(ADVERTENTIE 1.M.) NS-Minitrips in eigen land Volledig verzorgd, das mcl. reis van ieder station, logies en maaltijden. 2 dagen Amsterdam va f 5L- Den Haag/Schevenïngen VA f 60.--3 dagen Zuid-Limburg va. f 62.- Montferland va f 66.- Bergen(N.H.) va, f 68.- Twente va f 69.- Drenthe va f 73.- Zeeland va f TI- Friesland va f 79.- Brabant vaf 80.- Giethoorn va f 85.--5 dagen Schiermonnkoog va f 113.- Ameland va f 113.- Terscheumg va f 115.- Vertrek dagelijks. Alle informatie in de brochure „Toeren met NS" op het station. voordelig uit met NS
Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- 27-10-1973
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- Datum
- 27-10-1973
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Stichting Leeuwarder courant 1947
- Plaats van uitgave
- Leeuwarden
- PPN
- 865061483
- Verschijningsperiode
- 1947-
- Periode gedigitaliseerd
- 1947 t/m 1994
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- KBDK
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Mozaiek van een eilandbevolking
Alfred Kossmann vertelt in zijn jongste prozawerkje Laatst ging ik spelevaren, hoe de hoofdzuster in het ziekenhuis, waar hij ligt te genezen van zijn auto-ongeluk, van mening is dat hij „vast heel anders zal gaan schrijven". Ze vroeg hem: „Gaat u over het ziekenhuis schrijven?" Kossmann antwoordde geschrokken: „Nee, dat in geen geval" en deelt vervolgens mee: „zulk soort romans (en hij bedoelt daarmee ziekenhuis en doktersromans) kan je niet meer schrijven". Dat nu is het trieste misverstand waardoor Kossmann en vele van zijn medeliteraten het tuttige daktuintje van onze literatuur aan verschralüig te gronde laten gaan. Een schrijver met verbeelding, allure en episch verteltalent kan over alles schrijven en hoeft zich niet te bepalen tot het creëren van ego-tripjes in liteiïs, niet groter dan vogelpoepjes.
De vertellers in ons land, wier werk tevens aanspraak mag maken op het predicaat „literair" zijn op de vingers van één hand te tellen en zij worden maar ten dele voor vol aangezien door de heren die de dienst uitmaken in de schoolboekjes, als de Merlijn-brigade c.s. Vandaar dat men zich zo krampachtig vastklampt aan auteurs als Wolkers, Hermans, Mulisch en de vlag van overschatting hijst wanneer zich figuren als Biesheuvel en Mensje van Keulen aandienen. Men ziet voorbij aan het feit dat we een paar begaafde auteurs bezitten die kunnen „vertellen" op literair niveau en dan denk ik aan b.v. Brakman en Verstegen, schrijvers die, ondanks prijzende critieken, nog altijd te weinig op waarde worden geschat.
Judicus Verstegen, die nog niet lang geleden onze literatuur verrijkte met de in Zuid-Rusland gesitueerde roman De revoluties, een erudiet, rijk geschakeerd en groots opgezet boek, verrast ons opnieuw met een roman van allure: De regentijd (De Bezige Bij, Amsterdam) en gedeeltelijk kan men hier (en daarom citeerde ik Kossmann) spreken van een „doktersroman", want in dit, boek is een van de centrale figuren de half verlopen huisarts dokter Vroom. Natuurlijk hebben we hier niet te maken met een doktersroman a la Frank Slaughter, met redders der mensheid, waar dames die niet weten waar Abram de mosterd haalt mee dwepen. Ook niet met excentriekelingen zoals die volgens een vast patroon voorkomen in de romans van Coolen tot Kortooms. Daar is Verstegen te intelligent en misschien ook een tikkeltje te cynisch voor. Zijn dokter Vroom is het type van de underdog, van de „ontluisterde" arts, die desondanks boven zijn eigen kleinheid uitgroeit en, alle Kossmannen ten spijt, is dat voor mij het bewijs van Verstegens grootheid als literair verteller. Ik geloof niet dat, behalve Brakman, ook maar één van onze opgevrejen literaire coryfeeën in staat is hem dit na te doen. Het helpt natuurlijk geen zak dat ik dit constateer en het publiek kond doe, want tegen Sinterklaas zullen de kopers wel weer met Wolkers, Hermans en Mulisch onder de arm de boekwinkels uitstappen, zonder ook maar alternatieve mogelijkheden te overwegen. Het publiek is hardleers in zijn .stompzinnige modebewustheid.
