(ADVERTENTIE 1.M.) P!^'"*^?.^ïr^'*'ir' '|£ ƒ) •"•', —*• B Cil ■ ImP nr _^~_l fi ' ■ • _■_ **h I_B _ IB Ka. Bi l _■ fc- \L Pf !f ( if __TL-1 _* V ■ r ■ ■W■lV' ' IW [*—* ****** -^4 Uitgestelde £-£ P»* revolutie •«■ Prof. dr. "Walter Goddijn was als vertrouwensman en adviseur van de bisschoppen nauw betrokken bij de kerkvernieuwing in Nederland. In zijn boek De beheerste kerk (uitgestelde revolutie in R.K. Nederland) geeft hij een belangwekkend beeld van dc tien historische jaren na het Vaticaans Concilie. 'Een uitermate belangrijk werk', aldus Kardinaal Alfrink: 224 bladzijden, voor f 14,50 bij elke boekhandel.
Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- 01-02-1974
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- Datum
- 01-02-1974
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Stichting Leeuwarder courant 1947
- Plaats van uitgave
- Leeuwarden
- PPN
- 865061483
- Verschijningsperiode
- 1947-
- Periode gedigitaliseerd
- 1947 t/m 1994
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- KBDK
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Advertentie
(ADVERTENTIE 1.M.) NU ALLE DAMESJAPONNEN HALVE PRIJS of 2 stuks 50,00 Naar uw eigen keuze uit de gehele collectie van dit seizoen. P^^B^H _P^
Expositie bij Klokstraat 8 te Leeuwarden Jan de Bruin: proces in beeld de fiese galerij door guus hellegers en sikke doele
Een goede schets is vaak boeiender dan een tot in de puntjes gaaf uitgevoerd schilderij. Hij bezit de levendigheid van het ogenblik en de toeschouwer krijgt de ruimte voor eigen aanvullingen en interpretaties. Jan de Bruin (28) uit Bakkeveen houdt zich op zijn expositie in galerie Klokstraat 8 te Leeuwarden ook bezig met dat moment en zijn werk draagt er ook de charme van.
De elf „informatiemappen", vier gouaches en het ene schilderij lijken allemaal onaf te zijn. Rondom de geschilderde landschappen staan extra duidelijke woorden als „wal", „grasland", „lucht", „struik", „gemaaid grasland" en „foto verkeerd ingesteld", met
potloodlijnen naar de betreffende plaatsen. Het lijkt een zoeken naar kompositie met kleine verschuivingen en een speuren naar lijnen in het landschap.
Tegelijkertijd toont De Bruin met behulp van gerasterde foto's het stadium, dat aan de schets voorafgaat: het zien, zowel van een totaalbeeld als een vergroot segment daaruit. Verrassend is de driehoekige vorm die hij er bij gebruikt. Die loopt vaak gelijk met de perspektivische lijnen op de foto's en versterkt die daardoor. Hij geeft informatie over hoe je een landschap kunt bekijken en hoe je er iets uit kunt halen, hij toont een proces in beeld.
De foto's zijn gemaakt op plekken, die niet direkt majestueus te noemen zijn, rommelig en onoverzichtelijk vaak, wat saai soms op het eerste gezicht en voor een fotograaf niet bijster interessant: „Schuurtje in bloeiend gras", „Vanaf de (paspoort)kampeerplaats te Duurswoude" „Bos aan de andere kant van de weg richting Siegerswoude" en (wat betreft de gouaches en het schilderij) „Duits landschap bij Kassei". Toch blijkt dat er door de tekenaar en de schilder wel orde in die chaos kan worden geschapen.
Jan de Bruin, die in Leeuwarden werd geboren en heeft gestudeerd aan akademie Minerva te Groningen, toont zich met dit gloednieuwe werk (het meeste is nog van dit jaar) een inventief kunstenaar, iemand ook die met een duidelijke visie werkt, al worden, sommige dingen naar mijn gevoel wel eens met een te grote nadrukkelijkheid naar voren gebracht. De prijs van de werkstukken komt op f 450. (sd) Klokstraat 8, Leeuwarden. Tot 14 februari.
