De agent vanpolitie 3e k 1. J. Hemelvar, die, tijdens de werkstaking in het vorige jaar, aan de Boompjes, door een steenworp aan het hoofd gewond werd, en dientengevolge in het ziekenhuis werd opgenomen, is nog steeds buiten dienst en onder geneeskundige behandeling. Men vreest, dat hij steeds voor zijn betrekking ongeschikt zal blijven.
Betreffende den diefstal van paardenhaar, van paarden uit een stal van een handelaar aan den Goudschen Rijweg, kunnen wij nog melden, dat de dader vroeger in dienst was van den eigenaar. Aangezien men vermoeden op hem had, heeft men ean agent van politie op de Veemarkt op den man opmerkzaam gemaakt, die hem overbracht naar het betrokken politiebureau, alwaar hij tot bekentenis kwam, en tevens de plaats aanwees, waar hij het paardenhaar verkocht had. Na opgemaakt proces-verbaal is hij aan de justitie overgeleverd.
De brandspuitmeesters van onze brandweer hebben aan hunne woning een bordje gekregen, dat verschilt van het vorige: het is duidelijker en hun kwaliteit is beter zichtbaar. Het stelt voor een lantaarn, groen geschilderd op witten grond, aan de voorzijde is duidelijk zichtbaar het nommer derspuit, tot welke zij behooren, terwijl onder de lantaarn in zwarte letters het woord brandspuitmeester is geschilderd. Openbare vergadering der Kamer van Koophandel en FaLrieken, alhier, op Woensdag 7 Mei '1890, des avonds ten 8 ure, in de Raadzaal. Agenda. Rapport van de commissie ad hoe over de bergplaats van dynamiet onder Charlois. Ingekomen stukken Adres van de Kamer te Utrecht, over het wetsontwerp tot wijziging van de htffing der invoerrechten ; Adres van de Kamer te Enschedé, over het wetsontwerp Bahlmann-, Van lieeren vlashandelaren over benoemen der commissie voor de Vlatbeurs ; Adres van de Kamer te Alkmaar, over invoering van telegramregels; Adres van de Kamer te Haarlem, over afschaffing van tollen op de Rijks water wegen; Rapport van de commissie der verschillende Kamers van Koophandel, over de Spoorwegovereenkomsten. Vergadering met gesloten deuren.
Eenige jongens bezorgden eensjouwerman een nat pak. In den Coolsingel lagen eenige balken, die in den vroegen morgen door eenige sjouwers gehaald werden. Juist waren eenige jongens met de balken aan 't varen, en uit vrees voor een pak slaag, voeren zij naar den overkant, waar zij het hazenpad kozen. De werklieden moesten een omweg maken om de balken te bereiken en toen zij er genaderd waren, gleed een van hen uit en tuimelde in den Singel.
Hedenmiddag ge raakte een sleeperswagen met paard aan den Haringvliet te water. Met moeite slaagde men er in, het paard van den wagen te scheiden, waarop men het tot een trap trachtte te leiden. Hier geraakte het paard in de modder, tengevolge waarvan het veel water in kreeg.Tot nabij den molen op het droge gesleept, bleek het paard reeds dood te zijn. De telegraaflijn van Saigon naar Bangkok is hersteld. Hedenmorgen omstreeks half elf had op den Goudsche weg no. 108* een schoorsteenbrand plaats, welke is gebluscht door middel van den ramoneur door eenige spuitgasten van spuit 14 onder toezicht van den brandspuitmeester De Wit.
Bij Koninklijk besluit van 1 Mei 1890 is dr. H. W. De Monchy, rgeneesheer-directeur van het Sophia-kinder-ziekenhuis te Rotterdam, benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw.
De Staatscourant bevat deKoninklijk goedgekeurde statuten der Roeivereeniging sNautilus", alhier. Het doel dier Vereeniging is: 10. zich onderling te bekwamen in het roeien en het besturen der vaartuigen ; 20. het houden van wedstrijden, en lietdeelnemen aan wedstrijden, die door andere vereenigingen te Rotterdam of elders uitgeschreven worden ; 30. voor rekening der vereeniging doelmatige vaartuigen te doen aaakoopen of bouwen.
De heer M. Knoop, hoofd der R. K. Jongensschool sConcordia" in de Nieuwe Kerkstraat alhier, hoopt den 9en Mei a. s. den dag te herdenken, waarop hij vóór vijftig jaar zijne onderwijzers-loopbaan begon. Dit gouden feest is te meer opmerkelijk, als men weet, dat. de jubilaris de helft eener eeuw onafgebroken in dienst van hetß. K. Par. Armbestuur heeft doorgebracht.
