MET FELIX KRULL is Thomas Mann lange tijd bezig geweest. De huidige roman, die uit drie boeken bestaat, werd in 1954 bepubliceerd. Het eerste boek evenwel verscheen in 1922 met als ondertitel
„Buch der Kindheid". In 1937 verscheen een uitgebreide editie: het eerste boek, aangevuld met vijf hoofdstukken van het tweede boek. Afkomen zou het werk echter niet. Thomas Mann stierf in 1955 en het bleef dus bij „Der Memoiren erster Teil". En men moet zich afvragen, of dit betreurd moet worden.
Ex libris, ontworpen door Emil Preetorius
"Thomas Mann (II) „Zijn vorm is de logica, maar in wezen vertegenwoordigt hij de verwarring" door J. Bos". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
"Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
Aan de ene kant is het werk een meessterstuk letterkundig raffinement, aan de andere kant is de inhoud van een ethisch zeer bedenkelijke aard, Kort samengevat zou men kunnen zeggen; esthetisch: een hoogtepunt -ethisch: een dieptepunt. Ter verduidelijking wil ik op beide aspecten nader ingaan.
Thomas Mann beschikte bij het schrijven van „Felix Krull" over een uitdrukkingsvermogen, dat zich in het bezit van alle vormen wist. Hij vond woorden voor de fijnste nuances van psychische processen, voor de subtielste schakeringen van allerlei stemmingen, voor nauwelijks bewuste gedachten en wensen maar ook voor kleur en toon, voor het zien, horen, tasten, smaken en genieten - op vrijwel volmaakte wijze worden de sensitieve indrukken weergegeven. Hiervan een voorbeeldje:„Een deftig echtpaar met een kennelijk ongetrouwde dochter bijvoorbeeld heette Crequis de Mont-en-fleur, en hoe aangenaam verrast toonden zij zich alle drie over de correctheid en elegantie waarmee die naam weerklonk toen ze hem mij uiteindelijk hadden toevertrouwd, die naam die als het ware was samengesteld uit gespetter en gegiechel dat langzaam overging in nasale en bloemrijke poëzie. Hun op enige afstand wachtende oude lijfkoetsier hoorde een geluid alsof een haan kraaide in de ochtend, zodat hij niet talmde om voor te rijden met zijn ouderwetse maar grondig gewassen koets en zijn logge vaalgele paarden"(pag. 81-82)
Tegelijkertijd gelukte het hem de verschillende delen met elkaar te verbinden en het geheel zo te houden, dat het overzichtelijk bleef. Een kritische noot mag hierbij?niet ontbreken. Fritz Martini merkt in zijn „Deutsche Literaturgeschichte" over Felix Krull m.i. terecht op: „De vroegste fragmentarische idities ervaren een voortzetting in het type van de ironischparadistische schelmenroman. De delen vallen uiteen. De oudste gedeelten verkrijgen uit de ontmaskering van de burgerij aan het eind van het Wilhelminische tijdperk, uit de nieuwe variatie van het oude schema van de toneelspelen en de oplichter, hun artistiek gewicht. De nieuwere gedeelten laten de periode antonoom worden,een spel dat te ver gaat, dat ondanks veel fascinerende topprestaties van de ironische vormgever, in de buurt van de colportage komt".
IN DE gevangenis beschrijft de veertigjarige Felix Krull zijn „hele bedrieglijke leven". Hij doet zich daarbij kennen als iemand die gelooft „aan schoonheid, vorm, beeld en droom, aan iedere verschijning, die (....Jschijn en droom is." Voor hem tellen voor alles de zinnenstrelende oppervlakte en de schijn. Zijn peetoom, de schilder Schimmelpreester heeft daarover een andere opvatting: „De natuur is niets dan verrotting en schimmel, en ik ben geroepen om haar priester te zijn, daarom heet ik Schimmelpreester".
Hij is het ook, die dubieuze opmerkingen over het wezen van de kunstenaar maakt. Na de zelfmoord van Felix's vader, een failliete sektfabrikant, staat Schimmelpreester hem met raad en daad terzijde.
