(Zie eventueel later ontvangen Telc»rammen onder Laatste JJerichien.)
De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- 29-02-1912
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- Datum
- 29-02-1912
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Gebr. Verhoeven
- Plaats van uitgave
- 's-Hertogenbosch
- PPN
- 832688045
- Verschijningsperiode
- 1845-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1845 t/m 1959
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 236
- Nummer
- 19607
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
TELEGRAMMEN.
De dreigende staking in Engeland.
LONDEN, 29 Febr. (Reuter). De mijneigenaren en de mijnwerkers hielden heden wederom afzonderlijk vergaderingen. Over het algemeen heerscht aan beide zijden een pessimistische stemming, ofschoon de regeering voortdurend ijverig haar best doet, om een vergelijk tot stand te brengen.
LONDEN, 29 Febr. (Reuter). Hedenochtend kwam de ministerraad bijeen, ter bespreking van de mijnwetkerscrlsis.
(Deverdere Redter-berichten van neden -/iadt men bewerkt in het „BuitenlandscU Overzicht".
Amsterdam, 29 Februari 1912. Drinkwatervoorziening in het Zuiden.
111. Van de drie in het eerste artikel aangegeven waterleiding-projecten is die van Zuid-Beveland het eerst tot stand gekomen, dank zij vooral het particulier initiatief van de firma Carl Francke te Bremen, die hier iets te verdienen wist.
Toen de Kamers een subsidie moesten steunen voor deze onderneming, zijn er verschillende stemmen opgegaan, om ook de Nederlandsche industrie de kans te geven, met de uitvoering belast te worden. Er zijn zelfs leden geweest, die zich tegen de rijkssubsidie verklaard hebben, omdat een Duitsche firma het werk mocht uitvoeren.
Men veiloor daarbij echter te veel de groote waarde uit het oog van het feit, dat de firma Francke de risico van de bestudeering van het vraagstuk, het boren der puiten, voor haar rekening genomen had.
Ontegenzeggelijk zijn het ook de particuliere belangen dezer firma geweest, waarom deze langs alle kanten getracht heeft, de uitvoering van het werk tot stand te brengen, waarvoor we haar des te dankbaarder kunnen zijn. M. i. was het dus niet meer dan billijk, dat zij ook met de levering van de installatie belast werd.
Het steunen der nationale industrie is zeker prijzenswaardig, maar de liefde kan ook niet van één kant komen, en de industrie moet dezen, haar geboden, steun waardeeren, door te toonen, dat zij den opzet van deze en dergelijke plannen aandurft.
Onder leiding van dr. Weyerman is men bezig een plan te ontwerpen voor het eiland Tholen en nu het groote plan voor Westelijk Noord-Brabant als mislukt te beschouwen is, zooals we later zien zullen, zijn er toch zeker wel enkele gemeenten — of een complex ervan — die iets voelen voor een drinkwaterleiding.
Is er één Nederlandsche maatschappij, die van dezen toestand gebruik maakt, om zich naar voren te schuiven en hare en de Nederlandsche industriebelangen te behartigen?
Men hoort geen enkelen naam noemen.
En toch zouden de krachtige schouders van dergelijke belanghebbenden dezen ondernemingen grootere kans van slagen geven....
Reeds lang wendden de gemeenten Halsteren en Steenbergen pogingen aan, om goed drinkwater te betrekken van de gemeente Bergen-op-Zoom of Roosendaal. Dit stuit echter af op eenige moeilijkhedeu.
En welk een mooi terrein voor een centrale wateileiding vormt het gemeentencomplex Halsteren, Steenbergen, Dinteloord, Nieuw- Vosmeer niet?
Groot genoeg en dicht genoeg bevolkt, om bijna lederen anderhalven K. M. leiding rendabel te maken.
Mogelijke putboringen moeten daartoe geschieden tusschen Halsteren en Bergenop-Zoom. Daar is ook de pompinstallatie gedacht voor een waterleiding op het eiland Tholen; zoodat de wenschelijkheid blijft bestaan te onderzoeken of dezo twee plannen niet beter gecombineerd kunnen worden. Ook voor deze plannen heeft geen Nederlandsche fabriek zich tot studie ervan geroepen gevoelt. Men laat hier in Nederland liever alles over aan de nooddruft der gemeenten, want dat in deze streken nooddruft aan goed drinkwater is, wordt meer duidelijk, hoe meer men voor mensch, veeteelt en industrie goed diinkwaier naar waarde leert schatten.