„Duits landschap bij Kassei", schilderij van Jan de Bruin
Klaas Koopman
Zoals gewoonlijk het geval is hangen de wandelgangen van de Lawei vol met exposities, die elkaar in tijd steeds overlappen. Grote, brutaal opgezette schilderijen en krijttekeningen van landschappen hangen er van Klaas Koopman. In deze tekeningen is het schetsmatige sterk overheersend, echte, op zdehzelfstaande tekeningen zijn er slechts enkele. Een informatieve fotoreeks van de NOS die zowel een kijkje geeft van de behuizing van de diverse nationale zuilen en regionale omroepen en van hun meer (of nog meer) riante bewantogen, als van wat er allemaal achter de schermen van beeld en geluid gebeurt. Een aantal foto's van beroepsen vergevorderde ainateur_otogra_en die im „Objectief", een soort talentenjacht van Panorama, zijn verschenen, en tenslotte hangt er werk van Fred Sötebeer en Chris de Bueger.
Fred Sötebeer
De tekeningen van Fred Sötebeer zijn genoteerd in dunne, ijle lijnen die uiterst eenvoudige, maar doordachte patronen volgen. Het zijn a.h.w. geësthetiseerde schetsontwerpen voor speelruimten, stratenplannen, ruiniteverdelingen enz. De als met ingehouden adem getekende lijnen stralen ook die sfeer uit: een sfeer van rust, meditatie; van optimale verbeelding bereikt met minimale middelen. Als je de rust kunt opbrengen naar deze tekeningen te kijken — en dat zal lang niet altijd en door iedereen mogelijk zijn — krijg je eenzelfde soort ervaring als bij het kijken naar de tekeningen van Dick Bruna: de opzet is onvoorstelbaar eenvoudig, zo simpel dat iedereen denkt dat hij het ontwerpen va__ zulke figuurtjes wel uitgedacht zou kunnen hebben. Wat Bruna het abstracte: de eerste bevattelijk voor nu in het figuratieve is is Sötebeer in " iedereen, de tweede meer voor geoefende kijkers. Sötebeer weet met slechts enkele' lijnen relaties op te bouwen, harmonie te scheppen, richting te duiden, ruimte vast te stellen.
Chris de Bueger
In tegenstelling tot het werk van de vorige exposant lijkt het werk van Chris de Bueger de chaos tot onderwerp te hebben. Vooral in zijn zeefdrukken blijkt dit: felkleurige suggesties van diagonaalgetekend belang beheersen het vlak, links- of rechtsonder in de hoek is nog net een fragment te zien van een stoel of een tafel in afwijkend kleurgamma maair to hetzelfde camoeflagepatroon. Ik begrijp wel waar de Bueger misschien naartoe wil:
nl. in een chaos toch een moment, een schok van herkenninig plaatsen (de stoel of tafel). Toch heb ik het gevoel dat zijn uitwerking van deze idee nog aanzienlijk sterker en schokkender kan zijn, hoe dat Is zijn probleem.
In de kleine schetsmatige tekeningen zit dezelfde basisidee: drukke patronen in combinatie met herkenbare vormen (meubilair en planten hier). In zijn tekeningen zie je duidelijker waar ik ook in de zeefdrukken moeite mee heb. Door het gedachteloos fantaseren is het toeval voor mijn gevoel te overheersend. Dit toeval heeft duidelijker missers laten ontstaan maar ook diverse verrassend fijhe tekeningetjes. Ik geloof dat dit werk in een wat uitgewogen* r vorm best to deze tijd zal aanslaan. De tekeningen van Sötebeer kosten f 4 Of per stuk, de tekeningen en zeefdrukken van De Bueger f 250 per stuk. (gh)
De Lawei Drachten, Sötebeer en De Bueger tot 6 februari, de andere tot half februari.
Een op de vijf arbeidsplaatsen in 1980 op niveau van academicus?
EINHOVEN — Volgens het Centraal Planbureau heeft Nederland over zes jaar 165.000 academici. In 1970 waren dat er nog maar 84.000. Als men de verzorgende beroepen niet meetelt (40.000 in 1970, 50.000 in 1980) dan zal 21 procent van de tussen 1970 en 1980 nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen van academisch niveau moeten zijn om alle afgestudeerden aan passend werk te helpen. Ter vergelijking: tussen 1960 en 1970 kwamen er veel nieuwe arbeidsplaatsen bij, maar het aantal nieuwe plaatsen voor academie maakte toen slechts drie procent van het totaal uit.
Drs. J. Passenier van het CPB, die deze cijfers woensdag in Eindhoven bekend maakte, heeft de indruk dat we voor een periode komen te staan waarin de behoefte aan hoger personeel wel blijft toenemen, maar niet in het tempo dat nodig zou zijn voor het opnemen van het verwachte aanbod. Dat wil dus zeggen, dat we of een enorm aantal academici opleiden voor wie geen werk te vinden zal zijn, of dat we in de komende jaren zullen komen te staan voor een grondige herwaardering van de academische diploma's.
