nEZER dagen staat Eu. 0f zoals cynische menrO 3 't zouden zeggen: niets*c n • weer eens in het een- Eur°van de belangstelling. In is de zgn. Euro- bijeen, dat wil zegode vergadering van de re- van de tien, per * uari a.s. twaalf, lidstaten 'Jan de Europese Gemeen*& peze top moet nadruk**#' ais een vervolg worden ien OP de in ïuni van dit f\ in Milaan gehouden topreferentie. Toen namelijk ** pelden sommigen ten '^ien van de economische politieke toekomst van Iropa' een 'grote sprong „orwaarts'. Toen die er niet [wam, werd afgesproken dat , aan de ontmoeting in tuxernburg in december hard werkt zou worden om herring van zon mislukking te Uorkomen.
Om meer dan één reden het ook aan de vooravond ui de top van Milaan overijl al weinig realistisch te Ironderstellen dat als het are 'een nieuw Messina' zou laatsvinden. In Messina erd in 1955 de basis gelegd -or het huidige Verdrag van ome, terwijl het nu om een „rijpende herziening van * Verdrag zou moeten gaan. e lidstaten van de Europese «meenschap waren en zijn ameüjk nog steeds sterk vereeld over de kernvraag hoe 'uropa' er straks moet uit- U. Gaan wij naar een wereüjk üjk verenigd Europa (suranationaal) of naar een Eujpa waarin nationale regeingen tot groter samenwering zijn gekomen (intergouernementeel)?
Globaal gesproken zijn er ie voorstanders van een federale Europese structuur: de «sluitvorming binnen de EG roet vereenvoudigd worden,
de bevoegdheden van de Europese Commissie en het Europese Parlement vergroot en tegen 1992 moet (binnen het J-G-grondgebied) een 'vrije binnenlandse markt' verwezenlijkt zijn. Deze groep landen, waartoe Italië en de Benelux behoren, worden wel de 'maximalisten' genoemd; zij stellen, bij wijze van spreken maximale eisen. Er zijn binnen de EG echter ook minimalisten': Engeland, lerland Denemarken, Griekenland! Deze landen willen geen Europese Gemeenschap die zich qua structuur veel verwijdert van wat de EG nu is; binnen het huidige EG-verdrag zijn al heel wat verbeteringen aan te brengen. Men is vooral beducht voor het afstaan van meer nationale soevereiniteit.
Toen men er in Milaan niet uitkwam, werd ter voorbereiding van de top in Luxemburg het instituut van de Intergouvernementele Conferentie in het leven geroepen. Het betrof hier vergaderingen van de ministers van buitenlandse zaken van de EG, waarbij de Portugese en Spaanse vertegenwoordigers vooralsnog als gasten werden welkom geheten. Deze vergaderingen zijn inderdaad een drietal keren belegd, met het doel dus om de komende 'Europese Raad' met concrete voorstellen te dienen. Uit het verloop van de laatstgehouden Intergouvernementele Conferentie, die van afgelopen zaterdag en zondag, bleek dat men er bij lange na niet in geslaagd is de belangrijkste kloven te overbruggen.
Dat gebrek aan overeenstemming is te dateren in een periode dat de Europese Gemeenschap in een belangrijke fase verkeert. De EG moet inspelen op de nieuwe situatie dat (na Griekenland) opnieuw twee relatief arme en nog weinig bij de aloude 'Europese idealen' betrokken landen als Spanje en Portugal bij de toch al moeizame besluitvorming betrokken worden. Vervolgens is dezer dagen van de zijde van de Europese industrie nog eens gewezen op het feit dat West-Europa economisch en technologisch steeds verder terugvalt vergeleken bij met name de Verenigde Staten en Japan; men heeft een volledog vrije Europese 'binnenmarkt' nodig om effectief te kunnen concurreren. En dan is er nog de vraag of de grootmachten blijvend te maken zullen hebben met een politiek verdeelde Europese Gemeenschap, of dat (West-)' Europa' straks met één stem zal spreken.
meer bevoegdheden voor parlement in Straatsburg...?
