Andermaal bepalen toeval en willekeur de inhoud van dit stuk. En dat terwijl de ordenende geest in mij het zich allemaal heel anders, degelijker en weloverwogener had gedacht. Deze keer zou een (bescheiden) deel van de voorraad dichtbundels dan toch eens wat systematischer worden beschreven door een aantal protesterende dichters bijelkaar te brengen. Die zijn er zoals bekend, ook al bestaan er dan meer die schrijven vanuit het eigen lyrische, romantische gemoed. Helaas bleek de verscheidenheid bij de protesterenden bijna even groot als bij de romantischer aangelegde groep. De uitvoering van mijn voornemen werd vervolgens helemaal onmogelijk gemaakt toen ik de lektuur begon met, in dit geval, verkeerde bundels. Annie M. G. Schmidt zou nog wel zonder al te grote krachttoer in het gedachte geheel ondergebracht kunnen worden, maar met Guus Vleugel zag ik daar geen kans toe. Daar ging het mooie, althans goedbedoelde plan.
Om toch nog enige lijn in dit verhaal te krijgen ben ik daarna gaan zoeken naar dichterlijk werk met een anekdotische of lichtvoetige dan wel een zeker plezier belovende struktuur. Helemaal bevredigend is het resultaat niet geworden. Maar denkend aan de wijsheid van de spreuk ,Beter iets dan niets' heb ik het erbij gelaten. Bovendien kan nog aangevoerd worden dat deze wat slappe ondergrond niettemin toch voldoende is om als basis te dienen voor de boeken van Annie Schmidt en Guus Vleugel, al mag daaruit niet afgeleid worden dat dit tweetal steun nodig zou hebben. Het tegendeel is het geval. Deze vertegenwoordigers van een nog niet zo lang als literair volwassen beschouwd genre laten heel wat „echte" dichters ver achter zich. Van Annie Schmidt verbaast dat langzamerhand niet meer. Met haar veelzijdige, een ongekend aantal jaren constant op hoog peil gebleven werk heeft zij zich een grote faam verworven. De „liedjes" die in de bundel Water bij de wijn verzameld zijn bevestigen haar reputatie. Het gaat om teksten voor een handvol cabaretiers. Voorop Conny Stuart en verder kunstenaars als Wim Sonneveld, Jenny Aryan, Frans Halsema en enkele anderen. Behalve de door hen gebrachte liedjes staan er ook nog enkele in die merkwaardig genoeg tot nu toe ongebruikt zijn gebleven. Het heeft weinig zin om allerlei titels te gaan noemen. Laat ik volstaan met te zeggen dat Water bij de wijn een schitterend geheel is met feitelijk alleen maar sterke teksten. Ze zijn jammer genoeg allemaal te lang om volledig te citeren. Daarom een fragment uit het voor Conny Stuart geschreven liedje „Het is over" dat ik een der mooiste en knapste uit de bundel vind: Hij drinkt te veel. Dat is haar zorg Al drinkt ie hele emmers rum, ik trek m'n handen dr van af. Dan maar een fijn delirium. Ze mag 'm hebben. Het valt niet mee, hoor, mooie poes! Je hebt er tact voor nodig, meid. Nou leef je in een roze roes, maar dat gaat over mettertijd. Dan moet je tonen wat je kan. Dat wordt een hele zware test. 't Is niet eenvoudig met die man. Ik hoop maar dat je het verpest! Wacht even, waarom zeg ik dat? Wil ik 'm terug? Voor geen miljoen. Ik hoef niet meer. Ze wou zo graag. Nou goed dan, laat ze het dan doen. Ze mag 'm hebben. (...) Nu geef ik, net als in mijn jeugd, mijn speelgoed aan een ander kind. Hier is het. Je mag het hebben. Het is voor jou. Pak aan dan. Je mag het hebben. want het is nou niet meer van mij. En veel geluk, maar een ding vraag ik je. Maak het niet stuk.
