De oorlog kwam en de heer van Steensel vocht in de Grebbe. Later werd hrj onderscheiden. „Dat is geen j eneverkruis, maar het werd mij met militaire eer door Prins Bernhard op de buik gezet. Ik heb diep respekt voor de karakter-vollen onder ons, die een onderscheiding weigeren. Daar ben ik te ijdel voor". Na de oorlog klom hij via verschillende rangen op tot president van de Raad van Bestuur. De Stad Rotterdam had drie jaar geleden 1450 mensen in dienst — „Woudsend": 228 — nu zijn dat er 1150
— „Woudsend": 163 — „maar er is niemand ontslagen. Ik praat niet over een paar directeuren, maar dat heeft andere oorzaken".
De heer Van Steensel: „ledereen mag zeggen wat hij wil. maar wij zijn gehuurd om winst te maken. Wij worden wel elke dag voor rotte vis uitgescholden door Hier en Gunder, Dingen van Eergisteren en Brandhout, en dat vind ik heel interessant, maar als ik geen winst maak, schelden ze nog veel harder. Ach, ik relativeer heel erg. Vroeger las ik Maxim Gorki en Das Kapital van Marx. tegenwoordig heb ik de neiging om Winnetou te gaan lezen."
„Als de regering zegt, dat ondernemers meer maatschappijbewogen moeten gaan denken, ben ik het daar helemaal mee eens, maar dat hoeft nog niet precies de denkwijze te zijn van onze brave, beste, Friese Boersma. Dat kan ook een andere zijn. godzijdank. Ik wil alleen leven, en hoop. dat mijn kinderen en kleinkinderen ook kunnen leven, in een land, waar, als er 's a*onds op de deur geklopt wordt het volgende aan de hand is: de buurman is dronken en haalt een lolletje uit, of er is brand, maar niet dat ik voor een klop op de deur onder de vloer moet kruipen".
"Onderscheiden". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
„De vakbonden, ja. Ik vind, dat de vakbonden problemen met mij hebben. Ik ben een fervent voorstander van overleg geweest, maar niemand zal mij kwalijk kunnen nemen, dat ik in mijn bedrijf de ondernemingsraad anders zie dan closetpapierkeurders, doch als vertegenwoordigers van de mensen in het bedrijf, waar *ij mee proberen tot echt een vorm van inspraak te komen. Ik vind dat overigens een vies woord, want er is geen woord dat meer misbruikt is voor alle mogelijke flauwe kul."
■Als nu ineens bij de bonden de neiging post vat om die ondernemingsraad niet meer serieus te nemen dan hoef ik dat nog niet te gaan doen. Ze moeten dan niet bij mij liggen donderjagen. Ik vind de bonden een gedragspatroon vertonen, dat meer met eergisteren te maken heeft dan met morgen. In mijn bedrijf kan niemand mij vragen vrijwillig mijn tantième te beperken ten behoeve van de mensen, maar wij doen het wel. Niet omdat wü zo mooi van binnen zijn. maar in het belang van deze werkgemeenschap". Vorig jaar kreeg het personeel een extra gratificatie van een half miljoen, die verdeeld is, op een manier, die de mensen zelf redelijk vonden. „De vakbond heeft geen taak", aldus de heer Van Steensel „als wij boven de lijn zitten, behalve dan applaus te geven. Daarmee zitten wij dan in een concurrentiepositie om de gunsten van de mensen en daar wens ik niet in te zitten. Ons sociaal beleid", zo zegt hij, ..steekt ver uit boven alles wat er in Nederland op dit gebied te koop is".
