bijna .edereen leest deze krant
Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]
- 09-08-1985
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]
- Datum
- 09-08-1985
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Stichting Nederlands Dagblad
- Plaats van uitgave
- Amersfoort
- PPN
- 810209039
- Verschijningsperiode
- 1967
- Periode gedigitaliseerd
- 1967-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Nederlands Dagblad
- Nummer
- 10014
- Jaargang
- 41
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Syrië lijft Libanon in door H. Hoksbergen
jn EEN Libanees laatsje, Chtaura geheten, is jLj,e week een voor Libanon belangrijke overeenkomst geiten. De Druzen en de sji'iefin gingen een coalitie aan en vormden daarmee het grootje niet-maronitische eenheidsfront dat het land ooit heeft gekend. De beide deelnemende partijen worden beide aangevoerd door een minister „it het kabinet 'van nationale ggpheid', respectievelijk minister Joumblatt van toerisme en minister Berri van justitie. De eerste zou het erg druk moeten hebben, omdat Libanon momenteel niet bijzonder in trek is als vakantieland en er dus veel werk gedaan moet worden om dat te veranderen. De tweede zou het ook druk moeten hebben, want van Libanon als rechtsstaat is niet veel meer over. Maar de beide heren hoeven zich als ministers niet zo druk te maken, want het kabinet functioneert eigenlijk alleen maar in naam. Ze houden dus voldoende tijd over om hurt eigen mensen, de Druzische strijders en de vechtjassen van Amal, aan te voeren. Want alleen in die hoedanigheid zijn de personen van Joumblatt en Berri van belang.
Toen in Chtaura het overleg gaande was, werd buiten de wacht gehouden door Syrische soldaten. Binnen was Syrië vertegenwoordigd in de persoon van vice-president Khaddam, die ervoor zorgde dat het overleg niet zonder resultaat zou eindigen. Want Syrië ziet in deze coalitie een goed bruikbaar instrument om zijn macht in het buurland Libanon verder te vergroten.
Overigens beschouwen de Syriërs Libanon niet als een buurland. Voor nen is nei meer een ten onrechte afgevallen provincie, die zo snel mogelijk weer in het grote Syrië opgenomen moet worden. In de tijd toen het grootste deel van het Midden-Oosten deel uitmaakte van het Turkse Rijk, was Libanon geruime tijd administratief ingedeeld bij Damascus. En toen na de Tweede Wereldoorlog een eind kwam aan het Franse mandaat over dit deel van het Midden-Oosten, wilde Syrië niets liever dan het grondgebied afbakenen dat het als zijn eigen voortuintje beschouwde.
In 1975 groeide de al lang bestaande onrust tussen de verschillende bevolkingsgroepen van Libanon uit tot een complete en verschrikkelijke burgeroorlog. Maronieten stonden tegenover moslems die de steun hadden van de Palestijnen. De PLO dreigde de nieuwe machthebber in Libanon te worden. Hoezeer hij de Palestijnen naar eigen zeggen een warm hart toedraagt, dat kon president Assad van Syrië niet verdragen. Na een spoedbijeenkomst van de Arabische Liga trok Syrië (formeel met een 'Arabisch' leger) Libanon binnen om zich aan de zijde van de maronitische
falangisten in de strijd te mengen. Dat gaf de doorslag en aan de burgeroorlog van die grote omvang kwam een eind.
Maar Syrië bleef in Libanon tot op de dag van vandaag, onder het mom dat het daar is op uitnodiging van de wettige Libanese regering. Als gevolg van die aanwezigheid in Libanon kwamen de Israëlische en Syrische legers drie jaar geleden weer eens recht tegenover elkaar te staan. Behoudens enkele incidenten leidde dat niet tot een gewapende strijd. Intussen heeft Israël de aftocht weer moeten blazen na een campagne die minstens evenveel nadelen als voordelen opgeleverd lijkt te hebben. Syrië daarentegen zit nog steeds met enkele tienduizenden militairen in Libanon en het is Assad in politiek opzicht de afgelopen tijd voor de wind gegaan. Hij is er nu vrijwel in geslaagd Libanon in te lijven. Daartoe wist hij niet de grens met dat land uit, maar zorgt hij er op subtiele wijze voor een doorslaggevende invloed te krijgen.