Guus Vleugel
Annie M. G. Schmidt
"De 'echte' dichters komen pas na Annie Schmidt en Guus Vleugel". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
Nico Scheepmaker, behalve betaalde televisiekijker o.m. ook de Stopper van deze Leeuwarder Courant, heeft zijn dichterlijk gemoed eveneens door het voetbalspel laten inspireren. Dat leverde zes verzen op voor de derde afdeling van zijn bundel Hoppers Holland. Een titel die zinspeelt op een door Scheepmaker wekelijks onder de naam Hopper aan de Volkskrant geleverde rubriek. Als ik zeg dat de voetbalgedichten me hoegenaamd niets doen — al moest ik wel even lachen om Ajax „de beste club die Moeder Aarde kent" —
kan dat een gevolg zijn van mijn onverschilligheid voor de voetbalsport. Een definitief oordeel over Scheepmakers bundel moet daarom breder gefundeerd zijn. Welnu, na ook de overige vijf afdelingen gelezen te hebben is de slotsom, dat het boekje soms wel aardige gedichten bevat, dat verrassingen zich nimmer aandienen, dat hét me allemaal te praterig en af en toe te keuvelend is, dat hetgeen er over liefde en erotiek in staat net zo goed binnenskamers had kunnen blijven en dat Scheepmaker een enkele keer heel dicht de grens van het ulevellenrijm nadert: „Want het bestaan, als monoloogjis een ontkleurde regenboog:leen leven zonder toebehoren." Kortom: het maakt te vaak een gewilde indruk; inderdaad het dichtwerk van de man die op zijn „Boodschappenlijstje" aan het eind nog even noteert: „Ook niet vergeten een sonnet te schrijven/En zorgen dat de boel een beetje rijmt." Met de verstechniek zal het op zon manier doorgaans wel lukken; voor de poëzie, waar Scheepmaker naar eigen woorden op uit is, is .meer nodig.
"Hopper Scheepmaker". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
De als gevolg hiervan ontstane droefheid — per slot was de hoop gesteld op wat plezierigs en lichtvoetigs — meende ik te kunnen verminderen met de in een vaag aan Peter Vos herinnerend, door de dichter zelf getekend omslag verpakte bundel Vast tapijt van de Belg Jan Vanriet. Er viel soms inderdaad om te lachen, maar ik denk dat dit niet in overeenstemming is met des dichters bedoelingen. Of hadden passages ais deze misschien toch serieus genomen moeten worden: „Hoe je merkt dat ie rilt I en huids huivert, haperend als kamfer" en: „(. ..) de stranden gefronst verlaten,/hun schoot schroeiend met olie bemorst." Het zou geen enkele moeite kosten om meer zulke voorbeelden te geven. Zin heeft het nauwelijks. Jan Vanriet, hopeloos uitgegleden op zijn „vast tapijt", is er niet mee geholpen. Dat kan hij alleen zelf doen door te gaan begrijpen dat het afscheiden van gedichten één ding is maar dat daaruit niet de verplichting voortkomt er ook publieke bekendheid aan te geven. Waarom zou een dichter niet eens op een tegendraadse manier aardig mogen zijn voor de lezers? En als Vanriet zichzelf toch graag in druk wil zien, laat hij dan alleen zijn vrienden, bekenden en verwanten bedenken. Wie weet houden die hem daarna af van verdere onbezonnen stappen op „het ókeren vast tapijt", „opwollend' of hoe dan ook; met of zonder „een naaldje stiekem uit de plastic opbergdoos."