"Vakbonden". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
Toen D' 66 werd opgericht was hij één van de eersten, die zich aansloot. De goedkeuring door die partij van de Maagdenhuisbezetting kon hij niet verwerken. Nu is hij „slapend lid" van de WD, „maar de laatste keer heb ik Dreesje gestemd om zijn eerlijkheid. Gek hè, maar het is zo". De landelijke regeling van het inkomensbeleid vindt hij een taak van de regering en het parlement, „juist gezien de fiscale politiek in Nederland. Zou dat parlement beslissen, dat mijn inkomen in de krant moet: geen enkel bezwaar. Zou dat parlement beslissen, dat alles in centen in plaats van procenten moet: geen enkel bezwaar, want wij zijn loyale staatsburgers. Ik heb wel een uitgesproken mening, ja." >udsend". Ja. ..Woudsend". Onze liefde zou ik haast willen zeggen. Wij vinden dit gewoon geweldig". Er wordt gezegd als de „Stad Rotterdam" per 1 januari 1971 niet gekomen was. was „Woudsend" er niet meer est De heer Van Steensel: „Dat is gewoon een feit. Daar hoef je niet omheen te draaien. Dat was ook het inzicht van de commissarissen. Zij en de ledenraad van de Onderlinge hebben dat bij herhaling uitgesproken, al voor de stormen, die over ons heengegaan zijn en nu na de stormen ligt het zo duidelijk. . . Maar dat neemt niet weg: wij zijn doodgewone kooplui en wij vinden, dat wij ee_i geweldige daad gedaan hebben".
"Slapend lid'". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
Was het een zinkend schip? De heer Van Steensel: „Dat klinkt ;o naar, hè. Ik weet niet wat u hier van gaat publiceren. Ik zou het niet prettig vinden, dat als ik hier mijn hele leven lang hard gewerkt heb te moeten horen: het was een zinkend schip. Ik dacht dat wij gewoonweg de feiten moesten stellen: de NV had
zijn volledige kapitaal verloren op het moment van de overname. De Onderlinge was driekwart van zijn vermogen kwijt en als ze niet in dit concern gekomen waren en de Onderlinge niet grote financiële bijdragen had gekregen van de „Stad Rotterdam" dan zou er geen Onderlinge meer zijn." jn collega Van Leeuwen en ik komen hier elke week en wij vinden, dat wij hier altijd een plezierreis naar toe maken. Om het hele klimaat, om alles wat er omheen zit. Het is allemaal even prettig. De mensen zetten zich in. Het zijn onze vrienden geworden".
"Zinkend schip?". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
De heer Piet van Steensel is president van de Raad van Bestuur van de „Stad Rotterdam", het assurantieconcern, dat .Woudsend" heeft overgenomen. .IJzeren Piet" en „Rooie Piet" wordt hij wel genoemd. In 1913 in armoede geboren en gewiegd in Spijkenisse en opgegroeid in Rotterdam. Deed op vijftienjarige leeftijd ulo-examen. Ging in een tijd, dat mensen met borden liepen „Ouders laat uw kinderen geen kantoorbediende worden" toch naar een bank en werd kantoorbediende. Korte tijd later kwam hij in de graanhandel terecht. ..Ik was sociaal
erg bewogen en sprak mijn grote afkeuring uit over het beleid van de toenmalige directie. Desondanks mocht ik blijven. Toen ging ik zelf maar en dat was erg verstandig. Ik kwam bij de Stad Rotterdam terecht". Hij studeerde 's avonds — vooral talen — en
werd inspecteur. „De aandelen waren toen te koop met duizend gulden toe. ledereen zei: die maatschappij gaat vandaag of morgen failliet en ik liep met de portretten van de directeuren op zak om te laten zien, dat zulke nette mensen toch een zaak niet failliet konden laten gaan".
"'Rooie' en 'IJzeren' Piet van Steensel Niemand is bang voor mii in dit bedrijf". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
„Ik kwam al een jaar of tien-twaalf met mijn boot elke vakantie in Friesland en dat doe je niet naar een land, wat je niet leuk vindt. Het meest opvallende voor mij was de eerlijkheid van de mensen. Van de
melkboer, die je absoluut een briefje in je handen duwt en zegt: „Je moet dat narekenen". Als je dat niet doet. vinden ze je een nare jongen. Daar heb ik eigenlijk een heleboel van opgestoken. Ik vind het land prachtig. Ik ben vogelliefhebber, dus dat spreekt dan wel heel erg aan. Het doet mij denken aan het dorp, waar ik in mijn jeugd ben opgevoed. Ik tref er dezelfde mensen aan. Mensen, die heel erg het gebrek aan schijn ophouden. Ik .ben blij. dat ik hier mag komen. Dat zijn geen praatjes voor de vaak. hoor".
