De doelstellingen van de politionele actie waren dus volop politiek van karakter. De actie beoogde niet de Republik Indonesia van de kaart te vegen. Natuurlijk zou ze een aantal nationalistische centra moeten vernietigen en het Nederlands-Indische leger betere, veiliger stellingen moeten opleveren. Ook zouden belangrijke plantage-gebieden onder Nederlands beheer gebracht moeten worden - zonder de opbrengst daarvan dreigde het Indiëbeleid onbetaalbaar te worden. Grote delen van Java en Sumatra zouden bovendien gezuiverd worden, zodat de bevolking de kans zou krijgen zich, niet langer gehinderd door extremistische terreur, in vrijheid over eigen toekomst uit te spreken.
Dat alles zou vriend en vijand de werkelijke krachtsverhoudingen doen kennen. Daarvan verwachtte men een heilzaam effect. Het Nederlandse optreden zou voor gematigde Indonesiërs, binnen en buiten het Republikeinse kamp, bewijzen dat extremisme en volledige afwijzing van samenwerking met het Nederlands-Indisch bestuur niet werkte. Een Nederlandse overwinning zou aanzien en krediet van de extremisten vernietigen en gematigde nationalisten gelegenheid bieden zich van dezulken te ontdoen. In de niet-Republikeinse gebieden zouden die gematigden dus zonder vrees voor represailles een nauwe samenwerking met de Nederlanders kunnen aangaan. In de Republiek Indonesia zelf zouden de redelijke elementen eveneens de overhand krijgen. Zo zou de politionele actie dus alsnog de weg tot uitvoering van het akkoord van Linggadjati banen.
Het zal duidelijk zijn, dat er ook krachten waren die wel degelijk aanstuurden op een vernietiging van de Republik Indonesia. Dat was dan wel niet de officiële doelstelling van de politionele actie, maar het in militair opzicht vrij gemakkelijk bereikte grote succes daarvan versterkte uiteraard de verleiding door te stoten naar Djokja. Hoe sterk die verleiding wel was, blijkt uit het feit dat de op een na hoogste gezagsdrager in Batavia, de directeur-generaal algemene zaken dr. P.J.A. Idenburg, nog op 11 augustus een rekest van die strekking, mede ondertekend door de meeste andere Bataviase topambtenaren, aan de Koningin zond. Er kon uiteraard niets van komen - al een week eerder had de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zich ertegen uitgesproken (en had Nederland zich daarbij neergelegd).
Toch scheelde het maar weinig, of het kabinet had op 18/19 augustus Van Mook toestemming verleend Djokja te veroveren. Slechts met de grootste inspanning gelukte het ambassadeur Van Kleffens de regering duidelijk te maken, dat een dergelijk optreden internationale veroordeling en sancties (ook Amerikaanse) tot gevolg zouhebben.
"Politionele actie". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
"Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
Desondanks bleef de gedachte de Republiek nog meer in het nauw te brengen, velen lokken. Geheel onbegrijpelijk was dat niet. Opgejaagd door de voortrukkende Nederlandse militairen, pasten de Indonesische nationalisten op ruime schaal de tactiek van de verschroeide aarde toe. Dat verminderde het economisch belang van de bevrijde gebieden aanzienlijk en vormde dus een nieuwe aanslag op de toch al zwaar beproefde geldmiddelen. De oprukkende Nederlandse troepen konden voorts niet verhinderen, dat allerlei groepjes tegenstanders ontsnapten, vervolgens achter de linies weer opdoken en er een moeilijk te bestrijden guerrilla ontwikkelden.
