De in Januari uitgestelde voordracht van den heer A. E. Arkenbout Schokker voor de leden van het Rotterdamsch Natuurkundig Genootschap over meteorologie had gisteravond plaats. De weervoorspellingen maakten het eerste gedeelte van de voordracht uit. Altijd heeft men er belang bij gehad, te weten, welk weder verwacht kon worden, en het is daarom niet te verwonderen, dat in de oudheid priesters entoovenaars geraadpleegd werden, die beweerden, het weder te kunnen voorspellen en er invloed op te kunnen uitoefenen. Eerst sedert nog niet zoovele jaren begonnen de meer ontwikkelden verband te zoeken tusschen het weder en de hemellichamen. Behalve de zon moest de stand der vaste sterren bij de voorspelling van het weder in aanmerking komen, terwijl het verschijnen van een komeet nog meer van invloed op het wederwerd geacht. Ook naar den stand der maan wordt thans nog gezien, wanneer men iets omtrent het weder wenscht te weten. Niet alleen minder ontwikkelden doen dit, doch ook meer wetenschappelijke personen, maar dezen vragen hierbij naar oorzaak en gevolg. Spreker is echter van meening, dat men zich bedriegt, wanneer men meent uit den stand der maan het weder te kunnen voorspellen. i)e bette gelegenheid om weerkundige waarnemingen te doen, vindt men in de tropische gewesten, omdat aldaar de storende invloeden minder voorkomen. Uit waarnemingen gedurende een 60-tal jaren is gebleken dat bij volle of nieuwe maan over 't algemeen geen weersverandering plaats had, daarentegen bleek bij de meeste waarnemingen gedurende dien tijd, dat in de daarop volgende dagen wel verandering in het weder plaats vond. Uit een wetenschappelijk oogpunt beschouwd, oefent de maan op den dampkringeenigen invloed uit, doch in zoo geringe mate, dat men in de praktijk daarmede geen rekening heeft te houden. De maan kan dus voor weervoorspellingen niet in aanmerking komen. Alleen warmte is de oorzaak van alle weerstoestanden. Na een uiteenzetting hiervan en een bespreking over de wet van professor Buys Ballot, bracht spreker hulde aan de nagedachtenis van den grooten geleerde, die de vorige week ten grave is geleid, en aan wiens ijverige bemoeiingen het te danken is, dat thans een geregelde meteorologische dienst in werking is. Van verschillende stations worden dagelijks de weerkundige waarnemingen geseind, van de Nederlandsche stations: Groningen, Helder, Vlissingen en Maastricht geschiedt dit zelfs driemaal per dag. Uitvoerig stond spreker bij de depressies stil en deelde hierbij o. m. ook mede, dat men het seinen uit Amerika, wanneer een depressie in aantocht was, gestaakt heeft, omdat zij te dikwijls van richting veranderde. Het nut hiervan woog niet op tegen de kosten. Wanneer de wetenschap zoover gevorderd zal zijn, dat zij den loop der depressies bepalen kan, zullen de berichten eerst waarde krijgen. Voorspellingen kunnen nog niet gedaan worden, alleen kan men waarschuwen tegen storm. Hoe meer oostelijk het land is gelegen, hoe vroeger men van een aankomenden storm verwittigd kan zijn, omdat een depressie zich verplaatst van het westen naar het oosten. De voordracht werd door lichtbeelden afgewisseld, en vooral d oor het vertoonen van weerkaartjes, welke dagelijks door het Meterologisch Instutuut worden uitgegeven,konden de toehoorders zich nog een duidelijker voorstelling van het gesprokene maken. De spreker vond een aandachtig gehoor en verwierf toejuichingen. Tegen half zeven gisteravond werd in de stad algemeen alarm gemaakt voor een brand, welke bleek te zijn in het gebouw voor kostelooze spijsuitdeeling van den heer Koene, in de Hovenierstraat. De spuiten 15 en 11 hebben den brand in een half uur gebluscht; de overige aangerukte spuiten behoefden geen water te geven. Deheer mr. J. Vrolik heeft voor de rechtbank alhier den eed afgelegd als adjocaat en procureur. D e k a p i t e i n L. H. J. L. Vogelvanger van het 3e bataljon mariniers alhier, is overgeplaatst bij het 2e bataljon van dat korps te \msterdam. Wegens drukke werkzaamheden als particulier geneesheer, heeft de heer dr. S. J. Halbertsma tegen 1 Mei a.s. eervol ontslag gevraagd als geneesheer-directeur van het krankzinnigengesticht, alhier. Heden werden aan 'tKralingsclie Veer ter markt aangevoerd: 60 wintel-zalmen, die tegen f 1.85 a 2.15 per 5 ons werden verkocht. De schaalcollecte voor de Ned.Herv Kerk, te Öélftshaven gehouden, heelt f 108 opgebracht. Door een weduwe, wonende in de Eendraehtsstraat, werd gisteravond tusschen 7 uur en half acht in het portaal harer woning een pakje ontdekt, dat bij onderzoek een pasgeboren kind bleek te bevatten. Onmiddellijk stelde zij de politie van haar vondst in kennis en nam het kind tot zich, dat zij voorloopig zal verplegen, zoolang de moeder van het wicht, dat niet meer dan acht dagen oud kan zijn en in zeer onreinen toestand verkeerde, nog niet is gevonden. De politie tracht ijverig de moeder op te sporen. Van de volgende personen zijnb ij Burgemeester en Wethouders verzoekschriften ingekomen, waarbij vergunning wordt gevraagd om in de bij ieders naam vernielde localiteit sterken drank in het klein te mogen verkoopen, als: J. J. Krahé, Wijde Nieuwsteeg 11 ; P. Swaab, Schiedamschedijk -100: W. Bak, Jonkerfransstraat 2; J. Holman liv. W. v. d. Donker, Gedempte Karnemelkshaven 2. Aan de Rotterdam scheDiergaarde is gezonden een te Oudenhoorn gevangen zeemeeuw van bijzondere grootte. Deze vogel heeft een vlucht van 12 decimeter, zijn rug en zijn vleugels zijn blauwachtig zwart en het overige gedeelte van het lichaam is bont met helder witte verderen. De vogel heeft de grootte van een gans.