Een ander geval doet zich voor te Roosendaal. Deze plaats, welke de bestaande waterleiding van de particuliere maarschappij heeft overgenomen, gaat een nieuwe, grootere bouwen. Zij wil nu Oudenbosch, Steenbergen, Wouw en Roosendaal combineeren tot één centrale waterleiding.
En wie is daarmee belast ?
De Maatschappij tot Exploitaiie van Gemeentebedrijven, alias Carl Francke, te Bremen.
Ik zou haast geschreven hebben: natuurlijk.
Deze maatschappij heeft ook hier de waterboringen voor haar risico genomen en zal, als het plan wordt aangenomen, de gemeentelij ke, c. s. de centrale waterleiding voer dertig jaar in exploitatie nemen.
Ook hier dus weer deze buitenlandsche fiima, welke het zeer gewaardeerde initiatief van de gemeente Roosendaal door haar ondernemin^skracht steunt.
Nog eens : welke Nederlandsche firma durft het aan ?
En dat er nog wel eenige risico aan verbonden is, bewijzen de diepboringen, even ten zuiden van Roosendaal gedaan. Deze toch zijn niet met overvloedig succes bekroond.
Het water, wat opgehaald zal worden van uit de zandlaag op 600 _i 700 Meier, is zoo jjzerhoudend, dat door gewone luchting al het ijzer niet neergeslagen wordt.
Er moeien nu proeven genomen worden, om de beste methode te vinden, ten einde dit water fe oniijzeren.
Wie zal er met die proeven belast worden ?
Het Koninklijk Proefstation voor Waterzuivering en Afvalwaterverwijdering.te Berl ij n, de officieele Pruisische instelling dus.
Onze rijkslaboiatoria van den Cenlralen Gezondheidsraad en van de Commissie ter Bestudeering van het Drinkwatewaa-jstuk schijnen zicti voor deze zaak in 't geheel niet te inferesseeren.
De proeven zullen ter plaatse door het Duitsche proefstation bijna voor niets gedaan worden, omdat deze wetenschappelijke instelling in 't verloop ervan zeer veel belang stelt.
Het is namelijk nog niet dikwijls voorgekomen, dat een ijzerhoudend water als dit is aangeboord, wat als geschikt drinkwater i 3 aan te zien voor wat de overige eigenschappen betreft, maar alleen door een te sterk ijzergehalte moeilijkheden oplevert.
In den loop der laatste drie jaren zijn de plannen voor de Z. Bevelandsche waterleiding klaar gekomen; is de vennootschap der Zuid-Bevelandsche gemeenten een feit geworden en nu is het de laatste maanden, vooral op den Poitenberg in Ossendrecht en In Hoogerheyde—Woensdrecht, een drukte van belang met het bouwen van het pompstation en het leggen der' gegoten leidingen vau 30 c.M. middellijn door deze dorpen en vervolgens lartgs den Scheldedatn.
Vooral het vervoer der materialen van af het spoorstation ie Bergen-op-Zoom heeft heel wat moeite gekost.
De stoomtram toch 'was voor zulken vluggen aanvoer niet ingericht en met paard en kar weid getracht alles zooveel mogelijk te bespoedigen.
Door een Décauville-spoorwegje van af den straatweg naar den dieper gelegen Pottenberg weiden de materialen naar het bouwterrein verder vervoerd.
Het bureau voor de uitvoering van het geheele weik is gevestigd te Goes; daar is ook de directie gevestigd, aan wier hoofd de heer Jan v. Poelgeest staat, de vroegere adjunct-directeurbij de waterleiding te Amsterdam. Op den 22sten September zijn de werkzaamheden aan bet pompstation begonnen en men hoopt den 4en April a.s. de pompen in weiking te brengen, zoodat water kan geleverd worden tot "en met Goes.
Vijf bronnen van 20—30 M diep kunnen per dag gemiddeld 2000 M 3 water leveren, als hef noodig is zelfs 3000 M 3.
