Bernard Malamud behoort tot dezelfde generatie als Mary McCarthy: geboren in april 1914 in Brooklyn. Zijn debuut kwam echter veel later; de roman The Natural verscheen in het begin van de vijftiger jaren. Net als Caldwell is ook Malamud goeddeels de schrijver over één thema. Bij hem betreft dat de confrontatie van traditioneel jodendom of van daardoor gevormde joodse mensen met de moderne tijd. In de uit 1971 daterende roman De huurders is hoofdpersoon de schrijver Harry Lesser, de laatste huurder van een flat in een voor afbraak bestemd, verwaarloosd huizenblok. Hij kan en wil niet verhuizen eer zijn in die naargeestige omgeving opgezette derde roman voltooid is. Voortijdig weggaan zou te grote risico's betekenen: verlies van concentratie en kans dat negen jaar ploeteren toch een fiasco wordt.
Terwijl Lesser ploeterend blijft zoeken naar het enige, overtuigende slot van zijn boek vestigt zich in een lege, feitelijk onbewoonbare flat op Lessers verdieping nog een schrijver: de neger Willy Spearmint die later Bill Spear wil heten en die vecht met zijn eerste roman. De beide mannen, eikaars dubbelganger waar zij verliefd zijn op hetzelfde (joodse) meisje en waar zij gesteld worden voor dezelfde vaktechnische problemen, maar in andere opzichten eikaars tegenpolen — de neger ziet niet, wil dat ook niet, dat de jood Lesser als zodanig ook tot een minderheid behoort — balanceren in hun onderlinge relatie constant op het scherp van de snede. Malamud heeft de daarvan het gevolg zijnde spanningen zodanig beschreven dat ik De huurders als een grandioze roman beschouw; een in wezen simpel gegeven leverde een sterk en met hoogspanning geladen boek op.
"Bernard Malamud". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Een van de betrekkelijk weinige serieus te nemen Amerikaanse schrijvers
die zich nog geen ruimtebeperking op-
leggen is John Updike (geboren in Shillington Pennsylvania, maart 1932). Van de tot nu toe genoemde boeken telt vrijwel geen meer dan 200 bladzijden. Updike's Rabbit Redux daarentegen omvat, met bovendien nog een kleiner lettertype, iets meer dan 360. De breedvoerigheid die hij zich veroorlooft en die ook al kenmerkend was voor vroegere romans (Paren is daarvan in Nederland vermoedelijk het bekendst geworden) maakt het lezen van zijn boeken geleidelijk tot een niet meer aangename plicht.
Vreemd eigenlijk, want ook Rabbit Redtix (andermaal is „Rabbit" Harry Angstrom, de machinezetter, de hoofdpersoon) laat weer zien dat Updike zijn vak uitstekend beheerst. Maar waarschijnlijk, en dan omdat hij verdraaid scherp en raak weet te observeren, vergeet hij te vaak dat een teveel aan details de lezer gaat irriteren. Ook wie op een naturalistische manier een verhaal wil vertellen moet zich van de noodzaak tot beperking bewust zijn. Als Updike zich daar beter aan gehouden had, en niet alleen in de talrijke overtrokken seksfragmenten, zou zijn schildering van een op zich belangwekkend stuk Amerikaans kleinburgerlijk leven, ondanks het overbodige en misschien zelfs typerende happyend, stukken geloofwaardiger en leesbaarder zijn geweest. Rabbit Redux had een bijzondere roman kunnen worden, het is gebleven bij een stuk doorsnee ,-,Trivial-Literatur". Want wat er dan ook aan opmerkelijks over Vietnam, over de „altijd schreeuwende" zwijgende meerderheid, over drugs, over de behandeling van minderheden mag zijn verteld, het verdrinkt goeddeels in het overbodige.