De regentijd speelt zich, naar het schijnt, op het eiland Texel af. Dat wordt nergens in het boek vermeld, maar ik las het in een bespreking van Max Nord in Het Parool. Hij concludeert dit vermoedelijk uit het feit dat zich op dit eiland een krijgsgevangenkamp met Georgiërs bevond, waar Verstegen een prachtig gebruik van maakt aan het slot van zijn roman.
Zo een doktersroman al niet origineel is, een eiland-roman is het evenmin, maar het pleit, alweer, voor Verstegens talent, dat hij beide thema's origineel heeft weten te verwerken. Klaas van der Geest schreef een geslaagde roman over Schiermonnikoog: Eiland in de branding. Jan Gerhard Toonder schreef een magistraal epos over Rotturn: De oudste ochtend, dat hij in later werk niet meer heeft kunnen evenaren. De brave Cor Bruijn verblijdde een groot publiek met zijn eilandroman Sil de strandjutter en nu is daar dan Verstegens boek over Texel. De Waddeneilanden kunnen niet klagen over literaire discriminatie.
De regentijd is niet een titel die het „doet". De symboliek ervan is wat onduidelijk en, eerlijk gezegd, er met de haren bij gesleept. Maar dat is dan ook mijn enige aanmerking. Jammer dat Verstegen niet over het titel-talent van een Vestdijk beschikt, want De revoluties was ook al niet een erg „aanspreekbare" titel. Maar goed, een boek is langer dan zijn titel, hoe belangrijk die ook moge zijn voor de verkoop.
De roman begint zo omstreeks 1933 wanneer Hitler in Duitsland aan de macht komt. In Europa heerst de crisis die ook op het eiland merkbaar is. Verstegen schildert de dorpsgemeenschap en de dorpsgeest die het eiland beheerst; een geest van Calvinistische benepenheid met de daaraan gepaard gaande verdrongen en weer als miasmen opwalmende „zonden". Als uitgangs(contra)punt neemt hij het gezin van de socialistische Steven Dadel, een man die op een werf werkt en zich in zijn vrije tijd verdienstelijk maakt met het aanbrengen van ingenieuze maar onbetrouwbare drooglijnen bij elke buur die dat maar verlangt. Hij is getrouwd met Marleen Schijvenaar, wier ouders socialisten van het eerste uur zijn. Marleen had geen gelukkige jeugd, want die werd verpest door de alles opeisende zorg van haar moeder voor haar debiele broer Klaas. Steven was er weinig beter aan toe met een zuster Machteld die zelfmoord pleegde, vermoedelijk nadat zijn vader haar zwanger had gemaakt en daarop de wijk nam naar Amerika om daar de leer der Mormonen te bestuderen. Zijdelings zijn verschillende dorpelingen bij de mysterieuze zelfmoord betrokken, zoals dokter Vroom die de zaak in de doofpot wilde stoppen en Verlaan, de bedrijfsleider van een visconservenfabriek, die de minnaar van Machteld was.
Steven en Marleen krijgen twee kinderen, een zoontje, kleine Steven, en een dochtertje dat heel jong sterft. Behalve aan de Dadels en aan dokter Vroom, schenkt Verstegen aan al zijn andere, vele, personages volle aandacht. Daar is Ponjaard, eigenaar van de viseonservenfabriek, tevens visser, die naar Engeland vertrekt zodra de oorlog uitbreekt en zijn onbevredigde vrouw dan ruim baan geeft voor escapades naar alle richtingen. Verder zijn er de zo uiteenlopende figuren als Winia, het christelijk schoolhoofd, de uit Berlijn gevluchte joodse winkelier Salomonson en de zigeuner Marko, waar Marleen, die van haar uitgebluste man niets meer te verwachten heeft, verliefd op wordt. Oppervlakkig zou men De regentijd behalve als doktersroman, als streekroman kunnen kwalificeren, maar deze belaste definities slaan dan alleen op de mozaïekstructuur van het boek en op de landelijke locatie. Want wat de gemiddelde dokters- en streekroman mist, bezit De regentijd, namelijk een tot diep in het onderbewuste peilende psychologie van de personages. Verstegen is er in geslaagd de zo verschillende geestesstructuren van zijn personages te tekenen. leder van zijn personen is duidelijk herkenbaar in zijn eigen, door het noodlot bepaalde, tragiek. De jood Salomonson verschilt duidelijk van de zigeuner Marko en deze is weer heel anders dan de socialist Dadel of de vrijgezelle dokter Vroom en de naar liefde zoekende