De Indische tak van de Couperussen begint met de overgrootvader van Louis, die in dienst van de Ver. Oost- Indische Co. het bracht tot gouverneur van Malakka in de tweede helft van de 18e eeuw. Zijn zoon Abraham, onze gezamenlijke groot- respectievelijk overgrootvader, klom ook hoog in de Indische hiërarchie, was de rechterhand van Stamford Raffles, de landvoogd tijdens het Engelse tussenbestuur van Java, en werd in 1824 na de afruil van de Nederlandse en Britse koloniën op Malakka en Sumatra gouverneur van Riouw en onderhorigheden.
Louis' vader, mr. John Ricus Couperus, zocht het in de rechterlijke macht, maakte een snelle en zeer fraaie carrière en kon het zich veroorloven als raadsheer In de beide hooggerechtshoven van Nederlands Indië, zich op 45-jarige leeftijd te laten pensioneren om zijn diverse geërfde belangen ln cultures en ondernemingen wat beter te gaan beheren.
De familie van Louis' moeder, freule Catharina Geertruida Reynst, had een nog oudere verheven ambtelijke traditie. Dat geslacht had al in de 17e eeuw een gouverneur-generaal, een bewindhebben in de VOC en in de West-Indische Compagnie, twee luitenant-admiraals en vervolgens een reeks hoge ambtenaren voortgebracht. Haar vader was vice-president van de Raad van Indië en nog een jaar waarnemend gouverneur-generaal geweest.
"Landvoogd". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
Van dit echtpaar Coupérus-Reynst werd op 10 juni 1863 in Den Haag, Mauritskade 11, het elfde en laatste kind geboren. Het nakomertje werd naar drie eerder gestorven zusjes genoemd: Louis (e) Marie Arme. Het wat weke, dromerige kind werd opgevoed door een lieve, zachte moeder, ijverig bijgestaan door drie veel oudere zusjes, die op spelletjes en verkleedpartijen verzot schenen. Door moeder en zusters werd de kleine Louis • volledig afgeschermd van de ruwe buitenwereld, belichaamd in een „would-be" strenge vader en drie luidruchtige grote broers. Hij heeft hierdoor echt gelukkige en ook vrolijke kinderjaren gekend. In heel zijn verdere leven heeft Louis de beschermende vrouwenhand nooit kunnen, en gelukkig ook nooit behoeven te missen. In de jonge jaren van Louis kwam een geweldige verandering toen zijn vader met het oog op de financiële belangen, het nodig vond naar Batavia te verhuizen en zijn vrouw met jongste zoon, negen jaar oud, daarheen mee' nam. Overweldigend waren de indrukken van het prachtige huis op het Koningsplein, de omringende natuur en de luxe van het dagelijks bestaan op dit gevoelige kind, dat zich al heel spoedig één voelde met de kinderen van de zo bont samengestelde bevolking van dit prachtige land.
"Nakomertje". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
Op zijn vijftiende jaar in de tweede klas van de Haagse HBS toegelaten, bleef hij sukkelen met de exacte vakken. Tot wanhoop van zijn vader deed Louis er nog drie jaar over om na de derde klas definitief te blijven steken. Door de gehele zeer uitgebreide familie werd dit falen niet minder dan als een ramp beschouwd, want pas na het eindexamen, liefst van het gymnasium, hield een jongen op om kind te zijn. Louis zou dus altijd kind moeten blijven en niemand in deze onartistieke familie zag voor hem enige uitweg uit de misère.
Zijn laatste schoolleraar Nederlands, dr. Jan ten Brink, erg geïmponeerd door Louis' ingeleverde opstellen, bleek de enige die een mogelijkheid aangaf om van deze welhaast 19-jarige mislukte leerling nog iets te maken. Die voortreffelijke leraar, spoedig professor, wist de troosteloze vader over te halen Louis aan hem toe te vertrouwen om privé-les te geven met als doel de akte MO Nederlands. De familie zag daar niets in en kon zich onmogelijk voor Louis een bestaan als leraar voorstellen.
Hijzelf, intussen bezig met de gehele wereldliteratuur en zich uitputtend in het maken van verzen, hing met hart en ziel aan dr. Ten Brink, de enige die hem begreep. Hij beloofde systematisch voor de akte te gaan werken en omdat hij zichtbaar ongeschikt was voor het gebruikelijke debouché van mislukte studenten uit Indië, namelijk de cultures op Java, was er eigenlijk geen andere keus dan op het idee van Ten Brink in te gaan.
