In het Gebouw van de Maatschappij voor den Werkenden Stand, Kloveniersburgwal is het a. s. Maandagavond B'/£ uur voor de Dames die zich met de edele knipkunst bezighouden, of er belang in stellen, een groote avond. Een 18-tal. leerlingen van de gehouden zomercursus voor Kleedermakers en Naaisters zullen hetgeen zij onder leiding van den directeur-leeraar,, den heer Chr, A. F. Aiiröchte, hebben aangeleerd in het openbaar pioe* afleggen tegenover een commissie van deskundigen. Voor een deel is dat werk reeds geschied, doch het aanpassen van de gemaakte proefstukken en de uitreiking der diploma's door het Hoofdbestuur van de Maatschappij voor den Werkenden Stand geschiedt dien avcnei.
De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- 02-10-1909
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- Datum
- 02-10-1909
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Gebr. Verhoeven
- Plaats van uitgave
- 's-Hertogenbosch
- PPN
- 832688045
- Verschijningsperiode
- 1845-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1845 t/m 1959
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 236
- Nummer
- 18878
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
STADSNIEUWS. Voor de dames.
GEMENGD NIEUWS. Ongelukken.
Een zeer ernstig üamongeval greep Vrijdagmiddag in de Assendelftstraat te 's Hage plaats. Een 4-jarig meisje was al spelende roekeloos de trambaan overgeloopen op het oogenblik, dat de wagen aankwam. Zonder dat de wagenbestuurder 't zoo snel kon voorkomen, geraakte het arme kind onder den motorwagen. Door de zorgen van een politieagent opgenomen, bleek 't, dat het kind de beide beenen waren afgereden. Zóó, deerlijk verminkt, werd het meisje naar het Gemeentelijk Ziekenhuis overgebracht, waar het jonge leven spoedig was gevloden.
LAND- EN ZEEMACHT.
Bij Ken. besluit is: le. aan den hoofdcommies bij het departement van Oorlog jhr W. B. C. Dibbets de persoonlijke titel van referendaris verleend; 2e benoemd tot adjunct-commies bij het departement van Oorlog, de eerste-klerk bij dat dej_artement D. Duit.
KUNST EN LETTEREN. Concertgebouw. Zondag 3 October.
1. Symphonie No 7. Mahler. 2. Symphonie No 1. Beethoven.
Concertgebouw.
Fri.z Kreisler trad gisteravond op met het vioolconcert in E groot van J- P. Bach, concert in D groot van Beethoven en het concert Opus 35 van Tschaikowsky. Deze veelbereiède kunstenaar, die alle landen en volkeren bekocht, kan moeilijk ooit dankbaarder hoorders gehad hebben dan gisterenavond. De zaal was overvol, het podium zelfs gevuld en diit ge zicht stemde al tot geestdriftige verwachli..g Later: een eindeloos gejuich.
•Het was een zeer mooie avond. Het karakteristieke van Kreislers spel is, dunkt mij, vriendelijke hoogheid. Hij overweldigt niet, de ontroering is niet neerslaand, verpletterend, men krijgt een hoogen, grooten indruk van iets onbereikbaar liefs en zeer schoons. Hij heeft alle vaardigheid; deze verbaast, ontroert niet, doch in zijn binnenste woont dat al-menschelijke: gevoelsinnigheid, welke hoorders en uitvoerder bij elkaar brengt.
De kunstenaar staat altijd boven den virtuoos. Maar soms kan gene zich ook vergeten in een storm van avontuurlijke tonen als in Tschaikowsky's concert. Het concert van Bach lijkt ons het best geslaagd. Vooral het adagio, bovenaardsch-liefelijk als al de innigheid die Bach beschreef. Heerlijk klonk de inzet met de zacht contrapunteerende bassen, later de soloviool en het prachtig geregistreerde orgel, alles hooge liefelijkheid, die het heele deel doorzong. Ook Beeihovens concert slaagde goed, doch het orkestspel was hier niet zoo doorwerkt in de onderdeden als we van Mengelberg gewoon zijn. Reeds de inzet miste eenheid. In het tweede deel hoorde men menige lauwe passage, waar hoorns en trompetten de solo-viool rythmisch begeleiden. Dat klonk te koud, te onverschillig. Het late inzetten der solo-viool (eerste deel) is hier een van Beethovens instrumentale effecten. Men gaat ver- Tschaikowsky's werk is, ik 2inSDeeide er reeds op, een echt virtuozenstuk. Men merkt dit het best aan de cadensen. Ook hier houdt bij Beethoven de thematische arbeid niet op terwijl Tschaikowsky maar raak fantaseert.