"John Updike". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
(Van een onzer redacteuren)
SINT ANNAPAROCHIE-DRACHTEN — De relatie tussen onderwijs en olie is, afgezien van de verwarming van schoolgebouwen, op het eerste gezicht wellicht niet duidelijk. De band tussen de financiële mogelijkheden van de overheid en de ontwikkeling van het onderwijs is scherper te onderscheiden: iedere uitbreiding van het onderwijspakket is in geld uit te drukken. Nu door het olieprobleem en alle gevolgen daarvan de inkomsten van de rijksoverheid teruglopen, lijkt er ook voor het onderwijs minder geld beschikbaar te komen. Dat is een weinig gelukkige omstandigheid voor een gebied als Friesland, waar een kostbare zaak als onderwijsbegeleiding voorzichtig van de grond begint te komen. Drs. Geert van Veenen, burgemeester van Het Bildt, is wat dat betreft niet helemaal gerust op de toekomst. Het is voor de gemeenten een zaak van levensbelang, dat de begeleiding op bescheiden schaal begint, zegt hij.
Het is voor de heer Van Veenen duidelijk: in de toekomst zal een steeds groter deel van het voor onderwijs beschikbare geld moeten worden besteed voor primaire doeleinden als personeels en huisvestingskosten. Voor taken die meer in de marge liggen — onderwijsbegeleiding kan men zien als een voorbeeld daarvan — zal er minder ruimte zijn dan de gemeenten wensen. ..De inflatie is een ramp voor de overheid," aldus drs. Van Veenen, „de inkomsten dalen en de vaste kosten stijgen."
De gemeente Het Bildt geeft bij een inwoneraantal van 8000 per jaar zon 530.000 gulden uit voor het gewoon lager onderwijs. Uit Den Haag krijgt men daarvan 440.000 gulden terug. Er resteert dus een bedrag van 90.000 gulden. De gemeente moet dat bedrag boven water brengen door op andere gebieden wat zuinig aan te doen. Als de onderwijsbegeleiding een grote vlucht neemt zal dat bedrag alleen maar groter moeten worden, een perspectief dat niet voor alle gemeentebestuurders even aanlokkelijk zal zijn.
In Het Bildt wordt per jaar zon 45.000 gulden uitgegeven aan onderwijsbegeleiding oftewel ruim vijf gulden per inwoner. Dat werk wordt gedaan door de Federatie voor Kind en School. Deze legt daarbij het accent op individuele probleemkinderen. Vrij algemeen is de laatste tijd echter de opvatting, dat de diensten moeten beginnen met het begeleiden van de leerkrachten. In Het Bildt wordt daar (nog) niets aan gedaan. Drs. Van Veem n wil best meer betalen voor uitbreiding van het begeleidingswerk en hij is ervan overtuigd, dat de raad er ook zo over denkt. Maar er zijn natuurlijk grenzen aan de financiële mogelijkheden.
Voor veel gemeenten is een bedrag van tien gulden per inwoner al teveel, aldus de heer Van Veenen. Voor zijn gemeente zou dat neerkomen op een uitgavenstijging van ruwweg 35.000 gulden en dat is niet niks. Helemaal onhaalbaar lijkt een dergelijke uitgavenstijging voor gemeenten, waar tot dusverre weinig of niets werd gedaan op dit gebied. Er zijn bijna geen gemeenten, waar helemaal niets gebeurt, maar aan de andere kant zijn er slechts zeer weinig gemeenten, waar dit wcrl: goed van de grond is gekomen.
Drs, Biciii C. Barendsen
"Onderwijsbegeleiding wordt financieel probleem voor gemeenten". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
De bedoeling is, dat het begeleidingswerk in Friesland zal plaatsvinden n aantal rayons. Binnen die rayons (vier of vijl' in totaal) zal men eerst moeten inventariseren wat er al gebeurt en — minstens even belangrijk — wat de behoeften zijn. Drs. Barendsen acht het niet uitgesloten, dat de behoeften lang niet overal gelijk liggen. De „witte vlekken" op de kaarten zullen naar zijn mening minstens het minimumpakket moeten krijgen, eventueel vanuit het centrum in Leeuwarden. Hoe zwaar dat laatste overigens bemand zal (moeten) worden is voor hem nog een open vraag.
Het is op dit moment ondoenlijk te voorspellen, wanneer het werk van start kan gaan. Het ontwerp-reglement is klaar. Gemeentebesturen en besturen van bijzondere scholen zullen zich daarover in eerste instantie moeten uitspreken. Vervolgens zal er een persoon moeten worden aangetrokken, die gaat optreden als coördinator. Voordat die man of vrouw goed kan gaan werken, zal de komende zomer voorbij zijn.