De telegraafkabel van Rio Grande do Sul naar Montevideo is gestoord. Aan gene zijde van Hiogo zijn de telegrammen op de Japansche lijnen aan groote vertraging onderhevig.
Ter waarschuwing kan aan deovertreders medegedeeld worden, dat door de daartoe gestelde macht goed toezicht wordt gehouden, dat de arbeidswet in acht genomen wordt. Door een onder-inspecteur van politie, is reeds tegen vier verschillende werkgevers proces-verbaal opgemaakt. wegens overtreding dier wet.
Heden zijn alhier 50 mariniers aangekomen uit Amsterdam en Nieuwediep, ter versterking van ons garnizoen.
"Stads-Editie.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
"Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
Rotterdam 7 Mei Ie getij 5.14 2e getij 5.38 's middags 12 uur.
5 Mei 6 Mei Barometer bij 0° Celsius 753.2 mM. 755.7 mM. Thermom. in de schad. 14.4°0.58:)F. 17.2°C.63°F. Minim. temp. 's nachts 8.4°C.47°F. 8.5°C.47°F. Maxim. temp. vor. dag 16.8°C.62°F. 15°C.59°F. Windrichting en kracht Z.W. 3 Z.W. 1 Bewolking der lucht Betrokken Bewolkt
"Waterstand en Weerbericht.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
Parijs . . 5.10 'sm., 8.50 'sin., 1.50 'sn.m., 6.50 'sav. Berlijn .5.40'5m., 9.30'5m., 10.— 'sm., 2.27'sav. 4.3o'sav., 6.55 'sav., 9.20 'sav. Londen . 5.10'5m., 8.50'5m., I.lo'sav., 6.so'sav. Kaapland, Natal, 0.-Vrijstaat, Transvaal 6.50 'sav. N.-Amerika, Mexico 6.so'sav. Canada, N.-Brunswijk, N.-Sehotland t Prins Eduard 6.so'sav. Brazilië, Argentina, Uruguay, Paraguay 8:50 'sm.
"Buslichtingen aan het Postkantoor. Woensdag 7 Mei.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
Burgerlijke Stand. GEHUWD: G. Rijnsburger, jm. 27 en A. S. Pommer, jd. 20 j. Huwelijks-Brieven en Verlovings-Circuiuires worden gedrukt en spoedig afgeleverd, desverlangd geadresseerd, ter drukkerij van het S i euw sbl ad. Goedkoop. Fijner papier naar keuze van den besteller. BEVALLEN: P. C. C. v. Bueren, geb. v. Zwartzenburg, 3 levenl. Zs. — W. P. Borstlap, geb. Hofman, 2 levenl. Ds. — C. Merizon, geb. "Verhage, D.—A. v. der Vis, geb. Franken, D. — A. Filippo, geb. v. Ilonschoten, Z. — D. M. De Vos, geb. Könemann, Z. — W. Chrispijn, geb. Koppenol, Z. — P. Scheffer, geb. Schuurman, D. —H.A.Oostema, geb. Kraan, Z. — W. H. Twigt, geb.v.Ekeren,Z. — M. P. J. Lips, geb. Smits, Z. —- A. Cornets de Groot, geb. Boogaerdt 't Hooft, D. — J. Vreezen, geb. v. der Groen, D. — W. C. Herder,geb. Mooring, D. — M. E. Maas, geb. Budde, Z. — M. J. Stamkot, geb. De Ronde, D. — Ch. C. B. Buijs, geb. Braams, Z. Klein drukwerk wordt geleverd terdrukkerij van het Nieuwsblad, naar den geest des tijds, net en goedkoop. OVERLEDEN: P. F. Rijsmus, jm. 24 j. —J. C. Leeder, wed. C. Sluiter, 66 j. — A. M. J. Boensma, jtl. 16 m. — W.A. Heus, jm. 11 m. — G. Schoof, jm. 8 d. — C. E. Driessen, jd. 3 j. — G. Moor, jd. 11 j. — A. R. v. d.Heuvel, jm. 66 j. — C. F. Holterman, wed. J. H. W. Scholte, 46 j. — A. J.J.v.d. Post, jd. 17 m. — P.B.Zijderhand, jd. 8 j.— C. A. Schulte, wed. H.H. Bramlage, 76j.— J. Bosman, jd. 4 m. — J. A. Vernooij,jm.4m.— P. v. liouten, m. v. A. Groen, 25 j. — A. C. G. Voogt, jd. 10 m. — H. M. Plijnaar, jd. 5 m. — H. C. Burk, jd. 11 m. — Kuilenburg, jm.6j. Rouwbrieven en Rouwkaarten worden gedrukt ter drukkerij van het Nieuwsblad. Op verlang en mede geadresseerd, bezorgd en gepost.