Na de solonummers werd neg gespeeld uit de Dramatische Symphonie Romeo et Julie van H. Berlioz: Roméo seul. —- Tristesse — Concert et Bal chez Capulet.. v. d. M.
Museum van Kunstnijverheid Haarlem
Gedurende de maand September werd het Museum voor Kunstnijverheid te Haarlem bezocht door 761 bezoekers; uit de aan het Museum verbonden beekerij werden 252 boek-en plaatwerken naar verschillende plaatsen van ons land verzonden.
De aan het Museum verbonden school voor Kunstnijverheid werd op 1 September geopend met 122 leerlingen, die de verschillende dagcursussen bezoeken, terwijl op 5 October de avondcursus zal beginnen. Door den directeur van genoemde school werden pogingen in het werk gesteld, om ten behoeve der leerlingen van het laatste studiejaar de klasse voor de metaalbewerking met eene klasse voor het emailleeren uit te breiden, vermoedelijk zal deze klasse weldra kunnen wórden ingericht en zal daardoor de ge legenheid geboden worden, dezen tak van Nijverheid, die hier te lande nog zeer weinig beoefend wordt, in ruimer kring te verkennen.
De Violier.
Vrijdag 8 October a.s. houdt de R. K. Kunstkring .De Violier", afd. Amsterdam, een vergadering in de groote zaal van het American-hotel, waar de heer Wouter Hutschenruyter, directeur van het stedelijk orchest te Utrecht een lezing zal houden over „De ontwikkeling der symphonie door Haydn, Mozart en Beethoven', met piano-voordrachten.
De heer Jan v. d. *Horst heeft een rederijkersdrama met zes mannenrollen voltooid. De titel is: »Wee den Verleider!» anti-alcoholisch drama in drie bedrijven. Het zal eerstdaags verschijnen bij M. Hopstaken, te Oudenbosch.
LANDBOUW. Bietenteelt.
Men schrijft ons uit Roosendaal: Het rooien der suikerbieten is hier in vollen gang. Ondanks den kouden, natten zomer geven ze een goed beschot. Of het suikergehalte ook mee zal vallen, staat te bezien. In de volgende week zal de campagne beginnen. Bergen van peeën verheffen zich op het terrein rondom de fabrieken, wachtend op de grage machines, die In enkele dagen duizenden kilogrammen verslinden. De ambtenaars, die controledienst zullen uitoefenen, zijn reeds benoemd en bereids gedetacheerd, de werklui zijn al aangenomen, de elevators, welke de schepen zullen lossen, staan gesmeerd — de voorstelling, die velen brood en eenigen bovendien veel geld verschaft, kan een aanvang nemen.
Ingezonden Stukken. „St. Leonardus“.
Het Bestuur van bovensiaande vereeniging betuigt hiermede zijn welgemecnden dank aan de bemiddelings-commissie uit de burgerij, die door hare belanglooze medewerking de grondwerkersstaking tot een bevredigend einde heeft gebracht. Eveneens aan het Bestuur van den Ned. R. K. Volksbond, afd. Amsterdam. In tegenstelling met de vereeniging .Helpt Elkander", brengen wij hulde aan dit bestuur voor zijn bemiddellngswerk. Het heeft bijgedragen tot een spoedige oplossing van het conflict.- Ten slotte een woord van dank aan hen, die in de mocielijke dagen van den strijd onze leden financieel hebben gesteund. Wij vertrouwen, dat in de eerstvolgende dagen nog geldelijke bijdragen zulleni nkomen. De gevolgen van de staking verclschen nog eenige geldelijke offers. A. J. VÈRPURME.M, Voorzitter. J. H. BOODE, Secretaris.