"Wanhoop". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
Louis, nu een uitgaande jongeman en wel gezien bij de dames in de Haagse goede kringen, heeft de akte MO in vier en een half jaar gehaald. Niemand in de familie vond dat zon akte de moeite waard was, maar het gaf toch wel voldoening dat Indien de nood aan de man zou komen, Louis zich door les te geven in het leven kon houden. Intussen, al twee jaar vóór zijn diploma zag Louis zijn eerste bundel „Een lent van Vaerzen" ln druk verschijnen. Gevolgd door een tweede, „Orchideeën", ditmaal gedichten en stukken proza, die bij de zusters, nichten, tantes en vriendinnen grote bewondering wekten en die door de manlijke familieleden met enige wrevel werden weggelegd.
JDe kritiek op het schrijverschap van Louis Couperus werd in één slag weggevaagd toen in 1888, hij was 25, zijn eerste roman „Eline Vere" als feuilleton in Het Vaderland verscheen. Elke belezen Hagenaar las dit werk met steeds stijgende aandacht en waardering. Voor vele lezers een proefstuk, weldra in aller opinie een meesterstuk. In boekvorm verschenen, kon ook heel het land en Indië van dit literaire succes kennis nemen en de familie baadde zich in de ongekende roem van een genie in haar midden. De neven bleven de jonge schrijver een être vinden met wie geen verstandig woord te wisselen viel, maar de complimenten van de buitenwacht over de naverwante romancier werden gaarne aanvaard. Het lelijke eendje was een zwaan geworden, die de naam Couperus zou doen verstaan in allf streken waar het Nederlands wordt gelezen.
"Voldoening". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
Ingenomen met de erkenning van zijn gaven, koesterde Louis zich als een jonge poes in de adoratie van de dames om hem heen. Hij kon nu vrijuit vinden hetgeen hij al als kind het meest nodig voelde: de bewonderende, zachte en verstandige vrouwenhand, hem leidende door de kleine beslommeringen des levens naar de extase van zijn literaire activiteit. In de jaren na Eline Vere zocht hij afwisselend de hoofse omgang met mondain Den Haag en het intieme verpozen met de vrouwen en meisjes in zijn naaste familie aan wie hij al zijn verbeelde wereld voortoverde. Uitgesproken familiezwak, hechtte hij zich in het bijzonder aan een vier jaar jonger nichtje, Elisabeth (Betty) Baud, met wie hij in 1891 zou trouwen.
Tot zijn dood, 32 jaar later, is er geen dag voorbijgegaan dat die beiden niet samen waren. Zij heeft het mogelijk gemaakt dat Louis een geweldig oeuvre van bijna zestig boeken, vele van groot formaat, bijeenschreef. Hij werd gaandeweg een sober en eenvoudig levend mens, ongestoord in zijn fantasieën. Betty was de enige die toegang had tot deze wereld van zijn verbeelding en ook de enige metgezellin op zijn vele en lange reizen om de atmosfeer te vinden voor zijn scheppend vermogen. Hun leven bewoog zich bij voorkeur in het Franse zuiden en in de Italiaanse kunststeden met Nederland en Java als polen die voortdurend in het oog werden gehouden en waarheen op gezette tijden werk en familie hen riep. Deze reizen waren duur voor dit echtpaar, dat allengs uitsluitend van de opbrengsten van de pen moest leven.
"Jonge poes". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
Buiten het werk en de familie vond Louis plezier in de kleine genoegens van het leven, de uitwisseling van kleine attenties met buren en kennissen, een bankje op de boulevard of in de jardin public. In voorkomen was hij een aristocraat, die zich door een verveelde en precieuze gemanieerdheid probeerde te beschermen tegen inbreuken van de buitenwereld op zijn manier om met weinig geld te leven en ongestoord te werken.
Zijn nicht-vrouw was de component van zijn eigen wezen. Geestig en nuchter in haar opvatting van de wereld om hen heen, hoogst artistiek van smaak en elegant van beweging, bereikte zij met haar man een tweeëenheid, die hem als schrijver geen moeite gaf om door te dringen in de diepste raadselen der geslachten. . Het grootste compliment dat de familie aan Louis kon geven, is dat de bewondering die zijn vrouw hem als jong meisje al toedroeg zich voortdurend heeft verdiept.
