Het was reeds twee uur namiddernacht, toen Paul van Hohenhausen terugkeerde. In het huis der gebroeders Vogel verwachtte men hem stellig niet meer, hij begaf zich daarom onverwijld naar zijne woning, om zich nog eenige uren aan de rust over te geven. Deze woning lag in een ouderwetsch, groot huis, dat de aanstaande schoonmoeder van Paul op aanraden van den Jongeling gehuurd had, om aan enkele jieeren, die tevens het middagmaal bij haar gebruikten, gestoffeerde kamers te Verhuren. juffrouw Therese Goldschmidt had wel te waar schulden moeten maken, om de benoodigde meubelen aan te schaffen, maar Paul's hoop en berekeningen verwezenlijkten zich, de zaak bloeide, en een groot gedèelte der schulden was reeds gedelgd. Pe orde en netheid, die in het huis heerschten, de eenvoudige maar goede middagdisch, de vriendelijkheid der weduwe en de matige prijs en de voorbeeldige opgeruimdheid van Paul, die aan de tafel het voorzitterschap bekleedde, dit alles verschafte het huis spoedig een goeden naam, welke door de aanbevelingen der huurders in ruimen kring verspreid werd. In dit huis bewoonde Paul twee eenvoudig, maar net gestoffeerde kamers der eerste verdieping, zij grensden aan de vertrekken,die Zacharias Hoff, de boekhouder der gebroeders Vogel, voor zich gehuurd had. De reiziger was natuurlijk in het bezit van een huissleutel, en kwam zonder moeite in het huis; hij vond op de trap een brandende nachtlamp, door de goede zorgen zijner bruid daar neergezet. Om in zijn slaapvertrek tekomen, moest hij door de woonkamer gaan, en toen hij deze was binnengetreden, ontstelde bij den plotselingen aanblik van een man, die slapende op de sofa lag. Maar hij verloor zijn tegenwoordigheid van geest niet, hij plaatste de lamp op de tafel, legde zijn hoed daarnaast, en beschouwde den slapende, om zich vóór alles daaromtrent zekerheid te verschaffen, wat hij van hem te verwachten, of te vreezen had. De man was nog zeer jong, zijn kleeding smaakvol,maar tamelijk afgedragen; hij zag er niet uit als een misdadiger, maar er lag toch iets terugstootends inde harde, scherpe trekken. — Wie is dat? bromde Paul. — Door welk een misverst? nd is deze vreemdeling op een dwaalspoor gekomen ? Hij schudde den slaper, die eindelijk de oogen opende en den reiziger als een spookgestalte aanstaarde. — Wensch u wel te rusten! zeide Paul. Weet ge ook waar ge tehuis behoort?
De vreemdeling rekte zich geeuwend uit. —Ik geloof,dat ge gek zijt,antwoordde hij. —Ik geloof,dat ik recht heb u deze vraag te stellen, zeide Paul. Ge bevindt u in mijn kamer, mijnheer! — O zoo, ge zijt mijnheer Vetter? — Om u te dienen, en gij? — Adalbert Von Adlerberg. — Ik heb niet de eer. De naam doet niets ter zake, ik wensch te weten, wie u veroorloofd heeft, hier uw nest te bouwen. "Wanneer ge mij daarop geen bevredigend antwoord kunt geven, dan moet ik u verzoeken, het huis terstond te verlaten. — De eene lompheid na de andere, bromde de vreemdeling misnoegd. Heeft juffrouw Goldschmidt u daaromtrent dan geen inlichtingen versterekt ? — Neen. — Vraag het dan aan deze dame en laat mij met rust. Daarmede wilde mijnheer Von Adlerberg zich weer neervleien, maar Paul belette hem zulks. — ü zult toch niet van mij verlangen, dat ik om twee uur in den nacht de vrouw des huizes zal wekken, om aangaande uw persoon inlichtingen in te winnen? vroeg hij. —Die inlichtingen zult gemij zelve geven! — Groote God, misschien denkt gij, dat ik een dief ben ? riep de vreemdeling, wien de toestand eerst nu duidelijk begon te worden; de zaak is zeer eenvoudig. Ik wilde hier een kamer huren, men had mij dit huis aanbevolen. JuffrouwGoldschmidt verklaarde mij, dat eerst morgen een kamer vrij kwam, daar alsdan een heer vertrok, die zijn eigen