STATEN GENERAAL. TWEEDE KAMER. Schriftelijk beantwoorde vragen. Patrouilles in Atjeh.
Vraag van den heer De Stuers omtrent het optreden eener patrouille in Atjeh en Onderhoongheden (ingezonden 28 September 1909) : In zijn schriftelijk antwoord van 18 Mei j.l. verklaarde de Minister van Koloniën zich gaarne bereid, aan de Kamer in bijzonderheden mede te deelen wat hem nader bekend zou worden omtrent het bedrijf van den luitenan'. Scheurleer en zijn patrouille in zekere grot ir. Atjeh en Onderhoorigheden. Wat is den Minister dienaangaande nad:.-bekend geworden ? De heer De Waal Malefijt; Minister v.m Koloniën, antwoordt hierop schriftelijk: ler voldoening aan de toezegging gedaan aan het slot van den brief van mijn amb.s-voorganger van 18 Mei 1909, en met verwijzing naar Uwen brief van gisteren heb ik de eer U Hoogedelgestrenge hieibij te doen toekomen een extract uit het rapport van een patrouille uit het bivak te Tanoh Mirahf(Boven-Wojla), waaruit blijkt op welke wijze de vrouwen en kinderen, waarvan sprake is in de vragen van het lid der Kamer, den heer De Stuers, het leven lieten.
Ter toelichting hiervan deelde de civiel en militair gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, die deze aangelegenheid aanstonds door een hoofdofficier in loco deed onderzoeken, o.a. het navolgende mede: «De legering aan de Boven-Wojla van 4 brigades marechaussee; sedert November 1908, aanvankelijk onder bevel van den lste-luitenant Jantze, die sedert December a. p. vervangen is door den lste-luitenant Scheurleer, had ten doel de verdrijving, het tot onderwerping brengen, c. g.5 onschadelijk maken van I. Imeuem Si Adeuë, een Pedirees van geboorie, die zich sedert jaie» met een groot gedeelte van de oorspronkelijke Menangkabausche bevolking van de Boven-Wojla. had teruggetrokken op de z. g. Gocnoeng Manfjang, een woest, moeilijk tcegankeii;k heuvelland, dat de Sakoei en Gaseuë valleien omgeeft, enlangreunerhand overgaat in het grensgebergte tusschen oost- en westkust. Hier waren, in sommige bij uitstek vruchtbare gedeelten, uitgestrekte ladangs- aange'egd, en hoewel meermalen patrouilles naar dit gehied werden gezonden, gelukte het dezen nimmer eenig succes van beteekenis te . verkrijgen, grootendeels een gevolg van het uiterst morilijk terrein. De aldaar uitgewekenen waren ruimschoots van vuurwapenen voorzien, waaruit elke patrouille, die zich in dat terrein waagde, meestal ongestraft werd beschoten. De leider van het verzet en zijn onmiddellijke omgeving, voor een deel bestaande uit geestelijken van lageren rang en eveneens alkomstig van Pidië, behooren tot de onverzoenlijke vijanden van het Gouvernement.
In dezen toestand is gedurende de enkele maanden van het verblijf van luitenant Scheurleer aan de Boven-Wojla een belangrijke verbetering gekomen, dank zij het voortvarende optreden van dien officier, gepaard gaande met een kalme, bezadigde houding tegenover de goedgezinde bevolking. De benden van T. Imeuem Si Adeuë zijn verspreid en voor het grootste gedeelte verdreven uit het terrein, waarin zij jarenlang heer en meester waren. Van beschietingen van het bivak, van patrouilles of transporten wordt niets meer vernomen, een groot aantal volgelingen heeft zich onderworpen en is in de gamoongs teruggekeerd. De leider is uitgeweken, zonder dat tot nog toe zijn juiste verblijfplaats bekend is.