Treurende sji'itische vrouwen, in hun traditionele kleding, in de straten van Beirout, nadat strijders van de Amalbeweging zijn gedood door Palestijnen.
Amal
TOT HET uitbreken van de burgeroorlog in 1975 waren de maronieten (ook wel christenen genoemd) de belangrijkste bevolkingsgroep in Libanon. Als Syrië toen niet had ingegrepen, waren ze tijdens de oorlog voorgoed verslagen. Nu konden echter tot op zekere hoogte de verhoudingen hersteld worden zoals die in het grondwettelijk bestel aan het eind van de Franse mandaatperiode waren vastgelegd. Het presidentschap bleef in maronitische handen, het premierschap bleef een soennitische aangelegenheid en zo bleven ook andere, belangrijke posten in handen van de daarvoor aangewezen groepen.
. Formeel is dit nog allemaal het geval, maar in de praktijk is van de oude politieke structuur niets over gebleven. Na 1976 kwam in vrij korte tijd een nieuwe kracht op, die een dominerende rol zou gaan spelen in Libanon: de sji'itische Amal. De groeiende macht van deze beweging typeert ook de opkomst van de sji'ieten in Libanon. Getalsmatig werden de sji'ieten steeds belangrijker, maar zij voelden zich door de rest van de bevolking ernstig tekort gedaan. De omwenteling in Iran leerde hun dat orthodoxe sji'ieten met geweld heel wat voor elkaar kunnen krijgen. De fundamentalisten in Libanon kregen trouwens ook rechtstreeks steun uit Iran.
Met de dominerende positie van de maronieten was het toen gedaan. Eerst moesten deze al de komst en de toenemende invloed van de PLO dulden en vervolgens moesten ze gered worden door Syrië om niet helemaal uitgeschakeld te worden. De Syrische steun zijn ze al lang weer kwijt en de macht van presi-
dent Gemayel is momenteel zo ongeveer tot het nulpunt gedaald. Dat komt ook door de onderlinge verdeeldheid onder de maronieten. Met de machtige familie Franjieh en hun aanhang hebben in het noorden van het land de Gemayels het nog nooit kunnen vinden. De onderlinge haat groeide naar een hoogtepunt toen Bashir Gemayel, broer en voorganger van de huidige president, werd vermoord. De Franjiehs werden als de schuldigen aangewezen.
Deze broedertwist komt de Syriërs alleen maar ten goede. Franjieh was altijd al op het oostelijke buurland georiënteerd. Het schijnt dat zelfs de ■ maronitische falangisten inzien dat het realistischer is naar de orders van Damascus te luisteren dan naar die van hun eigen president. De geïsoleerde Gemayel ziet al enige tijd in dat hij buiten Syrië om niets kan beginnen. Maar het lijkt niet dat Syrië zich zal inzetten voor zijn politieke overleving.
De oriëntatie van Amal op Iran betekende automatisch ook een oriëntatie op Syrië. De machthebbers in Syrië behoren tot de kleine groep van alawieten. Deze alawieten zijn sji'ieten, die in Syrië overigens een minderheid vormen. Belangrijker dan dat is de politieke relatie tussen Syrië en Iran, die bepaald wordt door de aanwezigheid van een gemeenschappelijke vijand in de vorm van Irak.
Omgekeerd lijkt Damascus zijn kaarten op de linkse coalitie van Amal en Druzen te zetten. Dat is vermoedelijk de coalitie van de toekomst (als ze tenminste standhoudt). Samen vormen de sji'itische strijders en de Druzen een belangrijke militaire macht, zeker als ze door Syrië worden gesteund. Dat laatste gebeurt metterdaad, want dezer dagen ontving de Amal in Beirout vijftig tanks van Syrië. In de Libanese verhoudingen is vijftig tanks heel wat.
Amerika
DE SYRISCHE politiek in Libanon staat natuurlijk niet op zichzelf, maar moet een belangrijker doel dienen. Per slot van rekening heeft Syrië zijn eigen havens aan de Middellandse Zee en heeft het ook om andere economische redenen Libanon niet nodig. Nee, het beleid van Assad wordt bepaald door het streven in het Midden-Oosten een leidende rol te spelen. Daarvan is de laatste tijd weinig terecht gekomen; internationale paria's als Libië en Iran waren de enige bondgenoten van Syrië in de regio.