"Familiebericht". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
Vier jaren waren verloopen. Jeanne had het leven aan een zoon geschonken, die den trots der moeder uitmaakte. Zij leefde meer en meer afgezonderd en mijnheer De Borsenne was steeds meer uithuizig. — Op een morgen kwam mijnheer De Précourt zijn dochter een bezoek brengen. Jeanne was omstreeks vier jaren gehuwd. Na over een en ander, over regen en mooi weêr, over de maan en de zon te hebben gesproken,zeide hij plotseling,zonder eenige bedoeling, doch om nog iets te zeggen: Georges, Georges Lambert is te Parijs terug. Toen Jeanne vernam, dat Georges Lambert te Parijs terug was, werd zij wit als sneeuw. Zij had evenwel de kracht te antwoorden : — Zijne moeder moet zeer gelukkig zijn! — Ik heb een domheid gezegd, dacht mijnheer De Précourt. En hij begon weer over den regen en het fraaie weêr te spreken.
Den volgenden dag gevoelde mevrouw De Borsenne zich ongesteld en bleef in haar kamer. Acht dagen later vernam men in Parijs, dat zij gevaarlijk ziek was. Het eerst, waaraan Georges Lambert dacht, toen hij te Parijs aankwam, was, wij moeten het zeggen, niet aan zijne ouders, van wie gedurende vier jaren, elk schip, dat uit Frankrijk kwam, hem een briefhadgebracht,maaraanJeanneDePrécourt. Zij had hem een enkele keer teßrest geschreven. Had zij dus aan hem slechts gedurende acht dagen gedacht, datis, zoolang hij in Frankrijk was geweest? Hij geloofde het niet, maar wat was er voorgevallen? Hij wist volstrekt niets. leder zijner brieven aan zijne moeder waren met vragen betreffende Jeannne, overstelpt, maar mevrouw Lambert had zich laten verrassen, en had omtrent al wat geschied was het diepste stilzwijgen in acht genomen. Eens of slechts tweemaal had zij in haar brief een zinsnede als deze laten vloeien.
— Gisteren heb ik mevrouw De Précourt gesproken; alles is ten harent wel. — Of: Ik spreek zelden de familie Précourt, maar ik weet, dat allen wel zijn. Men kan hegrijpen, welke gedachtenden geest van den zeeofficier gekweld hadden, en wat hij op zee geleden had. Mevrouw Lambert was den dag van zijn vertrek zeer bedroefd geweest, het was met tranen, dat zij zijn ter ugkomstverwelkomde; maar ditmaal waren hare tranen vreugdetranen. Zij kon niet moedeworden haar geliefden Georges te liefkozen.Zij was zoolang van dat geluk beroofd geweest! Moest zij zich mj niet schadeloos stellen? Jacques Lambert was niet zoo mild met zijn zoon te liefkozen; maar hij was niet minder gelukkig en niet minder bewogen. — Een gewichtige geldzaak roept mij te Reims, zeide hij hem; na drie dagen .moet ik vertrekken; als ge wilt, gaan we samen op reis. Het eerst, wat de moeder deed, was zich tegen zulk een voorstel verzetten, maar de bedoeling van haar man begrijpende, voegde zij er haastig bij: — 't Is toch een goede gedachte, Jacques, ja, neem Georges meê. — Lieve moeder, het is mij niet mogelijk vader te begeleiden, zei George; ik heb minstens acht dagen noodig, om op orde te komen en mijn dringendste zaken te regelen. Maar als ge langer dan acht dagen te Reims moet blijven, lieve vader, zal ik naar u toekomen. — Mijne zaken zullen mij er ten minste veertien dagen ophouden. — Welnu, dan is het afgesproken; zoodra ik aan het ministerie ben geweest en mijn beste vrienden een bezoek heb gebracht — En uw ontslag verzocht hebt, zei mevrouw Lambert. — Mijn ontslag, nu nog niet! — Ik hoop, dat ge niet langer in den zeedienst zult blijven. — Ik weet het niet, moeder. — Binnen weinige dagen spreken wij er verder over, zei Jacques Lambert, bij onze terugkomst van Reims, zijn wij immers overeengekomen, dat Georges zich daar bij mij zal komen voegen. Zoodra de jongeling zich alleen met zijne moeder bevond, naderde hij haar en fluisterde hij haar toe: — Spreek mij nu over Jeanne, lieve moeder. Mevrouw Lambert ontroerde. Evenwel had zij die vraag vanhaar zoon verwacht. — O, ge kunt mij alles zeggen, hernam hij, de waarheid zal niet smartelijker zijn, dan de twijfel die mij kwelt. — Georges, mijn vriend, ge moet niet meer aan Jeanne denken. Hij schudde treurig en glimlachend het hoofd.