„Een pak en een bril doen het niet. Ik vind namelijk, dat je je uniform moet aantrekken en mijn uniform is een pak. Ik zou het een gekke demonstratie vinden — voor mi.jn leeftijd een kinderlijke demonstratie zelfs — als ik hier in spijkerbroek ging. Dan zouden ze zeggen: die ouwe wil ook eens hip doen. Bovendien brengt je positie mee, dat je toch een decorum moet handhaven. Maar als dorpsjongen van origine loop ik in de weekends graag in een oude trui en op klompen een beetje te snoeken en mijn fuiken te lichten". -en aan mijn personeel dienaande stel ik nooit. Langharigen zijn bij mij van harte welkom, op één voorwaarde: dat hun haar niet zo lang is, dat ze, als ze zich voorover buigen, hun werk niet meer kunnen zien. Dat is duidelijk. Ook duidelijk is, dat je in een wereld leeft, waar een aantal zeden en gewoonten gewijzigd zijn. Wat oudere mensen, zoals ik, hebben daar natuurlijk enige moeite mee, om dat lelijke woord maar te gebruiken. Dat neemt niet weg, dat ik van mening blijf, dat al hebben de meisjes nu nog kortere mini-rokken aan, ze toch maar één wens hebben: een baby in de kinderwagen en een man, die er naast loopt. Dat is een eeuwige waarde, die nooit verandert. .."
"Eerlijkheid". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
"Wekelijkse bijlage Leeuwarder Courant sneon & snein". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
„Maar wij stellen geen eisen, dat wil zeggen binnen redelijke grenzen. Ik heb in mijn hele loopbaan nog nooit iemand in het bedrijf noch om zijn politieke overtuiging, noch om zijn kleding geen promotie laten maken. Wij moeten natuurlijk wel de pootjes op de vloer houden. Als ik een jongen heb, die er met alle geweld de hele dag opvallend bij wil lopen, stuur ik die niet naar een bespreking met, laat ik zeggen, meneer Jongeling of meneer Abma. Misschien doe ik ze nog tekort als ik dat zeg. Er blijven wel een paar grensjes over".
„Dat raakt eigenlijk de problematiek van de heilige koe van de jongeren. Als u mij vraagt, wat
vindt u nu van de jeugd, dan zeg ik: alle ouwe zakken hebben al gezegd: „In mijn tijd was het anders". Ik ben jarenlang jeugdleider geweest in de voetballerij. Ik durf rustig tegen de jongeren te zéggen in mijn bedrijf: „toen ik zo oud was als jullie, vond ik ook alle ouwe bazen onbekwaam en vond ik ook, dat ik
het zelf veel beter kon. Als dat niet zo was, zou het er beroerd met jullie uitzien. Ik ben echter zo vrij om jullie jeugd als een speling van de natuur te zien, dat je vader en moeder een jaar of x later elkaar zijn gaan liefhebben dan de mijne. Hoe gek je ook gaat doen, je bent hier in dit bedrijf gewoon — net als ik — om te werken".
"Pootjes op de vloer". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
De weekends brengt de heer Van Steensel vaak door in zijn tweede huisde op Kalenberg.