Het waler wordt eerst in een open ontij zeiingsinrichting en daarna over een 5 kamerig zandfilter gezuiverd. Er zijn twee pompinstallaties, waarvan de tweede als reserve dienst doet. Elke pompinstallalie wordt gedreven door een Dieselmotor van 65 P. K.
Van uit den reinwaterkelder wordt het water door de hoogdrukpompen opgedrukt door de 40 K. M. lange buisleiding naar den hoofdwatertoren te Goes. Van daaruit stroomt het water door een ringleiding naar de verschillenden plaatsen van Zuid-Beveland. Op het westelijk gedeelte van deze ringleiding is een tweede watertoren geplaatst, bij Driewegen—Boisselen. Het hoofdbuizennet is bijna 200 K.M. groot en is op den Brabantschen grond van gietijzer en langs den spoorwegdam en op Zeeland van getrokken Marmerman-buizen. Dit grapje zal ongeveer 1.060.000 gulden kosten; de geheele aanleg kost er 1.350.000 gulden. Het pompstation kost ongeveer 138.000 en de beide watertorens tezamen 87.000 gulden.
Voor de dorpen Ossendrecht, Hoogerheyde, Woensdrecht, waardoor deze waterleiding loopt, is de onderneming begrijpelijkerwijze een zegen. Niet alleen, dat een aantal menschen er hun brood door verdienen, maar vooral doordat deze dorpen in staat gesteld zullen worden goed drinkwater te verkrijgen. Zij hebben reeds het recht gekregen, met betaling der kosten, 5 biandkranen te plaatsen op de leiding, zoodat bij brand vlugge blussching mogelijk is. Hoevele honderden dorpen zullen op ze» iets nog tientallen jaren kunnen wachten 1
De bestrijding van het brandgevaar op het platteland heeft bij den opzet dezer onderneming een belangrijk punt van oveiweging uitgemaakt.
Niet alleen, dat er in de geheele leiding ongeveer 800 brandkranen zullen geplaatst worden, maar het bestuur is van oordeel, dat ook de zich aansluitende boeren overtuigd moeten worden van het groote nut van een brandkraan op hun erf; in droge zomers kunnen ze dan, zoo noodig, dienen voor bevloeiing der velden.
Het comité heeft, met het oog op vlugger blussching bij aanwezigheid der brandkranen, aan verschillende branci-asstirantie-maatschappijen de vraag gesteld; met welk bedrag zij hare premiën voor verzekeringen in Zuid- Beveland zouden kunnen verminderen. Het blijkt, dat zeer gedene maatschappijen tot een niet onbelangrijke premieverlaging bereid zijn. Voor O-.sendrecht Wordt reeds een z.g. afgelakte waterleiding *n s'_tdie genomen. „Deze streek — Ossendrei-ht-Woensdrecht — wordt nu juist niet vertro^tald door de openbare belangstelling" Werd terecht in een in die streken verschijnend dagblad 1) geschreven. In het groote ontwerp voor een provinciale electrische centrale worden deze dorpen, evenals Huijbergen en putte, niet In het net opgenomen. En eveneens vielen zij buiten het plan voor een centrale drinkwaterleiding in het Westen van Noord-Brabant.
De eigenaaidige ligging dezer dorpen is van deze achteruitstellino- de grootste schuld.
Het ligt dan ook voor rJe hand, dat vele bewoners de nieuwe waterleiding op prij*; stellen en van deze gelegenheid gebruik willen maken om het dorp van goed drinkwater te voorzien.
Het is te hopen, dat het conservatisme van de ouderen deze hoognoodige verbetering niet zal tegenhouden.
Door de onderneming worden deze dorpen op één lijn gesteld met de Zuid-Bevelandsche gemeenten, wat betreft i_et tot beschikking krijgen van een zeker aantal brandkranen.
Al zijn alleen de gemeenten aandeelhoudsters der N.V., toch is deze geen openbaar lichaam. Zij zal tot de gemeenten als overheid staan gelijk elke o*ed?rneming van particulieren. Zoo moet zij ook de conce-ssie vragen in elk der gemeenten, die verzorgd zal worden.
Alleen da N.-Brabantsche dorpen zullen de N. V. moeten voorstellen bij haar concessie te vragen en aangezien deze dorpen geen lid zijn der vennootschap, ligt het dus voor de hand te onderstellen, dat de N. V. voor de aansluitingen in deze dorpen hoogere prijzen zal bedingen.