— 't Is, alsof men u gezegd zou hebben, terwijl ik te Saigon was: Mevrouw Lambert, denk niet meer aan zoon! Hadt ge dat kunnen? — Maar, ik ben uw moeder. — Ja, maar naast u bezit Jeanne een groote plaats in mijn hart; zij is noodzakelijk voor mijn leven en onmisbaar voor mijn geluk. Tot wien wilt ge, dat ik mij wend, om onderricht te worden ? Zoo ge mij niets zegt, zullen anderen ook zwijgen, moet ik Jeanne zelf spreken ? Gaston De Sairmaire, een vriend, op wien ik meende te kunnen rekenen, wien ik verscheiden brieven om inlichtingen heb geschreven, heeft evenmin als gij op mijne vragen geantwoord. Ik heb aan Jeanne aan hare moeder geschreven en geen antwoord. Ik heb haar begrepen, dat het afgesproken werk was. Ik weet niet, hoe ik heb kunnen leven. Maar nu ben ik te Parijs; ik wil en zal het weten! Nog eens moeder,ik bid je, wat is er gebeurd ? — Welnu, Georges, Jeanne is gehuwd. — Gehuwd ! gehuwd! riep zij uit, de hand aan zijn hart brengend. O, de ellendige vrouw! en wien heeft zij gehuwd ? — Mijnheer De Borsenne. — Mijnheer De Borsenne !... 't Is de eenige man, dien ik niet genoemd zou hebben. O, Jeanne is nog eerloozer, dan ik veronderstelde! —' Beschuldig haar niet, Georges, beschuldig haar niet. — Moet ik haar bewonderen na al hare beloften en eeden ? — Misschien, George. — Ik bid u moeder, verklaar u. — Ik kan u slechts dit zeggen, mijn vriend, Jeanne is niet schuldig! — Zij is niet schuldig en is gehuwd! — Ja, nauwelijks twee maanden nadat ge vertrokken waart. I (Wordt vervolgd.)
"VI GEORGES LAMBERT TE PARIJS TERUG". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
Schouwburg, Aert van Nesstraat. »Der Piozeszhansl," 7y2 uur. Place des Pays-Bas. Specialiteiten-voorstelling, 8 uur.
"Vermakelijkheden, Vergaderingen, enz. Dinsdag 6 Mei.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
Van een levensgevaarlijk gedrang aan de plaatsbureaux. als waarvan een bericht betreffende Wiesbaden spreekt, of van velen, die zich geroepen gevoelden, maar weinigen, die konden uitverkoren worden om binnen te treden wegens gebrek aan plaatsruimte in de Grooten-Schouwburgzaal, hebben wij tot nog toe bij de vertooningen der Münchener niets bemerkt, integendeel heeft het bezoek, er aan ten deel gevallen, dooreengenomen steeds in omgekeeide reden gestaan tot het echter, onverdeelde genot, dat men zichzelven door bijwoning der vertooningen vei schaft. Men heeft de opmerking gemaakt, dat er in de stukken zoo weinig handeling zit, dat er zoo weinig gebeurt en zoo veel wordt gesproken en wij kunnen ons die opmerking van getrouwe schouwburgbezoekers wel eenigszins verklaren. Realistische vertooningen op dezelfde planken, hebben onzen smaak eenigszins gewijzigd —ver- voor het eenvoudige, het poëtische, zullen wij niet zeggen, want er was veel, zeer veel goeds onder het gebodene — en van al dat moois, betreffende de rechten der vrouw, haar positie naast d n man enz., van sommige utopieën, die men gaarne voor gezonde stellingen wil doen doorgaan, is al licht iets blijven hangen. Die geleerdheid nu, vindt men in stukken als »Der Herrgottschnitzer" en »der Prozesshansl" niet; de verschillende bedrijven, die tezanen het stuk vormen, zijn eigenlijk een reeks karakteristieke sehetjes, aaneengelascht door de handeling, die er als een fijne, maar toch steeds te volgen draad doorheenloopt en hij, die zich uit een resumé van den inhoud een denkbeeld zou willen vormen van of wel een oordeel zou willen uitspreken over de vertooningen, zou tot een treurig resultaat komen en zich het onwederlegbaar succes ervan niet kunnen verklaren. Wie verwacht te zien stukken a laDumasmet schokkende tooneelen, moord en