Rotterdamsch nieuwsblad
- 12-02-1890
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Rotterdamsch nieuwsblad
- Datum
- 12-02-1890
- Editie
- Dag
- Uitgever
- A.W. Sijthoff
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 832564818
- Verschijningsperiode
- 1878-1991
- Periode gedigitaliseerd
- 1878-1945
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Gemeentearchief Rotterdam
- Nummer
- 3655
- Jaargang
- 12
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Stadsnieuws.
Feuilleton De oorlog in de Vendée, DOOR PONSON DU TERRAIL. 27) Vervolg.
Voor zijn deur stonden dag en nacht twee schildwachten, op het kantoor waren twintig Tilerkeri ■werkzaam. De burger-commissaris, zooals hij algemeen werd genoemd, had niet enkel de levering der mondbehoeften, maar ook die van kleederen en schoenen, ja zelfs oefende hij tot op zekere hoogte er het beroep van bankier bij uit. Hij verschoot aan de officieren, die altoos achter waren in het ontvangen hunner soldij, kleine «ommen, welke hij later, als het geld uit Frankrijk Was aangekomen, kortte. Brutus Pelican had dus een groot krediet in het leger in Egypte en toen zij, die te Kaïro Waren achtergebleven onder bevel van generaal Kleber, zijn terugkomst vernamen, werd zijn woning als bestormd. Er waren zooveel personen, die hem noodig hadden, maar noch den avond zijner aankomst, noch daags daarna konden zij hem spreken. Brutus Pelican had streng zijn deur gesloten voor iedereen. Aan allen, die kwamen, gaven de schildwachten of de klerken ten antwoord: — De burger-commissaris is bezig met het inzien van de laatste post uit Frankrijk, met een schip aangebracht, en hij heeft te veel drukte om iemand te ontvangen vóór overmorgen. Dit was gedeeltelijk waar. Na een afwezigheid van honderd vijf-en-twintig dagen, had Brutus een uitgebreide correspondentie gevonden, niet alleen van de personen, in wier dienst hij werkte, maar ook van anderen. Echter was de deur niet voor iedereen gesloten, zooals weldra zal blijken. Evenals alle Oostersche huizen, had ook de woning van Brutus Pélican, een grooten hof, beplant met vijgeboomen, klimplanten als lotusrozen, enz. De muur van dien hof had een deurtje, hetwelk uitkwam in een dier nauwe straatjes, waarmede Kaïro als doorsneden is. Langs dit straatje, door die deur werden zij binnengelaten, die meer bevriend waren met Brutus Pelican, terwijl_de poort op het Esbekeihplein was voor iedereen. Het was dus langs die deur, dat tegen het vallen van den avond twee personen, als dieven binnen slopen. Het waren Jean Loriot en de Dame. Brutus wachtte op hen met zeker ongeduld. Gezeten op een mat, met de cliibouc in den mond, terwijl hij met kleine teugjes zijn koffie verorberde, scheen Brutus Pelican ingewijd met al de geheimen van het wellustig Oostersch leven. Toen Jean Loriot en de Dame binnen waren, liet Brutus zijn eersten klerk, die met rekeningen gekomen was, vertrekken. Zij bleven dus met hun drieën en niet zoodra was de klerk weg of Brutus zeide: — Ik heb nieuws uit Frankrijk. 1 — Goed ot slecht, vroeg de Damo. — Goed voor u. Dat is te zeggen, slecht voor de Republiek ? Heel slecht. De legers van het Directoir zijn overal geslagen. Italië is verloren, de Duitschers bedreigen den Rijn. — En de bestuurders verstaan misschien elkander niet? — In 't geheel niet. — Hebt gij den generaal gesproken 1 -— Ja.