Wat het terrein in de omgeving van den Goenoeng Mantjang- betreft nog het volgende. Afgescheiden van de steile, grootendeels steenachtige berghellingen, waarover enkele toegangspaden loopen, die slechts met levensgevaar zijn te passeeren. vindt men mi sommige gedeelten van de hellingen en in of over de zich daarin bevindende diep ingesneden ravijnen, opeenstapelingen van rotsblokken en steenen van reusachtige afmetingen. Hierdoor worden op meerdere punten natuurlijke schuilplaatsen gevormd, doch van bepaalde grotten, zooals deze schuilplaatsen in de patrouille-rapporten worden genoemd, is geen sprake. Gewoonlijk hebben de op evengenoemde wijze gevormde schuilplaatsen den hoofdingang op 10—25 M. beneden een bergrug, welke steile helling met losse steenen is bezaaid, en hebben zij meerdere uitgangen, die, hetzij naar beneden naar den diepen, niet waar te nemen ravijnbodem voeren, dan wel tusschen de openingen en de verspreid liggende steenen door, naar hooger gelegen schuilplaatsen of punten van den bergwand leiden. Deze gemeenschap is van buiten, of beter gezegd van boven, in den regel niet waar te nemen, en dit kon slechts geschieden door een stelselmatig onderzoek in de schuilplaats zelf.
Alle, of verreweg het grootste aantal in- en uitgangen, liggen geheel verscholen beneden de bergruggen, waarop zich de ladanghuisjes en wachtposten bevinden, terwijl het inwendige der verblijfplaatsen in den regel alleen dan kan worden overzien, wanneer men, in letterlijken zin, tot een dier openingen is afgegleden. Inwendig zijn de schuilplaatsen voorzien van balé balés, kookplaatsen enz., somrnjge hunner moeten, te oordcelen naar hun uitgebreidheid, en het groote aantal daarin aangetroffen huishoudelijke voorwerpen, aan een groot aantal personen tot verblijfplaats hebben verstrekt, hetgeen nader door de verklaringen van teruggekeerde uitgewekenen is bevestigd. Door deze oppervlakkige beschrijving zal het duidelijk zijn, hoe bezwaarlijk het was voorde afdeelingen, die in deze terreinen moesten ageeren, om die schuilplaatsen te ontdekken, en indien zij ontdekt waren, ze zoodanig te omsingelen, dat den daarin verblijf houdenden geen uitweg meer overbleef, maar tevens dat omtrent dit laatste zelden zekerheid was te verkrijgen. Zoo meende de luitenant Scheurleer, eenigen tijd geleden, toen hij een dergelijke schuilplaats had opgespoord, en hij een poging tot vermeestering tijdelijk moest staken om zijn manschappen — waarvan er een bij die poging reeds zwaar gewond was —- niet noodeloos bloot te stellen, dat hij gedurende den nacht alle uitgangen had afgezet, doch moest hij den volgenden morgen ontwaren, dat alle daarin opgesloten geweest zijride personen niettemin gelegenheid hadden gehad, om zich door een van buiten niet opgemerkte opening onopgemerkt te verwijderen en in veiligheid te stellen. Dat deze opgedane ondervinding, van invloed is geweest op de latere handelingen van dien officier, behoeft geen nader betoog. Voorts Wijkt uit het voorafgaande, dat pogingen om de bewoners door rook of vuur uit hun schuilplaatsen te verwijderen, in den regel weinig kans op succes hebben, omdat de rook gemakkelijk een uitweg vindt.