Nadat het Felix dankzij zijn toneelspel gelukt is, de militaire dienst te ontlopen, gaat hij naar Parijs waar hij zijn carriëre begint als liftboy. Daar zet hij zijn diefstallen en „veroveringen" voort. Velen worden op hem verliefd: de schrijfster Diane Philibert-Houpflé, de miljonairsdochter Eleanor Twentyman en lord Kilmare, die bereid is hem te adopteren. Naast zijn leven als kelner, waarin hij bedient, leidt hij dankzij zijn diefstallen een leven als heer, waarin hij bediend wordt. De gedachte van de verwisselbaarheid is één van zijn lievelingsideeën, en plotseling ziet hij zich voor een dergelijke werkelijkheid geplaatst: de Markies van Venosta, die de soubrette Zaza niet wil laten varen, rust Felix Krull uit met passen, geld en volmachten, om in zijn plaats een wereldreis te gaan maken.
Met het grootste genoegen stort Felix Krull, alias Louis de Venosta, zich in dit avontuur. Op weg naar Lissabon maakt hij kennis met de paleontoloog professor Kuckuck, die al pratend zijn reisgezel door alle bekende tijdperken voert en Krull uitnodigt, hem in Lissabon op te komen zoeken. Daar verovert Felix dochter en moeder.
FELIX, de gelukkige beschouwt zichzelf als iemand, die door het „lot" rijk boven anderen bevoorrecht is. Regelmatig vergelijkt hij zichzelf of wordt hij vergeleken met de Griekse god Hermes, vanwege zijn slanke gestalte, zijn elegantie en zijn diefstallen.
Uit zijn beschrijving blijkt, dat Felix Krull er merkwaardige opvattingen over de moraal op nahoudt. Goed beschouwd kent hij voor zichzelf geen moraal. Daarvan enige voorbeeldjes: „Vaak ben ik uitgespat, want mijn vlees was zwak en ik vond de wereld maar al te bereidwillig om mij in ontucht tegemoet te komen." Men zal „mij voorhouden dat wat ik daar uitspookte een platvloerse diefstal was. Tegenover zulk een verwijt ben ik met stomheid geslagen en trek mij terug." Het gaat, „wanneer het een daad betreft in eerste instantie noch om het „wat" noch om het „hoe" (hoewel dit laatste belangrijker is), maar louter en alleen om het „wie". Wat ik gedaan heb was in overweldigende mate mijn daad, niet die van Jan en alleman.... Ik heb immers het geheimzinnige maar onwrikbare gevoel dat ik een lievelingskind van de scheppende machten ben en als het ware van bevoorrecht vlees en bloed." Ik sluit mij dan ook volkomen aan bij Otto Mann in zijn „Deutsche Literaturgeschichte", die Felix Krull typeert als „een liederlijk individualist", die „een schijnbestaan voert boven het bodemloze niets". Wie werk van Thomas Mann wil lezen, zou ik beslist andere werken dan de „Krull" adviseren.
"Ontboezemingen van een oplichter". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
DE TOVERBERG ontstond in de jaren 1912 - 1924 en verscheen voor het eerst in 1924. De jonge ingenieur Hans Castorp uit Hamburg is in 1917 van plan zijn tuberculeuze neef Joachim Ziemszen te bezoeken, die verblijf houdt in het sanatorium Berghof in Davos. Het geplande bezoekje wordt echter tot een verblijf van niet minder dan zeven jaar. De wereld „hier boven" neemt Hans Castorp geheel op in zijn „hermetische betovering". De Berghof, de Toverberg, vormt een wereld op zichzelf, maar is tegelijkertijd een afspiegeling van de wereld beneden. De mensen, die hier verblijf houden, hebben ongelooflijk veel vrije tijd, zoveel, dat hun opvatting van de tijd verandert van de ervaring van de voortgang van de tijd tot de voorstelling van de tijdsverkorting en opheffing in de terugkeer van hetzelfde. In dit milieu van zieken en stervenden noudt Castorp verblijf, „zoals Odysseus in het schimmenrijk". Hier wordt hij geconfronteerd met „dood en lichamelijke ontucht", hier houdt hij zich noodgedwongen bezig met dood en leven, dag en nacht, waken en dromen, lichaam en geest, zedelijkheid en amoraliteit, intellect en gevoel, individualisme en collectivisme, ziekte ca gezondheid. In de „onaerwereld" van de Berghof doorloopt Hans Castorp de leerschool van het