"Uitgegleden op vast tapijt". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
(ADVERTENTIE 1.M.) 3 kiene vragen over winstdeling stel ze vóór u zich verzekert r————————— t 1b de levensverzekeringspolis ook -winstgevend voor mij? O Deel ik vanaf de eerste dag mes | *_ndewi_urt? \riMOo 3 Wordt ook op het „risioo"-deel I IP^l, van mijn levensverzekering een , I&pch, \ winstuitkering bijgeschreven? I
"Advertentie". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
Als het niet zon gek woord was zou je kunnen zeggen dat Guus Vleugel de lijfschrijver is van Jasperina de Jong. De vorig jaar met de Van der Hoogtprijs van de Maatschappij voor Letterkunde „aangemoedigde" tekstdichter heeft van het ontstaan van het Lurelei-cabaret af voor haar alles geschreven wat deze geweldige artiste met haar indrukwekkende talent en een enorme inzet heeft gespeeld en gezongen. Daarnaast, zo blijkt nog weer eens uit de bundel Teksten, schreef Vleugel ook voor mensen als Adèle Bloemendaal, Leen Jongewaard en anderen. Hoofdzaak, kwantitatief zo goed als kwalitatief blijven echter de teksten voor Jasperina de Jong. Dat zijn, niet toevallig lijkt me, ook juist die welke zich het beste „los" laten lezen. Want anders dan bij Annie Schmidt blijkt een deel van Vleugels werk in gedrukte vorm minder zelfstandig overeind te blijven. Je mist dan toch de „voordracht" ervan. Overigens is dit niet meer dan een constatering, omdat het hoort bij de eisen waaraan een goede tekstdichter maar al te vaak moet voldoen. En goed, heel goed is Guus Vleugel zonder twijfel: Meisje uit de provinsie in het Magies Sentrum; 't Komt allemaal in mijn memoires; Voor de revolutie of God is niet dood en nog heel wat andere teksten bewijzen dat. Een fragment uit het voor Gerard Cox geschreven „God is niet dood" moet dat toch maar even illustreren: God is niet dood, Hij leeft in hutten en paleizen waar iedereen met Hem verkeert op andere wijze, dominee Buskes door een beetje op te zwellen en de Margriet door een enquête in te stellen. Gerard Kornelis van het Reve brandt een kaarsje of strijkt verliefd een jonge ezel langs het aarsje en in de kloosters doen ze 't meestal door te zwijgen en op de Veluwe door polio te krijgen. Dat doet mij deugd, ja dat verheugt mij werkelijk zeer, ik kijk daar absoluut geen ogenblik op neer, maar 'k zoek het toch voor mijn persoonlijke mystiek steeds weer het liefste in de nooble dansmuziek....
"Guus Vleugel". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
Na de niet zo bijster geïnspireerde erotiek in Scheepmakers bundel („27 e lig in je armen, je lichaam/Is in een fluwelen struweel") dacht ik het toeval iets te moeten helpen door te kiezen voor een bundel met een wulps, haast Rubensiaans omslag. Wel, wat ook de waarde mag wezen van de literaire stelregel dat vorm en inhoud één zijn, bij Gerard Petrus Fierets De trommel van de vrijbuiter en de begeerte van de vijf gaat dat niet op. Hoe ik ook mijn best deed, van erotiek en aanverwante zaken viel geen woord, zelfs geen letter te ontdekken. Poëzie ook niet trouwens en al evenmin de zin van de in het boekje opgenomen gedichten. Fieret, een 50-jarige die zich volgens eigen verklaring in zijn leven onder meer met tekenen, schilderen, fotografie, etnografica en glazenieren heeft beziggehouden, heeft zich niet „overwegend cryptisch" uitgedrukt naar in zodanige mate dat er geen touw aan zijn schrijfwerk vast te knopen valt. Hij mag het dan ergens hebben over „messcherp denken", zijn gedichten zijn voorbeelden van het tegendeel.
"Fierets trommel". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
De Bezige 'Bij is een der bedrij vigste uitgeverijen voor dichtbundels. Die verschijnen in een reeks BB Poëzie waarin, zonder dat duidelijk is waarom, twee onderling naar het uiterlijk verschillende boektypeh een plaats hebben. De breedste bundels hebben wit papier, de precies twee centimeter smallere zijn allemaal op hetzelfde gele papier gedrukt dat ook gebruikt wordt voor de non-fictiontitels van de Cargo-reeks. Uit de „gele" afdeling BB Poëzie dienden zich twee bundels aan die wel in dit stuk leken te passen.'
Grand Guignol, de titel waaronder Louis Ferron nieuw werk brengt, leek zelfs veelbelovend. Is Grand Guignol niet een „Vorm van volkstoneel waarin gruwelen en misdrijven, met behulp van ingenieuze trucs, op plastische wijze worden uitgebeeld"? Ferrons in deze bundel opgenomen „gedichten 1966—1971" blijken in twee afdelingen opgesplitst: „Wagneriana & Andere Curiositeiten." Uit de eerste afdeling valt af te lezen dat de dichter het niet begrepen heeft op Wagneriaanse (en nog ergere) Duitsers. Die weerzin deel ik. Maar op basis van Ferrons gedichten kom ik er niet ver mee zodat het verstandiger lijkt de eigen motieven te handhaven. De meeste andere lezers van deze afdeling zal het insgelijks vergaan: Ferron gebruikt teveel namen en beelden die alleen voor hem een bepaalde lading bevatten. Hetzelfde bezwaar, zij het in mindere mate, geldt voor de „andere curiositeiten." Ook daar wordt teveel versluierd. De bewerking respektievelijk vertaling van gedichten van de Pool Zb. Herbert en de Westberlijner Guenter Bruno Fuchs vormen uitzonderingen. Die zijn er gelukkig nog wel meer. Zoals nummer 5 van de cyclus „Opera en bel canto":
Wat ik ooit zag, In dromen of op oude platen. Een huis op een hoek, een Spoorbaan op een dijk. Tinnen soldaten op Een donkerrood tapijt; Wat ik ooit zag, Daar is op een dag De brand in gestoken. Op een vergeten dag In mijn geboortestad. Bevrijding noemden ze dat.
