. ,-A_.DAAG vindt in het an Afgevaardigden van 1 Congres een [Jjßgrijke stemming plaats. iing is een voorstel van "Jirient Reagan ten aanzien J ff Nicaragua. Het Witte Sis wil over een periode van sS_rhali jaar 100 miljoen JJ JJL- geven aan de zo. kaamde contra's, dat zijn de . Stra-revolutionaire guerrilla __roepen die de strijd hebben 2 "gebonden met de sandinisr^e e regering van Nicara-770 miljoen zou in de mili- KL sector besteed mogen <3jor_en' J pc hulp aan de contra's vanouds een uiterst omareden zaak. Dat is dan ook 2 ijeden dat president Reagan gelopen zondag krasse tera Sn gebruikte om de regering 1 *n president Ortega van Niit «ragna te veroordelen. Afge£,) van het feit dat zij ervan i gehuldigd werd te pogen de il toerikaanse jeugd te vergifj, Zea met drugs, sprak het B Sierikaanse staatshoofd van e het sandinistisch kankerge>d( «el dat, als het niet geneutra■ jseerd wordt, een dodelijke ï! ireiging voor de veiligheid 5» jan de Verenigde Staten gaat I ,ormen". De Amerikanen hl [ouden ervoor moeten zorgen jat Nicaragua geen „tweede ;üba of een tweede Libië" _, fordt, twee op machtsuitbreiüng beluste staten. Om uiteenlopende redenen bestaat in de Verenigde Stalen bijster weinig enthoujasme voor de manier waarop Jeagan probeert invloed op de png van zaken in Nicaragua -Jat te oefenen. Zoals uit een L. maandag in de Washing..>ü |on Post' gepubliceerd hoofdt irtikel nog eens bleek, is men M et over enkele hoofdzaken ,ra iel zo ongeveer eens. De bega pald niet uiterst rechtse n krant schrijft: „Er zijn geen goede redenen te betwijfelen dat de sandinisten revolutionaire communisten zijn die, als zij daartoe de kans zouden kn]gen, van hun land een tweede Cuba zouden willen maken. Zij onderdrukken de overgebleven pluralistische (lees: democratische) krachten, en hun subversieve (ondermijnende) vermogen is duidelijk."
De moeiten beginnen niet zozeer bij de vraag hoe de sandinisten beoordeeld dienen te worden en of iets tegen hen moet worden ondernomen, als wel bij de discussie op welke manier dat laatste moet gebeuren. De regering-Reagan legt in dit verband zware nadruk op de inzet van de contra's, van wie er in Costa Rica en vooral Honduras zon 20.000 zouden zijn. De president noemt hen vrijheidsstrijders' en heeft hun beginselen vergeleken met die van de stichters van de Amerikaanse republiek (de founding fathers'). Maar zowel in de Verenigde Staten als in Midden- en Zuid-Amerika, als — naar te vrezen valt — in Nicaragua zelf, zijn de contra's veel minder gezien. En vandaar die moeite met- die 100 miljoen dollar.
Door nu de sandinistische dreiging in de zwartste kleuren af te schilderen, poogt Reagan de Amerikaanse publieke opinie te mobiliseren in zijn streven een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden en straks de Senaat achter zijn voorstel te krijgen. De moeilijkheid ligt wat dat betreft vooral in het Huis, waar de Democratische oppositie over de meerderheid beschikt, en waar de president nog zon 15 tot 20 stemmen tekort kwam. Van Republikeinse zijde is daarom aan compromisvoorstellen gewerkt waarmee de president, om een nederlaag te voorkomen, in laatste instantie wel akkoord zou willen gaan.
IN het rapport dat de commissie-Kissinger al weer enige tijd geleden heeft uitgebracht over de crises in Centraal-, Amerika, wordt de stelling verdedigd dat zonder machtsuitoefening („power") de diplomatie niet over een hefboom beschikt om tegenover rivalen en tegenstanders de gestelde doeleinden te verwezenlijken. Die uitspraak lijkt ons niet voor bestrijding vatbaar. Toegepast op de situatie in Nicaragua: het is een illusie te geloven dat Ortega en de zijnen hun idealen over de marxistische stroomlijning van de Nicaraguaanse samenleving en het exporteren van de revolutie zouden willen opgeven omdat de Amerikaanse diplomaten zulke vriendelijke mensen zijn of zo goed kunnen praten. Er zal méér aan te pas moeten komen. Het bewind in Managua zal onder druk moeten worden gezet.