Nog steeds bevindt Syrië zich in een isolement ten opzichte van een groot deel van de Arabische wereld. Het wenste dan ook niet deel te nemen aan de bijeenkomst van de Arabische Liga die momenteel in Marokko wordt gehouden. Syrië heeft de laatste tijd fel geageerd tegen Jordanië en de PLO, die hun relaties met het afvallige Egypte herstelden. Daarmee vormde zich een tamelijk invloedrijke groep waarvan de Verenigde Staten hopen dat er zaken mee te doen zijn in een proces dat moet leiden tot vrede met Israël.
Ironisch genoeg moeten de Amerikanen ook terdege rekening houden met Syrië. Dat bleek ruim een maand geleden op pijnlijke wijze, toen een gekaapt Amerikaans vliegtuig op het vliegveld van Beirout stond en de inzittenden zich als gijzelaars in de stad bevonden. De Verenigde Staten waren toen voor de vrijlating van hun mensen afhankelijk van de hulp van Syrië. Onder druk van Syrië kwamen de Amerikanen inderdaad vrij. Zelfs de fanatieke moslems van de Hizballah ('Partij van allah) lieten de door hen vastgehouden mensen onder druk van Syrië gaan. Nog ironischer is het, dat Amerika en Syrië ten aanzien van Libanon gemeenschappelijke belangen hebben. Geen van beide zou graag de invloed van de extreme fundamentalisten verder zien groeien in Libanon. Deze zijn per definitie anti-Amerikaans en wanneer zij het voor het zeggen zouden krijgen in Libanon, zou ook Syrië zijn invloed in dat land kwijtraken. Want Assad mag dan om pragmatische redenen een goede relatie met Iran hebben, in vergelijking met Khomeiny en de mensen van de Hizballah is hij maar een moslem op wieletjes.
Assad zelf kan het succes in Libanon tegenover zijn eigen achterban goed gebruiken. Hij is in Syrië weliswaar al lang aan de macht (sinds 1966), maar grote delen van de bevolking kan men tot de oppositie rekenen. Het is nog maar twee jaar geleden dat de fundamentalistische moslembroederschap in de noordelijke stad Hama een opstand ontketende, die met veel geweld werd neergeslagen. Ook tegenover andere opposanten gebruikt het regime barbaarse methoden. Enige tijd geleden heeft Amnesty daar een boekje over open gedaan dat er niet om loog.
In verband met de situatie in Libanon is Amerika nu gedwongen rekening te houden met Syrië. Per slot van rekening zitten altijd nog enkele Amerikaanse gijzelaars (van een eerdere actie) in Beirout gevangen. En afgezien daarvan wordt vrijwel elke toegang tot Libanon tegenwoordig beheerst door Syrië. President Assad heeft het spel in Libanon slim gespeeld. Meer dan negen jaar na de Syrische invasie lijkt hij nu met politiek gemanoeuvreer zijn doel te bereiken.
Emancipatiebeleid gaat onverminderd voort door drs. M.P.H. van Haeften
In juni 1984 verscheen het concept-beleidsplan emancipatie. Naar de inhoud daarvan was door ve(en met spanning uitgezien, zowel door hen die het emancipatiebeleid een warm hart toedragen, als door degenen die datzelfde beleid met kracht verwerpen. De verwachtingen waren hooggespannen. Het weekblad 'Vrij Nederland' had beslag weten te leggen op geheime kabinetsstukken, waaruit bleek dat een aantal ministers ernstige bedenkingen had tegen de plannen. Aan de opstelling van het concept plan was een inspraakronde voorafgegaan, waarin vooral gereformeerde vrouwen zich duchtig hadden geweerd, zowel kwalitatief als kwantitatief. Zou er iets van terug te vinden zijn in de kabinetsplannen?
Die hoop bleek ijdel. De economische zelfstandigheid van de vrouw als noodzakelijke voorwaarde voor emancipatie bleef het voornaamste credo van de beleidsmakers.