zelfmoord, echtbreuk en verboden liefde, met moordenaars par métier en amateur-giftmengers en de Hemel weet welke andere narigheden meer, doet beter kalm thuis te blijven, doch wie zich tevreden stelt met eenvoudige, gezonde vertooningen — en goddank er zijn nog zulke menschen! — waarin voortreffelijke kunstenaressen en kunstenaars om den eerepalm dingen, die verzuime geen enkele der stukken, door de Münchener voor het voetlicht gebracht: hij kan er geen berouw van hebben. Ganghofer en Neuert schilderen, waar anderen photograteoren en bij voorkeur photografeeren het leelijke en gemeene. Ook in »der Prozesshansl" treft ons weder de gezonde, frissche teekening der figuren ; zoo leven, denken, beminnen en sterven de menschen in het heerlijke Beiersche bergland, waar het leven niet minder te worstelen heeft met incidenten en catastrophen dan in de salons en de achterbuurten der groote steden en niet minder aangrijpend zijn die gebeurtenissen ook. Wij noemen het keurige tooneel in het tweede bedrijf, als Toni te weten komt, dat de oude Lahndorf (Prozesshansl) zijn vader is, als hij den man. die in zijn plichten tegenover zijn kind zoozeer is te kort geschoten, bittere verwijtingen naar het hoofd slingert; dat tooneel, voortreffelijk door de vier hoofdpersonen gespeeld (de dames Schönchen en Retslagg en de heeren Neuert en Ernst) is alleen een gang naar het theater waard: wij, die zoozeer aan sober spel zijn gewend, mogen de houding van sommige cptredenden en den toon bij hartstochtelijke passages eenigszins forsch vinden, wij dienen in het oog te houden, dat er tusschen een Fransch geroutineerd salonheld en een boer uit het bergland van Beieren, een hemelsbreed verschil bestaat. Niet minder treffend zijn de beide tooneelen in het derde bedrijf, dat, tusschen vader en zoon, en later, als een lawine op het huis van Lisl is neergekomen en het lijk — naar men meent — van Toni in het huis zijns vaders wordt binnengedragen: men leeft de ontzetting mee van hen, die de baar dragen, de droefheid en doffe verslagenheid der moeder, maar bovenal de aandoeningen van den ouden Lahndorfer, die schuld is aan den dood van zijn eigen zoon en als dan Resl met den uitroep ïToni!" op de baar neerzinkt, dan dringt die kreet door tot het hart, tot de ziel, en niemand, zelfs de minder ontwikkelde niet, heeft de inlichtingen van anderen noodig, dat dat ware, hooge kunst is, kunst, die het gemoed verwarmt en het hart opheft tot wat schoon is, goed is en wel luidt.
Weder hebben wij de- schetsjes uit het leven daar ver weg in de bergen genoten, weder zijn oog en oor verkwikt door zang en dans en weder zijn wij getroffen door het heerlijke samenspel. De heer Ne u er t was de drager der hoofdfiguur en hij gaf een type te aanschouwen van den despotischen, stijl hoofdigen boer, die voor niets en niemand wijkt dan — de liefde tot zijn zoon. Max Hofpauer maakte van sSchlauchern", wien niets ergert en die negen Fransche woor den radbraakt, als hij tien woorden uit, een creatie. Carl Ernst gaf weldoordacht spel te aanschouwen, flink en forsch in zijn optreden tegenover zijn vader, en ook de heerßalaithy verdient lof.
Ella Jenke heeft zich opnieuw doen kennen als een kunstenares van beteekenis; zij kan dramatisch en guitig zijn en alles met even goeden uitslag, en de dames Schönchen en Re t - s 1 a g g toonden zich voor haar taak goed berekend, al zou men voor »Burgl" een jeugdiger figuur meer gewenscht achten. De taal valt bij herhaald bezoek best te volgen en indien de stukken in een anderen, meer beschaafden tongval werden gegeven, zouden zij te veel verliezen van het eigenaardige, teekenende, dat hun groote bekoring uitmaakt.