Ook nog de volgende generatie van achterneefjes en -nichtjes hebben oom Louis, die zelf geen kinderen had, gekend als een liefhebbende man, eenvoudig in de omgang met hen, maar die de nichtjes altijd wel bijzonder voortrok boven de neven. Hij hield nu eenmaal meer van de vestalen en amazones dan van de stoere knapen in het koude vaderland.
"Attenties". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
Het verblijf op Java van Louis' negende tot zijn vijftiende jaar bleek van beslissende invloed te zijn geweest op de vorming van zijn vroegrijp karakter. Zowel ten goede als ten kwade heeft dit beleven van het echt tropische bestaan zoals dat de vorige eeuw nog was, de diepste sporen achtergelaten op de mens en de kunstenaar Louis Couperus. De ijver om met tomeloze drift de dingen te doen die hem aantrokken en minutieus te onderzoeken wat hem lichamelijk en geestelijk kon dienen om tot volle wasdom te komen in de enige richting van zijn voorbestemming, gepaard aan een bijna volstrekte indolentie en gebrek aan concentratievermogen om de aan de jeugd opgelegde taken af te werken, heeft hem van meet af aan ongeschikt gemaakt om op school klassikaal onderwijs te volgen en met Hollandse jongens in clubverband om te gaan.
Tot grote schrik van zijn kordate en wereldse vader, die niet het minste begrip, laat staan waardering kon opbrengen voor de fantasiewereld waarin zijn jongste zoontje zich opsloot, bleek spoedig dat Louis op school een slechte leerling was. De vader gaf zich grote moeite om aanvullende lessen te geven maar de schoolcijfers, behalve voor taal, bleven slecht. Jaren lang, ook na terugkeer in Den Haag, hield de vader deze extra lessen vol en al bracht hem dit niet nader tot dit vreemde onwerkelijke kind, toch heeft de kleine Louis voor zijn latere leven meer van zijn vaders precieze kennis van Nederlands, Frans, Duits en Engels, en ook van Latijn, kunnen profiteren dan van wat hij in de schoolbanken opstak.
"Vroegrijp". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
(Van onze correspondent)
HILVERSUM — In deeltje 3 van Taaitotaal houdt Louis Couperus de schooljeugd wervend een opengeslagen boek voor, dat hij vast wel zelf zal hebben geschreven. Maar tegelijk is dit antieke heertje — strenge lorgnet, driedubbele horlogeketting, smetteloze lefzakdoek — klem gezet tussen opdrachten als: ga na dat de auteur de vorm aanpast aan wat hij beschrijft en: vergelijk de plaatsen, waar hij het beletselteken gebruikt, met elkaar. Het een noch het ander maakt het erg waarschijnlijk dat de Kleine Zielen van "weleer nog aan de jonge zielen van nu zijn besteed.
Bat blijkt echter best mee te vallen. Ook op de scholen is, voorzover dat nog nodig was, het stof van Couperus afgeblazen, wordt hij in de klas gelezen en °P de snijtafel gelegd, prijkt hij op de literatuurlijsten van de eindexamenklanten. En sommige van zijn romans en verhalen schijnen toch wel de waardering te vinden, die ze natuurlijk nog steeds verdienen. Een willekeurig aangeschoten havo-schoonheid van zestien: „De Stille Kracht leek me verschrikkelijk saai en in het begin dacht ik, dat ik er niet doorheen zou komen. Maar het ging me steeds meer boeien en nou ben ik blij dat ik het heb gelezen". En een gehelmde gymnasiast: „Ik vond Antiek Toerisme en Korte Arabesken prima te pruimen".
„We moeten natuurlijk wel nuchter zijn", zegt neerlandicus A. Oelen, een van de twee samenstellers van Taaitotaal en leraar aan het Willem de Zwijgerlyceum in Bussurn. „Dat Couperus veel voor de lijsten wordt genomen, komt voor een groot deel omdat de leraren het adviseren. Je kunt natuurlijk niet om hem heen, hij blijft een prozaïst van Europees formaat en Europese vermaardheid. We hebben niet zoveel schrijvers, die op zijn hoogte staan. Verder stimuleerde de televisieserie van De boeken der kleine zielen, met die prachtige rol van Ellen Vogel, de belangstelling voor Couperus. Dat heb je trouwens toch met de tv: wat daarop wordt getoond, vind je praktisch altijd op de boekenlijsten terug. Dat was ook zo met Karakter en Bint van Bordewijk en met Lijmen van Elsschot. En nu zien we Een mens van goede wil van Gerard Walschap alweer verschijnen".