"Rayons". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Bij het bestaande onderwijsbegeleidingswerk in Friesland zijn enige tientallen mensen betrokken. Zij zullen zo veel mogelijk ingepast worden in de straks te vormen diensten. Voor velen van hen zal dat een verandering betekenen van hun huidige arbeidssituatie. Drs. Barendsen is zich dat bewust. Hij tekent echter wel aan, dat de plannen waaraan nu gewerkt wordt bepaald niet uit de lucht zijn komen vallen en dat de mensen de kans (gehad) hebben ln te spelen op wat er gaat gebeuren.
In het voorlopig bestuur zal nog beslist moeten worden, op welke punten in het begin de meeste nadruk zal worden gelegd. Ongetwijfeld zal niet alles van een leien dakje gaan. Vaak zal het een kwestie zijn van vallen en opstaan, voospelt de heer Barendsen. Het gaat hier namelijk om vrij jonge takken van toegepaste wetenschap en er zijn nog niet veel mensen met een stevige ervaring.
"Verandering". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Al een paar jaar minstens is er bij het verhalend proza een tweeledige ontwikkeling aan de gang. De ene kant valt af te lezen aan de ln dit verband welhaast programmatische titel van een onlangs verschenen boek van de Westduitse schrijver Reinhard Lettau: Immer Kuerzer werdende Geschichten. Zo is het inderdaad: alle verhalend proza wordt korter; turven van romans zijn uitzondering, novellen krimpen in tot verhalen, verhalen worden schetsen van niet zelden weinig meer dan enkele bladzijden.
De andere kant van deze ontwikkeling is negatiever, althans voor het verhalend proza. Dat trekt merkbaar minder belangstelling omdat blijkbaar meer en meer lezers een voorkeur ontwikkelen voor feitelijke, zakelijke boeken, voor de zgn. non-fiction dus. Niettemin zijn er nog altijd schrijvers en uitgevers die brood zien in romans dan wel, om het wat minder materialistisch te zeggen, hun geloof in het belang en de noodzaak van dit literaire genre overeind houden.
Het bewijs daarvoor vormen onder meer de flinke stapels vertaalde romans die de afgelopen maanden zijn verschenen. Stapels van een zodanige omvang dat je je op zekere dag wel eens moet afvragen wat er mee dient te gebeuren. Omdat verwerken van alles in één keer gewoon onmogelijk is heb ik een keuze gemaakt. Het is een selektie geworden uit het aanbod van oorspronkelijk Amerikaanse romans en verhalen; in totaal zijn acht boeken van zeven schrijvers gelezen en heb ik daarnaast vluchtiger kennis genomen van drie titels van even zoveel auteurs. Genoeg om vooreerst geen roman meer te willen zien.
Jacquline Susann
James Purdy
Bernard Malamud; getekend door David Levine
"Mc Carthy, Malamud en Purdy- de groten bij tien vertaalde Amerikaanse schrijvers". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Om alles wat overzichtelijk te houden en verder omdat een aantal betrekkelijk willekeurig gekozen boeken weinig of geen aanrakingspunten heeft, behalve dan dat de schrijvers ervan Amerikanen zijn, heb ik hun werk gelezen in een chronologische volgorde die werd bepaald door het geboortejaar van de auteur. Zodoende kwam Miss Mamma Airnee van Erskine Caldwell het eerst aan de beurt. Caldwell, in december 1903 geboren in de staat Georgia in het „diepe zuiden" is al bekend sinds hij in het begin van de dertiger jaren debuteerde met Tobacco RoaoT. Een wereldsucces dat de start werd van een reeks boeken met altijd in het Amerikaanse zuiden spelende verhalen. Zijn jongste roman vormt daarop geen uitzondering: hoofdpersonen zijn de plantersweduwe Mamma Airnee met haar op haar snel verminderende kapitaal parasiterende zoon, dochter, schoonzoon, zwager en schoonzuster; figuren op het tweede plan zijn een elders wonende, arts geworden zoon, een dochter die als prostituee leeft plus o.a. nog een van die typisch Amerikaanse, uit het niets opduikende sektarische predikers —
„dominee" Ralph Purdy van de „Missie van het Allerhoogste Wezen."