Clara Ponjaard, de nsb-er Vroom etc. Maar hoe verschillend ook, alle personen vallen onder hetzelfde brandpunt van een gebundelde wereldellende: crisis, oorlog en interne verwikkelingen. Maar alle sombere en cynisch genoteerde ellende wordt opgelicht door het onbevangen leventje van de kleine Steven Dadel en zijn puberliefde voor Suzanna, het dochtertje van de zigeuner Marko. Hu blijft een punt van hoop in een hopeloze wereld, waarin dokter Vroom een halfslachtige verhouding beleeft met Clara, waarin Clara de nsb-er Vroom doodslaat omdat hij haar onderduiker Salomonson op het spoor is gekomen en waarin het dorp met ondergang bedreigd wordt door de opstand der Georgiërs. Tevens zit er een aandoenlijke parallel in de zo verschillende wijzen waarop dokter Vroom en de kleine Steven de zin van het leven trachten te doorgronden, de een op een cynisch-volwassen wijze, de ander op een onbevangen kinderlijke manier. Met humor, ironie en een gedegen kennis van de tale Kanaans heeft Verstegen de calvinistische atmosfeer van het eiland getekend. Voor kleine Steven, die op de (enige) christelijke school gaat betekent dat een botsing met de socialistische levensbeschouwing van thuis, waar hij maar moeilijk mee tot klaarheid komt.
Verstegen roept een authentiek beeld op van zowel de crisistijd als van de oorlogsjaren; hij is een meester in het karakteriseren daarvan met kleine, rake details.
De meest levende figuur is misschien toch die van dokter Vroom, de vermoeide, aan zichzelf en alles twijfelende arts, die zijn best doet met de wereld en zichzelf tot een compromis te komen en troost zoekt in de drank, zijn schelpenverzameling en zijn hopeloze liefde voor Clara. Maar het mag allemaal niet baten, de teerling is al lang geleden geworpen, het lot bepaald. Salomonson sterft, de dokter sterft en nog zovele anderen: de Georgiërs en de zigeuner en zijn lieftallige dochtertje Suzanna.. Aan het slot schijnen alleen de grote en de kleine Steven Dadel ongedeerd, zij het gehavend, de rampen te hebben overleefd.
Ik heb hier niet meer dan een onvolledig en summier resumé van de inhoud en alle verwikkelingen kunnen geven, want er „gebeurt veel" in De regentijd, zoveel dat men gemakkelijk 254 blz. lang geboeid blijft lezen. Knap is ook, dat ondanks de vele personen die er in optreden, De regentijd geen overladen verhaal is geworden. Het is een roman, geschreven volgens de tradities van de grote romanciers, maar met een zeer persoonlijke artistieke inzet en als zodanig is het een weldaad tussen de vele experimentele voortbrengsels van onze tijd. Het is niet eenzijdig toegespitst op de seks, hoewel Verstegen de seks nergens uit de weg gaat. Het is evenmin politiek geëngageerd, hoewel Verstegen in alle objectiviteit partij kiest voor een progressieve humaniteit. Enfin, wat zal ik er meer van zeggen. De regentijd is een boek dat voor zichzelf spreekt met grote welsprekendheid.. Vergeet niet dit boek te kopen. Het compenseert ruimschoots uw auto-loze zondag. Prijs: ƒ 18,50. AB VISSER
Judicus Verstegen
Thrillers van zeer goede kwaliteit nieuwe detectives
Elsevier te Amsterdam komt de Nederüjamdse (ventaalde) deteotivemarkt verrijkien met een serie misdaadiromans van verrassend goed peil. Van de vier auteurs die ik ter bespreking kreeg, ligt de „gangmaker" van deze serie, Desmond Bagley, mij overigens het minst. ELseviier gaf van deze 51-jarige Engelse auteur en wereldreiziger maar liefst in korte tijd acht boeken uit, waaronder een omnibus. Bagley's nieuwste boek „De man met die twee gezichten" is half avonturenroman, half spionagethriller, nog vermengd met horror- en hefdeselementen. Voor een thriller eigenlijk te veel van het goede. Het boek is dan ook te wijdlopig en wait rommelig. Het speelt zich af in Noorwegen, Finland, en — eventjes — in Rusland. Hoofdpersoon Is de 36-jarige Engelse cineast Gdles Denison die, tot zijn begrijpelijke verbijstering, op een ochtend wakker wordt in een hotel in Oslo en ontdekt dat hij een totaal andere indenltitelt heeft gekregen; niet alleen een ander uiterlijk, maar ook een andere naam en status.