— Is hij over den toestand ingelicht? — Zeer zeker, maar hij zegt niets. Dezen morgen heeft hij mij ontboden. Toen vroeg hij mij: — Hebt gij tijdingen uit Frankrijk ? — Ja. generaal, antwoordde ik. — Zijn uwe principalen niet tevreden ? •— Neen, generaal. — Welnu, burger commissaris, gij kunt hun antwoorden, dat binnen een maand alles beter zal gaan. — Goed, generaal. — Nog iets, burger-commissaris. — Terwijl hij dit zeide, fronste lnj de wenkbrauwen. — Het is niet noodig, dat men hier iets weet van hetgeen ginds gebeurt, het heil van het leger hangt er van af. — Ik verpandde hem mijn eerewoord niets te zeggen en ik vei breek dat enkel voor u. Maar gij of ik, is dat niet hetzelfde? vroeg Pelican. — Zeker, zeide Jean Loriot, maar... — Maar wat? vroeg Brutus. — Hoe kan de generaal verzekeren, dat de zaken een beteren keer zullen hebben in een maand? — Hij denkt er zich mede te bemoeien. — Ha! zoo. En op welke manier ? — Ik wed, dat hij eerstdaags zal vertrekken. — Zoo! Waarschijnlijk zou nu de burger-commissaris aan zijn vrienden nadere uitleggingen hebben gegeven, maar hij werd hierin verhinderd. Er klopte een mammeluk op de deur, die, nadat hem vergunning was gegeven, binnen te komen, zeide: — Burger-commissaris, de generaal-bevelhebber wil u onmiddellijk spreken. Brutus Pelican stond schielijk op. De burger-commissaris had zijn functies zeer ernstig ter harte genomen,zooals uit onsvroegerverhaal is gebleken, en sinds hij in Egypte was, had hij langzamerhand het vertrouwen gewonnen van dien negen-en-twintig jarigen generaal, die weldra de meester der aarde moest worden. De harde lessen,welke hij had geleerd te LéMans, ten gevolge zijner eenigszins vrije tong, hadden van Brutus Pelican den voorzichtigsten en bescheidensten man gemaakt van heel Frankrijk en Egypte. Bonaparte had hem evenzoo beoordeeld. Ook begreep Brutus Pelican, dat wanneer de generaal hem liet ontbieden, hij hem te spreken had over de belangrijkste zaken. Hij verzocht daarom zijn vrienden op zijn komst te wachten en spoedde zich naar den gencralen staf. Bonaparte was alleen en wandelde met groote , schreden door het vertrek op en neder. Zonder eenige inleiding en zoodra Brutus Pelican de deur achter zich had gesloten, zeide hij tot hem: — Burger-commissaris, ik vertrek. Brutus ontstelde. — De Turken zijn ontscheept te Abukir, vervolgde Bonaparte. Ik ga ze in zee terug drijven. Dit is een veldtocht, die niet lang zal duren. Brutus wachtte op verdere uitleggingen. — Beschikt gij over levensmiddelen voor een maand, vroeg hem de generaal. — Ja, generaal. — En hoe is het met het geld? Daarop bleef Brutus het antwoord schuldig. — Welnu, zeide Bonaparte. De Turken hebben geld. Wij zullen het hun ontnemen, want mijn soldaten moeten worden betaald. — Wanneer gaan wij er op uit, genei-aal ? vroeg Brutus. — Morgen. Echter blijft gij te Kairo. — Wat! •— Ik heb u hier noodig. Daarop naderde de generaal hem heel dicht en vroeg hem met onderdrukte stem: — Hebt gij een goed bestuurbaar en snelzcilcnd vaartuig ? — Generaal, het vaartuig, dat mij mijn laatste brieven bracht, heelt de reis gedaan in zeventien dagen. — Is het weer vertrokken ? — Neen, het ligt op de reede voor Alexaiidrië. •—Goed. Is het een vaartuig van uw compagnie? — Ja, generaal. •— Dus gehoorzaamt de kapitein aan u 1 — Hij wacht op mijn bevelen. — Zeventien dagen, prevelde de generaal, als sprak hij tot zichzelven. In een-en-twintig dagen kan men dus in Parijs zijn. Toen lichtte hij liet hoofd op. zag den burgercommissaris vlak in de oogen en zeide tot dezea burger: — Gij zijt jong. Ik weet, dat gij moedig zijt ook moet het u niet aan zelfzucht ontbreken. — Dat kan er naar zijn, antwoordde Brutus Pelican. •— Ik heb u rioodig, vervolgde de generaal. Ik reken op u. Indien gij getrouw zijt aan mijn gelukster, is uw fortuin gemaakt. — Dat geloof ik, antwoordde Brutus, die somtijds ook kon vleien. — Dus kan ik op u rekenen ? —- Ja, generaal. — Welnu, luister! Gij zendt een bode naar Alexandrië. Brutus knikte toestemmend. — Met bevel den kapitein van het vaartuig naar hier te brengen. — Goed, generaal. — "Wanneer de kapitein hier is, zult gij hem bevelen de reede van Alexandrië te verlaten in een somberen nacht, en het anker te werpen in de haven van Damiette, welke haven beter beseliei md is en minder wordt bezocht door d# Engelsche kruisers. — En verder, generaal 1