Met het oog daarop hecht de regering-Reagan sterk aan de inzet van de contra's. Wie zijn dat precies en wat willen ze? We zitten waarschijnlijk niet ver naast de waarheid met de stelling dat aanvankelijk inderdaad sprake was van democratisch ingestelde Nicaraguanen, zwaar teleurgesteld over wat de vroegere medestrijders tegen de rechtse dictator Somoza bezig waren te doen. Ortega, Borge, de gebroeders Cardenal en anderen hielden zich niet aan hun belofte een democratische staatsvorm in het leven te roepen, maar manoeuvreerden hun politieke tegenstanders, de één na de ander, uit de leidinggevende posities.
Sommigen, zoals Eden Pastora, trokken daaruit de consequentie dat dus een gewapende opstand gerechtvaardigd is. Zij kregen nogal wat steun van de door het sandinistisch bewind aanvankelijk zeer slecht behandelde miskito-indianen, maar ook oudaanhangers van Somoza kwamen uit Miami overvliegen om zich bij de contra's te voegen. Er is dus wel degelijk sprake van een gemengd gezelschap, van wisselend moreel en politiek gehalte. Dat laatste blijkt ook wel uit de berichten die regelmatig opduiken over wreedheden die door contra's zijn begaan, ook tegen de burgerbevolking, die kennelijk geïntimideerd moet worden. Al met al zouden in de nu vijf jaar durende guerrillastrijd zon 3600 doden en 4000 gewonden zijn gevallen. Heeft het optreden van de contra's nu effect gehad? Natuurlijk wel, gewapende invallen gaan geen enkele regering in de koude kleren zitten. De sandinisten werden gedwongen ongeveer de helft van hun begroting aan militaire uitgaven te besteden, wat de economie — zacht gezegd — niet ten goede kwam. Bovendien moest de zeer impopulaire dienstplicht worden ingevoerd. In het Witte Huis moet men gehoopt hebben dat mede daardoor iets als een volksopstand tegen de sandinisten op gang zou komen. Die hoop is echter allesbehalve in vervulling gegaan. Onder brede lagen van de bevolking bestaat zeker weerstand tegen de regering- Ortega. Maar even zeker is dat de contra's niet als een alternatief worden gezien.
Dat gebrek aan populariteit van de contra's onder de bevolking is een van de redenen waarom in het Congres nogal wat bezwaar bestaat hun opnieuw 100 miljoen dollar te verstrekken (sinds 1981 ontvingen zij namelijk al ongeveer hetzelfde bedrag van de Verenigde Staten). De critici van het Amerikaanse beleid wijzen erop dat de guerrillastrijdkrachten in bij voorbeeld El Salvador lange tijd successen boekten, juist omdat onder de plattelandsbevolking nogal wat sympathie voor hen bestond. Een guerrilla heeft deze sympathie even nodig als een vis het water. Is het gebrek aan steun van de Nicaraguanen niet de voornaamste reden van het feit dat de contra's tot nu toe niet of nauwelijks terreinwinst hebben geboekt?
MAAR wat moet er dan gebeuren om de sandinisten enigszins in het gareel te houden? Interessant is dat in het Congres, zoals gezegd, diverse compromisvoorstellen de ronde hebben gedaan, de afgelopen weken. Die voorstellen hebben in ieder geval vóór op het door het Witte Huis gevoerde beleid, dat het uitoefenen van militaire kracht wordt gekoppeld aan een min of meer uitgewerkte politieke strategie. De sandinisten worden, met andere woorden, in staat gesteld tot een afweging te komen: wat levert ons meer voordeel op, doorgaan op de ingeslagen weg met het risico van voortgezette guerrillastrijd aan de grenzen, óf de revolutie wat terugschroeven als gevolg waarvan de druk van de door de Verenigde Staten gesteunde contra's zal afnemen?