Caldwell blijkt met hen voor de zoveelste maal zijn oude thema herhaald te hebben. Maar ondanks zijn onmiskenbare vakmanschap is deze roman in feite niet meer geworden dan een sentimentele, veredelde draak waarin het verloop van het verhaal zelfs onervaren lezers nauwelijks zal verrassen. Kennelijk vond ook de schrijver van de omslagtekst het geheel niet bijster inspirerend. In elk geval klopt zijn opgave der dramatis personae niet met die in de eerste alinea op bladzijde 8.
"Erskine Caldwell". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Ook Mary McCarthy hoort, tegen sommiger verwachting in waarschijnlijk, al tot een oudere generatie: zij is in juni 1912 geboren in Seattle en debuteerde in 1942 met een bundel verhalen. Haar eerste roman dateert uit 1949 en de vertaling van De oase is nu, nadat verschillende uitgevers eerder al recenter werk hadden geïntroduceerd, verschenen als een der laatste nummers van de naar het heet opgeheven Meulenhoffreeks. Kort gezegd vormt „een anarchistisch experiment" het thema van het boek. Daarin wordt verteld hoe een aantal mensen ergens in de bergen „Utopia" sticht — een idealistische kolonie van „puristen" en „realisten" die zich allen bij hun samenlevingsexperiment meer of minder laten leiden door „bepaalde begrippen van schappelijke omgang" die ze geleerd hebben van „een Italiaanse anarchist (....), veteraan van de Spaanse burgeroorlog en de gevangenissen van Vichy, bewonderaar van Plato en Tolstoi, een kleine roze-en-zwarte man met het kale kruintje en de dikke buik van een monnik".
Mary McCarthy's roman blijkt even kleurrijk als deze figuur. Het verhaal zit stikvol ironie bovendien en het bevat zoveel spits intellect dat regel voor regel ervan gelezen moet worden. Wie dat niet doet loopt grote kans treffende formuleringen te missen, zoals „We bejubelen de Natuur als ze in herhaling vervalt, terwijl we dit een spreker niet kunnen vergeven" Niet minder boeiend en leerzaam tegelijk is het volgen van de problemen bij de ontwikkeling van dit experiment in dichtbij-de-natuur-leven. De schrijfster is met de keuze van dit onderwerp wel op de tijd vooruitgelopen.
"Mafy McCarthy". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Tot éénzelfde, wat jongere generatie behoren ook Kurt Vonnegut, Jr (geboren in 1922) en James Purdy (1923, Ohio). Van hen is Vonnegut in Nederland zeker de bekendste: in beperkte kring door zijn SF-verhalen en verder vooral door zijn om verschillende redenen uitzonderlijke en bewonderenswaardige roman Slachthuis vijf waarin wordt verteld over de vernietiging van de stad Dresden. Moeder Nacht sluit min of meer bij Slachthuis aan omdat ook nu weer de oorlog en de menselijke gedragingen in die jaren het thema opleverden.
Vonnegut doet dat deze keer door middel van Howard W. Campbell Jr., een in Duitsland opgegroeide toneelschrijver met het Amerikaanse staatsburgerschap. Hij is spion voor zijn geboorteland maar dient tegelijk als radiospreker en functionaris van Goebbels' propaganda- en leugenbedrijf de nazi's: betrokken dus, zegt Vonnegut, „bij het typische misdrijf (van die tijd): het kwade al te openlijk en het goede al te zeer in het geheim dienen." Een stelling die in een deel van het boek een goede uitwerking heeft gekregen. Geleidelijk echter laat de schrijver steeds meer ongeloofwaardigheden binnensluipen en als hij, na bladzijde 152, ook het communisme nog de kop op laat steken blijft het verhaal nog wel spannend maar is het met mijn geloof in Vonneguts ernst gedaan: Moeder Nacht blijkt uiteindelijk niet meer dan een met verve geschreven cynische spionageroman.
Zijn onvoldoende onder controle gehouden fantasie heeft Vonneguts andere roman Geen kind en geen wieg volledig doen mislukken. Het veel te vele dat hij daarin overhoop haalt klopt op zich allemaal wel maar de satire die de schrijver voor ogen stond, gericht tegen wazige zogenaamde mystici en tegen de elkaar bij het goedgelovige publiek verdringende sektestichters, is naar mijn gevoel de mist ingegaan. Het zoveelste bewijs voor de moeilijkheid van dit genre.