Overigens heeft de heer Oelen niet de indruk, dat veel scholieren na de min of meer verplichte nummers voor zichzelf doorgaan op het oeuvre van Couperus, die in ruil voor wat hij de lezer toeschuift een ruime verbeeldingskracht en flink wat zelfwerkzaamheid opeist. „Hij geeft toch maar heel weinig handeling en ook in de boeken, die zij leest, zoekt de jeugd in de eerste plaats actie. Ik heb zon idee, dat de meisjes er beter mee overweg kunnen dan de jongens. Ze blijken dit proza rustiger op zich in te laten werken".
De heer Oelen heeft bij mensen, die enkele jaren geleden de hbs afmaakten, eens geïnformeerd of zij Couperus zijn blijven lezen. Het resultaat van deze mini-enquête bevestigde zijn vermoedens. Van de vijf of zes oud-leerlingen, die hij er naar vroeg, vertelden vier dat zij de schrijver na hun eindexamen links hebben laten liggen. Eén jongeman was wél verder met hem opgetrokken, omdat hij de stijl van Couperus zo bewondert. De anderen konden die ook wel waarderen, maar uitsluitend in het kleine bestek van met name de Korte Arabesken.
Het ligt voor de hand, dat de moderne literatuur hoog genoteerd staat op de boekenlijsten van de jongelui en dat de voorkeur uit gaat naar werken, die vlot „weg lezen". Vaak speelt ook hier de mode mee: dan moet het van Wolkers beslist Turks Fruit worden en is Gerard Kornelis (van 't) Reve een absolute „must". Als dan ook bijvoorbeeld nog Nescio staat vermeld, springt het hart van menige leraar op van vreugde. De heer Oelen: „We zoeken al gauw naar ideële motieven en dat zou je als neerlandicus ook wel graag willen. Maar de realiteit is meestal natuurlijk, dat naar hem is gegrepen omdat hij zon lekker dun boekje schreef".
"Groeiende belangstelling onder scholieren voor Couperus". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
De „stille kracht" of magie: noemt Couperus daar veel voorbeelden van? „Hij suggereert ze meer dan hij ze noemt. In een tv-versie moet je duidelijker zijn. Ik heb wat voorbeelden van zwarte kunst, die ik zelf in mijn Indonesische tijd heb meegemaakt, gebruikt: klopgeesten, mensen die onder invloed van een vloek wegteerden".
Dramatisch hoogtepunt in het boek is de scène als de overspelige Leonie (Pleuni Touw) in de badkamer door onzichtbare monden wordt ondergespuwd met rood „sirih-sap": door zwarte kunst ingegeven represaillemaatregelen die hun huiveringwekkende weerga niet hebben! „De kijkers krijgen die scène uitgemeten hoor. Laat me er niet te veel van verklappen, dan zou het effect verloren gaan. Het komt wel sterker over dan in het boek: wat Couperus alleen maar even aanstipt, moet ik perus aleen maar even aanstipt, moet ik zichtbaar én dramatisch maken. Tja... De stille kracht. Het blijft een lilakleurig drama".
"Goena goena". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
In de dagen vóór de eerste wereldoorlog woonden in Zuid-Frankrijk, aan de Rivièra, vele Indische gepensioneerden en verlpfgangers. Het milde klimaat, de schoonheid van zee en landschap, de hoge kwaliteit van allerlei soorten van genoegens en vermaak, van casino's, feesten, toneel, ballet en opera, de gemakkelijke toegankelijkheid van de echte eer van de demi-monde, en dat alles voor een betaalbare prijs, vormden een weergaloze attractie voor bezoekers uit de gehele beschaafde wereld. Met een inkomen van f 300 in de maand vond men daar aan de Rivièra een allerplezierigst bestaan, met het dubbele leefde men er als een vorst.
