_.(.-£ VAAK zou het in het Vendoor aanhangers van Anti Revolutionaire Partij ; rPV'ers zijn voorgehou-0 Te moet geen kerkelijke f* op het politieke erf **?«! want dat schept "'verdeeldheid. Kerk en miek moet je van elkaar ge- L den houden! Daar stelden rPV'ers weer tegenover, * Z kerkelijke en politieke vn wel kunt önderscheimaar dat je ze niet mag ifpiden. Wat op het ene ter. misgaat, werkt op het an« door. Voor beide geldt en dezelfde norm voor ons „delen, ook al zijn de ver|fw w0ordelijkheden verschil-
Inmiddels bestaat de oude op niet meer; de geestelijke ten van die anti-revolu- Liren van vroeger treffen \ vandaag aan in het CDA. . partij is in confessioneel «icht nog veel meer een alle- T^je dat de oude ARP: oms-katholieken, hervorm(syn.) gereformeerden en l(lèren hebben zich hierin irenigd om samen politiek te drijven. Wat hen samen,jt, is niet een gemeenschapüjke overtuiging inzake de jbel en haar betekenis voor politiek, maar een program D uitgangspunten. Voor sommigen zal dit saengaan van christenen van jerlei snit een soort van dsdienstige oecumene zijn, jarbij de politiek nu eens r vooruitloopt op wat onder kerken gaande is. Voor anren zal het vooral het poliike programma zijn dat hen nhet CDA bindt en staan de rkelijke verschillen daariten. Hoe dit zij, voor zon kerkelijk en confessioneel zicht pluriforme partij Idt nog veel sterker dan
voor die vroegere ARP, dat kerkelijke verschilpunten buiten de partij-activiteiten gehouden moeten worden, wil men in de politiek eendrachtig kunnen optrekken.
Maar zoals het GPV vroeger al aan het adres van de ARP zei dat dit niet vol te houden was, zo gaat dat ook op voor het CDA. Een illustratie daarvan bood vorige week het partijorgaan CDActueel, waarin een interview was opgenomen met ds. H. Huting, de praeses van de Hervormde synode. Op zichzelf moet dat kunnen in het orgaan van een partij die officieel heeft uitgesproken veel gewicht te hechten aan het politieke spreken van de kerk. Maar het vreemde van dit interview is, dat de eerste helft, een pagina lang, uitsluitend aan kerkelijke zaken is gewijd; pas op de tweede pagina komt de relatie met de politiek aan de orde.
Nu zou je kunnen zeggen: als CDA-leden daar kennelijk geen moeite mee hebben, waarom zou een niet-CDA-lid zich daar dan druk over moeten maken? Laten we liever blij zijn dat men ook in die kring een strikte terreinenscheiding niet weet vol te houden! Nu moeten we nog maar afwachten of elk CDAlid, inclusief b.v. orthodoxe rooms-katholieken, zon interview in zijn partijblad op prijs stelt. Maar wat ons zwaarder weegt, is de strekking van de informatie, als het CDA-blad zich dan op kerkelijk terrein meent te moeten begeven.
DS. H. HVTING
"De oecumene en de politiek door J.P. de Vries". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
"Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
DS. HUTING voert namelijk een krachtig pleidooi voor de oecumenistische idealen, waarbij de scheidslijnen tussen de confessies worden weggewist. Dat brengt hem tot een scherpe aanval op de paus, die geen niet-rooms-katholieken tot de eucharistie toelaat, maar zijn betoog is evenzeer een aanval op de gereformeerde blijdenis. Een citaat: „Wat de r.k. kerk zegt over de positie van de vrouw, is star. De Paus beroept zich dan Opmerkelijk is de uitspraak die ds. Huting daar onmiddellijk op laat volgen: „Misschien begint het Evangelie wel te werken als het de mensen tegen de haren instrijkt". Dat is meer waar dan hij zelf vermoedt. Zou het ook niet opgaan als het Evangelie tegen onze opvattingen over emancipatie en gelijke rechten instrijkt? Daarom durven sommigen in het protestantschristelijke volksdeel op deze punten tegen de geest van de tijd in te gaan.