"Geen sprong vooruit in Luxemburg? door A. Kamsteeg". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
"Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
HET één hangt met het ander samen. Men kan, met andere woorden, de problematiek van de besluitvorming binnen de Europese Gemeenschap niet losmaken van de kwestie van de vrije interne markt. De 'maximalisten' willen ten aanzien van dat laatste 'vier vrijheden' verwezenlijkt zien: volledige vrijheid van het verkeer van mensen, goederen, diensten en kapitaal. De controle daarop aan de nationale grenzen zou dus volledig moeten worden afgeschaft. Dat is zo ongeveer ook het geluid dat afkomstig is van grote industriële ondernemingen in West-Europa en van de Europese Commissie.
De achterliggende gedachte is dat het oponthoud aan de nationale grenzen de landen van de Europese Gemeenschap jaarlijks zon 17,5 miljard gulden kost. Dit onnodige extra' drukt op de prijs van de hier geproduceerde goederen en dus op het Europese concurrentievermogen. Daarmee is het — als gevolg van gebrek aan Europese industriële samenwerking — toch al niet zo best gesteld. De onlangs door de Europese Commissie gepubliceerde cijfers komen dan ook niet als een volslagen verrassing. Van elke tien huiscomputers die nu in Europa worden verkocht, komen er niet minder dan acht uit de Verenigde Staten. Van elke tien videorecorders negen uit Japan. De produktiegroei in Europa van hoogwaardige technologische produkten is in Amerika 7,6 procent, in Japan 14 procent, maar komt in West-Europa niet uit boven de 5 procent.
Wat is nu logischer dan inderdaad maar een forse streep te halen door al die grensbarrières? Inhoudelijk gezien heel wat. Want de zuidelijke lidstaten vrezen dat bij het wegvallen van de Europese binnengrenzen de eigen zwakke industrie maar moeilijk overeind zal blijven en dat concurrentievervalsing zal optreden. De Britten benadrukken dat zij eilandmogendheid zijn en dat dit allerlei uitzonderingen op de regel van de vrije markt rechtvaardigt. Op de tafel van de top in Milaan lag in dit verband al een pakket van niet minder dan 320 concrete voorstellen. Maar ook toen reeds bleek het gevaar niet denkbeeldig, dat door de vele uitzonderingen die worden verlangd, van het principe van een 'Europa zonder grenzen' weinig zal overblijven.
Zon streep door al die barrières trekken is ook formeel niet mogelijk, en daaruit blijkt — zoals gezegd — de samenhang tussen de diverse problemen die in Luxemburg aan de orde zijn. Het zou het gemakkelijkst zijn wanneer de lidstaten bij meerderheid van stemmen over al die 320 voorstellen zouden kunnen beslissen. De 'maximalisten' zouden dan goede hoop kunnen hebben dat zij uiteindelijk aan het langste eind zouden trekken. Maar zo eenvoudig liggen de zaken niet. In 1966 is namelijk het befaamde 'Akkoord (compromis) van Luxemburg' tot stand gekomen. Kern van dat akkoord is dat iedere lidstaat het recht heeft om met een beroep op zijn „gewichtig (vitaal nationaal) belang" besluitvorming bij meerderheid te verijdelen. Wat al dan niet een „gewichtig belang" is, wordt uitgemaakt door het betrokken land zelf; het kan — getuige het Westduitse optreden in juni 1985 — een verlaging van de graanprijs met 1,8 procent betreffen. Nu groeit geleidelijk de overtuiging dat dit 'toch van de gekke is. Het gevolg is dat vrijwel iedereen het er nu wel over eens is, dat ten aanzien van bij voorbeeld harmonisatie van het recht en de vrije vestiging meerderheidsbesluiten aanvaardbaar zijn.
Maar veel verder is men nog niet. Van een wijziging van het Verdrag van Rome, bij voorbeeld in de zin dat alleen nog unanimiteit vereist is voor nieuwe beleidsinitiatieven van de EG, zal het zeker niet komen, zelfs al zou — wat niet het geval is — alleen Denemarken zich daartegen uitspreken. Dat Verdrag zelf bepaalt namelijk dat verdragswijzigingen alleen kunnen plaatsvinden bij eenstemmigheid van de lidstaten en met bekrachtiging van de wijziging door alle nationale parlementen. Welnu, de Deense premier (van het burgerlijke minderheidskabinet) heeft vóór zijn vertrek naar Luxemburg nog eens nadrukkelijk te horen gekregen dat hij met geen enkele wijziging van het Verdrag van Rome akkoord zal mogen gaan.