Zelfs een die-hard als admiraal Pinke zag de problemen daarvan. Hij erkende op 18 september, dat het Nederlandse gezag er niet in was geslaagd de Indonesiërs een gevoel van veiligheid te geven. „De zuivering," zo schreef hij aan admiraal Helfrich, „is zwaar belemmerd door gebrek aan troepen. Hier komt natuurlijk bij, dat de Nederlandse troepen voor de zuivering minder geschikt zijn dan de Indische" (die men in reserve hield voor een aanval op Djokja). „De mariniers schijnen het wel goed te doen," vervolgde hij, „maar maken m.i. meer doden dan het KNIL zou doen, hoewel dit laatste natuurlijk in het onderzoek hardhandiger optreedt. Er komt langzamerhand enige vooruitgang in de stemming onder de bevolking, maar de ware lust is er nog niet." (Pinke's proza is in velerlei opzichten onthutsend. Het meest verbijsterend is wel, dat hij geen enkel verband lijkt te hebben gezien tussen de geringe 'ware lust' en het ervoor geschetste optreden van het Nederlandse leger.)
Pinke was al met al tamelijk hoopvol gestemd. Steeds duidelijker werd echter, dat daar geen enkele grond voor bestond. De zuivering van de bezette gebieden, het keren van de telkens weerkerende infiltraties bleek steeds duidelijker de kracht van het leger eigenlijk te boven te gaan. Men trok daaruit overigens voornamelijk de conclusie dat alleen een volledige bezetting van het Republikeinse gebied tot een succesrijke bestrijding van het verzet kon leiden. Hier en daar (Oost-Java, Madoer) werd dan ook nog na het bevel tot beëindiging van de vijandelijkheden het gecontroleerd gebied uitgebreid. Van een bezetting van het hele Republikeinse gebied, inclusief Djokja, kon om politieke redenen geen sprake zijn.
De minister van Marine, Schagen van Leeuwen, trok daaruit na enige tijd de meest vergaande conclusie: hij
Dit artikel is geschreven naar aanleiding van het elfde deel van de Officiële Bescheiden betreffende de Nederlands Indonesische Betrekkingen 1945-1950. Deze kloeke bronnenpublicatie van 781 bladzijden is uitgegeven door dr. P.J. Drooglever en drs. M.J.B. Schouten; ze bestrijkt de periode 1 september tot 25 november 1947. De Officiële Bescheiden worden in opdracht van de minister van onderwijs en wetenschappen onder, toezicht van de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis gepubliceerd in de reeks Rijks Geschiedkundige Publicatiën (deel XI draagt het serienummer Kleine reeks 54) en zijn verkrijgbaar bij Martinus Nijhoff in Den Haag. Onder de titel 'Vechten tegen de bierkaai. De eerste politionele actie en Nederlands politieke onmacht" werd het voorgaande deel van de Officiële Bescheiden besproken in het Nederlands Dagblad van 20 november 1982.
diende zijn ontslag in. Anderen bleven, wrokkend over het verboden lokkend alternatief. Op hen had de tegenstelling tussen militaire en politieke mogelijkheden en wenselijkheden een frustrerende uitwerking: hadden we maar door kunnen gaan, Djokja maar mogen innemen, dan was alles veel beter gegaan. De kiemen voor de tweede politionele actie, een jaar later, waren politiek en psychologisch gelegd.
"Lokkend alternatief". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
Van de hand van één en dezelfde schrijver, de heer De Roy van Zuydewijn, geen onbekende op het gebied van de geschiedenis van de bouwkunst, verschenen twee aardige boekjes: 'Haagse huizen en gebouwen' en Amsterdamse bouwkunst 1815-1940.
Het eerste, 'Haagse huizen en gebouwen', draagt als ondertitel 'zeven eeuwen bouwkunst in de hofstad'. lets exacter gedateerd wil dit zeggen dat de Haagse bouwkunst van 1250 tot 1940 er een plaats in krijgt. Dit lijkt een knap taaie brok te worden, maar de populaire schrijfstijl van de auteur maakt dat men weliswaar door de eeuwen vliegt, maar toch een aardig beeld krijgt van Den Haag in al die eeuwen. De schrijver schetst, ook aan de hand van veel illustraties, heel aardig de Haagse sfeer. Hóé na de stad hem aan het hart ligt, klinkt ook door in de kritiek op het binnenstadsbeleid, het voorrang geven aan grote verkeersaders boven woongenot en leefbaarheid, en ook boven het behouden blijven van de sfeer van een stadscentrum. Het boekje is geschreven, zoals De Roy van Zuydewijn dat benoemt, voor de niet-Hagenaar die iets van de typisch Haagse sfeer wil proeven, en voor de Hagenaar die iets meer van de geschiedenis van zijn stad wil weten.