Voor prinsessen speciale shows „Arabisch slot" Parijse modeweek
(Van onze correspondent)
PARIJS — De Franse mode-ontwerpers behoren op het ogenblik tot de weinige mensen die dankzij de oliecrisis geweldige zaken doen, want heel wat Arabische sjeiks, die sinds kort meer geld dan ooit verdienen, hebben deze week hun vrouw en dochters naar Farijs gestuurd om bij een aantal bekende couturiers een paar peperdure voorjaarsjurkjes uit te zoeken. Het bezoek van de dames, die bijna allemaal in het statige hotel Crillon aan het Place de la Concorde logeren, wordt in de Franse hoofdstad met ongelooflijk veel geheimzinnigheid omgeven. De hoteldirectie, die in opdracht van de Franse geheime dienst in alle talen zwijgt over de identiteit van de Arabische prinsessen, laat éen potige portier nieuwsgierige journalisten zorgvuldig buiten de deur houden.
En buiten verraadt alleen de aanwezigheid van een groot aantal rechercheurs en glimmende Rolls Royces het verblijf van de bijzondere gasten. Onder hen zal, volgens ingewijden, ook de dochter van koning Feisal van Saoedi-Arabië zijn.
Voor de 1001-nacht prinsessen die bij Dior, Balmam, Cardin, Lanvin, Givenchy en Yves St. Laurent contant 5000 gulden voor een eenvoudig zomerjurkje betalen, worden door de diverse modehuizen speciale, strikt besloten shows gegeven. Voor de couturiers is zon extra showtje de moeite waard omdat de dames met op zijn minst tien jurkjes, waaronder enkele avondjaponnen van zon 20.000 gulden per stuk, de deur uit gaan.
Maar de Parijse ontwerpers reizen tegenwoordig ook zelf regelmatig naar de Arabische staten om hun trouwe klanten tussendoor nog een paar nieuwe creaties aan te meten. En zij niet alleen, ook de fameuze Franse kappers Alexandre en Carita reizen soms een keer per week op en neer naar Riad en Djebba om daar het haar van de echtgenotes van een paar onvoorstelbaar rijke oliesjeiks te kappen. Zon was en watergolfje kost de dames ruim 3000 gulden per keer. En zo komt het dat er tegenwoordig in Koeweit, Abu Dhabi, Bahrein en Saoedi-Arabië elegantere vrouwen rondlopen dan in Parijs. Reden waarom de toonaangevende Franse modehuizen Dior, Balmam, Cardin en Givenchy overwegen om in de Perzische Golf-staten binnenkort hun eigen boetieks te openen. Veel van hun couturecreaties worden trouwens nu al in exclusieve modezaken in Bagdad, Riad, Koeweit en Abu Dhabi verkocht. Een duidelijk bewijs dat de moderne Arabische vrouwen er schoon genoeg van hebben om sluiers en hare_ngewaden te dragen.
Maar om voor hen de overgang naar de westerse kleding toch niet al te groot te maken besloten Pierre Cardin en Hubert Givenchy donderdag de laatste dag van het Parijse voorjaarsmodefestival met romantische op de sprookjes van 1001 nacht geïnspireerde avondjaponnen. Kleurig gebloemde flinterdunne gewaden met brede volants langs de wijde rokken. Creaties die bovendien voorzien waren van vlinderachtige vleermuismouwen en meterslange slepen, waarbij de ontwerpers duidelijk niet op een metertje stof hadden gekeken. Dat hadden Givenchy en Pierre Cardin overigens wel gedaan bij de jurken en pakjes die ze voor overdag lieten tonen.
Givenchy deed niet mee aan de lijzige lange rokkenmode. Bij hem vielen de zomen net op of iets over de knie. Voor zijn klanten, onder wie filmster Audrey Hepburn ontwierp hij charmante stijlvolle, maar weinig opvallende kleren. Voor overdag namen marineblauwe, champagnekleurige en zalmrose klassieke mantelpakjes bij hem de belangrijkste plaats in. Modellen bestaande uit getailleerde jasjes met witte organza kraagjes en rokken met een hele reeks stolpplooien die als speelse noot van binnen waren gevoerd met een horizontaal gestreepte stof in een contrasterende kleur.