Hij is een zekere dr. Meyrinck geworden, en gedoemd een rol te spelen in een diplomatieke spionagemissie waar hij niet om gevraagd heeft. Hij is de inzet geworden van een in Rusland verstopte, elektronische formule, waar een stel geheime diensten achterbeen zilt; Engeland voorop. Wanneer dan nog de dochter van dr. Meyrick komt opdraven en op haar pseudo-vader verliefd wordt, is het top- en knooppunt van de wat al te fantastische intrige wel bereikt. Met een Wailace-achitige brede slag slaat die auteur er zich doorheen, en dat hij er (bij passages) toch nog wel een spannend boek van heeft weten te maken, komt door de sfeer van het Scandinavisch gebied, die hij goed weet te treffen. Hij heeft er kennelijk zijn bonite reiservaringen In verwerkt.
Stukken beter is de Zweedse thriller van Olie Hoegstrand „voor rekening van de minister-president". Dit debuut komt duidelijk uit de Zweedse school van het echtpaar Sjoewall-Wahloo, dat met zijn navrante en realistisch geschreven Zweedse politieromans in korte tijd terecht wereldfaam wist te maken. Het is opvallend dat een betrekkelijk klein taalgebied als het Scandinavische, in enkele decennia zon bloeiende detectiveliteratuuir heeft weten op te bouwen. Daaraan kan de produktie in ons Nederlands-Vlaamse taalgebied eenvoudig niet tippen. Schande, maar wat doe je eraan.
In Denemarken schrijven Else Fischer, Mogens Mugge Hansen en Helle Stangerup detectiveromans en Ole Sarvig psychologische thrillers. In Finland produceert Mika Waltari politieromans
en in Noorwegen zijn Helge Hagerup, Gerd Nyquist en Arthur Omre de leidende figuren. Opvallend is het grote aantal vrouwen onder de auteurs in die noordelijke landen. Dat meerdere van deze auteurs hier vertaald op de markt zullen komen, zit er wel in, na het succes van Sjoewall-Waihloo. In het boek van Olie Hoegstrand wordt het dochtertje van de ministerpresddenit in Zweden ontvoerd, kort nadat er door een alternatieve student een aanslag is gepleegd op de amerikaanse ambassadeur. De ontvoerders eisen als losprijs de vrijlating van de student en zo lijkt alles aanvankelijk vrij eenvoudig in elkaar te zitten. Maar dan komen de verrassingen, de een na de ander, als bij de in elkaar passende doosjes waar tenslotte het duveltje uit te voorschijn komt.
Een belangrijk figuur in dit geraffineerde misdaadpatroon is de agent van de Zweedse veiligheidsdienst Jan Olssen, die de president dag en nacht bewaakt. Goed getekend is ook het drietal ontvoerders, dat, qua typering, in het brein van Hadley Chase zou kunnen zijn ontstaan. Wat dit boek «enter uitheft boven het veel beoefende
genre van de kidnap-thriller is weer die heel eigen Sjoewall-Wahloo-sfeer van alledaagse realiteit, gestoeld op een Libertijnse , sarcastische maatschappijkritiek met socialistische tendens. Het boek heeft, terecht, de prijs voor de beste Zweedse thriller in 1972 gekregen. Misschien zou een nog steeds ontbrekende Nederlandse detectiveprijs onze deteotiveproduktie wat kunnen stimuleren.
Een uitschieter in zijn soort is ook de debuutroman van de Engelsman Robert Pollock, die een tijd lang particulier detective was voordat hij ging schrijven. Het boek heet „De mazen van het net" en het is de zoveelste thriller over een grote bankroof. Er is nauwelijks een thema, dat sinds Auguste le Bretons „Du Rififi chez les hommes" zo vaak ter hand is genomen (in boek en film) als „de grote kraak", waarin het teamwork van de onderwereld even belangrijk is als dalt van de politie. Men kan zich erover verbazen dat er telkens nog weer geslaagde variaties mogelijk zijn op doit thema.
Het „recept" Is vrij eenvoudig en zelfs eentonig. Een meester-kraker verzamelt een aantal „beroeps" om zich heen en probeert de grote slag te slaan, meestal met noodlottige afloop, hoewel er de laatste jaren een tendens valt waar te nemen naar de geslaagde roof, vooral wanneer het een bank betreft, omdat het publiek voor dit onpersoonlijke misdrijf met zijn spectaculaire kanten, toch een stille bewondering koestert en het eigenlijk zonde vindt wanneer het „fout" gaat.
