(Van een medewerker)
DEN HAAG — Men moge het al dan niet toejuichen, vaststaat dat West- Duitsland niet alleen op economisch, maar ook op sociaal gebied resultaten heeft behaald die gezien mogen worden. Ons nu tot het sociaal terrein beperkende, mag geconstateerd worden dat de medezeggenschap van de werknemers er verder gevorderd is dan in de omringende landen. Het ligt voor de hand dat West-Duitsland ook zijn stempel zal drukken op de medezeggenschap in het verband van de EEG, indien althans de Europese vennootschap van de grond zal komen.
De verstgaande vorm van medezeggenschap treft men in Duitsland aan in de kalen- en staalsector. Hier geldt het „Montanmitbestimmungsgesetz" van 1951, een wet, die nog onder de druk van de bezettingsautoriteiten, tot stand kwam. De bedoeling was om door versterking van de werknemersinvloed een herhaling te voorkomen van het feit dat bijvoorbeeld Krupp zo gewillig en grootscheeps de oorlogsmachine van Hitler had bediend.
Dit is echter nu al lang vergeven en vergeten. Thans geldt de medezeggenschap in de zogenaamde Montaanindustrie als een model dat aan het gehele bedrijfsleven ten voorbeeld wordt gesteld. Naast de ondernemingsraad zijn het vooral de Raden van Commissarissen, die daarbij in het middelpunt van de belangstelling staan. Zij zijn paritair samengesteld, dat wil zeggen dat daarin evenveel vertegenwoordigers van de werknemers als van de aandeelhouders zitting hebben. De door deze groepen benoemde commissarissen wijzen dan nog een „neutrale" figuur aan, die als voorzitter fungeert.
De raad van commissarissen benoemt een zogenaamde „arbeidsdirecteur", die gelijkgerechtigd is met de andere directieleden, doch speciaal met de sociale aangelegenheden is belast. Daar deze directeur niet kan worden benoemd zonder de instemming van de meerderheid van de werknemersleden, komt het er in de praktijk op neer dat de vakbeweging door middel van de arbeidsdirecteur in de directie is vertegenwoordigd.
Tot zover wat de kolen- en staalsector betreft. De medezeggenschap voor het overige bedrijfsleven is geregeld in het „Betriebsverfassungsgesetz" van 1952. Voorzien wordt in de samenstelling van de raad van commissarissen op zodanige wijze, dat een derde daarvan door de werknemers wordt aangewezen. Een deel daarvan moet in de onderneming werkzaam zijn. Hierbij komt dan nog, evenals in de kolen- en staalsector, een ondernemingsraad. Een speciale arbeidsdirecteur kent men buiten deze sector tot dusver echter nog niet.
Reeds geruime tijd ijvert de machtige Duitse socialistisch e vakbeweging voor uitbreiding van de medezeggenschap. Men wil over de hele linie een raad van commissarissen waarin de invloed van de werknemers even groot is als die van de aandeelhouders. Op de foto een Duitse industriestad met een parkeerterrein vol auto's van aan aandeelhouders gelijkgerechtigde werknemers?
"Duitse medezeggenschap venter dan de onze?". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
Reeds geruime tijd ijvert de machtige Duitse socialistische vakbeweging, de DGB, voor uitbreiding van de medezeggenschap. Het komt erop neer, dat men de medezeggenschap, zoals die in de kolen- en staalsector functioneert, verplicht wil stellen voor het gehele bedrijfsleven. Men wil dus over de hele linie een raad van commissarissen waarin de invloed van de werknemers even groot is als die van de aandeelhouders. Men betoogt daarbij dat de medezeggenschap in de kolenen staalsector haar waarde heeft bewezen, doordat de structuurwijziging, die zich in deze sector heeft voltrokken, zonder ernstige schokken en arbeidsonrust is verlopen.
De werkgevers betogen echter dat dit te danken is aan de sociale maatregelen die door de werkgevers en de regering zijn genomen. Overigens heeft de praktijk uitgewezen dat de vrees dat de werknemerscommissarissen te vuur en te zwaard het enge werknemersbelang zouden verdedigen onder verwaarlozing van het ondernemingsbelang, over het algemeen niet is bewaarheid. Veeleer moet worden geconstateerd dat zij zich niet al te zeer Van de overige commissarissen hebben onderscheiden, waarbij uiteraard de niet onaantrekkelijke beloning een rol speelde.