— Verder zal hij op bevelen wachten, die gij hem zult zenden. Brutus knikte toestemmend. Daarna gaf de generaal hem het afscheidsteeken door eene dier korte en snelle bewegingen, welke hem eigen waren, en Brutus Pelican keerde naar zijn woning terug. De Dame en Jean Loriot hadden op hem gewacht. —• Wel, zeide Brutus bij het binnentreden, mijn ■voorspelling zal weldra worden verwezenlijkt. De generaal vertrekt. — Naar Frankrijk? — Nog nie t. Hij gaat eerst slag leveren aan do Turken, daarna keert hij terug en vertrekt naar Frankrijk. Daarop deelde Brutus zijn onderhoud met generaal Bonaparte mede. — Wanneer ik maar aan de expeditie mag deelnemen, merkte Jean Ijoriot op. — En ik, voegde de Dame er bij. — Waarom ? vroeg Brutus. — Ik wil worden opgemerkt door den generaal, antwoordde de Dame. — Mij dunkt, dat dit reeds is gebeurd. — Ik heb nog niet wat ik verlang. — Ha ! ha! lachte Brutus. — Ik wil zijn aide-de-camp worden, vervolgde de Dame. — En ik wil de herstelling van mijn eer, voegde Jean Loriot er bij. — Gij zult die hebben, antwoordde de Dame. En terwijl een straal van mannelijken moed uit hareoogenschoot, riep zij uit: — Oh! generaal Bonaparte, de overwinnaar der Pyramiden, is wel de man, die den koning van Frankrijk weder op den troon zal plaatsen! Brutus Pelican haalde de schouders op. — Gelooft gij het niet; vroeg zij hem. — Neen! ik moet het ronduit bekennen.' — De generaal kan niet van de Republiek houden, die zooveel Woed heeft gestort. — Dat zeg ik niet. — Hij zal het Directoir omverwerpen ? — Ook dat geloof ik niet, Mevrouw. — Wel! wat denkt gij dan, dat hij met den troon zal doen ? — Wel! antwoordde' de burger-commissaris als begeesterd door een zonderling voorgevoel van de toekomst, hij zou daarop wel zelf kunnen plaats nemen. — Ho! riep de Dame, indien dat waar was, geloof ik, dat ik Charlotte Corday zou kunnen navolgen. En weer viel zij in een diep gepijns. De bevelen, die generaal Bonaparte had gegeven aan Brutus Pelican waren nauwkeurig uitgevoerd. Er lagen twee fregatten in de haven van Alexandrie, een daarvan ging voor anker liggen te Damiette en wachtte. Welke geheimzinnige reiziger moest er aan boord komen ? Dat wist niemand en niemand kon het vermoeden. Intussclien was generaal Bonaparte vertrokken, was hij de Turken tegemoet gegaan. Hij wreekte zich door hun een verlies te berokkenen van ongeveer twintigduizend man aan gesneuvelden en drenkelingen. De zegepraal van Abukir volgde op die der Pyramiden en de verovering van Egypte, met name het dal der Nijl, had plaats gegrepen, ondanks al de pogingen der Engelschen en der Turken. Die veldtocht had vijftien dagen geduurd. De Dame en Jean Loriot hadden deel uitgemaakt van de expeditie. Beiden hadden veel roem ingeoogst, vooral de eerste; ook zag zij haar verlangen verwezenlijkt. Opgemerkt tloor den generaal in den strijd was zij des avonds benoemd tot zijn ordonnance-officier. Zoo was het leger in zegepraal teruggekeerd naar Kaïro, vijftien dagen nadat het daaruii yertrokken was. Dat was de revanche voor het beleg van Saint Jean d'Acre. Niettegenstaande dit geluk, was het gelaat van den jongen bevelhebber niet opgehelderd. Den avond van zijn terugkomst deed hij Brutus Pelican ontbieden. De burger-commissaris had zijn beide vrienden niet terug gezien, ook verkeerde hij in groote ongerustheid, toen een mameluk hem kwam roepen om hem bij Bonaparte te brengen. Brutus Pelican onderdrukte dus een kreet van vreugde, toen hij bij den generaal binnen trad, want in de voorkamer trof hij een officier aan, die niemand anders was dan zijn vriend Jean Loriot. De kapitein, die als gewoon soldaat in dienst was getreden onder den naam van Jean, was luitenant gemaakt op het slagveld. Nu stond hij in de voorkamer van den generaal-bevclhebber. — Brutus Pelican liep op hem aan om hem de hand toe te steken. — Gelukkig, zeide' hij, zie ik, dat de dood u ditmaal nog niet tot zich heeft genomen. — Jean lachte treurig en vroeg : •— Hoe komt het, dat gij hier zijt ? — De generaal lieeft mij ontboden, was zijn ' antwoord. ' — Waarom ? — Dat weet ik niet.?;. Maar zij ? vroeg Brutus zacht. — Zij heeft wonderen van dapperheid verricht en haar droom is verwezenlijkt. Bonaparte, die geen vermoeden