leven, waarin als zijn voornaamste leermeesters settembrini, Naphta, mevrouw Chauchat en Mijnheer Peeperkorn optreden. Zij vertegenwoordigen met hun denkbeelden belangrijke stromingen in het Europa van voor de eerste wereldoorlog. DE LITERATOR SETTEMBRINI is humanist, vrijmetselaar en atheïst. Hij is lid van de „Internationale Bond ter Organisatie van de Vooruitgang". Deze bond leidt uit de evolutieleer van Darwin „het filosofisch gezichtspunt af, dat de diepste natuurlijke behoefte van de mensheid haar eigen vervolmaking is". Settembrini gelooft, dat de mens „van oorsprong goed, gelukkig en volmaakt geweest is, dat alleen de dwalingen van de maatschappij hem ontwricht en bedorven hebben en dat hij langs de weg van kritische arbeid aan de opbouw van de maatschappij opnieuw goed, gelukkig en volmaakt moet en zal worden". Zijn verlangen en streven gaat uit naar de burgerlijke wereldrepubliek. Volgens hem betekent, binnen de antithese van lichaam en geest, het lichaam het boosaardige, het duivelse principe, want „het lichaam is natuur, en de natuur (...) is slecht - mystiek en slecht". Voor Settembrini is Jezus degene, die voor het eerst het beginsel van gelijkheid en eenwording geopenbaard had. Hij spreekt verder over Hem als over „de timmermanszoon en universele rabbi", de grondlegger van „de individualistische democratie". Deze vrijmetselaar gelooft, dat de metafysica het boze is en daar hij het standpunt huldigt, dat tolerantie misdadig wordt, zodra zij betrekking heeft op het boze, spreekt hij van „christelijke achterbaksheid" en wil hij de naam van God uit het openbare leven wegbannen.
DE JOODSE JEZUÏET Leo Naphta predikt de theologie van de revolutie. Hij fulmineert heftig tegen het humanisme van Settembrini en de zijnen en gelooft rotsvast aan de overwinning van „het absolute, de heilige terreur, waar deze tijd behoefte aan heeft". Hij spreekt over „het goddelijk vuur van het proletariaat, dat zijn hand niet mag afhouden van het bloed" om op die manier het verlossingsdoel te bereiken: „een mens die zonder staat of klassen kind van God kan zijn". Naphta gelooft niet, dat God en de duivel twee verschillende personen of principes zijn. Volgens zijn opvatting staan zij eendrachtig tegenover het leven, „als één persoon, één beginsel tegenover de burgerlijkheid van het leven, de ethiek, de rede, de jeugd". Hiermee scheert hij heiligheid en misdadigheid, genie en ziekte over één kam en kent geen waardebepaling, geen redelijk oordeel. Feitelijk is Naphta's geloof een geloof aan de twee-eenheid van God en de duivel. De discussies tussen Settembrini en Naphta lopen zo hoog op, dat Naphta Settembrini verplicht, een duel met hem aan te gaan. Settembrini schiet in de lucht, hetgeen Naphta dusdanig irriteert, dat hij zichzelf door het hoofd schiet.
VAN DE RUSSIN MADAME CHAUCHAT krijgt Hans Castorp onderricht in de amoraliteit. Zij wil de moraal zoeken in de zonde, door zich uit te leveren aan het gevaar, aan alles wat schandelijk is, aan wat de mens verteert. Zij wil niet behouden worden, maar verloren gaan en zich te gronde laten richten.
DE NEDERLANDER MIJNHEER PEEPERKORN, die op Java rijk geworden is als planter, wijst Hans Castorp op de waarde van het gevoel. Hij spreekt van „onze religieuze verplichting" aan het gevoel: „Want het gevoel (..) is goddelijk. De mens is goddelijk in zover hij voelt. Hij is het gevoel Gods.
God heeft hem geschapen, om door hem te voelen. De mens is niets dan het orgaan waarmee God zijn huwelijk met het opgewekte en in een roes gebrachte leven voltrekt. Versaagt hij in het gevoel, dan is God te schande gezet, het is de nederlaag van Gods mannelijke kracht, een kosmische catastrofe, een onvoorstelbare ontzetting..." Castrop bewondert deze man buitengewoon, ondanks de waarschuwingen van Settembrini, die Peeperkorns taal afdoet als „suggestieve gevoelsscharlatannerie" en Pecperkorn betitelt als een „domme oude man", „deze dimonerende nul!"