Aan de andere kant menen de werkgevers echter, dat het nu met de medezeggenschap welletjes is. Zij vrezen, terecht of ten onrechte, dat een medezeggenschap a la de kolen- en staalsector voor het gehele bedrijfsleven de vakbeweging zo machtig zou maken, dat dit tot een soort stille socialisatie zou leiden. Daardoor zou de markt-economie, die het „Wirtschaftswunder" tot stand heeft gebracht, een roemloze dood sterven.
"DGB wil meer". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
Het feit ligt er echter, dat de strijd tussen werkgevers en vakbeweging in de politieke sfeer moet worden beslist, daar aan de verlangens van de vakbeweging slechts door een wetswijziging kan worden voldaan. Vandaar dat de vraag voor de hand ligt, hoe in de kringen van de politieke partijen over deze zaak gedacht wordt.
Aangenomen mag worden, dat de werkgevers, in hun afwijzing van verdergaande medezeggenschap, steun vinden bij de CDU. Het ligt evenzeer voor de hand dat de vakbeweging mag rekenen op de bijstand van de socialistische SPD van Brandt. Wanneer deze partij alleen aan het bewind zou zijn geweest, was de zaak gauw bekeken. De moeilijkheid is echter, dat een regeringscombinatie met de liberale FDP moest worden gevormd en de liberale broeders op dit terrein bepaald niet zo ver willen gaan als de vakbeweging wil.
Wat gebeurt er onder deze omstandigheden? Er worden commissies ingesteld, om het probleem van alle kanten te bekijken, hetgeen betekent dat de zaak slepende wordt gehouden. Te langen leste moet echter elke commissie, hoezeer men de zaak ook wenst te rekken, toch tot een einde komen. Bovendien raakt ook het geduld van de vakbeweging, hoezeer zij ook begrip mag hebben voor de moeilijke situatie waarin de regering verkeert, uiteindelijk op. Men is dan ook algemeen van mening dat de medezeggenschapskwestie in deze regeringsperiode tot een oplossing moet worden gebracht.
"Politieke situatie". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
Doch laten we even luisteren naar wat Brandt in zijn regeringsverklaring van 18 januari over de oplossing van het medezeggenschapsvraags.uk heeft gezegd: „De uitbouw van de medezeggenschap", aldus Brandt, „zien wij als een van onze hoofdtaken. Medezeggenschap behoort tot het wezen van het democratiseringsproces van onze samenleving. Daarin erkennen wij de historische voorwaarde voor die hervormingen, die in hun totaal de democratische sociale staat mogelijk maken. Medezeggenschap — als ordeningselement in het arbeidsleven, maar niet alleen daar — betekent natuurlijk ook: medeverantwoordelijkheid dragen; die beide horen bij elkaar".
„Wij zullen het ondernemingsrecht in de geest van de medezeggenschap in deze wetgevingsperiode verder ontwikkelen. leder weet — en het ia geen schande dit te erkennen — dat er tussen de regeringspartijen verschillende opvattingen bestaan; maar evenzeer als wij het ten aanzien van de ondernemingsraden eens zijn geworden, zullen we ook hier een gemeenschappelijke oplossing vinden. Daarbij gaan we nu reeds uit van het grondbeginsel van de gelijkgerechtigdheid en de gelijkheid van belangrijkheid van werknemers en aandeelhouders", aldus Brandt.
"Verklaring van Brandt". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
Uit de stoere taal van Brandt mag echter niet worden opgemaakt dat de regeringspartners elkaar al gevonden hebben. Het ligt voor de hand dat de SPD het eens is met de vakbeweging en derhalve mee wil werken aan de invoering van de partitaire medezeggen- Niettemin is er ten aanzien van de schap voor het gehele bedrijfsleven, uitwerking verschil van inzicht. Dit betreft de wijze, waarop de werknemerscommissarissen moeten worden aangewezen.
In de kolen- en staalsector komt het er vrijwel op neer, dat dit door de betrokken vakorganisaties geschiedt. De SPD is daarentegen van oordeel dat de commissarissen via kiesmannen door het gehele personeel van de onderneming moeten worden gekozen. Bovendien meent zij dat alle directieleden — dus ook de arbeidsdirecteur — met een twee-derdemeerderheid van de raad van commissarissen moeten worden benoemd.