Het conceptplan leverde weer een stroom van reacties op. De kritiek kwam nu niet voornamelijk van gereformeerde zijde; ook liberale en christen-democratische vrouwen kwamen in het geweer. De inmiddels bekende stichting 'Vrije Vrouwen' was er mede een gevolg van. De kritiek spitste zich met name toe °P het beleidsvoornemen om vanaf 1990 van iedere 18-jarige nieuwkomer op de arbeidsmarkt te verwachten dat hij of zij zelfstandig in het ei- Böi inkomen zal kunnen gaan voorzien. Meisjes dus die nu 13 laar zijn of jonger, zullen vanaf die datum niet meer in de gelegenheid zijn in vrijheid te kiezen voor een volledige dagtaak binnen een eigen gezm. De sociale en fiscale wetgeving zal dan uitgaan van de veronderstelling dat ieder individu voor zijn of haar eigen «vensonderhoud zorgt. Jonge vrouwen zullen dan in feite Worden gedwongen het moederschap te combineren met *en betaalde baan buitensluis. Het 'liberale' kamerlid mevrouw Rempt vond, dat depnen die kiezen voor een volledige taak in het huishouden, elf maar moesten opdraaien °or de financiële consequente^ van die keus. °e kritiek richtte zich »oprts op het beleid van ar_ hejastijdverkorting over de cic linie, waardoor met name of ?enen met een inkomen op 1 beneden het modale niveau "moeilijkheden zouden kun- J." k°men, als zij zelfstandig n gezin hebben te onderhou-
van6, derde hoofdonderdeel ■w kritiek betrof de manier aarop met name het onder. driL°tndergeschikt gemaakt einS _f worden aan de eman- Pahedoelstellingen. Daarbij denn weir»g onderscheih a gesproken wordt over Qino?nuerwijs' zonder rekehel - houden met het feit dat derl7!,rgrote deel van het Ne-4" hanSr^ •"* teli!Zekritiek heeft het minis- Wert„Van sociale zaken en ongetwijfeld bereikt. Achterin het definitieve beleidsplan staat een overzicht van de ongevraagde reacties op het concept-beleidsplan. Daarbij zien wij onder andere de Contactraad Gereformeerde Vrouwen, het Comité Vrouwenbonden op Gereformeerde Grondslag, een werkgroep van de Evangelische Alliantie, de Reformatorische Maatschappelijke Unie, zeventien persoonlijke brieven en 170 gestencilde brieven.
... het 'liberale' kamerlid mevrouw Rempt vond, dat degenen die kiezen voor een volledige taak in het huishouden, zelf maar moesten opdraaien voor de financiële consequenties van die keus...
Ongewijzigd
De vraag die velen bezighoudt, is in hoeverre de definitieve nota nu verschilt van het concept-beleidsplan. Om op die vraag een antwoord te vinden zijn we eens nagegaan de verschillende doelstellingen die in het concept en in de beleidsnota zelf worden genoemd.
Erg veel leverde deze speurtocht niet op. De hoofddoelstelling is in ieder geval nagenoeg ongewijzigd gebleven. Deze luidt: „het bevorderen van de ontwikkeling van de huidige maatschappij, waarin het sekseverschil nog in zo grote mate is geïnstitutionaliseerd, naar een pluriforme maatschappij, waarin iedereen ongeacht sekse of burgerlijke staat de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan te verwerven en waarin vrouwen en mannen gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden kunnen realiseren". Nieuw in deze formulering is het woord verantwoordelijkheden. Essentieel is deze wijziging niet, omdat de context waarin een en ander is geplaatst, dezelfde is gebleven. De verhouding tussen mannen en vrouwen wordt exclusief beschreven in termen van macht. Gestreefd moet worden naar een machtsevenwicht tussen mannen en vrouwen, die bereikt kan worden door economische zelfstandigheid van vrouwen. Enige lippendienst aan de ingebrachte kritiek wordt bewezen door de stelling dat deze verzelfstandiging niet ten koste hoeft te gaan van gezin en kinderen. Dat is enige winst vergeleken met het concept-beleidsplan, waarin de kinderen in onze samenleving praktisch helemaal uit het zicht waren verdwenen. Thans wordt het feit dat er verantwoordelijkheden kunnen bestaan voor een gezin en voor kinderen, in ieder geval genoemd, alhoewel er voor het te voeren beleid geen enkele consequenties uit wordt getrokken. Ook wordt er niet mee gerekend, dat het hebben van gezinsverantwoordelijkheden vaak op gespannen voet zal staan met het verwerven van een eigen inkomen en het voorzien in eigen levensonderhoud door beide ouders tegelijk. Deze spanning lost de beleidsnota niet op. De meest voor de hand liggende oplossing van deze spanning, namelijk een geëigende taakverdeling tussen man en vrouw, wordt door de nota als verouderd en traditioneel ter zijde geschoven.