"Samenhang". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
'dossiervorming kan een noodzakelijk kwaad ijn, zeker daar waar het gaat om de opslag en regitratie van vertrouwelijke persoonsgegevens. Met ame in de wereld van de al dan niet gedwongen ulpverlening (zoals bij voorbeeld de justitiële kinerbescherming) is het gebruik hiervan vaak omtreden geweest. In de afgelopen tijd is er echter en ontwikkeling op gang gekomen, die uiteindeijk moet uitmonden in het bij wet regelen van de pslag en registratie van persoonsgegevens.
iln de wereld van de (psyolsociale hulpverleningsintllingen neemt rapportage 0 belangrijke plaats in. 'enals in de medische we- W, worden ook hier lijvige Ksiers aangelegd, waarin inraiatie is opgeslagen over Konen en hun directe omgeag Vanaf het moment dat to, al dan niet gedwongen, » eerste gesprek heeft getod, wordt veel vastgelegd 'in het dossier opgeborgen. et behulp van de aldus opgeven informatie wordt het T de hulpverlener mogelijk lte gaan, of een eventuele 'handeling succesvol verlo-01 is, dan wel bijstelling beteft. Tevens vormt een doser voor de hulpverlener een ort van werkverantwoor°B (naar subsidiegevers bij *rbeeld) en soms kan het 'toen als materiaal voor we"Kehappelijk onderzoek. °ver het algemeen wordt *r zorgvuldig omgesprongen U dossiers, zo zorgvuldig ls dat het voor personen *S niet altijd mogelijk was te krijgen in voor hen "angrijke onderdelen uit "gelijke dossiers. We hoe* in dit verband slechts te .ften op de jarenlange strijd ebh°mm'ge mensen gevoerd ben om inzage te krijgen in "n «gen dossier.
dert 1983 is echter het tij * keren. In artikel 10 y «e Grondwet worden rej Segeven voor opslag van inzage in persoonsgege-
yens. Tevens is er een wet in voorbereiding, waarmee de zaak tot in detail geregeld zal worden.
"Dossiervorming in de jeugdhulpverlening wordt aan strakkere banden gelegd door drs. Ruud Vos Nieuwe boeken". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
In de wereld van de (justitiële) kinderbescherming is deze zaak ook weer hoogst actueel geworden. De directe aanleiding voor de hier opnieuw opgelaaide discussie is gelegen in de verschijning van een boek van de hand van de schrijfster Yvonne Keuls. In dit boek, een tendensroman, staat de figuur Tommie centraal. Tommie bestaat niet echt, maar zijn ervaringen zijn ontleend aan zes, de schrijfster persoonlijk bekende kinderbeschermingsjongeren. In zoverre is het boek gebaseerd op feiten. En juist dit gebaseerd zijn op feiten heeft de nodige stof doen opwaaien.
Toen na de verschijning van het boek bekend werd dat de in het boek genoemde kinderrechter echt bestond en door zijn onzedelijke handelingen de jongeren in ernstige psychische problemen had gebracht, stonden de media bol van verontwaardiging. Door de ophef rond de persoon van de kinderrechter werd echter het probleem van de dossiers naar de achtergrond gedrongen. Toch zijn deze voor Tommie, en daarmee voor een aantal kinderbeschermingsjongeren van het grootste belang. Ze vormen voor hem zijn familiegeschiedenis, geschreven door de groepsleiders van de tehuizen. De jongen had ze in zijn bezit gekregen door ze te ontvreemden uit een dossierkast.
Ontvreemding, of het stiekem in kijken van dossiers, is zeker niet nieuw. Tijdens het vorig jaar gehouden tribunaal tégen de Kinderbescherming in Amsterdam bleek ook, dat diverse jongeren wel eens stiekem in hun dossier hadden gekeken. Het grote kritiekpunt op dit tribunaal was, dat de dossiers niet samen, maar achter de rug van de jongeren om samengesteld werden, zodat invloed op de samenstelling zo goed als onmogelijk was.
Kort na dit tribunaal kwam er een circulaire van het ministerie van justitie, waarin de staatssecretaris de instellingen voor kinderbescherming nieuwe richtlijnen gaf. Deze richtlijnen hielden in dat jongeren nu recht op inzage kregen en tevens de mogelijkheid om eigen opmerkingen aan het dossier toe te voegen. Inzage kon worden geweigerd, maar alleen dan wanneer de informatie voor de jongeren te bedreigend was.