Rest nog een nieuw werkje van C. Buddingh', een man van wie ik, gezien zijn grote produktie, al jaren dacht dat gedichten schrijven hem hoegenaamd geen moeite kost. Daarom verbaast het me zeer dat Tussen neus en lippen een heel bescheiden boekje is: 23 gedichten (met zowat de helft niet langer dan vier regels), dat is alles. Wat dit betreft is Louis Paul Boon, aan wie het geheel is opgedragen, maar karig bedeeld. De lezer trouwens ook, zij het om een andere reden. Het grootste deel van dit boekje maakt een opzettelijke indruk, zo van ,ik moet wat produceren. Een mager, teleurstellend geheel waarin het beste niet voorkomt, het goede schaars is en de voor Buddingh' anders kenmerkende humor tot de zeldzaamheden behoort. Het enige voorbeeld dat ik kon vinden was eigenlijk dit „Klein gedichtje voor kinderen". ,Jij ziet ze nog eens vliegen!' had zijn moeder gezegd (niet één keer, maar honderd maal) En bijna dertig jaar later (op zakenbezoek in Le Mans) zag hij ze vliegen: de gebroeders Wright Zo zie je maar: nooit te vlug om je ouders lachen. Wel aardig, inderdaad. Maar Buddingh' kan beter, mits niet „tussen neus en lippen". Want dat lijkt teveel op het boodschappenlijstje van Scheepmaker. Ook dat is voor partikulier gebruik! RUDI BOLTENDAL ANNIE M. G. SCHMIDT — Water bij de wijn; 58 blz., f 12.50. GUUS VLEUGEL — Teksten; 109 blz., f 17.50. Twee uitgaven van Querido, Amsterdam. HENK SPAAN — 'n Lach en 'n Traan ;uitgave: Tango-Sijthoff, Leiden; f 3,75 NICO SCHEEPMAKER — Hoppers Holland; uitgave: Erven Thomas Rap, Spuistraat 283, Amsterdam; 63 blz., f 6.50. GERARD PETRUS FIERET — De trommel van de vrijbuiter en de begeerte van vijf; uitgave: Bert Bakker, Den Haag; 47 blz., f 8.90. JAN VANRIET — Vast tapijt; uitgave: Paris-Manteau, Den Haag; 63 blz., f 9.90. LOUIS FERRON — Grand Guignol en C. BUDDINGH' — Tussen neus en lippen; twee uitgaven van De Bezige Bij, Amsterdam; resp. 51 en 29 blz., a f 7.50).
"Louis Ferron". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
HILVERSUM — „Kan niet zingen. Kan niet acteren. Kan een beetje dansen". Dat was volgens de overlevering het vernietigend oordeel na de eerste, rampzalig verlopen screentest van een schriele sprinkhaan-met-ambities, Frederick Austerlitz, die als Fred Astaire filmlands grootste en geliefdste dansvirtuoos zou worden. Op 10 mei viert hij, nog steeds broodmager, zijn 75e verjaardag — met uitzondering natuurlijk van zijn elastieken benen, waaraan die vele jaren de rek niet hebben kunnen ontnemen.
In 1946, met zijn successprookje aan de wentelende en kerende zijde van ideale partner Ginger Rogers al geschreven, wilde Astaire er reeds mee stoppen. „Blue Skies" met Bing Crosby had zijn laatste musical moeten zijn. Maar toen viel collega Gene Kelly plotseling uit voor de hoofdrol in „Easter Parade" en natuurlijk sprong soepele Fred in de bres. Waarna hij vrolijk op de oude toer verder ging. Pas in 1959 vond de inmiddels 60-jarige het welletjes, de musical was trouwens als filmgenre uit de pas geraakt en met zijn spreekwoordelijke energie stapte Astaire over naar het serieuze acteerwerk. Dat kon hij óók, zoals meteen al bleek uit de figuur, die hij in „On the beach" overeind zette.