Van den anderen kant echter kunnen deze dorpen, wanneer zij mi aansluiten, er op wijzen, dat zij de onderneming helpen over de eerste slechte jaren heen te komen. Dat de onderneming slechte jaren zal doormaken, behoeft niet betwijfeld te worden. Een zekere tegenzin voor het nieuwenvelsche is toch bij den Zeeuwschen boer niet weg te cijferen. En daaienboven dunkt mij, dat het comité wel een beetje te optimistisch gerekend heeft, toen het aannam, dat 79 pet. der bevolking in de kom der verschillende gemeenten zou wonen. De tappoiteur van de leiding voor Westelijk Noord-Brabant neemt aan 69 pet (blz. 6) en in deze streek wonen de menschen veel dichter op elkaar dan in Z.-Beveland. De daar aangenomen 79 pO. schijnen mij dan ook wel een beetje te flatteerend genomen.
De gemeenten op den Noord-Brabantschen kant zullen hunnerzijds dan ook moeten probeeren de door de Z.-Bevelandsche maatschappij te stellen tarieven zoo laag mogelijk te drukken, daar deze, eenmaal vastgesteld, niet licht meer te reduceeren zijn. In een laatste artikel zal ik een en ander mededeelen omtrent de ontworpen waterleiding voor Westelijk Nooid-Brabant. B- °* z* Ing. J. I) „Avondster" No. 4873.
BUITENLAND. GEMENGDE BERICHTEN.
Onderwijs in Venezuela.
Een decieet van het Uitvoerend Bewind gelast de reorganisatie der sciio-en in de groote centra van het land. (in het Binnenland schijnt daar geen behoefte aan te bestaan!) Bijzondere aandacht wordt gewijd aan de ltciameüjke opvoeding en vorming der leerlingen, In elke school van eenig belang moet ook eene gymnasiiek-zaat worden ingericht en voetbalteams worden gevormd, gelijk dat in de Vereenigde Maten van N.-Amerika gebruikelijk is. Het publiek ziet in deze maatregelen een bewijs van de verstandige werkzaamheid van den tegenwoordigen minister van Onderwijs dr. José Gil Fortou!. Er is anders op dat gebied in Venezuela nog heel wat te verbeteren. Personen, die er mede bekend zijn, verzekeren, dat liet onderwijs er nog minstens honderd jaar ten achter is. Men vindt er in de scholen de meest primitieve toestanden, die de gedachten terugbrengen naar het stukje van Henri Conscience: „Eene school onder Maria Theresia". Verreweg het grootste gedeelte van het onderwijs bestaat in 't van buiten leeren van formules. De vraagboekjes zijn er nog in de hoogste eere en rekenboeken met sommen uiterst zeldzaam. Wel zal de leerling kunnen antwoorden op de vraag: Wat is rekenkunde? en: Hoe wordt ze verdeeld? maar eenvoudige sommen maken en zoo den leerling leeren cijferen en zelf denken en redeneeren,—haast niemand, die er aan denkt.
Die toestand zal wel niemand verwonderen, als men daarbij weet, dat de onderwijzers eerstens slecht betaald worden en tweedens, dat zij altijd het eerst in aanmerking komen, als er traetementen worden ingehouden wegens berooiden' toestand der schatkist. Het moge onder het ministerie van Dr. José Gil Fo.toul nu beter gaan!
Een schot onder de vroede vaderen.
Op het einde der' vergadering van Öeeiuchen gemestnteraad werd Dinsdag door een man van de tribune ee;i schot in de zaal I, lietgeen, hoewel niemand gewond ward, groote opschudding veroorza.'kie. De nm 1 wil-* de juisi nóg een schot afvuren, hen zijn arm door een naast hem' zittend pers .ion werd neergeslagen. Hij werd iel hee..tir,i_. genowiüi eu bl;ek een geene;nt_beambt_ t? zijn, d.c ontslagen was, omdat hij geweigerd had, het eglemeut van dienst te onderte kenen.' Hij had zijn talrijke noodlijdende famil'e willen helj.ei. Tevens bliek, dat slechts een ien schot al de opschudding had veroonaakt 1
Kleedermakersstaking te Berlijn.