Pierre Cardin zorgde donderdag voor de terugkeer van de romantische pettycoatjurkjes. De in allerlei pastelkleuren uitgevoerde creaties maakte Cardin speciaal voor de jeugd. En daarom hield hij de roklengte ook ruim een handbreedte boven de knie.
De witte en grijze vrij nauwe doorknooprokken die bij getailleerde prince de galles-jasjes werden gedragen waren wat langer en vielen net iets over de knie. Net als Givenchy gaf Cardin de voorkeur aan kozakkenblouses gecombineerd met wijde pantalons waarin de schoenen helemaal verdwenen. En zijn soms ietwat exotische avondjurken had Cardin overdadig met grote kwasten en in alle mogelijke kleuren geverfde pompoenen van struisvogelveren gegarneerd.
Paco Rabanne was donderdag de laatste Parijse ontwerper die zijn collectie showde. En hij zorgde tot ieders verrassing voor een complete spijkerbroekencollectie. En om te beu-ijzen wat je allemaal met jeans kan doen lanceerde hij zelfs badpakken gebreid van uitgerafelde denimstof.
Een opvallende creatie uit de collectie van Pierre Cardin. Deze japon, vervaardigd van citroengele crèpe, heeft enorme vleermuismouwen met kwasten van struisvogelveren. Zon kwast danst ook op het blote middenrif van de mannequin.
Hofmaansthal
Als deze krant verschijnt, is het op de dag af honderd jaar geleden dat de dichter Hugo von Hofmannsthal werd geboren: op 1 februari 1874, in Wenen, zoon van een rijke bankier die Hugo Hofmann heette, maar zich „Edler" von Hofmannsthal mocht noemen. Dezer dagen bracht de duitse tv een docu-
mentaire over zijn leven met
beelden uit dat reeds lang verzonken Wenen der laatste decennia van de Habsburgse dubbelmonarchie, van het geliefde Venetië, trefpunt der europese culturen, en van vrienden en tijdgenoten, waarvan verreweg de meesten al sinds jaren zijn heengegaan. Eén overlevende verscheen in de-film: Carl Burckhardt, de Zwitserse diplomaat en historicus, de veel jongere vriend met wie hij in zijn laatste levensperiode, vanaf 1919, in een hechte vriendschap verbonden was die pas eindigde met Hofmannsthal's plotselinge dood op 15 juli 1929 in Rodaun, waar hij sinds zijn huwelijk op 28-jarige leeftijd in 1902 gewoond had in een kasteeltje uit de tijd van Maria Tlieresia. Hij was een wonderkind met een uiterst gevoelig reagerende sensibiliteit: zijn lichaam onderging elke verandering in de barometerstand, zijn geest registreerde de komende schokken die Europa zouden teisteren. De indruk die het jonge wonderkind Hofmannsthal op zijn tijdgenoten heeft gemaakt, is onder de vele getuigenissen die daarover bestaan, misschien wel het indrukwekkendst vastgehouden in enkele zinnen die Martin Buber schreef als inleiding op een hem gevraagde keuze uit zijn lievelingsgedichten die hij opende met het „Lebenslied" van Hofmannsthal. Ze zijn te vinden in de bloemlezing „Trunken von Gedichten" — deze titel is ook ontleend aan een gedicht van Hofmannsthal — in 1953 bijeengebracht door Georg Gerster, uitgave Verlag der Arche, en Buber schrijft daar: „Als negentienjarige in Wenen studerend, kocht ik de zojuist verschenen eerste aflevering van een tijdschrift, getiteld „Wiener Rundschau. Daar stond een gedicht in, Hugo von Hofmannsthal heette de auteur, en het begon met de woorden „Den Erben lass verschwendenv. Ik ging op een bank in het stadspark zitten en las. Een huiver (niets van wat op genot leek) overmeesterde mij: deze verzen waren nu, kort geleden, geschreven! Spoedig daarna vernam ik dat de dichter slechts vier jaar ouder was dan ik. Het was mijn eerste ervaring van het doordringend gelijktijdige." Zijn eerste gedichten had hij als 16-jarige laten verschijnen onder het pseudoniem Loris, want het was toen een gymnasiast niet toegestaan te publiceren. Met het kleine drama „Der Tor und der Tod" van 1893 was zijn eerste scheppingsperiode reeds afgesloten. De indruk die Hofmannsthal's werk op Buber maakte, was die van velen: men onderging zijn gedichten als iets volkomen nieuws door hun technische volmaaktheid, hun beeldenrijkdom, ritme en levensstemming. Na een eerste bundeling in 1903, bereikten zijn gedichten in een volgende uitgave onder de titel „Die Gedichte und kleinen Dramen" van 1907 het grote publiek en dit boek was, met Rilke's „Stundenbuch", het grootste verkoopsucces van een verzenbundel in de jaren vóór '14.