De eerste pagina van het interview wordt verder gevuld met propaganda voor de beweging Samen op Weg (samengaan van de Ned. Hervormde Kerk en de (syn.) Geref. Kerken), waarvan ds. Huting het jammer vindt dat de Rooms- Katholieke Kerk er niet een meedoet. „Want het gebrek aan eenheid maakt de kerk in zijn totaliteit ongeloofwaardig". Kennelijk slaat dat enkel op organisatorische eenheid, want even later zegt ds. Huting: „Dat wil niet zeggen dat ik het met elke gereformeerde dominee eens ben, maar ik ben 't ook niet met elke hervormde dominee eens. De verschillen van inzicht lopen dwars door de beide kerken heen". Zou dat gebrek aan eenheid de kerk niet veel méér ongeloofwaardig maken dan het stichten van één organisatie waarin iedereen de ander vrijelijk kan tegenspreken ten aanzien van de meest fundamentele geloofswaarheden? De vraag wat het CDA als partij met dit alles te maken heeft, blijft daarbij onbeantwoord. Of ziet het CDA zichzelf soms als de voorhoede van die eenheidskerk waar ds. Huting op uit is? Zeker, we brengen in rekening dat dit een interview is. Dan kun je niet elke uitspraak daarin ook aan de redactie van het blad toeschrijven. In dit geval is dat echter naar onze mening wel gerechtvaardigd. We zeiden reeds dat het interview in twee gedeelten uiteenvalt, een kerkelijk en een politiek deel. Nu is het opvallend dat zodra het over de politiek gaat en ds. Huting het politieke spreken van zijn synode verdedigt, zijn ondervrager voortdurend kritisch tegenspel levert. Daar. wordt het min of meer een discussie-interview. Des te meer valt dan op, hoe in het eerste deel diezelfde interviewer alleen maar als aangever fungeert. Daar is kennelijk sprake van een gemeenschappelijke overtuiging.
"Tijdgebonden". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
Scheltema komt tot de conclusie dat „het ingrijpen door de minister of staatssecretaris persoonlijk in een individuele aanslag in afwijking van het ambtelijk advies van de dienst ongewenst is, omdat de kans groot is dat doordoor het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden". Maar „naar huidig recht bezit de minister of staatssecretaris de bevoegdheid om ook ten aanzien van een individuele aanslag instructies te geven aan de inspecteur. Deze is gehouden die instructies op te volgen".
Scheltema bepleit daarom een wetswijziging zodanig, dat de belastingdienst de vorm krijgt van een zogeheten „zelfstandig bestuursorgaan". Dat is een juridische vormgeving die in ons land niet veel voorkomt, maar die al lang in de juridische literatuur door met name hemzelf wordt bepleit. Hij heeft daarvoor vooral naar Zweden gekeken, waar vele zelfstandige bestuursorganen in het kader van de verzorgingsstaat zijn opgezet. De bedoeling van zon orgaan is een vrije beleidsruimte voor de dienst op te zetten en de politieke verantwoordelijkheid slechts voor de hoofdlijnen te handhaven. In het voorstel voor een nieuwe Mediawet wordt deze rechtsvorm geïntroduceerd voor het op te zetten Commissariaat voor de Media. Wellicht zou men dat ook kunnen vergelijken met het Openbaar Ministerie, waarvoor de minister van justitie verantwoordelijk is, maar zich meestal alleen met de hoofdlijnen bemoeid. Maar als het er op aankomt dan kan ook deze minister aanwijzingen geven aan de officier van justitie in een individueel geval.
Uit de discussie wordt in ieder geval duidelijk, dat ondanks alle wensen voor verandering op dit moment de staatssecretaris in ieder geval niet buiten zijn boekje gaat, wanneer hij ingrijpt in individuele belastingaanslagen. Toonzettend voor deze conclusie is een recente uitspraak van voorzitter dr. D. Dolman van de Tweede Kamer. Hij zei vorige week in een rede: „Ernstiger dunkt mij het optreden van belastinginspecteurs. Zij pleiten tegenwoordig niet alleen voor uitbreiding der formatie en vereenvoudiging der wetten, maar keren zich ook tegen de eigen staatssecretaris. Deze zou zich met afzonderlijke aanslagen in het geheel niet mogen bemoeien. Volkomen juist heeft de heer Koning er op gewezen dat een bewindsman die zijn ondergeschikten niet zou mogen corrigeren, tekort schiet in zijn verantwoordingsplicht. Of hij er verstandig aan doet dikwijls in te grijpen, dat is een andere kwestie."