"Kurt Vonnegut, Jr.". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Van James Purdy, een in Amerika vrij lang miskende schrijver, is Kleur van duisternis bij mijn weten het eerste boek dat in het Nederlands vertaald is. De ene novelle en de elf korte verhalen uit deze bundel, ze verschenen als Purdy's debuut in 1956 en 1957 in een heel beperkte oplage, verdienen deze introductie alleszins. Maar of er voldoende lezers voor zullen zijn? Hopelijk wel, want Purdy is een schrijver met een heel bijzonder talent. Zijn verhalen spelen in Amerika, sfeer en mensen van dat land zijn er ook in te herkennen, maar toch maakt James Purdy veel meer de indruk een Westeuropese auteur te zijn. Om hem met Dante in verbinding te brengen, zoals de omslagtekst doet, gaat me te ver. Aan Sartre herinnert hij wel met de triestheid, de liefdeloosheid en het onbegrip tussen mensen waarvan vrijwel al zijn verhalen getuigen: „Het lijkt wel of mijn oren niet willen opvangen wat je schijnt te zeggen" staat er in het verhaal „Man en vrouw". Het is een aanwijzing voor de lezers van deze bundel hoe zij zich moeten instellen. Elk verhaal verlangt de grootste oplettendheid en concentratie om wat er in meestal niet meer dan een bladzijde of tien gecondenseerd is te ontdekken. Het is altijd lonend. Niet het minst ook bij de aan Alain Fourniers Le Grand Meaülnes herinnerende maar beklemmender want noodlottiger verlopende novelle „63: Dream Palace"; een stuk proza dat het in zich heeft klassiek te worden.
"James Purdy". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Overbodig, maar dan ook helemaal, is het vierde boek van de Amerikaanse Jacqueline Susann die een wat twijfelachtige faam verwierf met De Liefdesmachine. Een seksroman waarvan niet iedereen het kitschige doorzag. Wel, Jaequeline's vierde roman Eenmaal is niet genoeg zal, voorzover nog nodig, iedereen de ogen wel openen. Het aardige aan het boek is dat bladzij na bladzij de schrijfster zichzelf te kijk zet als een Courths-Mahler van het seksgenre en dat zij bewijst dat eenmaal wèl genoeg is. De voorbeelden liggen voor het grijpen. Ik beperk me tot één al alles onthullend stijlbloempje: „Dcc ging stil liggen kijken naar het pure profiel van Karla. Haar blik viel op het verse litteken achter het oor en ze vroeg zich opeens af, waarom Karla die operatie had laten doen. Zelf had ze al tweemaal haar rimpels op die •manier laten weghalen, maar dat had :e uitsluitend gedaan om zo mooi mogelijk te blijven — voor Karla. Toen ze een maand of wat geleden de eerste, vage lijntjes onder Karla's ogen had 'ontdekt (■ ■■) toen had ze in stilte de wens gekoesterd dat hat verval zou doorzetten.. ." De rest is, wat mij betreft, zwijgen. Met zulk fraai proza valt 'niet te wedijveren.
Blijven over de drie niet gelezen, alleen wat van dichterbij bekeken romans. Ik heb daar dus geen oordeel over, wel vermoedens. Hubert Selby's Cel 'bevat aanwijzingen voor een misschien overtrokken harde stijl en het vertoont ook de Amerikaanse karakteristiek van overschatting van seks. Maar in een boek dat bedoeld is als protest tegen de rechteloosheid van outcasts horen zulke dingen misschien toch tot de essentialia. In elk geval: Selby kan schrijven en goed. Ook Stephen Koch kan dat. Hij laat het zien in de experimenteel opgezette roman Nachtwake waarvan de vorm me op het eerste gezicht meer intrigeert dan het verhaal zelf: de incestueuze liefde van broer en zus, David en Harriet. Over William S. Burroughs Wilde jongens. Een dodenboek kan ik heel kort zijn. Met dit „uit filmische beelden opgebouwde verhaal" krijg ik geen contact. Niet „high" genoeg, veronderstel ik.