"Kunstnieuws. ROTTERDAMSCHE SCHOUWBURG. Der Prozesshansl.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
De orkestvereeniging was in hare laatste uitvoering niet minder gelukkig met de solisten, dan met de orkestwerken. Van Beethoven's 2e symphonie werd in alle deelen knap gespeeld en ook de beide ouvertures »Prometheus" van den eenmaal hier bewierookten, maar onmiddellijk na zijn vertrek schromelijk verwaarloosden toondichter Woldemar Bargiel, ên »La Vestale" van Spontini, werden verdienstelijk ten gehoore gebracht. Wat meer klem in de voordracht, een minder angstvallig vasthouden aan de tempi zou echter zeker aan de uitvoeringen van dit uit meerendeels voortreffelijke krachten samengestelde dilettantenorkest ten goede komen. Wij zouden dan den heer Blumentritt willen aanbevelen, voornamelijk de Symphoste uit het hoofd te dirigeeren, zoodat hij zijne gansche aandacht kan wijden aan de spelers. Een kunstenaar van zijn gehalte en ervaring mooi de standaardwerken van het concertrépertoire van buiten kennen als het alphabet. Twee goede bekenden van Symphonia traden op als solisten, een baritonzanger, de heer Th. J... uit 's Hage, die met de schoone voordracht van het »Gott sei mir gniïdig" en die van eenige liederen zijne hoorders veel genoegen verschafte, en mej.C.M...uit Scheveningen. een violiste, die reeds bij haar vroeger optreden als een volleerde kunstenares zich deed kennen. Deze jonge dame durfde op dit concert niets meer óf minder aan dan Mendelssohn's beroemd vioolconcert en de aria en Gavotte van Vieuxtemps, om ten slotte op aandrang der opgetogen toehoorders de prachtige cantilene van Pergolese ten beste te geven. Opgetogenheid was er inderdaad in de toejuichingen, een bewondering, welke een enkele maal zich uitte midden in het concert, na de sprankelende, vurige voordracht van het hartstochtelijke allegro, dat, naar wij weten, in het zangerige andante zich oplost. Mejuffrouw M. is een persoonlijkheid geworden in den kleinen kring van beroemde vioolspeelsters; haar toon is voller dan die van Theresina Tua, haar meesterschap op haar bizonder schoon instrument wedijvert met dat van Marie Soldat
en aan deze door schier mannelijke volharding verkregen eigenschappen, verleent zij eerst de zuivere waarde, door eene oorspronkelijk stoute opvatting en eene innige muzikaliteit, waarmede zij hare toehoorders uitermate boeit. Geen wonder dat deze een en al verrukking waren en der bekoorlijke speelster een extra offer van haar schoon talent vroegen. De heer Th. 1..., een zanger uit de onvolprezen school van Schneider, had aan mej. M. wel is waar eene onverwinlijke concurrente, doch zijne nog immer frissche en schoone stem, en eene kunstvolle voordracht veroverden voor hem evenzeer den bijval, zoodat ook hij een extra lied zong.
"SYMPHONIA.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
De rechtbank veroordeelde in hare zitting van heden de volgende personen: A. B. v. G., agent, wonende te Gouda, bekl. van verduistering, tot twee maanden gevangenisstraf J. V., herbergier, wonende te Oudenhoorn, bekl. van oplichting en verduistering,werd vrijgesproken. J. G. H., schippersknecht, wonende te Schiedam, bekl. van diefstal van een hemd, tot een maand gevangenisstraf. . J. W., arbeider, wonende te Melissant, beklaagd van wederspannigheid, tot drie dagen gevangenisstraf. A. L., kuiper, wonende te Jaarsveld, beklaagd van vernieling, tot f2O boete, subsidair twee dagen hechtenis. A. De K., huisvrouw van J. 8., wonende te Zevenhuizen, beklaagd van mishandeling, tot veertien dagen gevangenisstraf. J. v. S.. werkman, wonende te Ylaardingen, beklaagd van mishandeling, tot f 5 boete, subsidiair vijf dagen hechtenis. ,1; Vier inwoners der gemeenten Jaarsveld en Lopik stonden vervolgens terecht, beklaagd van op 23 Maart 11. de aan het Groot Generaal Waterschap van Jaarsveld toebehoorende en op de grensscheiding der gemeenten Jaarsveld en Lopik liggende brug te hebben beschadigd en daarvan de houten balie te hebben vernield. De beklaagden J. v. d. H Azn., A. B. Azn., P. v. E. en J. L. Ozn., erkenden aan de leuning te hebben getrokken en geduwd, doch ontkenden, eene vernieling teweeg te hebben gebracht, zooals de getuigen verklaarden. De subst.