"Ongewenst". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
Met die conclusie kan volmondig worden ingestemd. In de Nederlandse politieke cultuur past het dat de politiek verantwoordelijke organen het laatste woord hebben. Het recht van petitie, in de praktijk meestal uitmondend in talloze verzoekschriften aan de Tweede Kamer, zou ook volstrekt worden uitgehold, wanneer de staatssecretaris niet in individuele gevallen zou kunnen ingrijpen. De belastingplichtige dient zelf af te wegen, of hij deze politieke weg wil gaan met alle mogelijke gevolgen van dien voor de politieke controle die in alle openbaarheid dient plaats te vinden. En ten slotte is de Algemene Rekenkamer een extra waarborg tegen misbruik en corruptie. De staatssecretaris blijve Koning over zijn ambtenaren, maar make daar met wijze terughoudendheid gebruik van.
"Verzoekschriften". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
„Dat zegt de dominee nou bijna ook, alleen gebruikt hij ietwat andere woorden." %meer ik deze zin van Goethe aanhaal, is dat niet om een te recenseren boek als duivelswerk te «stempelen. Wel is hij mij een aansporing tot kritisch lezen, ook, ja, juist van een boek, waarin Bijbel en geloof een belangrijke plaats innemen.
De schrijver is medicus, farlacoloog en wetenschappejk onderzoeker. Bovendien ihij psychotherapeut. Het boek dat hij schreef, beat veel bijbelse wijsheid. De chrijver wekt de indruk, de ijbel vooral als wijsheidsliteatuur te beschouwen:
Wz- 11 „allerlei oude sa- Pi", waarna hij de geschiedelis van de schepping van Eva inhaalt, blz. 34 „oude regels •Isde tien geboden." blz. 89 ;?ij zult niet echtbreken", een eeuwenoude wijsheid". «el spreekt hij met grote eerlied over Jezus van Nazaret »lz. 144 en volgende), maar [«vs Christus als Zoon van *>
"De natuurwetten zijn onïeranderlijk"(blz. 140 J. Daarom treft het te meer ons voorhoudt, dat yil werktuig hebben te zijn in ps hand. Hij legt er de naruk op hoe groot de verant- is van de ene r*ös voor het levensgeluk i/f .e ander en daardoor voor "««gen geluk. Het boek is doortrokken *n de idee dat egokracht ««verwerkelijking) en (.„leve kracht (liefde) niet sengesteld zijn, maar elkaar ""nvullen. De verliefdheid, die wil heben, en de liefde die wil geven, worden na, naast en tegenover elkaar belicht.
Vanzelfsprekend krijgt het huwelijk veel aandacht. Het doet weldadig aan, als de schrijver bij herhaling pleit voor huwelijkstrouw, zij het dat hij er terecht voor waarschuwt, dat de onverbrekelijke huwelijksband de partners niet tot eikaars cipiers moet maken. Ze moeten dan ook niet door elkaar gevangen gehouden worden. Wel pleit hij voor de vergevende liefde, die de partner ook na een misstap niet afwijst, maar verder helpt.
Als ervaren therapeut weet hij maar al te goed, dat de liefde van de falende voor tijdelijk verlatenen meestal groter en hechter is dan de verliefdheid in het avontuur. Wie in zijn onervarenheid dit over het hoofd ziet, acht onherstelbaar, wat nog te redden valt. De verbanden die hij legt tussen relatieproblemen en vroege jeugdervaringen, zijn vermoedelijk juist, al lijken ze wat vlot gelegd.
Hoewel het boek kennelijk niet als wetenschappelijk werk is bedoeld, is het boeiend het overzicht van de zg. afweermechanismen helder en duidelijk behandeld te zien aan de hand van hun tegendeel. Door telkens de wijsheid van de doelgerichte aanpak en de verdediging tegenover elkaar te stellen, wordt het menselijk handelen met zijn emotionele en zijn meer objectieve motieven duidelijk. Ook het omgaan met verdriet, depressie en rouw krijgt de nodige aandacht.