Wat doet nu de Hamburger ingenieur met al deze lessen? Wel, hij luistert, denkt mee en formuleert van tijd tot tijd zijn eigen gedachten, in het begin wat onzeker, maar in de loop van het verhaal met steeds meer overtuiging, waarbij het opvalt, dat hij zich sterk distanciëert van zijn eerste leermeesters Settembrini en Naphta. Hij doorziet, dat die twee revolutionair denken, Settembrini progressief revolutionair, Naphta behoudend revolutionair. Castorp noemt hen „zwamneuzen". Hij wijst hun antithesen af, omdat de mens „de heer der tegenstellingen" is, en deze bestaan bij de „gratie van de mens".
Hij komt er op zijn ontwikkelingsgang toe, de materie te beschouwen als de zondeval, als een kwaadaardig „woekerende prikkelingstoestand van de geest, als oneerbare ontaarding van het immateriële". Hij gelooft aan de drie-eenheid van het lichaam, de liefde en de dood.
TEGENOVER Madame Chauchat verklaart hij zich voor de onverstandige, geniale liefde, die via de dood gaat. Na de dood van zijn neef Joachim, de zelfmoord van mijnheer Peeperkorn en het vertrek van Madame Chauchat gaan Castorps ogen open. Hij bemerkt, dat hij en de wereld, waarin hij leeft, op een dood punt aangeland zijn. Hij is getuige geweest van de grote verwarring, nu wordt hij geschokt door de grote stompzinnigheid. Hij „zag niets dan akelige, boosaardige dingen, en hij wist wat hij zag, het leven zonder zorg of hoop, het leven als stagnerend bedrijvige bedorvenheid, het dode leven". Heeft Castorp dan een oplossing voor de moeilijkheden? Ja zeker, het is de humaniteit: de liefde tot de mens. Hij wil blijven dromen, wat hij eens in een sneeuwstorm gedroomd heeft: de droom van jeugd, toekomstverwachting, geluk en vrede, de droom van de vrome, innerlijke beschaving van de „onbezoedelde mensheid". Bij dit alles mag er m.i. wel opgewezen worden, dat Hans Castorp gedoopt is, en dat hij weet, dat het gebeurd is. De consequenties van de doopsbediening gaan evenwel geheel aan hem voorbij. Thomas Mann karakteriseert zijn hoofdfiguur treffend door diens uitspraak: „Ik heb vaak genoeg gedacht dat je beter naar een begrafenis kunt gaan dan naar de kerk, als je eens iets stichtends wilt meemaken", en door de volgende beschrijving: „Hans Castorp vouwde zijn pas gewassen handen en wreef er in, vol plezierige verwachting iets wat hij altijd deed als hij aan tafel ging, misschien wel omdat zijn voorouders voor de soep gebeden hadden".
THOMAS MANN beschreef zijn tijd. Misschien is het beter te zeggen: bepaalde aspecten van zijn tijd. Hij beschreef zijn tijd, zoals hij hem zag en zien wilde. Want weliswaar wordt de Naam des Heren in dit boek bijzonder vaak gebruikt, maar het is in vrijwel alle gevallen een ijdel gebruiken. Er komt in het boek niemand voor, die waarachtig christelijk gelooft, niemand die wil leven van de genade van Christus. Alle personen in „De Toverberg" geloven, wat Naphta belijdt: „Waar is wat de mens tot voordeel strekt. Hij is dè maat van alle dingen en zijn heil is het criterium voor de waarheid." Thomas Mann verkondigt in zijn werken de heilsleer van het humanisme. Op een literair voortreffelijke wijze roept hij op tot universele sympathie. Voor wie dit boek evenwel als christen leest, rijst de vraag, of niet ook op dit werk Settembrini's karakterisering van Naphta van toepassing is: „Zijn vorm is de logica, maar in wezen vertegenwoordigt hij de verwarring.