De hoofddoelstelling wordt vervolgens opgedeeld in drie subdoelstellingen. De eerste is het realiseren van gelijke rechten van mannen en vrouwen. Hierbij kan men onder andere denken aan bepalingen in het personen- en familierecht die ten opzichte van mannen en vrouwen verschillend kunnen uitwerken. Ook het zogenaamde anti-discriminatiebeleid valt hier onder.
De tweede subdoelstelling is het realiseren van structurele veranderingen. Hiermee wordt bedoeld dat „bij de formulering van regelgeving en bij de vormgeving aan voorzieningen niet meer im- of expliciet wordt uitgegaan van een toewijzing van taken aan mannen en vrouwen op basis van hun sekse en van hun positie in een leefvorm dan wel hun sexuele voorkeur". leder mens zal dus 'self-supporting' moeten zijn en eventuele relaties tussen mensen zijn een strikte privé-zaak geworden, waarmee de overheid niets van doen heeft. De volledige privatisering van het huwelijk dus.
Nu heeft de overheid met de inhoud van de relatie inderdaad minimale bemoeienis, maar het bestaan van de relatie op zichzelf is wel degelijk van openbare betekenis. Het huwelijk als scheppingsordinantie heeft immers evenveel recht op publieke bescherming van de overheid als het individu. In het concept-beleidsplan werd aan de hiervoor geciteerde passage voor alle duidelijkheid nog eens toegevoegd: „Er wordt dus niet meer uitgegaan van de veronderstelling dat het gezin bestaande uit man/kostwinner, vrouw/huisvrouw en hun kinderen de meest voor de hand liggende leefvorm zou zijn en dat sexualiteit gelijk zou zijn aan de gangbare vorm van heterosexualiteit". Deze passage was kennelijk tè duidelijk en is daarom waarschijnlijk verdwenen. Maar de inhoud van de boodschap is er niet door veranderd.
Beeldvorming
De derde subdoelstelling is het doorbreken van beeldvorming in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het is met name dit beleidsonderdeel waaruit het dwingende en onverdraagzame karakter van het emancipatiebeleid duidelijk wordt. Niet alleen moet de hele wetgeving van de emancipatiegedachte doortrokken worden. Dat kun je van een overheid die die gedachte met hart en ziel onderschrijft, verwachten. Het bepalen van de inhoud van de wetgeving is immers per definitie haar terrein. Maar ook de maatschappelijke instituties moeten volgens de emancipatiegedachte worden ingericht. Hier is al veel minder sprake van een overheidstaak. De beleidsnota erkent dit ook wel door ergens op te merken, dat de mogelijkheden van beïnvloeding door de overheid van de privé-sfeer van de burgers gering zijn. Die erkenning stond niet met zoveel woorden in het concept. Er is kennelijk dan toch nog een klein spoortje van nuchterheid teruggekomen.
Maar bij de zojuist genoemde derde subdoelstelling is de overheid wat haar taak betreft wel ver van huis. Dat wordt duidelijk als we zien welke terreinen worden genoemd waar die beeldvorming ontstaat, namelijk het gezin, het onderwijs, de kerken en levensbeschouwelijke instellingen, de media, de taal, de wetenschappen en de kunsten. Dat is dus vrijwel het hele terrein van het vrije maatschappelijke leven. Op al deze terreinen zou dus de overheid de beeldvorming moeten gaan veranderen. De gelijkheidsidee wordt de hele vrije samenleving opgedrongen. De brochure van de Groen van Prinstererstichting naar aanleiding van het concept-beleidsplan heet dan ook terecht 'Gedwongen gelijk te zijn. Als het met zachte aandrang niet lukt door wet- en regelgeving te baseren op de emancipatiegedachte, dan moet het maar met harde maatregelen als het rechtstreeks beïnvloeden van de ideeënwereld van de burgers. Om met Von Goethe's Erlkönig te spreken: 'und bist du nicht willig, so brauch' ich Gewalt'.