Voor het tweede boekje 'Amsterdamse bouwkunst, 1815-1940', kiest de schrijver met opzet deze periode, omdat die, naar zijn idee. veel te weinig aandacht heeft gekregen. Nu is daar de laatste jaren een grote verbetering in gekomen, en is er duidelijk van een herwaardering van de 19e en vroege 20e eeuw sprake. Maar de auteur heeft zeker gelijk als hij stelt, dat juist in die periode in veel Nederlandse steden zoveel gebeurde. In Amsterdam verviervoudigde de bebouwde oppervlakte zich in die jaren.
De aandacht ligt in dit boekje niet zozeer op de grote 19e-eeuwse stadsuitbreidingen maar op de afzonderlijke bouwwerken, op het werk van de architecten die in die tijd werkzaam zijn. Deze uitgave is chronologisch in hoofdstukken verdeeld, en in die hoofdstukken zorgen de verschillende architecten voor een onderverdeling. Er wordt van hun werk een korte schets gegeven met een opsomming van hun belangrijkste bouwwerken. Het boek is vooral de moeite waard voor de vele en soms weinig gepubliceerde illustraties, die een goede bijdrage leveren aan het overzicht van de Amsterdamse bouwkunst.
.Var H.J.F, de Roy van Zuydewijn. Haagse huizen en gebouwen. 7 eeuwen bouwkunst in de hofstad. 176 blz.. prijs f 16,90 en: Amsterdamse bouwkunst 1815-1940: 216 hlz.. prijs f 16.90. Pocket-uitgaven van Becht. Amsterdam.
"Gebouwen in Den Haag en Amsterdam door Corine Solinger Nieuwe boeken". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
Op 4 september 1947, precies een maand nadat onder internationale druk aan de opmars van de Nederlandse troepen tijdens de (eerste) politionele actie naar het Republikeinse regeringscentrum Djokjakarta een halt was toegeroepen, bezon het Nederlandse kabinet zich in aanwezigheid van de luitenant-gouverneur-generaal van Nederlands Indië op de ontstane toestand. Dr. H.J. van Mook gaf daarover een uitvoerig betoog ten beste, dat zelfs in de beknopte samenvatting die de notulen van de ministerraad ervan bieden, twee en een halve bladzijde druks beslaat. De teneur ervan laat zich echter met één korte aanhaling weergeven: we bevinden ons thans „in een uiterst lastige situatie". Zo was het inderdaad.
Begin 1947 had het er even naar uitgezien, dat eindelijk een doorbraak in de al ruim anderhalf jaar zich voortslepende Indonesische kwestie was bereikt. Het Akkoord van Linggadjati, eind maart, leek de lang gehoopte politieke oplossing te bieden. Dat akkoord voorzag immers in de vorming van een gedekoloniseerd Indonesië, de autonome, binnen Koninkrijksverband op te richten Verenigde Staten van Indonesië. De vreugde was van korte duur geweest. Uit niets bleek in de erop volgende maanden, dat het de leiders van de Republik Indonesia ernst was met de uitvoering van het akkoord. Elke dag bracht nieuwe conflicten, botsingen, bestandsschendingen en terreurdaden. Men weet dit aan Nederlanse kant niet aan Indonesisch wantrouwen jegens Nederlands bedoelingen (waartoe de discussie over het akkoord in de Staten- Generaal en de aanvaarding aldaar van de motie-Romme, die Linggadjati in Nederlands-koloniale zin aankleedde', ruimschoots aanleiding gaf). Veel meer zag men er het drijven van linksgezinde krachten in, van door een Japanse geest besmette radicale leiders en van ongecontroleerde groepjes losgeslagen extremisten. Langzaam maar zeker raakte men aan Nederlandse kant overtuigd, dat er niets anders opzat dan met militair geweld de impasse te doorbreken.