„De Toverberg" werd voortreffelijk vertaald door Pé Hawinkels, die zo goed was, om niet alleen het Duits, maar ook het Frans, het Russisch, het Latijn en het Italiaans te vertalen, hetgeen de leesbaarheid van het boek bijzonder ten goede is gekomen. De uitgever heeft in de tweede band het essay van G.A. von Winter: „Het beeld van de grote verwarring over „De Toverberg" van Thomas Mann" opgenomen. Dit essay komt ook voor in het Thomas Mann dubbelnummer van Maatstaf. VOOR WIE zijn tijd, bepaalde aspecten van zijn tijd wil leren kennen en zich de moeite wil getroosten een kleine, duizend bladzijden te lezen en misschien wel te herlezen, geldt het advies „De Toverberg" ter hand te nemen in het besef, dat wij niet geroepen zijn tot universele sympathie, maar tot liefde tot God en de naaste - in de zekerheid, dat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus.
Thomas Mann: Felix Krull Ontboezemingen van een oplichter Roman Oorspr. titel: Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull. Der Memoiren erster Teil. Vertaald door: Dirk Salomons Uitgeverij: Meulenhoff Adam 1975 368 pag. Prijs f 29,50 Thomas Mann: De Toverberg Roman Oorspr. titel: Der Zauberberg Vertaald door: Pé Hawinkels Uitgeverij: De Arbeiderspers A 'dam 1975 980 pag. Prijsf 59,50
"De Toverberg". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
De standpunten in deze rubriek vertolkt behoeven niet noodzakelijk de instemming van de redactie te hebben. De redactie behoudt zich voor bijdragen te weigeren die zich naar haar oordeel bewegen buiten de confessionele basis van de krant. Inzendingen dienen voorzien te zijn van naam en woonplaats en liefst niet meer dan 300 woorden te tellen.
"Ingezonden". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
De overgenomen brief in „Kanttekeningen" (ND-Variant 11 sept.) is één groot protest tegsn het zgn. idool van de openheid. Hoewel nergens genoemd, is mij uit de teneur van de brief duidelijk geworden, dat de regering wordt bedoeld die met dit idool behept is.
Omdat deze brief ons wordt voorgehouden als een nuttige waarschuwing, wil ik de vraag stellen óf deze waarschuwing zo nuttig is. Mijnerzijds betwijfel ik dat en wel om de volgende redenen:
1° Er wordt een parallel getrokken tussen het openbaar maken door Cham van Noachs zonde, en het openbaar maken door de regering van de fouten van prins Bernhard. Nu lijkt het mij nogal aanvechtbaar te veronderstellen, dat Genesis 9 met name handelt tégen de openheid. Laat dit bijbelgedeelte ons niet veeleer zien hoe zondig Cham handelt door zijn vader in de schande van zijn naaktheid te laten liggen en met kennelijk leedvermaak zijn broers te vertellen wat hij ontdekt heeft? Staat daarmee niet de liefdeloosheid jegens God en zijn gebod en jegens zijn vader centraal. Door juist Cham en de regering naast elkaar te plaatsen, wordt sterk gesuggereerd, dat de laatste alleen maar boze bedoelingen kan hebben met de gevoerde openheid. Deze suggestie mist echter alle bewijskracht. Komen we daarmee niet gevaarlijk dicht bij het overtreden van het negende gebod? 2° Op grond van uitspraken van de regering is een veel oprechter motief te noemen waarom de regering openheid voorstond. Prins Bernhard bekleedde namelijk de functie van inspecteurgeneraal van de krijgsmacht en is daarnaast een belangrijk lid van ons Koninklijk Huis. Daarom is hij bij het merendeel van ons volk hooggeacht en geliefd. Om die reden leven velen met hem mee, zowel in goede als in slechte tijden! Zo niet de briefschrijver. Hij wil niets te maken hebben met het verkeerde gedrag van prins Bernhard. Dat is zijn goed recht, hoewel voor mij niet zo begrijpelijk. Begrijpelijker vind ik het dat velen in spanning de verklaring van de regering afwachtten, in oprechte belangstelling. Ik vind het daarom beledigend voor allen die naar de minister-president hebben geluisterd om te horen hoe de uitslag van het onderzoek is uitgevallen, het beeld op te roepen van „het afrukken van het kleed van Noach".