Een vergadering van 4)'* o klee dei-makers van Berlijn en omstreken verklaarde gis! e-ren op 1 .Maart in alle malt zaken van Berlijn, dte het le>on.arhf niet willen aannemen, den arbeid te zullen nederlegge,.. De bond van kleedennakêrs ii Dnilsthlanci wil in 31 ste-ie 1, waar de loonquaeetie* nog niet geregeld is, de staking proclameren.
BINNENLAND. Amsterdam, 29 Februari. MEER LICHT GEWENSCHT.
In het verslag van de 2e Jaarvergadering van het Bureau voor de R. K. Vakorganisatie (geplaatst in „De Tijd" van 23 Febr.) las ik de volgende woorden, ontleend aan het „Algemeen Overzicht" van het in druk verschenen „Jaarverslag": Het voornaamste van dit overzicht is de poging, die dit jaar andermaal weer o p e n lij k is gedaan om een stevige propaganda voor de inter-confessioneele vakorganisatie te gaan voeren. Het was ons reeds laniï bekend, dat heimelijk deze richting werd gepropageerd. „Wij kennen de personen van hoog tot laa?, die bij deze propaganda betrokken zijn en wij zijn ook bekend met hun strijdwijze. Vandaar, dat wij dan ook in ons Ie Jaarverslag dezen strijd voorspelden, zoodat het geheel overeenkomstig onze verwachting was, toen, nadat een der „grondleggers" van de inter-confessioneele vakbeweging naar Duitschland was geweest om ammunitie te halen, het dit jaar tot een uitbarsting kwam." En verdei: Over dit jaarverslag ontstond eenig debat. Een der debatters vroeg wia.de persoon bedoeld in het jaarverslag, als degene die ammunitie heeft gehaald uit Duitschland voor den strijd der inter-confessioneele vakvereenigingen. Was er eventueel bezwaar dien naam openlijk te noemen, dan zou spr. gaarne dien naam in besloten kring hooren, wijl men moet weten tegen wie men te strijden heeft. De secretaris, de heer Haazevoet, antwoordde hierop, dat hij op 't oogenblik geen antwoord kon eeven. Er is evenwel een geheime vergadering aangevraagd, wellicht kan dan de naam genoemd worden.
Het komt mij voor dat die „debattei" een zeer redelijke vraag gedaan heeft. De openbare zaak moet openbaar behandeld worden. Met* moet weten, tegen wie mei te strijden heelt. Dat geldt niet alleen de leden der R. K- Vakorgatrisatie.maar ook het katholieke publiek dat in zoon uitnemende zaak als de R. K vakbeweging daadwerkelijk belangmoet stellen.
De spreker had daarom nog verder moeten gaan en ook de namen vragen van die andere personen „van hoog tot laag" die bij die propaganda voor de inter-confessioneele vakbeweging betrokken zijn. Vooral die „hoogere n" moeten bekend worden, die — let wel: tegen het uitdrukkelijk verlangen van het doorluchtig Episcopaat in — zoon „stevige propaganda" hebben durven voeren. En zeker behoeft voor lièn geen geheimhouding betracht te worden, daar de propaganda immers „openlijk" gevoerd werd.
Het katholieke publiek heeft in deze recht op „klaren wijn". En in het bijzonder het „clubje intelleciueele personen", dat ten gevolge van dit „Jaarverslag" met den vinger wordt aangeduid, als hebbende „eenige weerspannige R. K. werklieden in hun verzet tegen hun Bisschop gestijfd." Natuurlijk bestaat zoon „clubje", anders had de schrijver van het Jaarverslag zoo boud niet gesproken. Maar diegenen die het publiek ar voor aanwijst, zij n 't niet.
Ik heb mij de moeite getroost, op kondschap uit te gaan, en geen van hen kan zich iets ter zake herinneren. Niemand weet iets van dien reiziger naar Duitschland af. Niemand kan zeggen, dat hij een regel geschreven, een woord gesproken, een daad gesteld heeft, waardoor J-ij de inter-confessioneele vakorganisatie tegen het uitdrukkelijk verlangen van het Doorluchtig Episcopaal gestijfd zou hebben. Een van beiden dus : wij hebben hier te doen met een geval van iichtgeloovigheid dat in zoon achtbaar college als het Bureau der R. K- Vakorganisatie eigenlijk niet mogelij k moest zijn; öf wel, het clubje „intellectueele personen" is een geheel andere dan het publiek er voor aanziet.