Het gaat hier om een belangrijk beginsel van buitenlandse politiek in een situatie van militaire confrontatie. Indien het onmogelijk of ongewenst wordt geacht een totale overwinning op de tegenstander te boeken, zal deze in een situatie gebracht moeten worden waarin het voordeliger voor hem is bepaalde concessies te doen dan de strijd voort te zetten. Maar om zon strategie te laten slagen, is het natuurlijk wel nodig dat de tegenstander goed beseft a) dat desnoods militaire kracht zal worden aangewend en b) welke tegemoetkomingen precies van hem verlangd worden om dat 'desnoods' te kunnen voorkomen.
Laten we dit eens toepassen op de situatie in Nicaragua. Uitgangspunt kan nu inderdaad zijn dat de contra's niet in staat zijn een totale overwinning te boeken en dat het evenmin tot een volksopstand komt die hetzelfde resultaat heeft. De conclusie ligt dan voor de hand: er moet aangestuurd worden op een compromis. De sandinistische regering moet geconfronteerd met de dreiging van militaire en/of economische pressie, zodat zij het nadeel daarvan kan afwegen tegen het risico dat het op gang brengen van een proces van democratisering — want daar gaat het de Verenigde Staten vooral om — meebrengt. In die richting gaan inderdaad de voorstellen die nu in het Amerikaanse Congres circuleren.
Die voorstellen komen namelijk neer op de gedachte dat het Congres 'ja' moet zeggen tegen het principe dat de contra's 'desnoods' 100 miljoen toegeschoven zullen krijgen. De sandinisten moeten echter in de gelegenheid worden gesteld te voorkomen dat het bedrag daadwerkelijk aan de contra's zal worden overgemaakt. Dat kan — en op dat punt lopen de compromisvoorstellen wat uiteen — door bij voorbeeld de bereidheid uit te spreken met de contra's aan de onderhandelingstafel te gaan zitten, of door maatregelen door te voeren die aantonen dat met de terugkeer naar democratische verhoudingen een serieus begin is gemaakt.
Naar onze mening zou in het Congres het antwoord op Reagans verzoek inderdaad in deze richting moeten worden gezocht. Daardoor worden namelijk twee ongewenste uitersten vermeden. Aan de ene kant zou het slechts een aanmoediging voor de sandinisten betekenen op de ingeslagen weg voort te gaan, wanneer het Congres zonder meer de 100 miljoen zou weigeren. Aan de andere kant wordt de sandinisten geen begaanbare uitweg geboden als zonder meer de 100 miljoen aan de contra's worden toegezegd. Diplomatie kan in dit geval niet zonder kracht. Maar het omgekeerde is even waar: zonder diplomatie zou het uitoefenen van (domme) kracht wel eens een averechts effect kunnen hebben.
Nicaraguaanse soldaten bemannen een machinegeweer nabij de grens met Honduras. Het Amerikaanse Congres stemt deze week over aanvullende hulp aan anti-sandinisten, die vanuit Honduras opereren.
"Reagan vraagt 100 miljoen voor de contra's door A. Kamsteeg". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
"Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
i francesco di Marco Datini was bij zijn overlijden in K_. de rijkste inwoner van het Toscaanse stadje Prato. p_ zestig jaar eerder had niemand dat kunnen voorl-jden. Met niet veel meer dan een handvol lires op zak ■ hij als veertienjarige weesjongen zijn geboorte■ats verlaten om in het nabije Florence koopmansleer■ te worden. Een tijdje later was hij naar Avignon in lüd-Frankrijk getrokken. Daar was in die tijd de paus pestigd en viel voor een schrandere koopman kenne- B_ geld te verdienen. De jonge Datini althans werd er lijk en de spil in een internationaal handelsnetwerk. Wa. Ns, textiel, specerijen, slaven, schilderijen, eigenlijk te waaraan te verdienen leek, verhandelden Datini en ■ijn factoors, die in de belangrijkste Europese handels*ntra van die tijd gevestigd waren of er hun contacten h-den.