-off. van Justitie, Mr. Enderlein, eischte voor ieder der beklaagden drie dagen gevangenisstraf. Daar B. 0., oud 16 jaar, wonende te Schoonhoven, er heel veel op tegen had, dat zijn broeder, wegens openbare dronkenschap en rustverstoring in arrest werd genomen, verzette hij zich hiertegen en maakte zich daardoor schuldig aan verzet tegen de politie. Eisch bij verstek vier dagen gevangenisstraf. Een inwoner uit Vlaardingen, de 21-jarige J. v. d. D., werd op 5 April voor dronkenschap geasresteerd en verzette zich daartegen met hand en tand. Eisch acht dagen gevangenisstraf. Een pakjesdrager te Schiedam schijnt maar niet te overtuigen te zijn, dat de politie voor de orde aan het spoorstation moet zorgen en hij in geenen deele de baas is. Zoo ook op 3 April, toen hij het den passagiers zeerol as tig maakte, en aan de orders der politie, om op zij te gaan, niet alleen geen gehoor gaf, maar zelfs aan den ambtenaar klappen uitdeelde. Het Openbaar Ministerie eischte voor dezen onwillige, P. B. B. genaamd, de strenge straf van een maand gevangenisstraf. Een Schiedammertje van dertien jarigen leeftijd stond vervolgens terecht, wegens het inwerpen van vijf ruiten aan de Broersvesl. Als een les om hem te leeren in de toekomst eens anders eigendom met rust te laten, werd tegen P. S. M. f 3 boete geëischt. Ten slotte de 34-jarige metselaar P. J. V., wonende te Hillegersberg, die op '1 April zijn vroegeren baas P. A. L. Claassen, wegens verschil over ver diend gïld, bij den nek gegrepen en boven bet water der Schiekade had gehouden, hem bedreigende met verdrinken. Eisch 14 dagen gev. Uitspraken in bovenstaande zaken 17 Mei a. 8. Terlecging van den diensttijd voor deingel|jfden By de militie te land der lichtingén van 1884 en van 1885, en voor de bij de zeemilitie der lichtingei» van 1885 en van 1886.
De Regeering heeft het afd.-verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp van bovenvermelde strekking beantwoord.Zij spreekt daarin de overtuiging uit, dat deze maatregel eene tijdelijke zeer gewenschte versterking van het leger zal opleveren zonder eenige prejudice voor de toekomst. Het gevaar, dat indiening van dit wetsontwerp rechtvaardigt, is het feit, dat de sterkte en de organisatie van ons leger thans hoogst onvoldoende zijn en in geenen deele beantwoorden aan de eischen des tijds. Dit, in verband met den algemeenen politieken toestand in Europa, rechtvaardigt genoegzaam den maatregel, en nu wordt de dienstverlenging van twee lichtingen ditmaal voorgesteld, omdat de verwachting van eene spoedige totstandkoming van de regeling tot den krijgsdienst teleurgesteld is, terwijl thans het uitzicht bestaat, dat, waar de principieele verlenging van den duur van den dienstplicht niet achterwege zal kunnen blijven, de thans voorgestelde maatregel, al prejudicieel t hij ook niets en al bindt hij ook slechts voor één iaar, de invoering van de nieuwe regeling van den krijgsdienst zal kunnen bevorderen en bespoedigen. Ten onrechte wordt gevreesd, dat door de dienstverlenging een zware druk op de militieplichtigen zal gelegd worden. In gewone tijden zullen er bijna feene lasten voor de betrokken miliciens uit voortloeien. Wel zal eene wijziging in de organisatie en eene vermeerdering van personeel er het gevolg van moeten zijn. Maar de vermeerdering van de kaders behoeft niet als van blijvenden aard te ■worden beschouwd, terwijl aan den anderen kant, wanneer aan de uitbreiding der kaders bij eene nieuwe regeling der levende strijdkrachten duurzaam behoefte zal bestaan, daarin tijdig en geleidelijk zal zijn voorzien. De uitbreiding van den voorraad wapenen en ledergoed en de kosten van kleeding en kleine uitrustingstukken zullen, ook financieel, geene aanzienlijke offers noodig maken, en in elk geval zou zelfs bij eene enkele verbetering der schutterijen, die vermeerdering nog uitnemend te stade komen. Nadrukkelijk herhaalt de Regeering, dat zij niets onbeproefd wenscht te laten om het vraagstuk der levende strijdkrachten tot eene bevredigende oplossing te brengen; de indiening van het wetsontwerp tot regeling van den krijgsdienst is en wordt bespoedigd zooveel dit mogelijk is en geene maatregelen daartoe werden verzuimd. De Regeering acht dan ook volkomen onverdiend uitdrukkingen en zinspelingen, die hare waarheidsliefde en goede trouw in verdenking brengen. Uitbreidingen van het kader en reserve acht de Regeering onvermijdelijk. Niet uitsluitend in de hoogere rangen heeft die uitbreiding plaats, en er is niets vreemds in, dat onderofficieren voor ofïicieisdienst worden bestemd, aangezien dit in tijden vap, oorlog in elk leger dikwijls voorkomt. En hr /in ligt juist de toepassing van het reserveatylsel, dat men bij de nieuwe regeling van den krijgsoienst nog meer zal kunnen uitbreiden. Wat de zeemilitie betreft, blijft de Regeering van oordeel, dat bij mobilisatie der vloot de kern harer bemanning zal dienen te bestaan uit vrijwilligers en de zeemilitie strekken moet tot aanvulling van de qualiteiten, waarvoor zn, in verband met ontvangen oefening, en opleiding in aanmerking kan worden gebracht.