Nederlandse troepen landen op de zuidkust van Java bij Tjilatjap tijdens de eerste politionele actie
"Nederlands-Indië na de eerste politionele actie „In een uiterst lastige situatie" door dr. G.J. Schutte". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
Op de hierboven reeds ge-
noemde kabinetsbijeenkomst van 4 september betoonde ook Van Mook zich voorstander van (hernieuwd) militair ingrijpen tegen Djokjakarta. Uit niets bleek immers dat de militaire nederlaag inderdaad in Republikeinse kring het gewenste heilzame effect van een overwinning van de gematigde, redelijke elementen op het extremisme had. Integendeel: de militaire actie had bij vele Indonesische nationalisten juist het wantrouwen tegen de Nederlanders versterkt. Zij konden de politionele actie niet anders beschouwen dan als uiting van de ware aard van de Nederlandse bedoelingen: herstel van de koloniale situatie, desnoods met geweld.
Er kwam in Djokja geen gematigder regering aan het bewind, Djokja distantieerde zich niet van de guerrilla, leek die eerder te stimuleren. Veel minder nog kwam er terecht van de hoop, dat zich bij voorbeeld in Batavia een alternatieve, gematigde Republikeinse regering zou vormen. Zelfs heel voorzichtig ondernomen pogingen tot contact met een door de Nederlanders altijd als gematigd, redelijk en betrouwbaar geachte politicus als Soetan Sjahrir liepen op niets uit: hij uitte zich zeer verbitterd over het Nederlandseoptreden.
Tijdens het kabinetsberaad van 4 september was de volle omvang van de misrekening, dat door de politionele actie een gematigder Republikeinse opstelling kon worden afgedwongen, uiteraard nog niet bekend. Toch kreeg Van Mook toen geen toestemming de aanval op Djokja alsnog te heropenen. Vooral topdiplomaat dr. H.J. van Royen maakte het kabinet duidelijk dat het zich aan de eerdere afwijzing daarvan had te houden.
Van Mook stelde, dat de resolutie van de Veiligheidsraad die tot de wapenstilstand had geleid, een aanbeveling was waaraan Nederland zich niet langer gebonden behoefde te achten, omdat immers de tegenpartij zich blijkens de vele incidenten er ook niet aan hield. Van Royen hielp hem uit de droom. Wat ook al de bewoordingen van die resolutie mogen zijn, aldus zijn korte commentaar, de betekenis ervan is simpelweg een bevel. Hervatting der vijandelijkheden betekent Amerikaanse sancties en een algemene internationale veroordeling. Nederland kan zich dat niet veroorloven. Er zit niets anders op dan met die realiteiten te leren leven. Nu de Amerikanen zich eenmaal diepgaand met de Indonesische kwestie zijn gaan bemoeien, is de enige mogelijkheid, zo coöperatief als maar kan te proberen invloed ten goede op het Amerikaanse optreden uit te oefenen.
"Matiging blijft uit". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
De Curatoren van toen liepen niet altijd warm voor de aanschaf van dure instrumenten en als de betrokken hoogleraar het er ook nog bij liet zitten, was de puinhoop compleet. Zo lezen we op blz. 25 een vermakelijke anecdote over een bezoek van de Franse astronoom de Lalande aan de sterrewacht tijdens het professoraat van Dionysius van de Wijnpersse in 1774. De Fransman schrijft later in een boek dat hij tijdens dit bezoek noch een instrument, noch een sterrenkundige heeft gezien die de moeite van het vermelden waard is.