In 1382 ging Datini terug 8»r zijn geboortestad Prato. «j vestigde zich met zijn •".e, adellijke Florentijnse touw in een nieuwgebouwd tos, voor die dagen een impo*rend bouwwerk van een far verdiepingen met een «aie tuin en daarachter pakken en kantoorruimtes. 'Wo was voor Datini toch te Hein geworden. Na een jaar of 'at ging hij in Florence wo*■. dat voor een internatio""fe koopman als hij meer mo- Nkheden bood. Dat zijn hu*eüjk met de twintig jaar jonwe Marguerita niet erg harmonieus was, zal die stap ver- F^kkelijkt te hebben. Zij *** als meesteres in het huis te Prato achter. J^cesco kwam daar regel*fï. maar hield ook bij af- J^gheid de vinger strak aan *Pols: er was bijna dagelijks rjitact via boden en bedien-
j7eer dan viereneenhalve ?* later werd in een verge? hoekje van zijn huis Dati- archief teruggevonden: aan zakelijke en ;™ftieuliere correspondentie il boekhouding, die Iris Origo i .materiaal bood voor een .end boek over een koop"^nsleven aan de vooravond van de Renaissance. De koopman van Prato is nu, ruim een kwart eeuw na verschijnen, in een Nederlandse vertaling uitgekomen. Een boeiend boek over een ongewoon man en een ongewone periode.
Veel herinnert in Prato nog aan het rijke verleden.
"Handel en geweten aan de vooravond van de Renaissance door dr. G.J. Schutte". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
De internationale handel in de tweede helft van de veertiende eeuw had met vele moeilijkheden te kampen. Om met de eenvoudigste te beginnen: verkeersmiddelen en communicatiemogelijkheden waren gebrekkig, tergend traag en onbetrouwbaar. Zeerovers belaagden het transport over zee, rondzwervende benden dat te land. Vorsten en stadsbesturen beschouwden rijke handelaren als een gemakkelijke prooi voor hun belastingdiensten, de concurrentie was scherp, het risico groot. Elk mens, aldus vatte een van Francesco's vrienden zijn waardering voor zijn tijdgenoten samen, elk mens is slecht, inhalig, trots en trouweloos, jaloers, egoïstisch, en als hij liefde toont, is het slechts op de manier van een koopman: „Jij hebt mij een dienst bewezen en daarom zal ik jou een dienst bewijzen".
Datini en zijn collegae-handelaren hadden geen enkele moeite met de waarheid van die visie op de mens en de samenleving te erkennen. Ze handelden er ook naar.
"De mens is slecht". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
"BOORUS & KO door Louis". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
Handel drijven in de veertiende eeuw betekende ondernemingszin tot op het roekeloze af bezitten, elke kans op gewin grijpen, risico's spreiden en op elke penning letten.
Datini bezat een groot zakentalent. Hij was een harde werker, die tot op hoge leeftijd dagen en nachten in zijn kantoor zwoegde. Geen detail ontsnapte hem, alles wilde hij zelf regelen, niets maakte hem woedender dan dat een medewerker hem over zelfs maar het geringste in het ongewisse liet. Hij kon verschrikkelijk schrieperig zijn, zat de bouwers van zijn huis dag tot dag achter de vodden.
Overal zag hij geld in, of het nu oorlogen waren die zijn wapenhandel kansen boden, of hongersnoden die de prijs van granen opdreven. Gewoonlijk werkte hij had en leefde hij sober. Maar hij kon ook royaal van zijn rijkdom genieten. Toen zijn bij een slavin verwekte dochter de huwbare leeftijd naderde, zocht hij zelf een geschikte echtgenoot op en arrangeerde een schitterende bruiloft. Maar zefs daarin bleef hij de op zijn voordeel bedachte koopman: hij haalde breed uit om zijn rijkdom en zo zijn kredietwaardigheid te bewijzen.