Dat niettemin bij de patrouille-Scheurleer de toepassing van dit middel tot zulke noodlottige, niet verwachte en ook niet gewenschte gevolgen heeft geleid, is eenig en alleen toe te schrijven aan de bijzondere samenstelling van de schuilplaats, zooals deze achteraf is gebleken. Naast eep soort portaal, tevens schuilplaats, gevormd door tal van over en door elkaar liggende steenen, bevond zich een rotsi. blok, op het oog massief, van buitengewone afmetingen. Een toegang naar de onderzijde daarvan werd gevormd door een nauwe sleuf, welke van uit het portaal onder een deel van dat rotsblok voerde — achteraf is geen andere opening gevonden — waarna men door een gat in het rotsblok kwam in twee uithollingen daarvan, die de eigenlijke schuilplaats vormden. Slechts op den buik voortsluipende en man voor man kon men dit gedeelte bereiken, waarna men als het ware in het hart van het rotsblok zat. De geheele omgeving was zoodanig met groote opeenstapelingen van over enlangsi elkaar geschoven steenen overdekt, dat het van buiten af niet was na te gaan, of nog op andere wijze verbinding met bedoelde binnenste schuiplaats mogelijk was. Hoe ik het met den luitenant Scheurleer betreur, dat het toegepaste middel toevallig ook den dood van een aantal vrouwen en kinderen ten gevolge heeft gehad, ik heb geen termen kunnen vinden om dien officier daarvoor te doen vervolgen. De aanwezigheid dezer personen m de schuilplaats was hem niet bekend; hij wenschte den dood niet van de daarin gevluchte, met vuurwapenen bewapende mannen, deech slechts, dat deze niet zouden ontsnappen, zooals bij een vorige gelegenheid was geschied. En waar in den oorlog tusschen beschaafde volkeren het gebruik van torpedo's, mijnen, het bombardement, het in brand schieten en onder vuur houden van brandende terreinvoorwerpen enz., als geoorloofd wordt beschouwd, sommigen zelfs zoo ver gaan, dat zij het dooden van een vijand geoorloofd achten waar men hem aantreft, mits men slechts optretdt als militair en in de daarvoor vastgestelde uniform, daar kan ik in de daad van luitenant Scheurleer niets ongeoorloofds zien. Bovendien munt deze officier, zooals ik hiervoor reeds aanstipte, boven anderen uit door kalmte en bezadigdheid; hij is de Atjehsche taal machtig en van hem is allerminst te verwachten, dat Mji_ zou hebben toegegeven aan een zucht tot wreedheid. Hij heeft te goeder trouw gemeend, in de omstandigheden, waaronder hij verkeerde en met de ondervinding door hem ongedaan, niet anders te mogen handelen dan hii deed, m het belang van de pacificatie van het gewest; n. m. m. is hij niet verantwoordeli;k te stellen voor den dood van vrouwen en kinderen, welke zich in het door gewapende mannen bezette verblijf bevonden zonder dat zulks den patrouille-commandant bekend was.»
De gouverneur voegde aan deze mededeelingen ten slofte toe, dat door hem is bevolen, dat voortaan in dergelijke omstandigheden, waar mogelijk, getracht moet worden de kwaadwilligen door uithongering tot overgave te noodzaken. Afschrift. Bivak te Tanoh Mirah. Rapport van de patrouille der 9e en 11e brigade (comdt. lsie-luit. Scheurleer) van de lste marechaussee compagnie van het 4de bataljon infanterie. Enz. 18 Maart. Gepatrouilleerd over poetjoek A. Moebrang naar gebergte boven Batee' Lheue. Aan een kleinen stroom gebivakeerd. 19 Maart. Afgedaald richting Batee Lheue. Hier gebivakeerd. V. P. 14. 10 hulzen gingen tusschen de rotsen |rerloren- Houders niet verloren. B. M. Nabij den rand van het oude ladang-terrein gekomen werd halt gehouden om te observeeren. Reeds spoedig drong het geluid van houtkajeipen tot patrouille door, terwijl beneden heen en weer loopende Atjehers werden waargenomen. Aangezien het afdalen op deze plaats bij goede waakzaamheid van 's vijands zijde, bij dag onmogelijk kon zonder opgemerkt te worden, doch bij denkere maan geheel is uitgesloten, moest wel getracht worden den vijand overdag te verrassen. Zeer langzaam en man voor man daalde patrouille m. Op den niastbijgelegen bergrug bevond zich een wachtpost, welke 't tusschenliggende ravijn geheel kon overzien. Desniettemin gelukte het patrouille toch na vele moeilijkheden een terreinstrook te bereiken, waarin de voorwaartsche beweging vrij gedekt kon geschieden.
Nu wrrd reeds spoedig rook gezien, welke langs een zeer hocg rotsblok omhoog steeg. Een halve brigade kreeg de opdracht de steenengreep naar links te omtrekken en alle mooelijke uitgangen af te sluiten.