huishouden wilde oprichten. Welnu, voor dien eenen nacht wilde ik in geen logement gaan, en juffrouw Goldschmidt was zoo vriendelijk, mij een rustplaats op deze sofa aan te bieden; zij dacht, dat mijnheer Vetter , zich niet daartegen zou verzetten. De reiziger knikte in gedachten verdiept, deze verklaring stelde hem gerust, er bleef hem toch nog veel duister, waar omtrent hij opheldering wenschte te ontvangen. — Niets half te doen is de gewoonte van edele zielen, zeide hij. Juffrouw Goldschmidt heeft een voortreffelijkhart, maar ik billijk het geenszins, dat het hart, 't verstand benevelt. Drinkt gij rhum ? — Zoo laat in den nacht? — Te middernacht moet de brandewijn niet nadeelig werken, vervolgde Paul, terwijl hij een muurkast opende en een flesch met twee glazen er uit haalde. — Ik heb een langen tocht gemaakt, mijn waarde, en sedert zes uren is geen druppel over mijn lippen gekomen, waarom zou ik mij dus aan het uur storen, wanneer ik den inwendigen mensch wil verwarmen ? Zijt ge eerst heden in de stad gekomen? — Ja. Ik heb ook een lange reis achter mij. Gij waart toch vróeger niet hier? — Slechts een korten tijd. — En zijt ge voornemens hier teblijven ? — Dat weet ik nog niet. — De reiziger had de glazen gevuld, hij schoof er zijn gast een van toe. — Het is artsenij, geen vergift wat ik u aanbied, zeide hij, en lachende, eenigazins als antwoord op den vragenden blik van Adlerberg, liet hij er op volgen: Beschouw, hetgeen ik u zeggen zal, niet als louter nieuwsgierigheid. Wilt ge hier een betrekking zoeken ? — Dat nu juist niet. Ge denkt daarbij bepaald aan een betrekking op een kantoor, ik ben geheel leek op het gebied van kantoorwerkzaamheden. Ik weet niet, of gij mijn vader, den baron Von Adlerberg kent? — Woont hij hier?
— Ja, zeker. — Dan, mijn waarde, begrijp ik niet, waarom ge niet bij hem uw intrek hebt genomen. Het jonge mensch sloeg de oogen ter neer, deze oijmerking scheen hem in verwarring te brengen. — Gij kent mijn vader niet, anders zou het u niet vreemd schijnen, zeide hij. Bovendien mag men niet altijd met de deur in het huis vallen. — O, zoo — er is dus iets gaande in het koninkrijk Denemarken ? — Dat is mijn schuld niet, antwoordde Adlerberg ijlings. De jeugd wil uitrazen, de ouderen van dagen moeten in dit opzicht hun vonnis niet te streng vellen! — En de weg ter helle is dan in den regel met goede voornemens geplaveid, knikte Paul. Uw vader weet dus niet, dat gij in zijne nabijheid zijt? Waar hebt gij uwe bagage? — Omnia mea mecum porto, zeide het jonge mensch. — Zoo, zoo, een slechte aanbeveling, waarmede mijnheer uw vader niet bijzonder zal ingenomen zijn. Maar wij zullen dit gesprek staken; blijf kalm hier, morgen kunnen wij immers verder daarover spreken, indien gij het wenscht. Paul reikte na deze, op hartelijken toon gesproken woorden, zijn gast de hand, en bega! zich in het aangrenzend vertrek, waar hem eene diepe slaapweldra denverloren zoon deed vergeten. Het was reeds vrij laat, toen hij den anderen morgen ontwaakte, zijn eerste gedachte betrof den gast, en het bevreemdde hem, toen hij dezelven niet in de woonkamer aantrof. (Wordt vörvoigU^
"VI. Een Verrassing.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/06/27 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010155:mpeg21:p002
"Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/06/27 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010155:mpeg21:p002
-r De adelborsten der le klasse J. Wolterbeek Muller, G. F. Nöordhoek Hegt, F. H. baron Van Dedem, jhr. 3. H. O. Van den Bosch, C.F.Kruifinga, G. Den Berger en M. C. Van Assendelft de Coningh, dienende aan boord Zr. Ms. schroefstoomschip »Van Galen" worden met den lsten Juli a. s. op non-activiteit gesteld.