"De koopman is slecht". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
In het laat-middeleeuwse Italië waren handelaren van het slag-Datini geen onbekend verschijnsel. Ze beheersten hun omgeving. Datini was niet eens een van de grootsten, maar toch waren in Prato en omgeving tientallen mensen van hem afhankelijk. Die afhankelijkheid liet hij gevoelen: hij was hard, trots en egoïstisch, zoals hij tegenover maatschappelijk hoger geplaatsten onderdanig tot op het kruiperige af kon zijn. Hij was berekenend in vrijwel al zijn gedragingen. Toen de pest Prato lam legde, en hele gezinnen erdoor omkwamen, stuurde hij toch zijn incasseerders rond om renten en huurpenningen op te halen.
Kooplieden en geldschieters - een normale combinatie in die dagen - stonden dan ook in een kwade reuk bij de tijdgenoot. De officiële moraal van de kerk verbood immers bijna alles wat kooplieden deden. De kerk preekte naastenliefde, zorg voor de armen en zwakken, eenvoud en armoede. Vertoon van rijkdom en weelde was verboden: wetten tegen praal en pracht schreven sobere kleding en zelfs sobere bruiloftsmaaltijden voor, van niet meer dan drie gangen. Het vragen van rente voor geldleningen viel onder het woekerverbod.
"De kerkelijke leer". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
Met de officiële moraal waren handel en wandel van kooplieden als Datini dagelijks in tegenstrijd. Men diende zijn zinnen niet op aards gewin te zetten. Datini en consorten erkenden de christelijke moraal en zede, wisten dat zij daaraan behoorden te gehoorzamen. Maar zij schroeiden dagelijks hun geweten dicht. Ze konden niet buiten de spanning van hun werk, het verlangen naar nog meer zaken en winst. Geld beheerste hun leven - omdat alleen dat geld hun een bestaansmogelijkheid, aanzien, macht en zekerheid gaf.
Tegelijkertijd echter vergaten deze harde zakenlieden hun kerkelijke verplichtingen niet. Datini zag soms wekenlang geen kans de mis bij te wonen. Maar als het even kon - dat wil zeggen als zijn werk het even leek toe te staan -, ging hij ter kerke en biechtte hij zijn zonden - om er als het ware direct mee door te gaan. Maar zijn financiële verplichtingen vervulde hij nauwkeurig: tal van kerken en gasthuizen deed hij geschenken, zijn tienden betaalde hij, en tenslotte liet hij feitelijk zijn gehele bezit na aan de armen. Hij regelde dat even precies als al zijn voorgaande zakentransacties.
Origo's boek over de koopman van Prato geeft boeiend inzicht in de handel en wandel van een veertiende-eeuws koopman. Het beschrijft zijn werken en denken, zijn omgang met zijn medemensen en met het geloof van die dagen. Het toont de betekenis van de 'famiglia' en de hechtheid van dit soort familiebanden in een tijd waarin alle andere sociale betrekkingen onder zware druk stonden. Opmerkelijk is de liefde van Datini voor zijn stiefmoeder, verrassend de zelfstandige positie van zijn vrouw, ondanks de sociale conventies die de almacht van de pater familias over zijn vrouw, kinderen en personeel stelden. Juist de aandacht voor de alledaagse aspecten van het leven van een veertiende-eeuwse koopman als Datini vormt een van de grote aantrekkelijkheden van dit boek. Veraf zijn tijd en omstandigheden die worden beschreven en toch zo herkenbaar veelszins.
N.a.v.: iris Orlgo, De koopman van Prato. uitgeverij Contact utrecht. 1985; 399 blz. prijs f 45.-
"Geld en geweten". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
In het artikel 'Chr. Geref. predikanten verdedigen uitgetredenen' (ND d.d. 13 maart 1986) lazen wij tot onze verbazing, dat van de predikanten ds. G.L. Bom en ds. G.C. den Hartog geschreven werd, dat zij „beiden (nog) predikant in de Chr. Geref. Kerken" zijn.