Een voorproefje van wat ons op dit terrein te wachten kan staan, was het plan van staatssecretaris Kappeyne van de Coppello om een onderzoek in te laten stellen naar de mogelijkheid van invoering van sekse-neutrale beroepsnamen. e taal moest ondergeschikt worden gemaakt aan politieke doelstellingen. Dit was zelfs de meerderheid van de Tweede Kamer te bar. Een motie van de GPV-fractie om dat onderzoek maar niet te doen houden werd aangenomen.
Nu erkent de regering gelukkig nog wel dat, gelet op de fundamentele vrijheden die hier in het geding zijn, haar beleid niet inhoudsbepalend kan zijn, maar slechts voorwaardenscheppend. Voor het cultuurbeleid betekent dit een selectieve subsidiëring. Maar bij het onderwijs en de media is zon selectieve subsidiëring niet mogelijk. Dat betekent dat de taak van de overheid hier vrijwel nihil is, of dat de overheid de grenzen van haar bevoegdheden dreigt te overschrijden. Een tussenweg is er niet. In de derde Nota Onderwijsemancipatie bleek echter uit weinig, dat de overheid zich van haar minimale bevoegdheden op dit gebied bewust was.
In de Nota Emancipatiebeleid lezen we onder andere, dat ernaar zal worden gestreefd dat veranderde maatschappelijke opvattingen tot uitdrukking zullen komen in onderwijsleerplannen, schoolwerkplannen, leermiddelen, toetsen en examens en dat leerkrachten en leerlingbegeleiders zich bewust worden van deze veranderingen. Enigszins obligaat wordt daaraan toegevoegd dat dit alles zal geschieden met inachtneming van de terughoudende taak van de overheid met betrekking tot de inhoud van het onderwijs. Maar wie eerst zulke ambitieuze plannen heeft ontvouwd, heeft per definitie alle terughoudendheid al laten varen. Niet onderschat moet worden de rol van die krachten in onze samenleving, die niets liever willen dan dat de school die na veel strijd van de ouders is geworden, wederom wordt verplicht op te voeden in alle liberale maatschappelijke deugden.
Alleenstaanden
De hoofddoelstelling van het emancipatiebeleid blijft echter economische zelfstandigheid van ieder individu. Het zwaartepunt wordt daarom gelegd bij de herverdeling van arbeid door middel van arbeidstijdverkorting. Het gezinsinkomen kan daarbij zo onder druk komen te staan, dat de niet-verdienende echtgenote, of ze wil of niet, ook de deur uit moet om te werken en zo het gezinsinkomen op te vijzelen. Dat kan dan in veel gevallen nog. Niet iedereen heeft die mogelijkheid echter. Ik denk nu aan de categorie alleenstaanden in onze samenleving, die in het concept-beleidsplan volledig bleek te zijn verdwenen. In de definitieve nota is deze nalatigheid hersteld en wordt nu een vriendelijke en vrijblijvende passage gewijd aan de alleenstaanden; die passage komt erop neer dat het allemaal wel zon vaart niet zal lopen.
Erkend wordt dat de inkomenspositie van alleenstaanden onder druk kan komen te staan. Maar daar zou dan tegenover staan, dat ze op de langere termijn minder sociale premies zullen hoeven te betalen, omdat door het werken van grotere aantallen gehuwde vrouwen minder uitkeringen nodig zullen zijn voor weduwen en voor gezinstoeslagen bij werkloosheids- en arbeidsongeschikt-
heidsuitkeringen. Afgezien van het feit dat ook gehuwden zullen profiteren van die lagere premies, zodat er nauwelijks sprake kan zijn van een specifieke compensatie voor alleenstaanden, is er ook sprake van een opwaartse druk op de premie door de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen in de sociale zekerheid. Al met al kunnen wij niet stellen dat er voor de alleenstaanden in onze samenleving veel is om zich over te verheugen bij het doorzetten van dit emancipatiebeleid.
We hebben uiteraard niet alles kunnen vergelijken uit het conceptplan en uit de definitieve nota. Er staan ook goede dingen in over de vergroting van de veiligheid van de vrouw op straat, over de positie van de vrouw in de gezondheidszorg, de vrouwen uit de minderheden, vrouwen in derde-wereldlanden. Maar dat vormt niet de hoofdmoot van het beleid.