"Tendensroman". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
Naast inzagerecht en de mogelijkheid eigen opmerkingen aan een dossier toe te voegen staat nog een derde aspect in de belangstelling: de termijn waarop dossiers bewaard mogen worden. Tot op dit moment kunnen dossiers jarenlang in archiefkasten weggeborgen zijn. Een eenduidige vernietigingstermijn bestaat niet. Op dit punt lijkt er echter ook de nodige verandering te komen. De intrede van de computer voor opslag van persoonsgegevens heeft dit mede versneld, omdat computers nu eenmaal gekraakt kunnen worden en daardoor vertrouwelijke gegevens onder de ogen van niet-bevoegde derden kunnen komen.
Het Werkverband Integratie Jeugdwelzijnswerk Nederland (WIJN) heeft in dezen het voortouw genomen en werkafspraken gemaakt over het omgaan met persoonsgegevens. (Bij het WIJN zijn veel voogdij en gezinsvoogdij-instellingen aangesloten.) Deze werkafspraken hebben een niet vrijblijvend karakter, ze moeten dus door de bij het WIJN aangesloten instellingen worden opgevolgd. Naast inzagerecht en correctiemogelijkheden stelt het WIJN, dat dossiers ten hoogste vier jaar né het beëindigen van de hulpverleningsrelatie vernietigd moeten worden. Bestaande oude dossiers moeten, als ze geen waarde meer hebben voor de hulpverlening, binnen twee jaar worden vernietigd.
Het WIJN is door het maken van deze afspraken tegemoetgekomen aan een groot aantal wensen omtrent gebruik en opslag van persoonsgegevens. Door het regelen van inzage, correctie en bewaartijd probeert men te komen tot optimale bescherming van de in de dossiers genoemde personen.
Dat men daarmee vooruitloopt op wettelijke regels, kan alleen maar toegejuicht worden. Hoe kleiner de kans op oneigenlijk gebruik van hulpverleningsdossiers, hoe beter, al was het alleen maar om te voorkomen dat men op latere leeftijd geconfronteerd wordt met verjaarde gegevens op een plaats waar men het totaal niet verwacht. Inzoverre is het een goede zaak te noemen, dat opslag en registratie van persoonsgegevens aan strikte wettelijke regels zullen worden gebonden. Dat dergelijke regels verder zullen moeten reiken dan alleen sociale hulpverleningsdossiers, zal onderhand wel duidelijk geworden zijn.
N.a.v Yvonne Keuls. Annie Berber en het veröriet van een tedere crimineel Uitgegeven bij Ambo/Baarn 198 S; 264 pag.. prijs f 27.50.
"Vernietiging". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
"BOORUS & KO door Louis". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
Zes wetsvoorstellen betreffende verschillende onderdelen van de belastingheffing (ont)sieren deze week de agenda van de Tweede Kamer. Het was de bedoeling van staatssecretaris Koning voor de jaarwisseling nog een vrij groot aantal fiscale wetsvoorstellen te laten behandelen, zodat ze op 1 januari kunnen ingaan. Maar de kamercommissie voor financiën voelde daar niet veel voor en schreef een 'brief-op-poten' naar de bewindsman, met de volgende strekking: voor 1 januari behandelen lukt niet en dat is uw eigen schuld, want een deel van die wetsvoorstellen zijn nog niet eens bij de Kamer ingediend. En dan krijgen we straks weer de situatie dat belastingwetten die de burgers geld kosten, met terugwerkende kracht moeten worden ingevoerd. Kunt u daar nu niet beter voor zorgen?
De staatssecretaris heeft nu een ietwat verbaasd antwoord gegeven: weet de kamercommissie dan niet dat late indiening bij belastingwetten vaak onvermijdelijk is? Want met de vaststelling moet worden gewacht tot na de besluitvorming over het belastingplan bij de algemene beschouwingen (half oktober), én dan moet de Raad var State nog adviseren. Kortom: ik heb mijn best gedaan, maar zo zijn de procedures.