Wij vragen ons af, of een dergelijke zinsnede wel stoelt op het wei-ingelicht zijn van de redactie over de situatie van deze beide predikanten in hun kerkverband. Uit genoemd artikel zou men namelijk kunnen opmaken dat deze predikanten de langste tijd predikant zijn geweest in de Chr. Geref. Kerken. Wij menen, dat een dergelijk vooringenomen standpunt niet past bij een verslaggeving of een bespreking van een artikel. Meer objectiviteit zou hier op zijn plaats zijn geweest, en tevens een betere weergave van de inhoud van het artikel van genoemde predikanten, in plaats van direct maar verbindingen te leggen naar andere zaken die in hun kerken een rol spelen.
A. Goud, A.M. Goud-Bom, Dokkum
"Ingezonden Chr. geref. predikanten". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007
Wanneer we weten dat 60--70% van de bevolking desgevraagd verklaart wel eens hoofdpijn te hebben en dat hiervan 15% chronische hoofdpijn heeft (d.w.z. 1.400.000 mensen) dan hoeft het ons niet te verbazen dat er enige voorlichtende literatuur over verschijnt. Er kunnen slechtere onderwerpen uitgekozen worden.
Twee boeken liggen ter bespreking. Eén is er uitgekomen in de wel vaker besproken serie 'Anders leven en welzijn' en is vertaald uit het Engels. Het andere boek is van eigen bodem en geschreven door de voormalige huisarts Doeke Post. Deze is in 1980 op het onderwerp hoofdpijn gepromoveerd. Het boek, Hoofdpijn en Migraine getiteld, is een gepopulariseerde versie van dit proefschrift.
In zeer goed leesbaar Nederlands wordt door Post een overzicht gegeven van de geschiedenis van de hoofdpijn, de verschillende vormen van hoofdpijn, de oorzaken en hoe vaak het voorkomt.
In de vervolghoofdstukken wordt dit verder uitgewerkt, doorspekt met duidelijke aansprekende voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. De grote waarde van het boek zit in de huisartsgeneeskundige benadering van het probleem. Dokter Post geeft veel aandacht aan de mogelijkheden die de hoofdpijnlijder zelf heeft om zijn probleem te lijf te gaan. De voorbeelden in het hoofdstuk over hoofdpijn en agressie geven goed aan hoe vaak we onszelf kopzorgen maken en boos zijn zonder dat we dat aan de betreffende personen (kunnen) laten merken. Post spoort ons aan om zelf te proberen de oorzaak van onze hoofdpijn te achterhalen. Komen we toch bij de dokter terecht dan moeten we eveneens samen met de dokter proberen achter de oorzaak van de hoofdpijn tekomen. Niet voor niets heeft het boek als ondertitel 'een nieuwe aanpak voor huisarts en patiënt' meegekregen.
Het andere boek heeft hetzelfde doel als het boek van Post. Het wordt 'een gids om hoofdpijn te bestrijden met biofeedback, dieetcontrole, hypnose, massage, acupressuur en ontspanningsoefeningen' genoemd. In vergelijking met het boek van Post moet dit boek het duidelijk afleggen. Het is opsommender en tevens gedetailleerder in de meeste hoofdstukken. Ook mis je dan de schakel arts-patiënt. Toegegeven moet worden dat het door deze vergelijking wat onrecht wordt aangedaan. Het is goed vertaald en overzichtelijk ingedeeld.
De uitvoerige opsomming van de medicijnen lijkt me onnodig en verwarrend. Wel prettig is het toegevoegde register. De in dit boek aanbevolen behandelingen kunnen een goed effect hebben als dan maar niet vergeten wordt de slechte relatie met de echtgen(o)t(e) of chef eveneens te verbeteren.
N.a.v. Dr. Doeke Post, Hoofdpijn en Migraine, Uitg. zomer _ Keuning- Eüe/Antwerpen, 776 blz prils f 19,90.
CO. enj.w. Tollison, arts, Over hoofdpijn, iserie Anaers leven en welzijn). Uitg Bosch Keuning n.v. Baarn 112 blz. prijs f 20.50.
"Hoofdpijn en wat eraan te doen is door E.Th. Klapwijk". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1986/03/20 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569898:mpeg21:p007