van haar kunne heeft, heeft haar benoemd tot ordonnance-officier. — Waar is zij ? — Daar binnen, bij den generaal. En Jean wees op de deur van het bijzonder kabinet van den bevelhebber, — Werkt de generaal? Ac Neen, hij is in gesprek met generaal Kleber, , — Ha! riep Brutus Pelican, dan geloof ik vast, dat ik mij niet heb bedrogen. — Wat wilt gij daarmee zeggen ? — Stil, antwoordde Brutus, gij zult het weten. — Maar wat dan 1 ■— Het is voor den generaal, dat het vaartuig, hetwelk ik naar Damiette heb gestuurd, daar voortdurend onder zeil blijft. — Gelooft gij dus, dat hij Egypte gaat verlaten ? — Zeker! en het bewijs hiervan ligt in het feit, dat hij met generaal Kleber spreekt, aan wien hij ongetwijfeld het opperbevel zal overdragen. — Maar, merkte Jean Loriot op, dewijl gij toch zooveel zaken raadt, kunt gij dan ook raden, waarom de generaal een nederig, onbekend luitenant, als ik ben, heeft doen ontbieden? — Hum! antwoordde Brutus, na een oogenblik overdenken, zij is het, die dat heeft gewild, Jean sidderde. — Duivels! vervolgde Brutus, wanneer de generaal vertrekt, gaat zij mee, wijl zij, zooals gij hebt gezegd, ordonnance-officier is. — Dat is zeker. — En gij weet wel,dat zij niet van u wil scheiden? Terwijl Brutus Pelican die laatste opmerking maakte, ging er een deur open en door de kier konden zij zien, hoe de opper-generaal en generaal ICléber tegenover elkander zaten aan een tafel, die overladen was met kaarten en plannen. Kleber sclieen treurig en ter neer geslagen. Op Bonaparte's gelaat blonk integendeel een buitengewone kracht en het was te zien, dat hij Kleber een dier plannen had ontwikkeld, die zoo eigen waren aan zijn ondernemingsgeest. Door die halfgeopende deur verscheen de Dame, die met een wenk een groot aan Brutus Pelican toewierp en door een teeken aan Jean Loriot te verstaan gaf, dat zijn beurt nog niet was gekomen. Zij kwam omßrutusPelican binnen te leiden;maar goodra deze in het bijzonder kabinet was, stond generaal ICleber op en stak de hand uit naar Bonaparte om afscheid te nemen. Deze schudde de aangeboden hand hartelijk en voegde slechts hierbij: — De Republiek moet worden gered. Toen generaal Kléber vertrokken was, richtte generaal Bonaparte het woord tot Brutus|Pelican, met de vraag: — Wel,burger,hebt gij mijne bevelen uitgevoerd? •— Ja, generaal, was het antwoord, — Ligt het schip onder zeil? — Dag en nacht. — Het is wel. Wacht even. En de generaal bracht eenige papieren in orde. Onder de legers der Republiek bekommert men zich niet over de namen der soldaten. Da edellieden, die onder haar vaandels dienden, hadden hunne namen ingekort, er er was meer dan een officier, die kortweg heette, Pierre of Paul, of zooals kapitein Loriot, Jean. Bonaparte had zich hoegenaamd niet beziggehouden met te vragen naar den echten naam van zijn tengeren ordonnance-officier, wien zijne soldaten den naam hadden gegeven van mejuffrouw, maar die een leeuw op het slagveld was geweest. Hij had hem zijn naam gevraagd, toen hij hem benoemde tot ordonnance-officier en de luitenant had enkel geantwoord; — Jozef. Meer had de generaal niet gevraagd. Kapitein Jozef was dus tegenwoordig geweest bij het onderhoud van zuiver politieke strekking, waarin generaal Bonaparte zijn gedachten en zijn theorie had ontwikkeld over de bestaande gouvernementen en waarin hij zijn plaatsvervanger had doen begrijpen, dat de Republiek verloren was, wanneer niet een krachtige hand de teugel» van het bestuur in handen nam. , (Wordt vervolgd.)
Waterstand en Weerbericht. Rotterdam 12 Febr. 4e getij 8.12 2e getij 8.56 's middags 12 uur.
40 Febr. 44 Febr. Barometer bij 0° Celsius 772.3 mM. 771.3 rnM. Theimöm. in de, schad. 3°C.37°F. 4°C.39°F. Minim. temp. 's nachts —2.5°C.28°F. — 3°C. 27° F. Maxim. temp. vor. dag 7°2C.45°F. 4°C.39°F. Windrichting en kracht Z.O. Oost 3 Bewolking der lucht Helder Helder
Buslichtingen aan het Postkantoor. Woensdag 12 Februari.
Parijs . .5.40 'sm., 8.50 'sm., 4.50 'sn.m., 6.50 'sav. Berlijn . 5.40 'sm., 9.30 'sm., 40.— 'sm., 2.27 'sav. 4.3o'sav., 6.55 'sav., 9.20 'sav. Londen . 5.40'5m., 8.50'5m., 4.4o'sav., 6.so'sav. Kaapland, Natal,o.-Vrijstaat, Transvaal 6.50 'sav. N.-Amerika, Mexico 6.so'sav. Canada, N.-Brunswijk, N.-Schotland, Prins Eduard 6.50 'sav. Brazilië, Argentina, Uruguay, Paraguay 8.50 'sm.