— Benoemd tot rechter-plaatsvervanger in de arrondissements-rechtbank te Zieriksee, jhr. rar. J. W. D. Schuurbeque Boeije, advocaat en procureur , thans kantonrechter-plaatsvervanger aldaar.
— Benoemd tot deurwaarder bij het gerechtshof te 's Gravenhage de heer J. M. Doornberg, aldaar.
— Met ingang van 1 Juli a. s. is aan den heer G. Blokhuis Jz., directeur van het post- en telegraafkantoor te Bolsward, eervol ontslag verleend uit 's Rijks dienst.
— De verkiezing voor het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland had gisteren met den volgenden uitslag plaats: Herkozen tot lid de heer J. P. Ott, predikant te Groot-Ammers. Herkozen Jot lid de heer A. Bosman, ouderling, te Schiedam, lerkozen tot sec.-lid de heer Dr. J. H. Gunning, predikant te Gouda. Herkozen tot sec.-lid de heer B. H. Metzing, ouderling te Rotterdam.
— Op het op Leyduin (bij Vogelenzang) den 2den Juli a.s. te houden Zendingsteest zullen o.a. als sprekers optreden de heeren predikanten A. H. Roose, S. Ulfers, J. Th. De Visser, en P. Van Wijk Jr., allen uit Rotterdam. Ds. Roose zal spreken over »De vrucht der Zending" — de vreugde der gemeente; Ds. Ulfers over »De mensch in den natuurstaat"; Ds. De Visser over nüe vereischte wedergeboorte van den zendingsarbeid der gemeenten" en Ds. Van Wijk over »De drijfkracht der zending". De openingsrede wordt gehouden door Ds. F. Van Gheel Gildemeester, uit Den Haag.
— Beroepen bij de Ned. Herv. Kerk. Te Terwispel L. J. Van Hoorn te Scherpenzeel. — Te Stellendam (Flakkee) D. Bax te Bunnik. — Te Schoonhoven (2e predikant) J. A. Van Boven te Berg-Ambacht. — Te Hontenisse W. N. Coenen te Leeuwen.
Aangenomen het beroep bij de Ned. Herv. Kerk. Naar Hei- en Boeicop D. Niessen te Acquoy. — Naar Krimpen aan den IJsel (toez.) door P. Van Wilienswaard, cand. te Schoonhoven. Bedankt voor het beroep bij de Ned. Herv. Kerk. Voer Zoutelande door G. Boersma, cand. te Utrecht. — Voor Ruinerwolde c. a. door L. S. Jongsmate Ezinge. Bedankt voor het beroep bij de Ned. Ger. Kerk (doleeerer.de). Voor Nederhorst den Berg door J. J. Westerbeek van Eerten.
"Binnenland. 28 Juni.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/06/27 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010155:mpeg21:p002
(Afgeluisterd gesprek tusschen twee vrouwen.) Han: Nou, dè za me een spiktoakel ien Nummege zien ien de aandere wèek over, hè. Marij: Zoo, wa's dèr dan doar te doen? Han: Wel mins, witte gij dè nog nie! dór kumt inne héle groóte nijje kerremis en dè zal verschrikkeliek zien, wa ter dör za spannen; innen hillen boel, allemol vrimde hirren van over vijf hondert joar gelèje kommen wèr is doen, net als toe, en die worren dór dan zó festeliek ontvangen ; mè peerdevolk haolen ze z'af en allemol mè maziek er bij, onze bloazers, dè witte wel, van de Vevaar die zulle der ok wel hin motte.