In de permanente vreemdelingenkolonie trof men toen rond 1910 te Nice de Nederlandse auteur Louis Couperus aan en, wat jaren later, ook zijn oudere broer en schoonzuster John en Rica Couperus, teruggetrokken te Monte Carlo als gepensioneerd resident uit Java. De beide broers waren in mannelijke lijn de laatste telgen van een nu uitgestorveri Indische tak van een oorspronkelijk Friese familie van dominees en hoge ambtenaren. Een Schots domineesgezin Coooer. ook wel gpseh reven Cowper. zou na de godsdiensttwisten ten tilde van Ma>-v Stuavt en John Knox in Schotland, omstreeks 1580 naar het wat rustiger Friesland ziin geëmigreerd. Van hen zou afstammen een in ieder geval bewezen voorvader van de Couperussen. Jan Janszoon Cuiper, rond 1650 woonachtig te Sneek en kuiper van beroep. Eén der zoons studeerde af als dominee aan de Academie van Franeker en latiniseerde ziin naam tot Couperus, zoals dat toen bij promovendi de gewoonte was.
Geschreven door A. J. D. Steenstra Toussaint oud-gezant der Nederlanden, kleinzoon van Elisabeth Couperus en een achterneef van de grote schrijver. Met zijn ouders deelde hij van 1908 tot 1912 de villa te Nice, gehuurd door zfln oom Louis en zijn nicht Betty Baud. Later als student ln Nederland bezocht hii het echtpaar in Den Haas en in Gelderland en erfde na het overlijden van Couperus in 1923 een goed deel van zijn voortreffelijke garderobe.
Louis Couperus
"Louis Couperus wals zijn familie hem zag (Door A.J.D. Steenstra Toussaint)". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
(Van onze correspondent)
HILVERSUM — De Boekenweek staat dit jaar in het teken van Louis Couperus, en Walter van der Kamps televisiebewerking van Couperus' Indië-roman „De stille kracht" start op 1 april. Opzet? „Bloot toeval", zegt Walter van der Kamp, „al ben ik er wel blij om. De tv-serie van De stille kracht ligt al meer dan een jaar op de plank. Zij werd vorig jaar'maart afgemaakt, maar eerst moesten nog Tijl Uilenspiegel, ook door mij geregisseerd, en Een mens van goede wil worden uitgezonden. Door omstandigheden ben ik in een schema terechtgekomen, waardoor ik van tevoren werk. Dat bevalt me heel goed. Ik ben nu al weer bijna klaar met een nieuwe Elsschot bewerking naar zijn boek De Verlossing, maar de kijkers krijgen het pas in het najaar te zien".
Walter van der Kamp, de man die voor de AVRO vele boeken pasklaar voor het scherm maakte en ze ook regisseerde (vooral bekend werden zijn Elsschot-adapties), was allang gecharmeerd van De stille kracht. Hij ia niet van Nederlands-Indische afkomst, maar hij is wel in Indonesië geweest en weet wat „stille kracht" Inhoudt. Goena goena of zwarte kunst ls volgens hem geen verzinsel, maar lets wat bestaat en waar je als bezoeker in een vreemd land rekening mee moet houden.
„Maar de rechten waren niet vrij, want Fons Rademakers zag er — terecht — een speelfilm in. Dat is toen niet doorgegaan, omdat Rademakers in Indonesië het huis niet kon vinden waar het verhaal zich zou hebben afgespeeld. Hij zag er toen van af en ik kon eindelijk mijn gang gaan".
Walter van der Kamp had geen enkel probleem met de locatie. „De stille kracht is voor honderd procent in Nederland gemaakt, omdat ik vind dat de sfeer met studiobelichting beter uitkomt. Alle buitenopnamen maakte ik 's avonds. Je ziet er niets van dat we niet in de tropen zitten".
De bewerking was een geweldig karwei. Niet dat er zoveel moest worden weggelaten („De stille kracht is maar een kleine roman, en de tv-serie neemt vier en een half uur in beslag, verdeeld over drie afleveringen"), maar omdat juist lege plekken moesten worden opgevuld. „Als Couperus schrijft dat twee mensen over een bepaald onderwerp een gesprek hebben, dan moet je op het scherm die dialoog ook horen. En die moet helemaal in de stijl van Couperus zijn".
Van links naar rechts: Jenny Heetkamp, Pleuni Touw en Willem Nijholt in een scène van de televisiebewerking van 'De stille kracht.
"'De stille kracht—een lila-kleurig drama". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
„Het enige onwerkelijke in het tv-drama is, dat ik de Javanen onderling ook Nederlands laat praten. Daarmee wilde ik ondertiteling vermijden. Indo's en Javanen praten dus allemaal met het Indisch accent, dat iedereen wel kent. Het blijft een licht accent, omdat de nadruk daarop komisch zou kunnen werken en dat is niet de bedoeling".