In „De mazen van het net" is de leider Mike Daniels, een beroepskraker die een half dozijn andere beroepsjongerus uit de Londense onderwereld reoruiteert en de medewerking van een aan lager wal geraakte architect verwerft. De kluis van een bank wordt gekraakt via het riolennet van Londens city, en vooral in dit gedeelte bewijst Pollock zijn talent als uitermate boeiend verteller.
Als vierde boek de psychologische thriller „De onderhuurder" van John Gill. Ook dit boek is een debuut. Het is opvallend dat de drie beste van de hier besproken boeken debuten zijn. Het gevaar voor alle misdaadschrijvers is het
vastlopen in een formule en het schijnt een heksentoer te zijn die fris te houden. Deze drie debuten hebben alle nog die frisse toets, die het zoveelste boek van Desrmond Bagley mist. Daar overwoekert de routine al het experiment. Raymond Charndler heeft eens gezegd dat iedere thrillerschrijver niet meer stof bezit dan voor een half dozijn romans. Helaas zijn er te veel auteurs die menen er honderden te moeten schrijven. Het kan zijn dait de gemakzuchtige deteottvelezer dit juist verlangt, maar een criticus is blij met elk nieuw geluidje en houdt zijn hart vast voor de kettingreactie van „hoe het Pijpje Drop vergaat, staat in de volgende Automaat".
„De ondierhuurder" is een thriller van het psycho-paithologische soort, dat op zich ook allerminst origineel te noemen is en waarin vooral de Amerikanen uitblinken. Ze hebben dan ook bijna allemaal de psycho-Hütchcock-toets. Zo ook „De onderhuurder". Hoofdpersoon is Mer het echtpaar Fleminig, dat maatschappelijk geslaagd is, maar in het huwelijk mislukt. Ze wonen In een dorp onder de rook van Londen, in een grote villa. Op hun terrein staat een bungalow, die zij verhuren aan vrijgezellen. Niet om het geld (daarvan bezitten ze genoeg) maar om een perverse reden. Mevrouw Fleming krijgt zo namelijk de kans de onderhuurders te verleiden, wanneer meneer Fleming zich in zijn zaïak bevindt, waar hij door middel van een microfoon toch kan „meegenieten/ van het liefdes-overspel, dat stilzwijgend door bedden gearrangeerd Is als compensatie voor het feit dat zij geen kinderen kunnen krijgen.
Ik kan deze inzet hier rustig verklappen, omdat het van de aanvang af vrij duidelijk is waar het heengaat. De laatste onderhuurder, die tot een uiteindelijke ontknoping van het perfide huwelijksdrama leidt, is een Amerikaanse illustrator en al vermoeden we dan ontwikkeling en afloop van het drama, John Gill is er toch in geslaagd een zeer verrassende pointe in petto te houden. Het boek is goed van (natuur)-
sfeer, die als een soort akoestiek de dramatische spanning venhoogt van de zie zeer geslaagde psychologische thriller in het pathologische genre. Elsevier bewijst een fijne neus te bezitten voor de uitschieters in het thriller-genre. AB VISSER
CITAARTJES
VVD-fraktieleider in de Eerste Kamer mr. H. van Riel: „Mr. Aantjes ruü neert als een geborneerde dweper in een verrassend tempo het levens, werk van dr. Kuijper en dr. Colijn.» Eerste Kamerlid voor de PvdA dr. j. jj Zoon: „Men moet niet zonder meer zeggen: er mag hier niets veranderen en het landschap moet blijven, zoals het is. Dan doet men de minst bedeelden onder ons onrecht." Dr. L. Meinsma, leider van de Aktie Niet Roken: „Misschien heb ik het te serieus gedaan en bracht ik het op een manier die niet iedereen aansprak, maar in de presentatie leg je een stuk van je karakter." Dr. J. van Walleghem te Rotterdam in een laatste stelling bij zijn proef, schrift: „De vuilnisman van vandaag is de antiquair van morgen." KVP-p actievoorzitter in de Tweede Kamer mr. F. Andriessen: „Wiegel probeert eerst troebel water te maken om er daarna in te vissen." Hoofdredacteur G. J. Wijnand van Financieel Economisch Magazine op een forumbijeenkomst over het Noorden in Haren: „De Eemshaven is een politieke fopspeen. Er is nog geen milli. meter industrie." Ir. J. Bloemendal, directeur