid. Men telt er reeds vele priesters-Esperantisten. Mgr. Mereier moet voor de beweging nog zeer onlangs zijn onverdeelde sympathie hebben uitgesproken. En de Paus zegende met Zijnen Vaderlijken zegen het eenige katholieke Esp.-orgaan, dat nu een maandblad 'is geworden en onder den naam van „Espero" Katolika" in Parijs wordt uitgegeven (1) In ons landje is Den Haag wel het middenpunt van de Esp.-beweging. Daar moeten o.a. reeds "honderden arbeiders-Esperantisten op de ledenlijsten der clubs staan ingeschreven. Begrijpelijk genoeg, dat daaronder ook 'n aant?.l Roomschen zijn. Welnu, een van deze is de drager vaneen grcotsch, een verheffend ideaal. — „Ad major.cm Dei gloriam" heeft hij zich tot leus gf-steld en belangeloos offert hij zijn levenskrachten, heel zijn kunnen aan de practijk dezer theorie, die voor velen, helaas, niet deer dan 'n holle frase blijkt. Een „Wereldbibliotheek"! In onze hoofdstad kennen We 'n uitgave, die dezen weidschen naam zich aangematigd heeft, 't Is allerminst aanbevelenswaard als katholieke volkslectuur. Dat verdroot hem, die zoo graag zijn ideaal verwezenlijkt zag: een katholieke wereldbibliotheek te stichten. Daar lichtte voor hem op de wereldhulplaal. Die beloofde een reusachtig debiet aan alle werken door haar bemiddeling uitgegeven, die inderda.ad volkslectuur aan volksprijzen zou kunnen verschaffen. „Wereldbibliotheek", dien naam zou zijn uitgave terecht dragen. En katholiek moest zij zijn als een protest en een tegenweer tegen den stroom van anti-godsdienstig •geklad in het verlokkende Esperanto-manteltje de wegen opgezonden. Nummer 1 van de „Universala Katolika Esperanta Biblioteko" is verschenen. (2) 't Is een bescheiden, nederig begin, maar met een geheimzinnig-groote, vertrouwen-inboezemende belofte voor de toekomst. Groeide het over heel de wereld verspreide Christendom niet uit een kleine groep ijveraars en proselieten ? Waar Gods geest bezieling geeft, daar is de toekomst een hoopvol vertrouwen v.aard. Daar zijn wij a priori verzekerd van het v/elslagen onzer onder Zijn hoede en te Zijner eere ondernomen moeizamen arbeid. Die zal niet falen, niet mislukken, als wij v/aar, d.i. nederig, blijven en doorzetten wat We begonnen met opbieding van al onze krachten, met steun op een onwankelbaar zelfvertrouwen, alsof we geen hulp van Boven mochten verwachten, alsof van onzen goeden V/il en niet van Gods genade de goede uitslag afhing. Maar biddend intusschen om volharding, smeekend om de overwinning ondanks onze nietige machteloosheid. Laten wij dezen wakkeren strijder bijstaan, laten wij hem bemoedigen door onze blijken, tastbare, daadwerkelijke blijken van goedkeuring en achting voor zijn koenen arbeid, zwaren kamp. Binnenkort gaat onder de bescherming van het „evulgetur" nummer twee verschijnen van de „Katholieke Werelbibliotheek". Het zal tot titel voeren „'Cv la Krédo estar en batalo kun la Sci';nco?,' — „Is het Geloof in strijd met de Wetenschap" ? Aan ons dan verder de taak.de verschijning van no. 3, den voortduur der uitgave mogelijk te maken. Wij zullen dezen vaardigen pionier niet alleen laten staan, wij zullen hem niet vereemzaamd en verloren in den ongelijken strijd doen neervallen ... Steunt, steunt naar uw vermogen 1 MALKONATO.
(1) Vertegenw. voor Nederl.: H. B. v. Zwet, Vosstr. 35, Utrecht, (2) „Garcia Moreno" de Pastro H. M. H. Bartels. 1 ex. 7VS et; 10 ex. 62^ et; 50 ex. f 2.50; 100 ex. f 4. Administr.: J. Lüneman, v. d. Neerstr. 40, 's Hage. (Aan wien de edelmoedigheid er een honderdtal van te doen verspreiden?) (Met alle waardeering van het loffelijk streven, waarvan bovenbedoelde uitgave blijk geeft, wenschen wij toch op te merken, dat wij de hooggestemde verwachtingen van ,Malkonato" omtrent de toekomst van het Esperanto volstrekt niet deelen. O.i. kan ook oeze poging tot het invoeren van een kunstdan wereldtaal geen anderen uitslag hebben van _Ü? 8,e,'iks°oitige pogingen tot invoering Een tan.V-lapÜk' «•*, Vbe-Schoren geweest, maar aeaenISresn:Uaeaetnmaal kunstproduct, keling, lï^hßtorische ontwikgestaan van een aamll f_.f mvloed heeft ontwikkeling in zekere bepÏÏd°erln'htwelke ,d* hebben. De taal is één^mSfde'volkfz!^ zoolang de volksziel der onderschö&Lïï verschillend blijft gelijk heden, schijnt ons hS sturen naar ééne uniforme wereldtaal een volstrekt onbereikbare utopie. (Red. T.)