Vermakelijkheden, Vergaderingen, enz. Dinsdag 11 Februari.
Schouwburg, Aert Van Nesstraat. »Huwelijksgeluk" en »De Speeldoos",-7'/a uur. Place des Pays-Bas. Specialiteiten-voorstelling, 8 uur. Volkszangschool van iAmphion". Uitvoering. Nutszaal, BVa uur.
Faillissementen in het Arrondissement Rotterdam. Verificatiën. Woensdag 12 Februari.
10 uur. Reken, en verantw. faill. Baltus Cornelis Verweij, kleedermaker en winkelier te Gouda. Rechtercomm. mr. Ph. A. J. Bouvin, curator mr. J. Fortuijn Droogleever, advocaat te Gouda. 10 uur. Reken, en verantw. faill. Johannes Joseplius Timmermans, winkelier en broodbakker te Rotterdam. Rechtercomm. mr. Ph. A. J. Bouvin, curator mr. A. J. Bik. 10'/j uur. 2e Verif. faill. Corneles Adrianus Klerk, voorheen brood-, beschuit- en loonbakker en winkelier aan de Oranje Nassaustraat 110. 7 te Delftshaven (gemeente Rotterdam), thans zonder beroep, wonende aan de Havenstraat te Rotterdam. Rechtercomm. mr. A. E. Croockewit, curator mr.C. M. H. Minderop.
Vrijdag 14 Februari.
•10 uur. 2c Verif. faill. Johannes Cornclis Smits, spekslager en winkelier te Gouda. Rechtercomm.
mr. A. 11. Van Tienhoven, curator P. J. Van Vollenhoven.
Zaterdag 15 Februari.
'10 uur. -Ie Verif. faill. Evert Van der Paauw, voorheen winkelier in boter en kaas, enGeldersclie waren, thans koopman, wonende te Schiedam. Rechtercomm. mr. I. B. I. N. Ridder De "van der Schueren, Curator W. A. Van Dolder, candidaatnotaris te Schiedam. 10'/4 uur. 2e Verif. faill. A. B. Koetscheit, koopman en winkelier, wonende te Rotterdam van der Speiikstraat no. 100,Rechtercomm. mr. I. B. I. N. Ridder De van der Schueren, curator mr. H. A. Niéuwkamp. •
PLEIDOOIEN. Woensdag 12 Februari.
Pleidooi in zake de firma Gebr. VAN DEN BOOM. Procureur mr. C. C. Dutilh. Advocaat idem Contra 1. G. DE BOK. 2. de firma J. A. VAN DER SCHUIJT. Procureur mr. A. J. Bik. Advocaat mr. B. C. J. Loder.
Vrijdag 14 Februari.
Pleidooi in zake de Burgemeester van Brielle. Procureur mr. M. L. A Vorstman. Advocaat mr. B. M. Vlielander Hein te 's-Hage. Contra »de Stoombootdienst Maassluis." Procureur mr. Marts. Tels. Advocaat idem.
Familiebericht
I Burgerlijke Stand. BEVALLEN: A. Wareman, geb.' Scheffers, levenl. D. — M. v. der Horst, geb. De Griek, levenl. Z. — J. P. Veltmeijer, geb. v. Bergem, levenl. 'L. — H. Teunisse, geb. Nijhof, levenl. Z. — C. P. Put, geb. Kars, Z. — H. J. Woudenberg, geb. lireiners, Z. — J. C. Bootsma, geb. Petermans, Z.— S. Stigter, geb. Immerzeel, Z. — J. H. Malade, geb. v. der Groen, Z. — P. v. Wingerden, geb. Broer, Z. — E. Wolvekamp, geb. Westendorp,Z. — E. C. v. Wilgen, geb. Masêreeuw, D. — L. Ekstein, geb. v. Kleef, Z. — M. C. P.Muller.geb. v. Lieshout, D. — M. Rappoldt, geb. Vuurens,D. — L. Beijleveld, geb. v. Bezeij, D. — J. B.Kerkla&n, geb. Blokßerus, D. — 11. M. Winkhoff,geb. Ilagemann, D. — C. H. Spruit, geb. Soetmulder, D. — G. M. Huijgen, geb. v. Berckel, D. —H.J. v. Holst, ged. Schot, Z. Klein drukwerk wordt geleverd terdrukkerij van het Nieuwsblad, naar den geest des tijds, net en goedkoop. OVERLEDEN: C. L. Ovêi'bröek, vr. v. W. De Jóiig, 66 j. — C. P. A. Bax, jm. 29 j. — W. C. Möhlsiepen.jd. 61 j. — H. B. v. Onna, wedn. J. Haddik, 80j.— J. C. Gcerlinck, vr. v. F. v. Herk, 70 j. — C. Verschoor, m. v. V. G. A. Leentvaar, 35 j. —H. C. M. Jacobs, jd. 4 j. — J. C. Kriens, wed. J.A. Smit, 66 j. — A. Soeting, jd. 13 j. — N. v. der Waal, m. v. 11. F. v. Leeuwen, 60 j. — K. Sangster, jd. -11 j. — F. G. Affourtit, ra. v. B. W. De Bruijn, 51 j. — E. Zoet, wed.C.HJenner, 83 j. — C. v. den Bosch, m. v. F. J. Röder, 50j. — T. Baan, jm. 18 m. — B. Murrav, jd. 6 m. — M. Graham, wed. R. Millar, 81 j." Rouwbrieven en Rouwkaarten worden bedrukt ter drukkerij van het Niéuwsglad. Op verlangen mede geadresseerd, bezorgd en gepost. Burgerlijke stand van Kralingen. GEHUWD: F. Wijmans, wedr. v. J. Verheij, 54 j. en E. J. Bouts, jd. 45 j. P. De Jong, wedr. v. K. Boer, 31 j. en W. A. de Graalf, jd. 21 j. BEVALLEN: A. in 't Ilout, geb. Neeleraan, Z.— C. v, Mulleni, geb. Aleman, Z. — M. v. Groenenbergh, geb. v. Schaik, Z. — M. Tille, geb. v. Vliet, Z. —E. Boele, geb. de Haan, D. — J. M. Putting, geb. tien Hoed, D. — G. Vrooman, geb. Bagijn, D. — C. v. d. Meer, geb Delwei, Z. — M. de Wit, geb. Stofberg, Z. — J. Verkaik. geb. v. Kwawegen, Z. —J. Bontenbal, geb. Dekker, D. — L. v. Vliet, geb. Bazuijn, Z. — J. Verhaaren, geb. Maaskant, D.