Een andele halve brigade, waarbij commandant, zetta de W.- en Z.-zi;de af.
Een derde halve brigade bleef gesloten in de nabijheid om bij het vallen van het eerste schot den bergrug (e beklimmen waar wachtjDOst zich bevond om uitwijken naar die richting te beletten.
De 4de halve brigaele was boven bij den trein achtergelaten.
Nadat een halt uur verloopén was, werd bericht ontvangen van de halve brigade, die naar links omtrok, dat zich aan de 0.-zijde een viertal Atjehers met geweren bewapend ophield, waarop commandant zich derwaarts begaf.
Een van het viertal met een Beaumontgeweer bewajjenl, meende onraad te bespeuren en kwam in onze richting, zoodat nu gehandeld moest worden.
De vijand zich overrompeld ziende, maakte zich uit de voeten op een na, welke zijn geweer wilde aanleggen. Deze werd bijtijds neergeschoten, had echter nog de tegenwoordigheid van geest zijn geweer naar achteren te werpen, zccdat dit door een der andere Atjehers weer opgenomen kon worden en in veiligheid gebracht.
Nu stond patrouille voor een grot, waarin het drietal Atjehers gevlucht was.
Een viertal marechaussees welke zich aanboden om het gewelf binnen te gaan, kwamen na een kwartier terug, meldende: »Niets te vinden.»
Dit kon onmogelijk, daar alle uitgangen waren afgezet. Na nogmaals alles te hebben afgezocht werd een zeer nauwe gang ontdekt, welke naar boven liep. Slechts kruipende kon men zich hierin wagen. Na de gang met een fakkel te hebben verlicht, klom de Amb. mar. Gara no. 71389, naar boven en kwam voor een opening, welke door een steen was gesloten. Toen genoemde marechaussee trachtte den steen weg te duwen, ontving hij een lanssteek, welken hij nog juist kon afweren, zoodat hij slechts een onbeduidende wond c>phet borstbeen bekwam. Het binnendringen van de grot op deze wijze was onmogelijk. Schieten was gevaarliik door ricochetbewerkiïig en zou ook geen uitwerking gehad hebben. Andere uitgangen had de grot niet. De ingeslotenen werden aangeroepen, gaven echter geen antwoord. Zij gooiden aUeen steenen en zand beneden om daarmede het fakkellicht, dat de opening verlichtte, te trachten uit te dooven. Niets hielp, waarop hen werd toegeroepen, om, zoo er zich soms vrouwen en kinderen in de grot bevonden,, deze er Uit te laten, dat dezen lijfsbehoud werd verzekerd. Geen antwoord. Blijkbaar had men zich reeds ten doode gewijd, want het eentonige geluid van Allah al illah'lah drong tot onze ooren door.
Na den vijand nogmaals toegeroepen, dat, wanneer zij zich overgaven, hun lijfsbehoud verzekerd was, en wederom geen antwoord ontvangende, moest naar andere middelen gezocht worden om hen tot overgave te dwingen. Van wapenen kon hier geen gebruikgemaakt worden.
Den bewoners werd medegedeeld, dat hun een bedenktijd van 2 uren werd gelaten, waren zij dan niet tot overgave bereid, dan zouden zij door vuur en rook tot overgave genoodzaakt worden.
Nadat ,de 2 uren verstreken waren werd wederom aangeroepen, doch weder regende het steenen en zand op de aangestoken fakkel. Nog steeds geloovende, dat men zich op den duur wel zou overgeven, werd gewacht tot half drie n.m. (te 8 u. v.m. was de ingang ■reeds afgesloten). Nogmaals aanroepende, verward geschreeuw, wederom steenen en zand.
Hjiéerop werd vuur aangemaakt met nattel bladeren overdekt, zoodat de rook in dichte kolommen naar boven steeg en de grot vulde.
De ingeslotenen trachtten middels zand en steenen het vuur te blusschen, zoodat een grooter vuur moest worden aangemaakt.