In de FDP bestaat er nog geen eenheid van inzicht. Wel is men algemeen van oordeel, dat ook het hogere personeel zelfstandig in de raad van commissarissen moet worden vertegenwoordigd, een gedachte die door de vakbeweging zonder meer wordt afgewezen. De partijdag heeft zich met de kleinst mogelijke meerderheid gesteld achter het zogenaamde „Riemermodel", aldus genoemd naar de minister van economische zaken van Noordrijnland-Westfalen. Dit betekent dat in de raad van commissarissen van naamloze vennootschappen met ten minste 1500 personeelsleden zitting dienen te hebben: zes vertegenwoordigers van de aandeelhouders en daarnaast twee vertegenwoordigers van het hoger personeel en vier van de overige werknemers.
Behalve dat hier gekozen wordt voor de vertegenwoordiging van het hoger personeel als derde groep, wordt er grote waarde gehecht aan de verkiezing van personeelsleden tot commissaris, met andere woorden aan het uitschakelen van de invloed van de vakbeweging op dit punt.
"Modellen". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
Wie worden er commissaris en hoe worden ze het? In de kolen- en staalsector mag de ondernemingsraad twee commissarissen voordragen, die in de onderneming werkzaam moeten zijn. De vakorganisaties hebben echter een vetorecht, waardoor ze de door de ondernemingsraad voorgestelde personen kunnen afwijzen. De beide andere werknemers-commissarissen worden rechtstreeks door de vakverenigingen aangewezen. Dit is tevens het geval met het vijfde lid, dat geen vakverenigingsvertegenwoordiger mag zijn, niet in de onderneming werkzaam, noch daarbij economisch geïnteresseerd. Het zijn veelal figuren uit de kringen van de kerk, de ambtenaren of de politiek. In het overige bedrijfsleven, waar een derde van het aantal commissarissen door de werknemers wordt aangewezen, geschiedt dit door verkiezingen, waaraan het gehele personeel van de betrokken onderneming deelneemt. In geval een of twee werknemerscommissarissen moeten worden aangewezen, moeten dit personeelsleden zijn. Indien de Raad van Commissarissen meer dan twee werknemerscommissarissen telt, mogen de overige commissarissen buitenstaanders zijn. Van deze mogelijkheid wordt overigens betrekkelijk zelden gebruik gemaakt.
"Aanwijzing commissarissen". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
Uit het vorenstaande blijkt dat de invloed van de vakbeweging op de aanwijzing van commissarissen in de kolen- en staalsector overwegend is, doch in het overige bedrijfsleven niet rechtstreeks aanwezig is. Wanneer de DGB het kolen- en staalmodel wil toepassen op het gehele bedrijfsleven, dan houdt dit een dienovereenkomstige vergroting van de invloed van de vakbeweging in.
Dit verklaart ook, althans ten dele, het felle verzet van de werkgevers. Zij vrezen — zoals gezegd — dat langs deze weg de werknemers-commissarissen vanuit één centraal punt gedirigeerd zouden kunnen worden, hetgeen in feite zou betekenen dat de vakbeweging een veel machtiger positie in het bedrijfsleven zou innemen dan aandeelhouders en werkgevers samen. Vandaar ook, dat met name de FDP pleit voor verkiezing van alle werknemerscommissarissen door het personeel van de betrokken onderneming.
In Nederland is het tegenwoordig zo, dat in feite de vakbeweging uitmaakt wie de eer en de voordelen van het werknemerscommissariaat ten deel zullen vallen. Weliswaar heeft de ondernemingsraad het recht van voordracht en van veto, doch dit neemt niet weg dat het coöptatiesysteem, waardoor de Raad van Commissarissen zichzelf aanvult, intact is gebleven. We moeten met schaamte erkennen dat onze oosterburen ons uit democratisch oogpunt gezien voor zijn, doordat daar in meerdere mate wordt beseft dat van vertegenwoordiging van de werknemers alleen gesproken mag worden indien zij zelf uitmaken door wie zij gerepresenteerd willen worden.