Het boek is niet moeilijk geschreven, niet 'geleerd', terwijl het heel veel geeft. Het spreekt 'je' aan: het vertelt 'je' wat er gebeurt als 'je' dit of dat doet en waarom 'je' je laat verleiden om zus of zo te doen. Deze aanpak laat me denken aan de oudtestamentische wijsheidsleraar. Hier spreekt een ervarene de minder ervarene aan en deelt hem mee van zijn ervaring. Evenals bij de prediker wordt hetzelfde af en toe in andere vorm of in ander verband herhaald. Daardoor kan men de verschillende hoofdstukken onafhankelijk van elkaar lezen. Misschien is dat ook beter dan het achter elkaar uitlezen van dit boek: wijsheid dient met mate genoten te worden.
Ondanks mijn in het begin genoemde kritiek zou ik het boek gaarne zien in handen van kritische lezers. Wellicht kunnen we leren wat de schrijver ons voorhoudt: 'Laat het maar aan God over, wees zoals je geschapen bent: elk op je eigen manier een werktuig in Zijn hand.' Je zou er zo 1 Kor. 12 naast leggen.
N.a.v.: Henk van Riezen, Leef niet alleen - omgaan met jezelf en met de ander Uitg. J.H cottmer, Haarlem; prijs f 19,90.
"Levenswijsheid over omgang met de ander door P.L. Los Nieuwe boeken". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
Blijkens het verslag van de jaarvergadering en conferen-, tic van de Bond van Geref. Jeugdorganisatie in het ND van 12-11, pag. 2, komt er een nieuwe handleiding vóór de bij het jeugdwerk - tot 16 jaar - betrokkenen. Eén van de hoofdstukken zal betrekking hebben op het doel en karakter van het jeugdwerk. Het is mijn stellige overtuiging dat dit hoofdstuk van wezenlijk belang is voor ieder die zich betrokken weet bij het jeugden jongerenwerk van de 10- tot 25-jarigen. De 'kleine' (tot 16 jaar) en de 'grote' (boven 16 jaar) jeugdvereniging horen bij elkaar. Van een behoorlijk werkoverleg t.a.v. het jeugden jongerenwerk is op landelijk bestuursniveau nog geen sprake. Het is a.s. vrijdag veertig jaar geleden dat het Amersfoortse jeugdcongres is gehouden, 15 en 16 nov. 1945. Eén van de wensen was de uitgave van één jeugdblad. Dat heeft het gereformeerd jeugden jongerenwerk nodig: één periodiek waarin de samenwerking tussen ouderen en jongeren gestalte krijgt.
De belangrijke vraag dringt zich op: Is er een gemeenschappelijke visie t.a.v. doel en karakter voor het werk m.b.t. de 10- tot 25-jarigen? Er dient een zekere overeenstemming bereikt te worden.
Jeugd- en jongerenwerk is ook 'vakmanschap is meesterschap. Deskundige begeleiding en advisering door middel van vakkrachten kan verkregen worden. Een plan van werkzaamheden is dan noodzakelijk. Vergelijk het schoolplan en het catechetisch plan en de uitvoering daarvan door middel van beroepskrachten.
Fokko J. Tilma, Leusden ('jeugdleider' van een groep 15-jarigen)
"Ingezondens Jeugdwerk". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
Het is nog niet bekend of de brievenbus van het ministerie van finaciën inderdaad veel voller is geworden door allerlei verzoeken om in te grijpen in de opgelegde belastingaanslag. Maar nadat veel zeergeleerde staatsrechtjuristen zich over het probleem hebben gebogen, is nog steeds de discussie gaande of de staatssecretaris van financiën bevoegd is hoogstpersoonlijk in te grijpen. Opvallend in de discussie tot nu toe is dat de zwaarste kritiek is gekomen uit de kring van belastinginspecteurs. Hebben zij gelijk of voelt de vierde macht zich weer eens lastig op de vingers gekeken door de verantwoordelijke politici?
De zaak kwam in juni aan het rollen. Het weekblad 'Vrij Nederland' kwam met het onthullende nieuws dat ten minste twee bekende Nederlanders (AVRO-directeur Wibo van der Linde en WD-senator mr. W.J. Geertsema) bij de staatssecretaris hadden aangeklopt en voor vele duizenden guldens belastinggeld hadden teruggekregen. Even stond Nederland op zn achterste benen. Had corruptie tot in de hoogste kringen plaatsgevonden? Was er sprake van handjeklap en vriendjespolitiek? Bleek mr. H.E. Koning achter zijn vriendelijke lach en onkreukbaar imago hoogstpersoonlijk het bederf binnen het politieke bedrijf te vertegenwoordigen?