Die is onveranderd gebleven. OM in passende termen een samenvattende conclusie te geven: Er is in de Nota hier en daar wat gezinsvriendelijke en ten aanzien van de overheidstaak relativerende mascara aangebracht, maar daarachter is het gezicht van het emancipatiebeleid even grimmig gebleven als het ook in het concept-beleidsplan al was.
Ingezonden
Deze rubriek is bestemd voor reacties op wat men in de krant gelezen heeft. De stukken dienen voorzien te zijn van naam en adres van de steller. Hier afgedrukte standpunten behoeven niet noodzakelijk de instemming van de redactie te hebben. De redactie behoudt zich voor bijdragen te weigeren die zich naar haar oordeel bewegen buiten de confessionele basis van de krant, en te uitvoerige inzendingen (meer dan 300 woorden) te bekorten.
Nieuwe boeken Terug van 'gek' geweest
Ik ken gedichten die ondanks onberispelijke taal en stijl onzegbaar vervelend zijn. Noch het een noch het ander geldt voor de bundel van Agatha van 't Hart: Terug van 'gek' geweest.
Toen zij tijdens een psychotherapeutische behandeling alles ging opschrijven, wat haar hinderde, werd het resultaat geen bundel gepolijste verzen; integendeel: Petra van Rijn vertelt dat de schrijfster "aanvankelijk niet verder kwam dan wat zwarte krassen op het witte vlak" - en even verder -„later kreeg ze meer vat op haar innerlijke wereld waardoor de eerste simpele gedichtjes konden uitgroeien tot poëzie die ze in deze bundel presenteert".
Het boekje is uitgegeven door de cliëntenbond, die de nadruk legt op haar jarenlange strijd tegen een vrouwontkennende situatie in huwelijk en maatschappij en daarmee samenhangend haar strijd tegen een psychiatrie die gericht is op aanpassing. Tevens wijst deze bond op haar woede, verbijstering en verdriet op haar zich vrij vechten.
Ik meen dat daarmee slechts ten dele recht wordt gedaan aan een bundel, die ook de wijsheid en zelfkritiek bevat van een vrouw die met beperkte uitdrukkingsmiddelen in staat bleek ons iets te laten meevoelen van de verschrikkelijke realiteit van ziek zijn en opgenomen worden in een psychiatrisch centrum. Ze heeft van dit alles niet alleen de negatieve kanten belicht. Het is niet slechts het vechten, wat ze beschrijft, maar ook groei en ontwikkeling en bovenal „hoop en perspectief voor hen die verdwaald zijn geraakt in hun eigen geest."
Deze kwalificatie van Petra van Rijn doet meer recht aan het bundeltje dan de uitgever, die de schrijfster wellicht beter had gediend met het corrigeren van een aantal slorigheden.
P.L. Los N.a.v.: Agatha van 't Hart, Terug van 'gek' geweest. Uitg : Cliëntenbond afd. N.H.; prijs ƒ 7,50. y J
Zuid-Afrika (2)
In zijn ingezonden (31-7-'B5) maakt de heer Van der Linden ons deelgenoot van zijn opvattingen over hen die er hun (betaald) werk van hebben gemaakt te ijveren tegen de apartheid in Zuid-Afrika.
Nu zullen er wellicht mensen zijn die hun oordelen over het bewind aldaar uitgieten omdat dat zo lijkt te horen. Er is echter geen enkele aanleiding dezen te zoeken onder de mensen die de heer Van der Linden op het oog heeft. Het betekent ook allerminst dat de integriteit van deze mensen, zonder onderbouwing (aan ons kenbaar te maken), in twijfel getrokken mag worden.
Hoe de heer Van der Linden ook denkt over Zuid-Afrika en alles wat daar speelt, wat zijn mening ook moge zijn over het werk van de organisaties die hij noemt, het gaat niet aan, zonder enig bewijs, zulke verdachtmakingen te uiten. Dit levert geen enkele bijdrage aan de meningsvorming over deze zaak; integendeel, het vertroebelt de discussie. Dit alles tenzij - en dat met nadruk - de heer Van der Linden zijn suggestie hard kan maken. In dat geval ware het beter geweest dit in zijn stuk te vermelden.
Wieb Boerma, Apeldoorn