Familiebericht
OVERLEDEN: S. Vonk, jd. -15 m. — W. Soons,jd. 7 m. —A. B. Schoor, jm. 16 m. — A. P. Glinthuis, jd. 46 m.
Rechtszaken. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK te Rotterdam. Kamer van Strafzaken.
Zitting van Dinsdag 41 Februari. De rechtbank veroordeelde in hare zitting van heden de volgende personen : B. v. d. 8., veedrijver, wonende te Gouda, wegens mishandeling, tot acht dagen gevangenisstraf. M. C. D., pijpenmaker, wonende te Gouda, wegens mishandeling, tot acht dagen gevangenisstraf. D. J. Q., verwei', wonende te Gouda, wegens diefstal, tot drie weken gevangenisstraf. M. K., oud 26 jaar, boerenknecht, geboren en wonende te Vlist, beklaagd van schriftelijke bedreiging met brandstichting. Deze uitspraak werd acht dagen uitgesteld. Vervolgens stonden terecht: D. 8.. arbeider, wonende te Gouderak, beklaagd van oplichting, door op een valsch bestelbriefje, valschelijk geteekend met den naam van den heer A. Schouten Hoogendijk, een paar laarzen te gaan halen bij den schoenmaker v. d. Geest, aldaar. De beklaagde erkende wel de schoenen gehaald en in bezit genomen, doch ontkende het valsche briefje vervaardigd te hebben. Drie getuigen werden in deze zaak gehoord. Het Openbaar Ministerie achtte voor deze persoon, die reeds langdurige vonnissen had ondergaan, een straf van een jaar gevangenis alleszins noodig. K. 8., oud 18 jaar, arbeider en H. v. V., oud 46 jaar, arbeider, béiden wonende te Waddinxveen. Deze beklaagden bekenden in den nacht van 28 op 29 December een elftal konijnen, toebehoorende aan v. Tricht, De Bruijn en Van de Water, te hebben ontvreemd. Omtrent het gedrag van deze beklaagden werden zeer ongunstige informatiën gegeven. Eisch voor ieder van hen, zes maanden gevangenisstraf. E. M. Czn., oud 24 jaar, schipper, wonende te Lekkerkerk, welken ten laste gelegd werd in den nacht van 5 op 6 December den veldwachter Zwaagstra in de wang te hebben gegrepen en geslagen. Uit het verhoor bleek, dat beklaagde door den veldwachter bij den hals gegrepen was, omdat deze vermoedde, dat hij aan het huis, door den veldwachter bewoond, een ruit wilde inwerpen. Daarop was de mishandeling door beklaagde gevolgd. Drie getuigen werden in deze zaak gehoord. De officier van justitie eischte veertien dagen gevangenisstraf. Mr. Jos. Van Raalte, verdediger van beklaagde, releveerde een Lekkerkerksche strategie van de politie aldaar, om zich te verschuilen als zij gewaarschuwd wordt, dat er iets gebeuren zal, zoodoende baldadigheden uitlokt en dan de zware hand er op legt. Dit is in strijd met de handelingen van goede politie, die feiten tracht te voorkomen. Maar tevens onrechtmatig wordt de handeling van deze Lekkerkerksche politie, als zij, zonder er nog iets gebeurd is, een der door hen verdachten bij den hals grijpt. Dan heeft deze het recht zich te verweren om los te komen en is zijn daad door de wet gequalificee rd als noodweer of wettige zelfverdediging. De verkiariug van den hoofdgetuige Zwaagstra op den voet volgende, concludeerde dus pleiter tot ontslag van rechtsvervolging van zijn cliënt. Uitspraken heden over acht dagen.