Toch is de heer Koning ook niet te beroerd om mogelijke oplossingen aan te wijzen. Zo zou bij het belastingplan (ingediend op Prinsjesdag) een 'tijdpad' kunnen worden gevoegd, waarin alle nodige voorbereidende handelingen staan plus de bijbehorende data. Een bovendien, zo geeft hij de Kamer in overweging, zou bij de algemene beschouwingen alvast duidelijk de politieke besluitvorming kunnen plaatsvinden over wetsvoorstellen die technisch verder niet ingewikkeld zijn. Met andere woorden: de politieke beslissing is dan duidelijk; de technische afwikkeling in november of december kan dan een fluitje van een cent zijn.
S. Patijn dat valt wel mee
A. van der Louw: strijd aangebonden
... zeescheepsnieuwbouw ten onder door tegenwind
"door J.W. van Houdt, W.F. Houtman en C. Dorland Kamernotities Verbaasd". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
De grote dagbladen in ons land zijn de afgelopen maanden geteisterd door een opmerkelijke advertentiecampagne, waarin vooral het besnorde hoofd van PvdA-politicus A. van der Louw een in het oog springende rol speelde. De advertenties droegen de slagzin: „Van een no-nonsense-kabinet mag je een verstandiger besluit verwachten." Dat verstandige besluit zou in de ogen van Van der Louw moeten zijn af te zien van de opheffing van het openbaar lichaam Rijnmond. Want Flevoland met 170.284 inwoners wordt wel provincie (Van der Louw tegen partijgenoot Lammers: „gefeliciteerd Han", want ook actievoerders kunnen hartelijk zijn), en Rijnmond heeft er meer dan 1 miljoen.
Van der Louw maakt heeft dus persoonlijk de strijd aangebonden voor het behoud van Rijnmond. Daarvoor heeft hij zelfs het voor hem in principe beschikbare commissariaat der Koningin in Flevoland laten schieten. De opheffing van Rijnmond noemt Van der Louw een 'technocratische' beslissing. Het enige argument is volgens hem dat het goedkoper zou zijn, en daarbij gaat het bovendien maar om een bedrag van 16 miljoen gulden. Van der Louw is ook nijdig op het CDA, dat eerst samen met de PvdA tegen opheffing van Rijnmond was, maar na het vertrek van woordvoerder Faber naar Hoogeveen 180 graden is gedraaid en nu „zuchtend akkoord gaat".
Rijnmond is al voor tweederde provincie. De ontwikkeling van vele jaren is steeds daarheen op weg geweest. Nu wordt die ontwikkeling totaal omgelegd en komen er bovendien 600 ambtenaren op straat te staan. Van der Louw is ook
boos op zijn partijgenoot Patijn, commissaris der Koningin' in Zuid-Holland. Die heeft gezegd dat er een verschil van mening is tussen Rijnmond en het parlement, dat Zuid-Holland daarbuiten wil blijven, maar niettemin klaar staat om Rijnmond weer in zijn midden op te nemen. En van die 600 ambtenaren kan een groot aantal terecht bij de provincie of de betrokken gemeenten, dus dat valt volgens Patijn ook allemaal wel mee. Niet langer zeuren, maar de opheffing snel en degelijk doorzetten, is zijn boodschap.
Van der Louw constateerde het knarsetandend, Patijn quasi-afzijdig: er is een meerderheid in de Kamer. Als daar deze week het opheffingswetje wordt behandeld, zal het doek voor Rijnmond toch wel vallen.
"Campagne". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
NOG een zaak eist de aandacht van de in Luxemburg aanwezige regeringsleiders op. De Duitsers en Fransen hebben namelijk een voorstel ten behoeve van een Europese Unie ingediend, dat door althans de Britten gematigd genoeg wordt geacht om niet bij voorbaat te worden verworpen. Het gaat bij dit voorstel om twee elementen: een afzonderlijk verdrag voor Europese politieke samenwerking èn om een geamendeerd Verdrag van Rome. Britse waarnemers stellen dat men zich hier niet moet verkijken op de supranationale klank van het begrip 'Europese Unie', omdat inhoudelijk het voorstel in feite de intergouvernementele kant uitwijst. De beoogde Europese politieke samenwerking zou namelijk niet opgenomen worden in het EG-besluitvormingsproces, maar plaatsvinden op het niveau van onderling coördinerende nationale regeringen. Van meerderheidsbesluiten zou hier geen sprake zijn. De 'maximalisten' zullen hier steigeren. Italië en de Benelux benadrukken op hun beurt dat 'Europa' moet groeien in de richting van de politieke structuur van de Verenigde Staten. Daar hebben de deelstaten weliswaar grote interne bevoegdheden, maar worden ze toch samen vertegenwoordigd door dezelfde uitvoerende macht en een gezamenlijk parlement. In deze visie, die velen in Engeland, Denemarken, maar natuurlijk ook nog in Frankrijk doet gruwen, zal nu in de eerste plaats de positie van de Europese Commissie en het Europese Parlement moeten worden versterkt. Een commissie-Dooge heeft in dit verband aanbevelingen gedaan.