De tragiek van Homannsthal was dat na de eruptie van zijn jonge jaren, de bron van zijn poëzie leek te zijn opgedroogd. In één van zijn beroemdste prozastukken, „Der Brief des Lord Chandos" uit 1901, beschrijft hij zijn vertwijfeling erover dat hij zich de gevangene voelt van zijn begaafdheid, van de woorden en hun ongrijpbare betekenissen, en zijn worsteling om bevrijd te worden uit het louter subjectieve en esthetische. Hij trachtte los te komen uit het isolement van de estheet, omdat hij ervaren had „dat het leven leefbaar wordt door verplichting scheppende bindingen".
Deze bindingen zocht hij in de tradities der kunst en der litteratuur der europese volken, en na de oorlog in de idee Oostenrijk en zijn grote historie, waarbij de spaanse invloed in het Oostenrijkse erfgoed steeds belangrijker voor hem werd: Calderon werd zijn grote voorbeeld in zijn werk voor het theater. Met Max Reinhardt als regisseur schiep hij de Salzburger Festspiele en hoopte dat ze „een extase der Oostenrijkse ziel" zouden worden. Hij schreef voor Salzburg een nieuwe versie van de „Elkerlyc": „Jedermann, oder das Spiel vom Sterben des reiehen Mannes" en „Das Grosse Welttheater", en voor Richard Strauss de teksten voor diens muziekdrama's.
Daarnaast staan zijn vele essays, vruchten van een enorme en creatieve belezenheid in de grote europese litteraturen, en twee bloemlezingen die klassiek zijn geworden: het „Deutsches Lesebuch" van 1922, nog steeds herdrukt, en „Wert und Ehre deutscher Sprache" van 1927.
Aan de ineenschrompeling van het oude Oostenrijk tot een klein rompstaatje heeft hij onzegbaar geleden. Hij weet de ondergang van de dubbelmonarchie aan een verkeerde politiek der geallieerden en zag niet, als Joseph Roth die het oude Oostenrijk niet minder liefhad het wel zag, dat lang vóór 1914 het oude rijk reeds ten dode opgeschreven was. Hij droomde van een nieuw koningschap dat in het hele volk verworteld zou zijn: een utopisch ideaal dat gestalte kreeg in zijn drama „Der Turm". Toch liet hij zich niet begoochelen door de verschijnselen van zijn tijd. In een brief aan Burckhardt uit 1922 laat hij op een beschrijving van een ontmoeting in Italië met jonge zwarthemden, deze woorden volgen: „Dat is het heden in opgaande lijn. Het geheel lijkt mij niet op werkelijk grote tijdsruimten te zijn aangelegd, maar wij .uilen nog veel beleven dat van hieruit zijn oorsprong neemt. Jeugd is troef, maar wat zal de dag van morgen zijn, deze hedendaagse jeugd die voorbijgaat als bloeiend gras? Shakespeare wist het: „rijp zijn is olies", maar hoe zou iets nog kunnen rijpen in de huidige wereld, haar wervelwind, haar geschreeuw. De massa heeft altijd een vrouwelijk karakter, ze zoekt naar de sterke man, naar de vader die beveelt."
In de briefwisseling met Burckhardt, de belangrijkste van de brievenbundels van Hofmannsthal die tot op heden verschenen zijn, merkt men op bijna elke bladzijde hoe het einde erin zit en nadert. In 1926 schrijft hij zijn vriend: „Ik kan in dit ogenblik over mij niets zeggen, beste Carl. Het gaat mij niet goed — en ik zou daar niet over willen spreken. Ik weet ook niet precies in hoeverre het van binnen komen kan of van buiten. Er zijn moeilijkheden van verschillende aard, vaak voel ik in grote moeilijkheden mijn krachten groeien. Maar er is iets in onze tijd dat niet onze kruin aanpakt en schudt, doch dat in de wortels grijpt. Vaak lijkt de bodem waarop men meende te staan, als water te zijn geworden. Dit heeft iets onzegbaar beangstigends..."