Marij: Mar Han, wa zegde tog; de waereld rakt host op zen ent, da gleuf ik zeker, dè zèk ou! van alle oardege dirisigheèn hürde tog teggenzwordig, dès woar, mar Han, wa zin dè dan tog vur minse, die dor dè komme doennï Han: Dè zak ouw is zeggen. Dè zien van die hirrejong, die op schol gedoan worren, um dè ze der thuus ginnen raod mee weten, en die dor dan goan leéren om kromme dingen regtte moaken; mienen burman »de Saar" die zèij tegen mien, dè ze stukkedente hieten en dè ze van de schol, mar hij numde dè aanders, ik mein da hie zèij van de Jakkedemie kwamen van Leijjen; van onzen notoaris en van den doomenij Is er ok al inne jong van op sch&l dor; mienen boas, die ha giestere de zikketoaris gespróken en die hèd hum gezeèd, dat er verschrikkeliek za spannen, dè wons jongens en ons der der ok is hin mossen loate gaon kieken, mar ik zeèj tegge Kobus: dè zal me nie gebeuren, nie, ze mossen dereijgen is bang moaken; ze blieven thus, dè doen ze. Marij: Nou mins, 't is wa gedoan, 't zal der niks geven, dè zal 't nie; 't is net ien den hooibouw, 't is ummers vuls te druk, dor komt gin man, en rekent is aon; twelf stuver binnen ze kwiet vur én spoorkartje, het hooij is zó duur gewest en de naweij, dè staolt nerregis op en de vèrrekes woaren 'n mondag al wer veul minder; né, 't zal der niks geven, dè zal 't nie! ons jongens, die zullen der ook niet komme, dor blief ik burg vur; geleufde wel Han, dè ter niks uutholt niks nir, dè zek ouw! de boerenminse zien teggenszwordig zoo gek nie mer, dé ze der zo mar goedsmoeds loaten beet nemen; 't is de stadsche burregers nergens um te doen as om de vèrrekescenten beet te kriegen; ze kunne dè nie zien, dè de boeren wèr wa zoad ien 't bekske kriegen, dè kunne ze niel Witte, wor die dingen goed veur [zien Han, vor de rieke lui ien de stad.... Geld. _•— Ben der rijks-ambtenaren te Breda, aan wien bij de behandeling eener zoutsmokkeianj voorde arrondissements-rechtbank aldaar door een smokkelaar ten laste gelegd werd, dat hem door dien ambtenaar een rijksdaalder was beloofd, is als verdacht van meineed naar de openbare terechtzitting verwezen. Deze ambtenaar is voorloopigin hechtenis.
— Te Katwijk a/d Rijn herdenkt heden dr.H. B. Van Rhijn zijn promotie vóór 50 jaren te Leiden, terwijl de ingezetenen met hun ouden dokter morgen het feit van zijn 50-jarige geneeskundige loopbaan hopen te herdenken.
— De provincie Limburg telt 3446 Nederduitsch Hervormden en 257.163 Roomsch Katholieken.
— In het Panopticum! Van den onlangs te Amsterdam overleden stichter en directeur van sArtis," dr. Westerman, is een goed gelijkendbeeld inwas en achter een schrijftafel gezeten, in het Panopticum geplaatst.
— In een tuin te Heeze (Noord-Brabant) prijkt een rozeboom met 1792 rozen. De boom is 2.52 Meter hoog. In dezelfde gemeente staat nog een 2.22 Meter hooge rozeboom met 768 bloemen.
— Tusschen Strijp en Eindhoven heeft een vrouw flOO verloren.
— Voor den herbouw van den stadsschouwburg te Amsterdam is thans voor fBOO.OOO geteekend. Zijn de ontbrekende f •100.000 niet vóórl Julia.s. bijeengebracht, dan zal het comité verplicht zijn zijn mandaat neêr te leggen, omdat de verbintenis der inschrijvers op 1 Juli eindigt.
— Te Groningen overleden de vorige week 10 personen aan de mazelen.
— In de Limburgscbe gemeente Herten komen zoo vele gevallen van typhus voor, dat deze ziekte er epidemisch is verklaard.