Zijn voeten bleven echter onrustig. En tot ieders verbazing beleefde de oude Fred kort voor hij 70 werd in „Finians Rainbow" een eclatante come-back. Met als vanouds zon koddig hoedje op de nu kalende schedel, met tussen al die groeven van zijn gezicht de pretoogjes van weleer en met dezelfde lenige lange benen, die hem in drie sprongen een hoge trap op brachten. De film werd een flop, maar een unieke danscarrière kreeg er een luisterrijke finale mee.
Fred Astaire
"Filmacteur Fred Astaire 75 jaar". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
Astaire was in 1899 te Omaha (Nebraska) geboren als zoon van Oostenrijkse immigranten. Al heel jong vormde hij samen met zijn zuster Adèle een danspaar, dat in de twintiger jaren furore maakte in musicals als Funny Face, Band Wagon en Lady Be Good. Toen Adèle trouwde en in 1932 het toneel adieu zei, ging haar broer alleen, en met nog steeds stijgend succes, verder: zijn bijdrage aan de show The Gay Divorcee werd zowel op Broadway als in Londen met geestdrift ontvangen.
Freds filmdebuut kwam een jaar later naast Joan Crawford in „Dancing Lady". Een bescheiden begin, maar hij putte er de moed uit om een veeleisender rol in Flying Down to Rio op zich te nemen. Zijn partner daarin was een soepele en grappige blondine, die eigenlijk van plan was met haar musicalwerk te kappen: Ginger Rogers. Het werd de start van een legendarisch filmpaar, dat tot 1939 door een groot aantal voortreffelijke showfilms, zoals Top Hat, Swingtime en Shall we dance?, zwierde en tapte en er allerlei dansrages mee ontketende: de carioca en de continental, de piccolino en de yam.
"Furore". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
Het toeval bepaalde dat de overstap naar de „echte" dichtkunst gedaan werd met Henk Spaans werkje 'n Lach en 'n Traan. Nou, beroerder had het wel niet gekund. Wat deze redakteur van het in sommige kringen zoveel geprezen Amsterdamse studentenblad Propria Cures in dit magere boekje te bieden heeft stelt minder dan niets voor. De traan bleef, uit het oog, de lach liet de mond onberoerd. Het is zo maf allemaal dat ik betwijfel of Spaan aan zijn schrijverij zelf maar één moment plezier heeft beleefd. Tenzij om de verveling te verdringen als hij als voetbalmedewerker van de Haagse Post zich op de een of andere tribune zat te verbijten. Voor de lezer leidt ook dat tot niet meer dan dit puberale versje:
Opstomend uit het middenveld loerend op een van Moulijns hoge geraffineerde trekballen is WIM VAN HANEGEM er wederom in geslaagd met de lange puntig toelopende nagels van zijn gekromde linkerhand de kloten van zijn directe tegenstander geducht te besóhadigen.
"Geen lach, geen traan". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033
Astalre vond niet alleen waardering vanwege de perfectie en precisie van zijn danskunst, zijn vindingrijkheid,
virtuositeit en vakmanschap, zijn zekerheid en inzicht. Ook de merkwaardige motoriek, waarmee hij zich door de speelscènes bewoog, de innemende grijns en zijn ongewone, maar daarom niet minder aantrekkelijke zangstem bezorgden hem een immense populariteit. Wat dat laatste betreft: Irving Berlin heeft gezegd, dat hij zijn songs het liefst door Astaire hoorde zingen.
Behalve Ginger, met wie hij tien films maakte, heeft Fred in de loop van de jaren ieder, die in Hollywood op soepele benen groot werd, als partner gehad en stuk voor stuk hebben zij dat als een eer beschouwd. Om maar een greep te doen: Eleanor Powell, Paulette Goddard, Rita Hayworth, Joan Leslie, Lucille Bremer, Jane Powell, Leslie Caron, Vera Ellen, Betty Hutton, Judy Garland, Arm Miller, Cyd Charisse en Audry Hepburn. In 1949 werd zijn betekenis voor de kwaliteitsverbetering van de musicalfilm met een speciale Oscar gehonoreerd. Zelden zal dit gouden mannetje beter terecht zijn gekomen.
"Precisie". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/04 00:00:00, p. 31. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619631:mpeg21:p033