Voor het overige blijft de Regeering het in dienst houden eener 6e lichting noodzakelijk achten, omdat steeds voldoend personeel voor het materieel beschikbaar moet zijn en men er op rekenen moet, dat het eventueel vrijvallend personeel op andere ■wijze aan de verdediging des lands kan medewerken. Aangezien, wat de schutterijen betreft, op dit oogenblik 25,000 man van schuttersdienst verschoond blijven, die, volgens art. 23 der schutterijwet, daaraan onderworpen zouden moeten zijn. kan men kwalijk spreken van een overmatig zwaien druk van de schutterijplichtigen, als gevolg van den schutterdienst door verlenging van den diensttijd der militie, en gaan schutterplichtigen eerst op hun 31e of 32e jaar tot de reserve over, aan den anderen kant blijven de miliciens, wien het hier geldt,gedurende hun milicienstijd van den schutteraienst vrij.
"Rechtszaken. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE ROTTERDAM. Kamer van Strafzaken. Zitting van Dinsdag 6 Mei.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001
Ditmaal had hij toch niet gelogen. Wat hij aan zijne vrouw gezegd had, was wel de uitdrukking van zijn gedachtegeweest. Hij beminde haar. Ben dwaze liefde had hem bevangen; in weinige dagen was die heviger geworden, en sedert een maand folterde hem die, als de geweldigste hartstocht. Wat dien man wanhopig maakte, die gedurende zijn geheele leven nietsbewonderd, niets geëerbiedigd en niets bemind had, was, dat zijne vrouw, die zoo zeer zijne bewondering en zijn eerbied verdiende, hem verachtte, en hem nimmer de minste gunst zou toestaan. We zeggen niet, dat hij te beklagen was, men moet zijn medelijden voor onverdiende rampen bewaren, hij leed echter werkelijk. Na verloop van eenige dagen, begreep hij, dat het tijd was met kracht deze nieuwe indrukken tegen te werken, en met meer woede dan ooit, wierp hij zich in het midden van het rumoer en de ongekende aandoeningen van het Parijsche leven. Bestendiger bezocht hij de kringen, waarvan hij lid was en waar men grof speelde. Men zag hem, en weldra wees men een zekere Clara, bijgenaamd Brin a Azur aan, als zijnde de begunstigde sultane van mijnheer De Borsenne. Ten minste vond mevrouw De Borsenne, terwijl hij zich trachtte te bedwelmen in een losbandig leven, en zij van zijn tegenwoordigheid ontheven was. langzamerhand de rust, die haar noodzakelijk was. Zij had het besluit genomen te lezen. En werkelijk, de arme bedroefde, kortelings zoo zwak, en kwijnend, keerde tot het leven terug. Met dien moed kwamen de krachten bij haar terug en daarmede de frischheid harer jeugd, de blos harer wangen en een zekere levendigheid, vol bekooring.
Mevrouw De Précourt zag hare dochter herleven als bij den dag; deze zoo schielijke verandering verwonderde haar. Wat den baron betreft, die sinds Jeanne's huwelijk tien jaren verouderd was, hij verjongde weer, al naar mate de jonge vrouw beter werd.
"Feuilleton. DE GESLUIERDE DAME. 27) (Vervolg.)". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/05/07 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010092:mpeg21:p001