In beide gevallen is eerherstel voor dit laatste gebiedende eisch.
Eer is teer, daar mag niet mee gespeeld, worden.
Meent men, om vooralsnog onbegrijpelijke redenen, geheimhouding te moeten betrachten, het zij zoo! Maar laat men dan aan diegenen die het publiek, naar aanleiding van het „Jaarverslag", als de schuldigen aanwijst, vertrouwelijk schrijven, dat zij niet bedoeld zijn. Op een of andere wijze moet voldoening gegeven worden. Gebeurt dat niet, dan is hier weer een uiting te meer van dien geest van wantrouwen en verdachtmaking, die sinds een paar jaren knaagt aan het hart vau het katholieke Nedeiland en wordt het heele Middelbïre School voor Handel en Administratie- Laan v. Mcerdervoort 104, Den Haag.
Maasbode-incident, althans van de zijde van het Bestuur, een zinledige demonstratie. ALPH. ARIËNS.
GESCHIEDKUNDIGE HERINNERINGEN AANGAANDE DE ARMENWET VAN 1854.
Nu de behandeling eener nieuwe Armenwet in vollen gang is, en met stoom vooruitgaat, kan het zijn nut hebben nog even de wet van 28 Juni 1854 (Stbl. no. 100) voor onzen geest te doen herleven.
Alen zal er uit zien, dat de beginselen. die toen bestreden of verdedigd werden, nog nagenoeg dezelfde zijn als thans. Van den eenen kant wilde men uitbreiding der Staatszorg, van den anderen kant vreesde men voor beperking der vrijheid der Kerk en der liefdadige instellingen; weer anderen vreesden, dat het subsidiaire karakter der Staatsondersteuning niet genosg tot zijn recht zoude komen, enz.
Altijd heeft het ons verbaasd, dat de Armenzorg zulk eene geheel tegenovergestelde ontwikkeling vertoonde aan de ontwikkeling van de zorg der Regeering vooi tiet Onderwijs. Nagenoeg met dezelfde woorden en onmiddellijk na eikander worden beide zorgen in de Grondwet aangeduid. Doch terwijl de Regeeringen, die elkander opvolgden, de zorg voor de armen nagenoeg geheel aan het initiatief van Kerken en particulieren overlieten, maakten zij zich van het Onderwijs zoo goed als geheel meester. Gaven het eigenbelang en de verzekering van de toekomst hiei den doorslag?
Toen, ten gevolge der Aprilbeweging, hei Ministerie Thorbecke aftrad, aanvaardde Min. Vau Reenen slechts onder beneficie van inventaris de erfenis van zijn voorganger. Dit bleek al aanstonds bij de indiening van een Wets-ontwerp tot regeling van het Armbestuur, welk ontwerp de Kamer bereikte den 3en Dec. 1853. Wilde Thorbecke de Armenzorg sturen in dezelfde richting als waarin wij geleidelijk de Onderwijs-zorg zich hebben zien ontwikkelen, door ze geheel aan den Staat te liekken, — Min. Van Reenen oordeelde, dat.de Armenzorg niet aan den Staat voegde ; maar getieel aan de particuliere en in 't bijzonder aan kerkelijke instellingen behoorde; het openbaar Armbestuur moest alleen bij onvermijdelijke noodzakelijkheid tusschenbeide treden. .
„Nu moge men verschillend denken", zegt de Memorie van Coelichting der Regeering van 1853, „over de meerdere of mindere doelmatigheid van de wijze, waarop de Kerk dit gewichtig deel harer roeping vervult, men veroetenri^en no. i, — dit alles ka.i de zaak niet van dien aard dösn veranderen, noch den Staat de bevoegdheid geven, de taak der Kerk over te nemen of haar ie noodzaken hare inzichten aan de zijne ten offer te brengen; en dat wel te minder, daar niet d&' Staat maar alleen de Kerk invloed kan uitoefenen op het bijeenbrengen der middelen tot kerkelijke armenverzorging, die geheel vrijwillig zijn en tot het bijdragen var, welke de wetgever niemand kan verplichten.