Gelukkig is het zo niet gebleven. Dank zij het werk van vele internationaal beroemde Nederlandse astronomen, zoals bijv. De Sitter en Oort, is de Leidse sterrenwacht uitgegroeid tot een instituut met wereldfaam. Als we denken aan de uitspraak: 'Waarin een klein land groot kan zijn' moeten we zeker niet in de laatste plaats denken aan de bijdragen die Nederlandse sterrenkundigen hebben geleverd aan deze tak van wetenschap. Het boek laat zich lezen als een roman, maar dan wel voor hen die flink wat van sterrenkunde afweten. Naarmate het niveau van de wetenschap in de loop der eeuwen stijgt, wordt het boek ook moeilijker te volgen voor mensen die slechts een oppervlakkige kennis van dit onderwerp hebben. Zelfs gevorderde amateur-astronomen zullen zo nu en dan iets tegenkomen waarbij ze eerst hun boekenkast moeten raadplegen om precies te weten waar het over gaat. Wie echter geïnteresseerd is
in sterrenkunde of in Leiden of in de ges*{*3| van de wetenschapsw"" ning hier te lande zal «PJJ bliotheek kunnen ??*M\ met een compleet, rrj* *rt streerd (deels in kW""^ prettige geschreven boe j 160 pagina's, uitgev* groot formaat en met e» omslag. N.a.v. De Leidse Sterr* » Uitg.: Waanders/de ** jfi\ menstelling: Gijsbe" ¥ en Herman Kleibrm*,,, m' dactie: Willem BUl*veia ƒ 32,75.
"Anekdotes". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
Schoorvoetend volgde het kabinet Van Royen. Het viel niet te ontkennen: de politionele actie had de Indonesische kwestie volop tot een internationale aangelegenheid gemaakt. In de Oost-West-tegenstelling speelde de dekolonisatie een grote rol en de Verenigde Staten konden het zich niet veroorloven de gunst van de ongebonden en Arabische staten, van de Derde-Wereldlanden ook, te verspelen door Nederland voort te laten gaan met wat daar als een koloniale herovering werd gezien. Vele Nederlanders gevoelden het als een in hoge mate onrechtvaardige ontwikkeling, dat de Indonesische kwestie speelbal van de internationale politiek werd en zij de kop van Jut daarin, terwijl terzelfdertijd Frankrijk veel ongestoorder een vergelijkbare situatie in Indo-China kon oplossen. Van Kleffens liet echter weten dat Sver koekjes niet gebakken werden. Zo moest men dan, met meer of minder enthousiasme, proberen samen te werken met de Commissie van Goede Diensten, die als gevolg van de besluiten van de Veiligheidsraad werd ingesteld. De samenstelling, taakomschrijving, werkwijze en verdere procedures daarvan kostten veel tijd. energie en vindingrijkheid. Men deed zijn best, maar lang niet ieder had vertrouwen in een goede afloop. Veel vaart zat er ook, aanvankelijk, niet in de activiteiten van de commissie. In militair opzicht (zuivering grote delen Java en Sumatra) en qua voornaamste politieke doelstelling (de regering in Djokja tot rede en gematigdheid brengen) was de politionele actie dus bepaald geen onverdeeld succes. Maar ook de doelstelling, dat een succesvolle actie de Indonesiërs buiten de Republiek meer vertrouwen in coöperatie met de Nederlanders zou bezorgen, werd niet bereikt. Zo snel als maar mogelijk was, ging Van Mook in de bevrijde delen van Java over tot de oprichting van deelstaten ter voorbereiding van de in Linggadjati overeengekomen oprichting van de Verenigde Staten van Indonesië. Er bestond wel enige belangstelling voor, maar zelfs een man als Abdulkadir Widjojoatmodo, ijlings tot regeringscommissaris voor West-Java aangesteld, kon er geen wonderen bewerken, laat staan een in aller ogen aanvaardbaar alternatief voor Djokja en het daardoor gesymboliseerde nationalisme doen opbloeien. Het laatste in deel XI van de Officiële Bescheiden opgenomen stuk is het verslag van een gesprek, dat een Indische hoofdambtenaar op 24 november, drie maanden dus na beëindiging van de politionele actie, voerde met de gematigde, voormalige Republikeinse minister dr. Moelia. De conclusie daaruit luidde: Moelia „en waarschijnlijk dus vele gematigde en constructieve Republikeinen durven niet krachtig tegen de Republiek stelling te nemen en vinden het voorshands dus veiliger ons maar onze gang te laten gaan". Afgezien van de, terminologie (in plaats van durven kan men waarschijnlijk beter een ander woord lezen), een correcte en vooral duidelijke conclusie.