..Daar kom je tot rust. De natuur is veel belangrijker dan al dat gedoe met die verzekeringen. Wij lezen veel. Ik lees vijf kranten lac van links tot rechts. Ik lees alle weekbladen, behalve De Groene en De Nieuwe Linie, maar op Vrij Nederland was ik in 1940 al geabonneerd en vandaag lees ik het nog. Ik wil niet zeggen met evenveel genoegen als toen. Je moet met alle maatschappelijke stromingen op de hoogte blijven.H
„En dan lees ik erg veel over vogels en goede romans. Ik ben weer teruggekeerd, een heel eind teruggekeerd in de literatuur. Ik kan die moderne jongens niet pruimen. Kijk, ik vind sex een uitermate belangrijke zaak. Nonsens om dat te ontkennen. Het is een zegen in het mensenleven, maar ik vind het exibitionisme, dat er tegenwoordig uit de literatuur spreekt mij een beetje te ver gaan. Ik kan daar niet aan wennen. Kijk, roeren in een emmer stront kan nodig zijn. Van de stank gaan zitten genieten, dat ligt mij niet zo erg. Daarmee wil ik duidelijk zeggen: een oordeel over het gedrag van andere mensen, daar ben ik te oud voor geworden om me dat aan te matigen. Ik heb Mulisch nog wel helemaal gelezen, ik heb Jan Wolkers ook wel gelezen. Ik vind dat een psychologisch geval. Ik ben ook de zoon van een kleine winkelier, alleen mijn vader had andere opvattingen. Ik werd in mijn jeugd niet geknecht in mijn opvattingen. Ik mocht doen wat ik wilde. TJ zal het misschien heel gek vinden, maar Carmiggelt vind ik de grootste schrijver, die wij op dit ogenblik hebben. En mensen, die denken, dat dat humoristisch is, die moeten dat nog maar eens erg goed lezen."
"Lezen". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
..Ik kijk betrekkelijk veel naar de televisie, teveel naar mijn zin. De aktualiteiten volg ik met grote belangstelling. En dan graag een toneelstuk, erg graag zelfs. Ik voor mij ben nu wel uitgekwist. Ik heb altijd hele sterke voorkeur gehad voor de VARA, maar daar ben ik vanaf. Ik heb
nu geen voorkeur meer. De VPRO? Ik zal het oordeel hard uitspreken: ik vind, dat die hun naam moeten veranderen. Ik vind
het onbehoorlijk van _e om zich Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep te noemen. Eigenlijk is dat een onzindelijke zaak. Ik vind hun programma's dilettanterig. Ik vind ze bovendien — maar ik ben een man, die zelf het knoppie kan omdraaien; voor mrj mogen ze dus toch wel vreselijk ouder-
wets. Ik vind ze de omroep van eergisteren .. . 1890. .. Domela Nieuwenhuis. Dat is mijn opvatting over deze jonge mensen, die als hele en halve intellectuelen dat vreemde heimwee hebben — wat ik door de hele wereldgeschiedenis zie — naar de eeltige arbeider en duidelijk niet weten, wat die eeltige arbeider — wat ik wel weet — echt denkt. Men moet oppassen, dat die eeltige arbeider ze niet van de weg afslaat en hun liefdesbetuigingen niet lust".
"Televisie". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021
„Ik heb wel de image van die harde zakenman. Ja, ik geloof niet, dat dit heel misschien zo maar uit de lucht is komen vallen. Je moet op een gegeven moment duidelijk in het belang van de hele troep weleens een beslissing nemen, die je zelf niet zo prettig vindt, maar ik tart iedereen om te zeggen wie door ons of door mij als exponent van de Raad van Bestuur onbehoorlijk behandeld is. Niemand is bang voor mij in dit bedrij f".
„Opjaagsystemen zijn onjuist. Ik heb met mijn collega's een filosofie ontwikkelt over paarden. Ik ben opgegroeid in Rotterdam. Daar waren sleperswagens met van die Belgische paarden ervoor en die moesten die Zeedijk over. Dat was een steile helling. Je had drie soorten voerlui. De ene sloeg zijn paarden bont en blauw. Die voerman haalde nooit de pensioengerechtigde leeftijd, want een keer namen die paarden goed wraak. De tweede deed het gemeen. Die nam een bosje stro, stak dat in brand en hield het paard in de lies. Dat was altijd een begrafenis, want die voerman kreeg een klap voor zn hersens van dat paard. Dan had je nog een andere soort — en dat willen wij graag zijn — die stapte van de bok pakte het paard met de linkerhand bij het lemoen en zei: ..Kom op, joh. we gaan naar boven". Daar doen wij echt ons best voor zonder emotionele flauwekul". Bovendien: „Als je 's avonds thuiskomt moeten je handen schoon zijn. Daarnaast hoop ik. als ik mijn kleinkinderen op schoot heb. dat ze opa niet een te grote schurk vinden".
"Paarden". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/12/08 00:00:00, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619511:mpeg21:p021