3° Ten slotte wordt aangegeven dat door de gepleegde openheid aangetoond wordt hoe antichristelijk het socialisme is. Daarmee niet alleen het socialisme, maar allen die openheid voorstaan, veroordelend! Eén persoon wil ik noemen die door deze veroordeling slachtoffer wordt: onze eigen koningin! Ook zij maakt deel uit van de regering. Want niet het socialisme, maar de regering heeft gekozen voor de gewraakte openheid, inclusief de koningin. Bij haar keuze heeft zij haar rol van echtgenote van prins Bernhard ondergeschikt gemaakt aan haar hoge ambt. Die beslissing heeft allerwegen groot respect afgedwongen Dat proef ik geheel niet uit de brief.' Het is goed te waken tegen de tijd geest, waarin steeds minder God erkend wordt. Maar het voorbeeld van I de regering was ongelukkig gekozen om die tijdgeest te verduidelijken. Niet zij die openheid geven, maar zjj die de verkregen openheid door gebrek aan liefde tot God en de naaste misbruiken, verdienen kritiek. E.T. Doornbos,i Stadskanaal
"De Lockheedzaak (II)". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
IN verband met uw artikel „Driejaar Pinochet in Chili" herinner ik mij no. zeer goed en levendig, dat Allende in Chili principieel communist was en hij bij zijn bezoek aan Fidel Castro een revolver cadeau kreeg. Met deze revolver moet hij zichzelf tijdens de militaire opstand tegen zijn minderheidsregering hebben doodgeschoten. Allende is door zelfmoord om het leven gekomen en is niet door anderen vermoord. De linkse groepen en partijen verdoezelen dit feit. In Chili zelf weet het volk meer dan de kranten hier. Kardinaal Enriquez van Santiago heeft een reis naar Europa gemaakt en in Nederlant kardinaal Alfrink bezocht. Vervolgen was hij ook bij de paus, maar ik hoorde niet dat hij ooit opriep to openlijk verzet tegen het huidige bewind. Kardinaal Alfrink heeft hier in Amersfoort in stilte mevrouw Allende bezocht. Ik ben het eens met uw conclusie dat het met de demonstratie in Chili wel afgelopen zal zijn. Drs. H. van Schaick emeritus-pastoor uit Putten, Amersfoort
"Allende en Pinochet". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
Het luchtvaartmuseum op het Parijse vliegveld Le Bourget is in het bezit gekomen van een oude maar nog steeds in goede staat verkerende B-l 7: het zogenaamde „ Vliegende Fort", uit de Tweede Wereldoorlog. Sinds de oorlog had het Nationale Geografisch Instituut van Frankrijk drie van deze machines in gebruik voor het maken van luchtopnamen en wetenschappelijk onderzoek. Eén ervan is nu in hé museum tentoongesteld.
"Het luchtvaartmuseum op het Parijse vliegveld Le Bourget is in het bezit gekomen van een oude maar nog steeds in goede staat verkerende B-l 7: het zogenaamde „ Vliegende Fort", uit de Tweede Wereldoorlog. Sinds de oorlog had het Nationale Geografisch Instituut van Frankrijk drie van deze machines in gebruik voor het maken van luchtopnamen en wetenschappelijk onderzoek. Eén ervan is nu in hé museum tentoongesteld.". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
De door PvdA, PPR en PSP uitgeroepen boycot tegen de Amrobank vanwege zijn betrekkingen met Zuid- Afrika, is een grandioos fiasco geworden. Dat gaf het socialistische „Het Vrije Volk" de volgende reactie in de pen:
„De drie progressieve partijen hebben enige tijd geleden een boycot van de Amro-bank afgekondigd wegens het onderhouden van betrekkingen met Zuid-Afrika. In een reactie daarop heeft minister Duisenberg zich met principiële argumenten tegen de boycot verzet. We hebben toen geschreven dat die argumenten ons niet aanspreken maar dat de heer Duisenberg het sterkste argument had vergeten: dat de boycot toch niet zou gelukken.
Dat moment is thans aangebroken. Nog geen honderd mensen hebben hun rekening opgezegd en zelfs organisaties die tot de progressieve kunnen worden gerekend, hebben die moeite niet genomen.