Na aldus ongeveer 10 a 15 minuten de grot •uitgerookt te hebben, werd het vuur gedoofd, om den vijand nogmaals gelegenheid te geven zich over te geven. Te vergeefs: men ging door met het zich ten doode wijden, Allah al illah, la, niets anders werd gehoord. Wederom werd vuur gemaakt. Na verloop van een half uur werd niets meer vernomen. Ook aanroepen had geen uitwerking meer. Was de vijand gestikt of wilde hij ons misleiden ? Hel laatste vreezende, werd het vuur sterker gemaakt om hem te noodzaken, eenig teeken van leven te geven. Niets werd meer gehoord, zoodat als vrij zeker kon worden aangenomen, dat men gestikt was. Een veronderstelling was nog mogelijk : het was n.l. niet bekend hoever de gang zich uitstrekte, zoodat men zich misschien in een ander gedeelte der grot had genesteld, waar men tegen den rook gevrijwaard was. . Ihtu.scheii begon de duisternis te vallen, zoodat het onderzoek hiervan tot den volgenden morgen werd uitgesteld. Dien nacht werd geen geluid meer vernomen.
20 Maart. Den volgenden morgen werd cic steen, welke zich voor den ingang der grct bevond, weggeduwd. In de voorste kamer werden 9 lijken van mannen gewonden,, ,eén Beauttiontgeweer, 4 donderbussen (2 er vau waren in het ongereede geraakt,) blanke wapenen enz. Deze kamer stond in verbinding met een andere. Hierin werden aangetroffen de lijke.i van 12 vrouwen en 11 kinderen, allen waren gestikt. ■ Een voorraad van 10 a 15 goentja pac'.i werd gevonden en verbrand. Een tiental brieven werd buitgemaakt, allen gericht aan lg. Imeuem Si Adeuë. Het was dus vrij zeker, dat de gevonden grot die van genoemden geestelijke was. Of deze ook omgekomen wa:■'.' Om hieromtrent zekerheid te verkr werd een brigade teruggezonden naar Tanch- Mirah met opdracht, de hoofden van Siadeuë, Geuling en Sakori te ontbieden. Het verblijf tn de grot was bijna onhoudbaar door de lijkenlucht, zoodot de lijken d.r mannen naar buiten werden gedragen. Morgen was het betreden der grot misschien onmogelijk. * Dien nacht bij de lijken wacht gehouden. 21 Maart. Te 11 u. v.m. aankomst van bcvengenoemde hoofden. Herkend werden: Panglima Nja Döë, pang; lima van Tgj Imeuem Siadeuë, Teundgkoe di Sigli Siadeuë, Teugkoe Radja Siadeuë eneenige volgelingen. Gebivakkeerd Z. van Batéë Lheuë. 22 Maart. Terug naar Tenoh Mirah. Ene:. De patrouille, tevens biv. comm. (get.) SCHEURLEER. Voor extract conform, de kapitein-adjudan', (get.) VAN DER SANDE. Voorts volgen verdere handteekeningen voor eensluidend afschrift.
Waterstanden (v.m. 8 uur.)
Hoogte N. A. f. I in centimeters PLAATSEN. 1 Oct 2 Oct hooier lager Keulen 37.56 3734 - 2~ Lobith 10-1» 10-07 - 4 Nijmegen 7.82 7.79 - 3 StAndries Waal.... 3.12 3.06 - 6 Arnhem 8.02 7.98 — 4 Vreeswijk 1.51 1.40 — 11 Wcstervoort. 8.43 8.41 — 2 Deventer 2.66 2.64 — 2 Kampen -0.05 -0.02 3 — Maastricht brug.... 41.55 41.55 — — hoofdsluis 41.44 41.45 1 — Venlo 9.32 9.25 — 7 Grave.. - — 5.56 5.53 — 3 StAndries, Maas... 1.99 1.96 — 3
TELEGRAFISCH WEERBERICHT
naar waarnemingen in den morgen van 2 Oct. medegedeeld door het Kon. Ned. Meteorol. Instituut te De Bilt. Hoogste barometerstand 765 5 mM te Coruna. Laagste barometerstand 730.7 mM te Seydisfjord. Verwachting: Veranderlijke, later toenemende Z. W. wind, toenemende bewolking, mqgeiijk regen of onweer, zelfde temperatuur.