Kunstnieuws. Symphonia.
De uitvoering van Mozart's heerlijke C dur symphonie liet in alle deeien te wenschen over, stemming, gelijkheid en voordracht konden meer verzorgd zijn geweest, doch een dilettanten-orkest zal er wel bij uitzondering in slagen de fijne instrumentatie van een Mozart en Haydn tot klaarheid te brengen. Ook het voor orkest gezette largo appassionato uit Beethoven's tweede sonate voor klavier, werd eenigszins kleurloos en niet altijd zuiver gespeeld; de begeleidende cello-liguren schreden daarheen als automaten, als vreesden zij bij eene enkele versnelling van bun stap de orkestmachinerie te breken.Doch het orkest maakte deze tekortkomingen goed door de levendige voordracht van Gade's geestige ouverture sNordisclie Sennfalirt" en vooral door eene kleur- en toonriike vertolking van het Menuet uit de opera sßerenice" van Handel. De solisten verschaffen in den regel in Symphonia het grootste genot. Dit deel van het programma was toevertrouwd aan twee Rotterdamsche dames, mejuffrouw J. D eene pianiste, die reeds veel bijval bij haar eerste optreden vond en mejuffrouw J. 't H. .. eene zangster, die in meer uitgebreiden kring zich nog niet lietliooren. Uit Gernsheim's C-mol concert speelde mejuffrouw D. het larghetto en rondo met muzikaliteit en gladde techniek, om haar optreden te besluiten met de fijnzinnige en uiterst keurige voordracht van het schoon gedachte kaïukterstuk 2>lm Walde" van Heller, No, 34 van de zelden, maar altoos nog gaarne gehoerde sLieder ohne Worte" van Mendelssohn en een klaterend begeerd toegiftje, waarvan ons de titel ontging. Mejuffrouw 't II naar uiterlijk eene verfijnde fac-simile van onze eenmaal zoo vertroetelde soubrette, Ivjathi Bettaque, maakte, wat wonder, als men voor het eerst het middelpunt is eener zoo gewichtige plechtigheid, aanvankelijk den indruk nog niet genoeg te zijn voorbereid in wijden kring op te treden. Hare stem klonk bevangen en zij vermocht de aangezette tonen geen leven te geven. Ook gaat de aria uit C. Eckert's Wilhelm von Oranien boven hare zeggingskracht, die meer schijnt aangewezen op het liefelijke en schalksche, waarmede de jonge zangeres in hare liederen den toehoorders aanstonds een oprecht gemeend applaus ontlokte. De stem is klein, maar uiterst liefelijk van klank; eene welbestudeerde toonvorming en eene onberispelijke uitspraak bewijzen weder in welke zaakkundige handen het onderwijs in den zang aan onze muziekschool is gelegd.
Laatste Berichten.
De lieer W. Sonneveld, geboren te Schiedam, is heden te Leiden bevorderd tot doctor in da rechtswetenschap, na verdediging van een Academisch proefschrift, getiteld: Verzekering van de toepassing van bij de wet bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming. — De abt Bovieri, nieuwbenoemd secretarit der Pauselijke Internunciatuur in Den Haag wordt in het laatst der volgende week op zijn post gewacht. — Uit Delft: Maandagnamiddag ten 2 ure stond het 4 e bataljon 4e regiment infanterie, alhier in garnizoen, onder commando van den kapitein A. Jonquiere, op de markt in orde van parade geschaard. Door den majoor-garnizoens-kommandant F. I. Meyer, vergezeld van den oud-minister van Oorlogeden gepensionneerden generaal-majoor A.W» I'. Weitzel, diens zoon den 4en luitenant der infanterie J. P. Weitzel, en den oud-onderoffreier van het O. I. leger 11. H. Steenwijk, versierd met de Militaire Willemsorde 4e lil., het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven en de zilveren medaille voor 24-jarigen- trouwen dienst, werd inspectie gemaakt, en na afloop daarvan door het bataljon een carré geformeerd. Door den garnizoens-kommandant werd met eenige toepasselijke woorden herinnerd hoe een Koninklijk Besluit had bepaald, dat bij afzonderlijke dagorder, zoowel hier te lande als In Ned.-Indië, eervol zal worden vermeld de le luitenant J. P. Weitzel, wegens diens gedrag bij het gevecht te Segli (Atjeh) in 1888, waarna hij den begiftigde het eereteeken, het expeditie-kruis met kroon, op de borst hechtte. In zijn toespraak tot den troep stelde hij den luitenant "Weitzel ten voorbeeld, wanneer ooit ook voor het Ned. leger de dag mocht aanbreken daadwerkelijk op te treden. Deze woorden werden met een „leve de KoningT Leve het Vaderland !" besloten. Nadat nog voor den eervol vermelden officier was gedefileerd, werd de troep, voorafgegaan door de stafmuziek van liet regiment, ex-presselijk daartoe uit Leiden overgekomen, weder naar de kazerne teruggeleid.
Advertentie
Abonneert 11 op liet Kienwsblad. Abonnementsprijs f 1.25 per drie maanden.'