RUDI BOLTENDAL
(ERSKINE CALDWELL — Mist Mamma Airnee; vertaling: Parma van Loon. BERNARD MALAMUD — De huurders; vertaling: Else Hoog. KURT VONNEGUT Jr. — Moeder Nacht; vertaling: Frits Lancel; dezelfde — Geen kind en geen wieg; vertaling: M. K- Stuyter SJ. JOHN UPDIKE — Rabbit Redux; vertaling: Dolf Koning. STEPHEN KOCH — Nachtwake; vertaling: Alexander Koppenol. Zes paperbacks uit de Meulenhoff Editie; prijzen resp. f 14.50, 13.50, 18.50, 12.50, 22.50 en 17.50. MARY MCCARTHY — De oase; vertaling: Dolf Koning; paperback uit de Meulenhoffreeks, f 9.50. Uitgaven van: Meulenhoff, Amsterdam. JAMES PURDY — Kleur van duisternis; vertaling: Hans Plomp; uitgave: Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam; 178 blz., als paperback f 17.50, gebonden f 25. JACQUELINE SUSANN — Eenmaal is niet genoeg; vertaling: Petra Troost; uitgave: Triton Pers- Omega Boek, Amsterdam; 517 blz., gebonden f 19.50. HUBERT SELBY —
Cel; vertaling: G. R. de Bruin; uitgave: De Bezige Bij, Amsterdam; Lit. Reuzenpocket, 256 blz., f 17.50 WILLIAM S. BURROUGHS — Wilde jongens. Een dodenboek; vertaling: Armelies Jorna; uitgave: Agathon—Unieboek, Bussurn; 172 blz., paperback, f 12.50).
"Eenmaal was genoeg". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031
Moeilijk zitten ook de gemeenten met een begrotingstekort. Daarvan zijn er dertien in Friesland: Dantumadeel, Dokkum, Ferwerderadeel, Gaasterland, Hemelumer Oldeferd, Idaarderadeel, Leeuwarden, Lemsterland, Oostdongeradeel, Sloten, Staveren, Utingeradeel en Westdongeradeel. Deze „artikel 12-gemeenten" mogen in het algemeen geen nieuwe verplichtingen aangaan, die leiden tot hogere uitgaven. Als men ook daar wil meedoen aan onderwijsbegeleiding, zal het geld binnen de begroting moeten worden gevonden. Ook voor deze categorie is het een zaak van groot belang bescheiden te beginnen. Zelfs bij een voorzichtige start — bijvoorbeeld met vijf gulden per inwoner — zal men binnen twee jaar al gauw op acht tot tien gulden zitten, zo verwacht drs. Van Veenen.
De kernvraag is uiteraard: wat gaan de begeleidingsdiensten precies doen. Het antwoord daarop is niet eenvoudig te geven. Toch laat het zich aanzien, dat er in de toekomst zoiets zal worden opgesteld als een minimumpakket, waarop een gemeente of een schoolbestuur kan intekenen. Daarin zal altijd een stuk hulp moeten zitten aan het systeem. Dat is de mening van drs. Biem C. Barendsen, conrector van het Ichthus College in Drachten, daarnaast werkzaam als psycholoog en lid van het (voorlopige) dagelijks bestuur van d gemeenschappelijke regeling, die vorm moet geven aan het onderwijsbegeleidingswerk in Friesland. Zijn woorden moeten worden gelezen als privéopvattingen en niet als de mening van dat bestuur.
Vroeger werd de meeste aandacht besteed aan het kind, dat problemen gaf. Die problemen kunnen echter vaak niet los gezien worden van het onderwijssysteem, waarin het kind moet functioneren. De moderne opvatting is dan ook, dat kind en systeem (lees: leerkrachten) allebei en tegelijk begeleid moeten worden. Veel onderwijzers hebben tijdens hun opleiding niet of nauwelijks kennis gemaakt met klassediscussies, groepswerk en leergesprek. Het overschakelen van klassikaal werken naar dergelijke meer eigentijdse vormen vergt een stuk begeleiding, zo de ervaring op verscheidene plaatsen. Niet alleen het kleuter- en het lager onderwijs hebben begeleiding nodig. De heer Barendsen noemt ook het buitengewoon onderwijs. In een wat verder verschiet ziet zowel de heer Barendsen als burgemeester Van Veenen (de laatste is oud-leraar) ook het voortgezet onderwijs als werkterrein. Met name in de brugklassen valt naar hun mening wel wat te doen.
"Artikel 12-gemeenten". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/02/02 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619556:mpeg21:p031