"Commissie van Goede Diensten". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
Nu waren er natuurlijk al Indonesiërs die met de Nederlanders samenwerkten. In de eerste plaats moet daarbij gedacht worden aan hen die zich inspanden de Republiek Oost- Indonesië op poten te zetten. Mocht men aan Nederlandse zijde al gehoopt hebben, dat de politionele actie de Indonesische leiders van die Negara Indonesia Timur (NIT) inschikkelijker zou maken, dan heeft men zich danig vergist. In feite vormde de politionele actie één grote bedreiging voor deze Indonesiërs. Vereenzelvigden zij zich van nu af aan teveel met de Nederlanders, dan kon hun maar al te gemakkelijk het etiket van collaborateurs met de op oudkoloniale machtsmiddelen steunende Nederlands-Indische regering worden opgeplakt. Dat stuitte hen als nationalisten en Indonesiërs tegen de borst en was voor hen als politici onaanvaardbaar,
omdat het hun aanzien de eigen bevolking J^ kon schaden. In feite Jf^ politionele actie in Oosti * nesië dan ook het effect een drang naar versneld ** zelfstandiging. Regeringscommissaris Brouwer rapporteerde , vooral de NIT-minister binnenlandse zaken Agung, („een der weinig?4 nisters die werken a]tl* laat werken" stelde hij jT* nauwelijks compli^^ bedoelde zin) grote activ! ten aan de dag legde. Bron* constateerde dat Anak A er echt werk van maaktfk hele Oostindonesische amht narenkorps te indonesi^ ren. Hij duldde de nJ* landse bestuursambtena*. alleen nog als adviseurs ook niets meer. Brouweri! treurde dat in hoge mate fr begreep kennelijk niet i „Indonesië voor de InJw* siërs" een realiteit voorS Indonesische nationalist «J of deze zijn nationale gev! lens nu op Djokjase dan *, federalistische wijze n* beerde vorm te geven. Zo mocht dus terecht ges;t worden, dat Nederland (o, de eerste politionele actie een uiterst lastige situatie^ beland. Militair noch polit^ waren de gestelde doeleinde bereikt. Van het leger wtrj het uiterste gevergd om det* zette gebieden te pacificeren De kosten daarvan, de » brengsten van de plantage^ bieden, vielen tegen. 'Djokja was niet tot rede gebracht, er was geen gematigd alternatie! ontstaan. Integendeel, het wantrouwen tegen de Neder landse bedoelingen was bij de Indonesiërs, van wat voot richting ook, eer groter geworden. Van Mooks deelstaten ideaal was weer wat verderop de rails gezet, maar het modt betwijfeld worden of die trtii wel zonder een Nederlands stoker in beweging zou kornet of blijven, of ook, mocht da. gelukken zoals met deNlThet geval was, tempo en koers 2011 houden die vele Nederlanders ervan verwachtten. Minstens zo belangrijk was, dat de Indonesische kwestie volledig geïnternationaliseerd was. Men kon zich nor zo inspannen om het de lei Van JdxVCommïssie vaft Qhé Diensten naar de zin te msken, of dat het uiteindelijk! resultaat van hun optreder echt zou beïnvloeden, waszee de vraag. Dat het initiatief NederlaK uit handen werd genomen was vermoedelijk niet te I» ren geweest sinds eenmaal te sein tot de politionele ad:: was gegeven. Opmerkelijk.; echter de ontreddering aai Nederlandse zijde, toen duiöf lijk werd dat die actie niette gehoopte resultaat had. N» mand die een uitweg wist* leiding gaf. Beel zette Jon* man aan de kant, maar 0 helemaal. Van Mook klaar over Haags wantrouwen, De Haag dacht erover hem cc nieuwe Commissie-Genera* op het dak te sturen, wat e» ter ook weer niet gebeurde.» der riep dat er iets moest P beuren, maar wachtte op ander, die men intussn onzinnigheid, gebrek aanzicht, solo-optreden en » niet al verweet! leder kla« over overwerktheid, te» aan medewerkers, geb"*1* communicatie. Dat waalleen een uiterst »^ maar ook een uiterst be 01" vende situatie.