De Tweede Kamer reageerde snel. Men vergaderde achter gesloten deuren een aantal keren met de staatssecretaris. Men eiste vertrouwelijke inzage in de desbetreffende dossiers. En in een plenaire kamervergadering, onder het oog van met microfoons, televisiecamera's en schrijftuig gewapende journalisten, diende de PvdA-fractie een „voorlopige motie van wantrouwen" in. Strekking van die motie: de staatssecretaris had niet „in redelijkheid" tot zijn beslissingen kunnen komen. Het komt op nauwkeurig lezen aan. Ook de Partij van de Arbeid sprak niet over de onmogelijkheid van ingrijpen, maar over onvoldoende zorgvuldigheid in het concrete geval. Of dat terecht was, laat zich raden, omdat de desbetreffende dossiers — uiteraard — niet openbaar zijn.
In juni werd staatssecretaris Koning achtervolgd door een horde verslaggevers nadat hij door de vaste kamercommissie aan de tand was gevoeld over zijn bemoeienissen bij belastingaangiften van bepaalde personen...
"Koning over de belastingen door J.W. van Houdt". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
Natuurlijk is de juridische weg in dit geval geplaveid met vele voetangels en klemmen. Wat is bij voorbeeld precies de betekenis van de wettelijke bepaling dat „de aanslag wordt vastgesteld door de inspecteur". In de praktijk van alle dag is het natuurlijk volstrekt duidelijk dat om die reden de burger in beginsel is gebonden aan de beslissing van de inspecteur. Maar is ook de staatssecretaris dat uit hoofde van zijn functie?
De heer Koning zelf zegt onomwonden het recht te bezitten om te kunnen ingrijpen in individuele belastingaanslagen. Op 24 september schreef hij in een notitie aan de Tweede Kamer, dat ambtenaren aan wie taken en bevoegdheden zijn toegekend, tot op zekere hoogte functioneren naar eigen inzicht, maar dat zulks gebeurt om de bestuurstaak goed te structureren, „maar niet om de ministeriële verantwoordelijkheid te verminderen".
Deze week verschenen een aantal rechtsgeleerde adviezen over deze kwestie. Globaal gesproken hebben de adviseurs van de Vereniging van inspecteurs van 's Rijks belastingen (professor P. de Haan en dr. H.J. de Ru) geconcludeerd dat de staatssecretaris in individuele gevallen geen dwingende aanwijzingen aan inspecteurs mag geven. „Het zou een blamage voor de rechtsstaat en de democratie zijn als de Kamer bij het standpunt blijft dat staatssecretaris Koning mag ingrijpen bij individuele belastingaanslagen", zo zeggen zij daarover in een interview in 'NRC-Handelsblad' van woensdag 13 november.
De staatssecretaris had zijn antwoord inmiddels gereed. Ook hij had advies ingewonnen en wel bij professor mr. M. Scheltema. Niet alleen kent deze hoogleraar het politieke ambacht uit eigen ervaring, maar ook is hij hoogleraar bij de vakgroep bestuursrecht van de Rijksuniversiteit te Groningen. Die vakgroep kan als het meest gezaghebbend op dit punt in ons land worden beschouwd.
"Voetangels". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
DEBAT ontstaat er bij voorbeeld, als ds. Huting kritiek oefent op de houding van het CDA tegenover Zuid- Afrika, omdat het te veel afwacht tot anderen ook iets willen doen. Dan ontstaat de volgende dialoog: „Maar samen kun je toch veel meer bereiken dan alleen. Dat is toch effectiever?" „Effectiviteit kan me niet schelen! Ook een signaalfunctie is van groot belang."
„Maar in de politiek gaat het, of je het nu wilt of niet, wel om effectiviteit."
„Nee, dat is niet waar. Als je alleen kijkt naar de effectiviteit, doe je niets meer!"
„Als ik u zo beluister, dan heeft u weinig op met de politiek?"
„Politieke partijen zijn gebaseerd op eigen belang en water in de wijn doen. Ik ben lid van geen enkele partij; ik stem altijd op de minst slechte."