Een kind had dat resultaat kunnen voorspellen. Het opzeggen van een bankrekening is iets heel anders dan het niet-kopen van een bepaald merk koffie. Het spreekt minder aan en vereist een aantal handelingen waar de menselijke natuur zich tegen verzet. Men kan dat betreuren zoals men het kan betreuren dat het dikwijls regent maar dat is nog geen aanleiding om je regenjas thuis te laten. Bovendien is het juist in progressieve kringen een wijdverspreide gedachte dat het in de geldwereld weinig verschil maakt of je door de hond of door de kat wordt gebeten. De besturen van de drie progressieve partijen zullen dan ook eindelijk eens moeten leren dat politiek bedrijven ook de kunst van het mogelijke is. Een mislukte boycot is erger dan geen boycot. Zij hebben met de boycot-actie van de Amro-bank de strijd tegen de apartheid dan ook niet versterkt maar verzwakt."
"Persschouw Mislukte boycot". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
DEN HAAG - De Tweede Kamer gaat zich buigen over het aankoopbeleid van de Luchtmacht en van de Luchtmacht en van de Marine. Besloten is een speciale commissie in te stellen, die uitgaande van de bevindingen van de commissie in te stellen, die uitgaande van de bevindingen van de Commissie van Drie inzake het beleid bij het aanschaffen van vliegtuigen en schepen, nader zal moeten rapporteren over dat beleid.
Veertien dagen geleden tijdens het Tweede-Kamerdebat over de Lockheedzaak, stelde PvdA-fractievoorzitter Van Thijn voor de Defensiecommissie uit de Tweede Kamer te belasten met een nader onderzoek van het aankoopbeleid. De Commissie van Drie concludeerde, dat haar onderzoek van het aanschaffingsbeleid bij • nchtmacht en Marino weliswaar potnneen tot ongeoorloofde beïnvloeding ontdekte maar dat deze hun uitwerking misten. „Moge tenslotte een wens worden uitgesproken", aldus de Commissie van Drie, „dan is het dat door de staven, die de vereisten voor de te leveren wapens vaststellen, een zelfde terughoudendheid in hun betrekkingen met de industrie „wordt betracht, als gebruikelijk is bij d« afdelingen materieel".
Het presidium van de Tweede Kamd achtte het beter niet de Defensie commissie in te schakelen, doch ovtf te gaan tot de instelling van een breet samengesteld commissie. De Karne liet blijken het hiermee eens te zijn.
De komende dagen worden de ledq van de speciale commissie aangew. zen. Het Tweede-Kamerlid De Vrkl (PvdA), die met zijn collega's Walt' mans (PPR) en Van Mierlo (D' 66) al geruime tijd pogingen doet de Tweed- Kamer te bewegen een parlementair! enquête in te stellen inzake het mÜ» taire aankoopbeleid maar nog steegeen gehoor vond, is blij met M besluit inzake de instelling van » commissie. „Het hangt van de werj wijze van de commissie en het resw taat van haar werk af, of n<| aangedrongen wordt op een par» mentaire enquête", aldus de heer D Vries. Hij wees erop, dat uit de W vindingen van de Commissie van Dn blijkt, dat er weinig parlementair* controle op het aankoopbeleid 1 „Als we door het werk van • commissie komen tot een betel controle, dan is al veel gewonnen i zei de heer De Vries.
"Militair aankoopbeleid wordt nader onderzocht". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006
LEEUWARDEN - In Friesland is op het bedrijf van veehouder J. Bouma te Roordahuizum een proef met Chinese graskarpers als slootreinigers mislukt. De reigers waren hen te slim af in de kleine poldersloot. Van de veertig kleine uitgezette karpers bleef er bijna geen over.
Later werden er nieuwe karpers in het water gelaten met een gewicht van elk een kilo per stuk maar ook deze dieren werden en worden nog door de reigers belaagd. Men kan ze in het slootje zien zwemmen met hun gehavende ruggen. De proef met de Chinese graskarpers is overigens J» andere plaatsen in Nederland suco» voller geweest. Waarschijnlijk «* deze Friese boerensloot te ondiep en| smal voor de dieren, die gefokt zijn» vijvers en geen natuurlijke vijand» kennen. Bij de veel andere typen v» slootreinigers die op het land van #» veehouders waren te zien, viel vooj» de grote inzending van de zijde
"Chinese karpers staken in sommige Friese sloten". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1976/09/17 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010572186:mpeg21:p006