Industrialisatie Bureau Noorden des Lands: „En verder word ik zo langzamerhand misselijk van dat emotionele gereageer op de vermeende noordelijke achterstelling." Mr. Van Riel: „Gruijters is een duidelijk element van ontbinding. Elke zaak, waarmee hij zich bemoeit, wordt de grond ingeboord." Architect P. de Groot uit Meppel: „Als een stad geen plaats meer heeft voor het wonen is deze stad gedegradeerd tot werkstad. De buitenwijken zijn dan slaapsteden. Dat is allemaal door een mannenmaatschappij in elkaar gezet." De heer Wijnand: „Er kan wel honderd keer gezegd worden, dat dit een anticiperend project is, maar zo langzamerhand liggen er in Nederland duizenden hectaren anticiperen. de industrieterreinen." Mr. Van Riel over Wiegel: „Deze man is een gift voor ons. Geertsema was een man, waar het Nederlandse volk niets in zag. Het politieke leiderschap heeft niets met intelligentie te maken." De Egyptische minister van buitenlandse zaken Al Zayat: „Onder geen omstandigheid kunnen wij onze kinderen een Egypte nalaten, dat kleiner is dan het Egypte dat wij van onze ouders erfden." Mr. Van Riel: „Wiegel werkt op dezelfde manier op de verbeelding van de mensen als Troelstra vroeger op de veenarbeiders in Friesland en Abraham Kuijper na de doleantie." Dr. Zoon: „Wie werkloos is heeft aan een fraai landschap ook niet zo veel. Vroeger dacht men alleen maar aan industrievestiging en vergat men het milieu, vandaag is het net andersom." Dr. H. A. A. Gresnigt te Utrecht in een laatste stelling bij zijn proefschrift: „Het formuleren van provocerende stellingen is een goedkope manier van publiciteit trekken." Drs. J. Frijlink, oud-bestuurslid van de VVD-afdeling Amsterdam: „Bij haar polarisatie naar rechts maakt de VVD zich tot tolk van een gefrustreerde, rancuneuze minderheid in ons volk, die niet in staat is om noodzakelijke en rechtvaardige veranderingen mentaal te verwerken." NW-voorzitter Wim Kok: „Wij zouden zeker geen steun gegeven hebben aan een pro-Israël manifestatie. Wij moeten oppassen met een te vergaande politieke kleurbepaling als vakbeweging. We hebben het wat dat, betreft in het binnenland al moeilijk genoeg." Ir. C. van der Veen, directeur Amsterdamse Waterleiding: „Het IJsselmeer is het gootsteenputje van Europa." Wim Kok: „Ik heb van de middenstanders nog nooit anders dan geklaag gehoord." Schrijver A. den Dolaard: „Gerard Kornelis schrijft inteelt. Al die seksuele taferelen. Niets is gemakkelijker dan sperma-spatterij." Prof. dr. D. B. J. Schouten, voorzitter van de Commissie van Economische deskundigen van de Sociaal-Economische Raad: „Ach ja, natuurlijk, meneer Kok. Kok zij met ons." Amsterdams raadslid voor D' 66 E. van Antwerpen: „Ik ben er bang voor, dat beslissingen over de toekomst van D' 66 mede zullen worden bepaald door mensen, die hun politieke banen willen veiligstellen of zich anderszins door hun persoonlijke ambities laten leiden." De ontslagen speciale aanklager in de Watergate-affaire Archilbald Cox: „Het Congres en in laatste instantie het Amerikaanse volk moeten nu uitmaken of Amerika een regering van wetten houdt en niet een regering van mensen krijgt." Mevrouw E. T. Veenker-Hanekamp, hoofdbestuurslid van de R.K. Partij Nederland: „Zowel abortus als euthanasie zijn politieke wapenen en niets anders: geruisloos geweld, het moderne perspectief voor de biologische oorlogsvoering." Schrijver Den Dolaard: „Er goeit in Nedeland een literair snobisme, waar de honden geen brood van lusten." Senator Edward Kennedy: „Een roekeloze wanhoopsdaad van een president, die bang is voor het Hooggerechtshof, geen respect heeft voor de wet en geen eerbied voor mannen met een geweten." Mevrouw Veenker-Hanekamp: „Z° kunt U met ons tot de conclusie komen dat het Nederlandse volk bezet is door een klein deel van zijn eigen volk, met name het Nieuw Linkse Systeem." Den Doolaard: „Wiegel zegt me niets. Ik kijk liever naar Pien,"