„Daarom is de regeering van oordeel, dat zij de aan haar opgedragen zorg voor het armbestuur niet beter kan vervullen, dan door zoodanige wettelijke bepalingen voor te stellen, als het meest kunnen bijdragen om de bron der kerkelijke op de mildste wijze te doen vloeien, opdat het getal armen, die hulp buiten de Keik zoeken, tot het geiingst mogelijke worde beperkt." Afkeerig als men in die dagen was van uitbreiding der Staatszorg, vond het ontwerp schier algemeenen bijval. Enkele, doch nogal overwegende bezwaren werden geopperd door die leden der Tweede Kamer, die vreesden, dat de vrijheid der kerkelijke of particuliere instellingen in het gedrang zou komen, door de vetplichting, die haar werd opgelegd, om opgave te doen van bestuur en inrichting en inlichtingen te verstrekken over de door haar bedeelden. Vooral de Anti-revolutionnairen dier dagen: Mackay, Groen v. Prinsterer e.a. deden die bezwaren gelden. De laatste zelfs sprak het onomwonden uit, dat men de charité legale moest uitroeien. Anderen gingen zoo ver niet; maar hadden toch ernstige bedenkingen tegen de opgelegde verplichting.
Merkwaardig was toen de houding van Thorbecke. Hij bestreed als liberaal herontwerp voornamelijk op drie gronden, le. Hij achtte het niet overeenkomstig den aard der zaak, noch overeenkomstig de grondwet de armenzorg aan de kerkelijke en bijzondere liefdadigheid over te laten; 2e. het ontwerp verzaakt aan den plicht van den wetgever om een werkzaam toezicht over de verschillende organen der armenzorg te vestigen en 3e. het verzuimt het rie'itig beheer der goederen, tot armenzorg bestemd, te verzekeren.
Andere liberalen wilden wel overlating aan de Kerk, doch een niet zoo algeheele, als het ontwerp tn uitzicht stelde.
Ook van katholieke zijde had men ernstig bezwaar tegen de verplichtingen, die in het Ontwerp werden opgelegd. Eveneens tegen de bepaling van het domicilie had men van deze zijde bedenking. Als domicilie van onderstand toch koos het Ontwerp de geboorteplaats; bijna een derde over het geheele rijk, in eenige provinciën meer dan een derde, in eenige localiteiten de kleine helft, in eenige meer dan de helft, meende jhr. Van Nispen tot Sevenaer, is niel uit de plaats zijner inwoning geboortig.
Toch stond de regeering er op beide bepalingen te behouden. De verplichting om opgaven ie doen aangaande bestuur en inrichting, alsook van het getal der ondersteunden en van de mate der ondersteuning, vau de inkomsten door collecten, inschrijvingen of andere vrijwillige bijdragen en subsidièn bleef en vond eene meerderheid in de Kamer. 't Was de bekrachtiging van het door de regeering gehuldigd en toegepast princiep: geen onderstand te geven aan armen, die reeds van elders ondersteund werden. Ook het domicilie van onderstand, waarbij de geboorteplaats als zoodanig werd aangewezen bleef, niettegenstaande de geopperde bezwaren, behouden. Later, in 1870 (1 Juni) is dit ■gewijzigd, toen als domicilie van onderstand werd aangewezen de plaats, waar de arme op het oogenblik, dat hij armlastig wordt, zich ophoudt. Geheel de Wet werd den 23sten Mei 1854 aangenomen. De behan deling had elf dagen geduurd. In de Eerste Kamer werd het ontwerp de 26sten Juni aangenomen. De wet verscheen in het Staatsblad 28 Juni 1854.
Zóó kwam het kind ter wereld, dat na een leven van 58 jaren ten grave wordt gedragen om, zoo hopen wij, vervangen te worden door een betere en krachtiger figuur, die meer .voor de toekomst belooft, omdat er nu een weg tot samenwerking tusschen Overheid en particuliere liefdadigheid gevonden •■*■ eene samenwerking, niet steunend op i ma istischen, louter philantropischen grond g, naar op den echt christelijken grondslag va., nefde tot deu behoeftigen evennaaste om Christus' wil.