Zon woordenwisseling maakt duidelijk, waarom de ontmoeting tussen 'de kerk' (zoals dat heet) en 'de' christelijke politiek wel als een dialoog van doven wordt getypeerd. Aan weerskanten frappeert de geestelijke armoede. De woordvoerder van 'de kerk' heeft geen oog voor het essentiële van het politieke ambt, en de woordvoerder van 'de' christelijke politiek verdedigt de handelwijze van zijn partij met puur pragmatische redeneringen zonder enige principiële onderbouwing. Geen wonder dat men zo geen stap dichter tot elkaar komt.
"Effectiviteit". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
J.M. den UYL: „Stop toch, mannen! Heel dom om de democratie zo te ondermijnen. Het 1 november-besluit ligt nu echter 0n -.Stop toch, mannen! Heel dom om de democratie zo te ondermijnen. Het 1 november-besluit ligt nu de kiezers zullen er straks wel voor zor9en dat met de democratische ingestelde Amerikanen het op oncfie manier genomen plaatsingsbesluit op democratische wijze ongedaan zal worden gemaakt."
"J.M. den UYL: „Stop toch, mannen! Heel dom om de democratie zo te ondermijnen. Het 1 november-besluit ligt nu echter 0n -.Stop toch, mannen! Heel dom om de democratie zo te ondermijnen. Het 1 november-besluit ligt nu de kiezers zullen er straks wel voor zor9en dat met de democratische ingestelde Amerikanen het op oncfie manier genomen plaatsingsbesluit op democratische wijze ongedaan zal worden gemaakt."". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007
ZOALS WE al eens eerder aangaven, is het merkwaardige dat veel meelevende kerkleden zich meer thuisvoelen bij de standpunten van de christelijke politici dan bij het politieke spreken van hun eigen kerk. Dat gaat uiteraard het CDA ter harte, want het betreft zijn kiezers. Vandaar waarschijnlijk dat de interviewer zich tot tolk maakt van deze kerkleden. Dat levert de volgende woordenwisseling op: „Kunt u zich eigenlijk wel verplaatsen in groeperingen binnen de kerk die het niet eens zijn met de synode-uitspraken over bij voorbeeld de kruisraketten?" „Ja, die mensen horen net zo goed bij de kerk als ieder ander." „Maar is het niet triest dat mensen vanwege die uitspraken de kerk verlaten?" „Als ze de kerk verlaten, moeten ze dat doen. Maar dan beseffen ze niet wat een kerk is. Een kerk is geen vereniging." . „Dat is hun bezwaar juist. De kerk wordt in hun visie juist een politieke vereniging door al die politieke uitspraken."
„Dat bestrijd ik. Als de kerk alleen maar dat zegt waar iedereen het mee eens is, dan vaart de kerk even langzaam als het langzaamste schip en ligt zij stil."
~Op een VU-symposium vroeg minister De Ruiter zich af, of de kerkleiders zich bij het doen van politieke uitspraken niet verheven voelen boven de gewone gemeenteleden."
„De kerkleiders voelen zich niet verheven boven de basis. De gemeenteleden moeten er echter aan wennen dat de kerk nu een eigen geluid laathoren."
Ook in dit gedeelte treft het vruchteloze van de dialoog. Dat komt doordat men niet begint bij datgene wat de christelijke kerk en de christelijke politiek gemeen zouden moeten hebben: Gods Woord als vaste norm voor spreken en handelen. De interviewer neemt in feite de opvattingen onder de kerkleden als maatstaf om het spreken van de kerk aan te toetsen. Daar kan de synodepraeses natuurlijk gemakkelijk onderuit. Maar zelf geeft hij ook geen enkele andere maatstaf aan en de interviewer prest hem daar niet toe.
Inderdaad is de kerk niet zo maar een vereniging. Maar daarom moeten haar uitspraken juist aan hoge maatstaven voldoen. Als het in de praktijk neerkomt op de privé-inzichten van een aantal kerkleiders, is het niet verbazingwekkend dat de leden de kerk niet meer herkennen en weglopen. Dat is in elk geval te verkiezen boven 's zondags van de kansel het één horen en 's maandags op de partijvergadering of 's woensdags in het sternhokje het ander doen. Inderdaad, kerk en politiek zijn niet te scheiden!
"Gemeenteleden". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/11/16 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569749:mpeg21:p007