"Versterkt nationalisme". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
Ter gelegenheid van het 350--jarig bestaan van de Leidse Sterrenwacht verscheen een prachtig boek waarin niet alleen het wel en wee van de sterrenwacht zelf met het bijbehorende instrumentarium geschetst worden, maar ook de aan dit instituut verbonden personen zo beschreven zijn dat ze voor de lezer echt gaan leven.
350 jaar geleden kwam op het dak van de Academie in Leiden het eerste bouwseltje gereed dat de naam sterrenwacht verdient. Veel stelde het in onze ogen niet voor: Een torentje met een koepeltje, waaronder zich een ruimte bevond, niet groter dan een huiskamer. En wat iedereen nu in een sterrenwacht verwacht, een telescoop, was niet aanwezig. Bedenk dat dit instrument nog geen 30 jaar tevoren was uitgevonden. Kijkers uit die tijd hadden bovendien een abominabele beeldkwaliteit. Het enige astronomische instrument dat eigenlijk gebruikt kon worden, was een zogenaamd kwadrant. Dit was nog een erfstuk van de Leidse hoogleraar Willebrord Snellius (in de natuurkundeboeken van middelbare scholieren staan nog altijd de brekingswetten van Snellius).
Door 14 kleppen in het sterrenwachtje kon men met dit instrument de posities van sterren redelijk nauwkeurig opmeten. Een kwadrant was eigenlijk een grote gradenboog (scholieren gebruiken nu een geodriehoek) met een vizier erop.
Uit het boek blijkt dat de universiteiten nu in vergelijking met enkele eeuwen geleden nog weiniE te klagen hebben over de onderzoekfaciliteiten die hun geboden worden.
"De Leidse Sterrenwacht: waarin een klein land groot kan zijn Vier eeuwen wacht bij dag en nacht door drs. P.A. Baas". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008
■ Ds F.F Venema, Wat is een christen nodig te geloven Vuurbaak. Groningen. 301 pag ƒ 29.50. ■S. van Adelberg. ca.. De Amersfoortse kerken: kloosters, kapellen en synagoge en hun geschiedenis tot omstreeks 1850. Bekking, Amersfoort 108 pag met ill. ■ Christine Brema. Zending van de Nederlands Gereformeerde Kerken onder de Zulu's in Natal. Zuid-At'rika. VU Boekhandel Uitg., Amsterdam 179 pag met ill. ƒ 24,50. ■ Pinchas Lapide, Is dat niet de zoon van Jozef? Jezus in het hedendaags jodendom. Ten Have Baarn. 144 pag. ƒ 19,50 ■ Ka-Tsetnik 135633. Moni Kadmos. Utrecht. 334 pag. ƒ 32,50 !7.S° Endt' v»ncent Mentzel Foto v ,nCent Mentzel. De Haan JVeesp, ,52 pag. met foto's! ■ LP: Orgelmusik des Rokoko door Chnstian Brembeek Pan Ver ag Vleugels, Hardheim-Rüdental/Muziekhandel Alber 2eSÏ7VGEDoenHHeartagginnelaan 18' ■ Bea Fosmire, Gevende liefde Novapres, Utrecht. HO pag;
■ Ds. Joh. Francke, J^J-l verbintenieusen. Van Kampen. 225 pag. M Ltffi\ ■ Wim Oudshoorn. Df .^ •» lender; werkzaam!.^. ■ maand tot maand- Keuning, Ede. 176 pa* ■ Lize Stilma, UrK- Nijkerk.9spag.mei' ■ Elisabeth de Lestrit*»£y« schikken. Zomer en Ede. 112 pag. met i» J^J ■ Tuinieren sUp-v<*» mer en Keuning. &0* 1 met ill. ƒ 29,90 ■ Dr. F.J.M. Heslinga- che en arbeid *<*• ' 3G4 pag. ƒ 37,50. I
"Verschenen". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/02/13 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569870:mpeg21:p008