Met het vorenstaande hangt nauw samen de vraag, of de werknemerscommissarissen al dan niet personeelsleden mogen zijn. Hier hebben we de wonderlijke situatie, dat Jan en Alleman als werknemerscommissaris mag fungeren, behalve de leden van het personeel. Dat betekent, dat de werknemers een figuur uit hun midden die ze jarenlang in zijn handel en wandel hebben kunnen gadeslaan en in wie zij groot vertrouwen hebben, niet als hun vertegenwoordiger in de Raad van Commissarissen mogen kiezen. Onze oosterburen zijn ons ook in dit opzicht voor. Afgezien van de kolen- en staalsector zijn het nu al voornamelijk personeelsleden die als commissaris optreden. Dat dit door het personeel gewenst wordt, blijkt wel uit het reeds vermelde feit dat, voor zover de mogelijkheid tot benoeming van buitenstaanders bestaat, van deze mogelijkheid slechts betrekkelijk zelden gebruik wordt gemaakt. Er is geen reden om aan te nemen dat Nederlandse werknemers zich in dit opzicht van hun Duitse collega's zullen onderscheiden. De conclusie kan alleen zijn dat onze regeling ingaat tegen de opvattingen van de werknemers zelf, hetgeen uit democratisch oogpunt een alleszins kwalijke zaak is. In dezelfde lijn ligt, dat in West- Duitsland gewerkt wordt aan de vertegenwoordiging van het hoger personeel, terwijl dit personeel bij ons noch als kiezer, noch als gekozene aan bod komt.
"Rol vakbeweging". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015
In Enschede heeft de politie, na alarmering door de moeder, met een zieK kind lopen zeulen om een dokter te vinden. Een aantal dokters, onder wie de eigen huisarts, gaf niet thuis, i-en ziekenhuis weigerde het kind zeus maar te bekijken, en verwees naar een ander hospitaal. Uiteindelijk was men daar bereid het kind op te nemen. Daar is het kind nu nog. De moeder vertelde dat ze onlangs haar man had verloren aan een hartaanval, een paar uur nadat hij onderzocht was door een internist en gezond was bevonden. Voor Enschede is deze geschiedenis niet nieuw. Dergelijke klachten waren daar reeds eerder voorgekomen. De Nederlandse Vereniging van Hartpatiënten heeft in een zestal gevallen klachten ingediend tegen artsen wegens dienstverzuim, waarvan twee uit Breda. In Rotterdam kon nog onlangs voor een buitenlandse zeeman geen dokter worden gevonden, terwijl daar ook het geval-Jan Westdijk speelde: deze jongeman overleed in een kraakpand nadat de dokters van het ziekenhuis hem niet ernstig ziek hadden verklaard. . ledere maand een paar klachten, dat is wat erg veel; ook indien aangenomen wordt dat de beste doktershulp, met alle toewijding, niet iedere zieke van de dood of verergering van ziekte kan redden. Wie het oor te luisteren legt, verneemt dat de meeste klachten zich niet richten tegen de kundigheid van de dokters. De kwaliteit van de dienstverlening is het die bekritiseerd wordt. Rechten en plichten van dokters worden geregeld door de wet op de uitoefening der geneeskunst. Als een dokter niet doet wat hij hoort te doen, is hij strafbaar. Vrijwel niemand weet waar hij met zijn klacht heen moet. Naar de politie? Dokter en politie horen in de ogen van veel mensen tot een zelfde kliek. Naar de Geneeskundig Inspecteur van Volksgezondheid? In Overijssel zetelt die man in Zwolle, heel wat kilometers van Enschede verwijderd. Er is maar één inspecteur per provincie. Naar het ziekenfonds? Dat staat machteloos. Als een dokter eenmaal veroordeeld is wegens plichtsverzuim, kan het ziekenfonds in sommige gevallen zijn overeenkomst met zon dokter opzeggen niet altijd. Er is plaate voor een medische ombudsman in de grotere £teen van ons land. Recent is er een systeem van vertrouwensartsen gekomen voor kindermishandeling. Dat werkt blijkbaar goed. Zou zoiets niet kunnen worden georganiseerd als noodmaatregel?
De beslissingen van het Medisch Tuchtcollege zijn geheim. Dit college is de rechtbank waar wordt uitgemaakt wat de plichten van een dokter zijn. Een dokter wordt beoordeeld door zijn gelijken. Een uitspraak van deze rechtbank telt zwaar in dokterskringen, voor zover ze bekend wordt. Dat is meestal niet het geval. De uitspraken van het Medisch Tuchtcollege zijn geheim en worden alleen anoniem gepubliceerd als een beslissing een voorbeeld voor anderen moet zijn. Dat is niet meer van vandaag. Uitspraken moeten openbaar worden, met naam en toenaam. Ook als de doktersklanten zich niet juist hebben gedragen, moet dat bekend worden gemaakt. Het publiek is niet zo dom als wel wordt gedacht.