Veel verder dan wat kleinere compromissen zal men ook wat dit betreft in Luxemburg echter niet komen. Deze zouden met name de wetgevende bevoegdheden van het Europese Parlement kunnen betreffen. Momenteel hebben de parlementariërs hier slechts een adviserende taak; het Parlement wordt door de Raad geraadpleegd, maar méér ook niet. De parlementariërs zouden nu het recht kunnen krijgen op een behandeling in tweede termijn, maar nog steeds zonder de bevoegdheid tot verwerping van de Europese wetgeving over te gaan. De top in Luxemburg zal dus naar alle waarschijnlijkheid worden gekenmerkt door kleine stapjes in plaats van door de 'grote sprong vooruit. Maar zolang Europa' voor de één heel wat anders is dan voor de ander, zal dat wel zo blijven. En dat is altijd nog beter dan een sprong in de ongewenste richting.
"De unie". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
Naar goed gebruik in het kabinet-Lubbers bestaat het industriebeleid van minister Van Aardenne van economische zaken uit drie sporen: het voorwaardenscheppende deel, het herindustrialisatiebeleid en het marktgericht technologiebeleid.
Als de Tweede Kamer deze week de begroting van eco-
nomische zaken voor 1986 behandelt, is het niet uitgesloten dat de vice-premier kritische vragen krijgt over het herindustrialisatiebeleid, en wel over — hoe kan het anders — zijn steunbeleid.
De vraag waar het dan om gaat is: welke projecten komen wel in aanmerking voor steun en welke niet? Waarom is bij voorbeeld het megaproject van Philips en Siemens wel kansrijk en is steun aan de Nederlandse zeescheepsnieuwbouw zinloos? Het ministerie rapporteerde onlangs dat het beleid van de regering om kansrijke sectoren binnen het Nederlandse bedrijfsleven te stimuleren, vruchten afwerpt. De afgelopen twee en een half jaar is een groot aantal activiteiten in gang gezet die bijdragen aan de vernieuwing van de Nederlandse industrie, aldus het ministerie twee weken geleden.
Dat het aandachtsgebiedenbeleid ook op een andere manier kan worden bekeken, blijkt uit het vorige week gepubliceerde onderzoek 'Kansrijke industrieën en overheidssteun' van twee studenten van de TH Twente. Het is volstrekt onduidelijk wat wel en wat niet voor stimulering in aanmerking komt omdat de aandachtsgebieden breed geformuleerd en onzorgvuldig onderbouwd zijn. In de praktijk leidt dat tot 'wie het eerst komt, het eerst maalt' en 'wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het best', aldus het onderzoek.
Zonder dat wij nu een oordeel uitspreken over de juistheid van óf de rapportage van het ministerie óf het onderzoek van de TH Twente, lijkt op grond van de tegenstrijdige inhoud de aanbeveling op zijn plaats dat kamerleden die deze week het woord voeren over de begroting van economische zaken in ieder geval kennis nemen van beide stukken en zonodig stappen ondernemen. Want het Nederlandse bedrijfsleven is niet gediend met 190 miljoen gulden steun aan een megaproject dat eigenlijk weinig kansrijk is, maar de technologische wind mee heeft, terwijl anderzijds de nieuwbouw van zeeschepen, die moeilijke tijden doormaakt, ten onder moet gaan door tegenwind van de overheid.
"Steun". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007
De Tweede Kamer behandelt deze week, zoals hierboven al aangeduid, een zestal belastingwetsvoorstellen, de opheffing van Rijnmond en de begroting van economische zaken. De Eerste Kamer behandelt vanmiddag ook één belastingwetje en bovendien de wet milieugevaarlijke stoffen.
"Agenda". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/12/03 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569763:mpeg21:p007