„Ook enkele blanken — Pleuni Touw en Willem Nijholt bijvoorbeeld — praten Nederlands met een Indische tongval. Nijholt en ook Elly Ruimschotel zijn van Indische afkomst. Een heleboel andere acteurs, waarvan sommigen Indische mensen moeten afbeelden, komen niet uit Indië en hebben hun accent moeten aanleren. Dat lijkt me geen bezwaar: acteurs kunnen dat ietwat zangerige taaltje best onder de knie krijgen. Je ziet tegenwoordig allerlei series, waarbij acteurs Vlaams, Brabants of weetikveel moeten praten: dialecten, die niet de hunne zijn".
Walter van der Kamp heeft dus bewust géén acteurs of actrices met een Indische afkomst gezocht. Frappantste voorbeeld daarvan is Hans Dagelet, die de jonge Indo-verleider Rooy moet spelen. Aanvankelijk zocht Walter van der Kamp voor die rol een dilettant, maar hij vond later dat toch beter een beroepsman „mooie jongen Rooy met zijn lange gekrulde haar" kon spelen.
Voor de kleinere rollen en de figuratie had Van der Kamp wel degelijk Indische Nederlanders nodig. Op advertenties in het blad Tong Tong en oproepen via het beeldscherm kwamen honderden mensen naar de audities in Hilversum. „Ik heb de types die ik zocht, erg gemakkelijk eruit kunnen halen. Er spelen zon tien amateurs normaal tussen de acteurs mee. Op dat gebied had ik wél authenticiteit nodig: geen bruingemaakte Nederlanders maar mensen, van wie de accenten zorgvuldig gecontroleerd werden. Want niet alle Nederlanders van Indische afkomst praten nog zo van „Te gek toch!" Vooral de jongeren zijn dat óf vergeten óf ze hebben, omdat ze in Nederland zijn geboren, doodgewoon Mokums, Grunnings of Limburgs leren praten".
Walter van der Kamp heeft heel fijn met zijn Indische Nederlanders kunnen werken. „Ik heb nog nooit zon goede figuratie gehad. Indische mensen zijn zó verpletterend zichzelf; ik had niet verwacht dat zon verhaal over het oude Indië nog zoveel sentimenten kon losmaken".
"Indisch accent". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039
Over dat bewerken van het boek: „Ik heb er een geheel nieuwe figuur in moeten schrijven, die dus bij Couperus niet voorkomt, maar in de tv-versie in feite de spil is waarom het verhaal draait. Deze figuur — een schilder — is in feite Couperus zelf. Hij verkondigt bepaalde zienswijzen van „een buitenstaander in een vreemd land", die interessante opvattingen mogen heten over „de stille kracht" en over de verhouding tussen Nederland en Indië. Die meningen weglaten zou onherstelbare schade aan het drama toebrengen. Die bij Couperus zelf niet voorkomende schilder zegt wat Couperus zelf denkt en in de tijd dat Couperus dat schreef, zou je het bijna anarchie kunnen noemen".
„Couperus oefent namelijk scherpe kritiek uit op de arrogantie van de Nederlanders, die zich niet of nauwelijks wensen te verdiepen in het Indonesische volk. Ton Kuyl — hij beschikt over een schitterend Indisch accent maar hij gebruikt het niet! — speelt die Couperus-figuur".
Walter van der Kamp weet dat er straks kritisch naar zijn tv-versie van De stille kracht (uitzenddata 1, 8 en 15 april) zal worden gekeken. „We hebben om te beginnen al een miljoen kijkers — de Indische Nederlanders —, die kunnen oordelen of ik het goed gedaan heb. Vandaar dat het uiterlijk van de serie pijnlijk nauwkeurig in de gaten is gehouden. Alles moest kloppen tot de kabajaspeldjes en de boordeknoopjes toe. De ceremoniële begroetingen, de kostuums: het werd allemaal zeer goed in de gaten gehouden om anachronismen te voorkomen. Indië anno 1900 moet er in De stille kracht authentiek in uitkomen".
Waarom heeft Van der Kamp van De stille kracht geen langer lopende serie gemaakt? „Dat kan je alleen maar waarmaken bij verfilming van romans, die een verhalend of episodend karakter hebben (bijvoorbeeld Oorlog en vrede, Een mens van goede wil). Bij De stille kracht zou je de spanningsboog verkruimelen als de afleveringen korter worden gemaakt".
"Nieuwe figuur". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/03/02 00:00:00, p. 39. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619580:mpeg21:p039