Alle rechtspraak verandert niets aan hetgeen is gebeurd. Ook in andere steden dan Enschede, Breda en Rotterdam zijn nalatige artsen. Bijvoorbeeld in Den Haag. Ook daar wordt soms de politie gehaald als de dokter niet bereikbaar is. Daar is echter een goede samenwerking met de GGD. De politie belt, de GGD komt en brengt de zieke naar het ziekenhuis. Vrijwel altijd controleert de GGD eerst of het verhaal van de mensen , wel waar is, of de dokter wel gewaarschuwd was. Maar er wordt geholpen.
Het zal zaak zijn voor de minister van binnenlandse zaken om de burgemeesters de instructie te geven dat de GGD en politie moeten inspringen waar dokters falen. Dat moet niet leiden tot het overnemen van de 'eerste hulp door die GGD. Daarom moet daarnaast zulk een geval naderhand worden gemeld aan de Inspecteur voor de Volksgezondheid. Die dient uit te zoeken hoe het zit en of het nodig is maatregelen te treffen.
In Den Bosch is een nuttig initiatief genomen. Daar zijn de plaatselijke dokters in hun auto bereikbaar via het radionet van de plaatselijke hulpdienst van de GGD, waarop ook de ambulances werken. Het ideaal van één eerste-hulpdienst bij spoedgevallen zou daar verwezenlijkt kunnen worden. Wat ls er tegen, dat bij grote spoed een ambulance direct uitrukt, met een dokter aan boord? Vaak moeten de huisdokters door druk verkeer, zonder blauw licht of sirene, met overtreding van snelheidsbepalingen, om ten slotte toch een ambulance te moeten roepen. Zij zouden, om niet aan ervaring in te boeten, bij toerbeurt dienst kunnen doen op die ambulances.
Een mobilofoon is niet het enige verbindingsmiddel. Vele huisartsen in het hele land hebben al een semafoon, een apparaat waarmee hun vrouw of de dokterstelefoon hen in geval van nood binnen drie minuten kan oproepen. Het apparaat kan ook op huisbezoek worden meegenomen, wanneer de dokter vijf minuten bij de zieke wil zitten. Verder bestaan er telefoonbeantwoorders, om te vertellen wanneer de dokter er niet is, of geen dienst heeft. Hij moet wel zijn dienst overdragen aan iemand die weet dat hij de dienst van de ander erbij neemt. Reglementen van zondagsdiensten moeten worden opgehangen in dokterswachtkamers en ingeleverd worden bij de plaatselijke medische ombudsman, GGD en ziekenfondsen.
De organisaties van de dokters staan hierin niet genoemd. In de eerste plaats voor de dokters zelf, maar ook voor het publiek. De taakafbakening van de Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst en haar dochtervereniging, en de huisartsenvereniging en specialistenvereniging is zo onduidelijk, en het geheel is zo gebureaucratiseerd, dat eraan getwijfeld mag worden of hier nog wel volwaardige gesprekspartners voor overheid en publiek aanwezig zijn. De exclusiviteit van de geneeskundige kennis bestaat niet meer, wel in technische details, maar niet in grote lijnen.
De Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst zegt het algemeen belang na te streven. Haar samenhang met de doktersvakbonden, de huisarteenvereniging en de specialistenvereniging maakt dit tot een lachertje. Waarom deze banden niet verbroken en het lidmaatschap van die maatschappij opengesteld voor geïnteresseerde „leken"?
Ten slotte nogmaals: waar dokters zijn zullen fouten worden gemaakt, zowel in een bestel zoals in ons land, als in een genationaliseerde gezondheidsdienst zoals in Engeland of Rusland, waar alle dokters de overheid dienen, of als in Amerika, waar nog meer vrijheid is dan bij ons. Die fouten zullen blijven, omdat niemand ideaal is. Zoals reeds in een vorig artikel gezegd, ook voor dokters geldt: een mens is maar een mens.
Boris Bouricius, arts,
"Uitspraken medisch tuchtcollege moeten openbaar worden". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 15. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p015