— Door een onbekende oorzaak is Gistermiddag de aan den Vleutenschen weg onder Utrecht gelegen boerenhofstede »Elsenburg", tot den grond toe afgebrand. Deze hofstede werd onlangs ten behoeve van het Nieuwe Merwedekanaal onteigend en diende sedert aan een vijftal polderwerkersgezinnen, te zamen ongeveer 100 pei sonen tellende, tot woonplaats. Van den inboedel, waarvan niets verzekerd was, werd een groot deel gered, het overige, benevens twee vette varkens, werd een prooi der vlammen, zoodat velen hunner nog al schade hebben geleden.
— Uit IJselmonde
Ruim dertig jaren lang zag IJselmonde en elke andere plaats in Zuid-Holland, waar een paardenmarkt van eenige beteekenis gehouden werd, een man, bij alle handelaars en vele paardenliefhebbers bekend: Jan Van Galen. Voor het eerst is nu gisteren de IJselmondensche markt sedert jaren voorbij gegaan, zonder dat deze man verscheen: een ziekte van acht dagen rukte hem nog in de volle kracht van het leven weg. Jan Van Galen was een opmerkelijke persoonlijkheid. Handelaar bij uitnemendheid kon hij lezen noch schrijven. Dit nam niet weg, dat hij zich flink door de wereld wist heen te slaan. Vele boeren in den omtrek schonken hem hun vertrouwen en droegen hem op paarden te gaan koopen of verkoopen. Dit was een bewijs voor 's mans bekwaamheid in het vak en voor de degelijkheid van zijn karakter. Zijn verhalen waren naar het leven geteekend en gingen meest van allerlei kwinkslagen vergezeld. Van Galen was een guitig man, maar daarom niet minder ernstig. Als huisvader van een talrijk gezin kon hij voor velen een toonbeeld zijn. Altijd bezig, omdat geen lectuur hem tijdpasseermg kon schenken, maakte hij woning en erf in orde. leder mocht vrijelijk bij hem zien of alles wel was, zooals het wezen moest. Van Galen moge zich minder roemrijk en verdienstelijk gemaakt hebben dan zijn vroegeren naamgenoot zich voor het vaderland onderscheiden heeft, hij was een nuttig man, wiens heengaan, door velen betreurd, nog lang een ledige plaats zal achterlaten. — Een tweetal offerbussen van de Geref. gemeente te Helder, geplaatst in het kerkgebouw in de Hoogstraat, zijn Zondagavond opengebroken en grootendeels leeggeplunderd. De dader, een elfjarige bengel, werd gisteren door de politie ontdekt en tot bekentenis gebracht. Het ontvreemde bedrag, bijna f 10.—, was reeds door den veelbelovenden knaap versnoept. — In het bedrijf der koekbakkers te Scheveningen heerscht in dezen tijd van het jaar een bijzondere drukte, doordien de gewoonte medebrengt, dat iedere jongeling, die ter haringvangst uitvaart, van zijn meisje, en iedere man van zijn vrouw, een grooten koek mede aan boord krijgt. Die voor de getrouwden zijn van eenvoudig maaksel, maar die voor de ongetrouwden zijn overladen met sieraden in witte en gekleurde suiker; dezer dagen zag men een reusachtig exemplaar, waarop zelfs het afscheid van de geliefden is afgebeeld, en waarop een proeve van hoogere dichtkunst prijkt, luidende: Ga met uw schip in 't ruime sop. God schenke er zijn zegen opl — Zoo'n kribbebijter! In een weide op Tessel, waar een paar paarden en eenige schapen op hetzelfde weiland graasden, heeft een der paarden, ien echte kribbebijter, een schaap aangevallen en deerlijk toegetakeld. Het verscheurende dier rukte met de tanden eerst alle wol van den rug van 't schaap, beet het daarna drie stukken uit de huid en sloeg toen de tanden in de pooten van 't mishandelde dier. Andere schapen, die het had willen aanvallen, konden zich door de vlucht redden. Ook menschen moeten voor 't ondier volstrekt niet veilig zijn.
— Als een bijzonderheid wordt gemeld, dat door den jacht-opziener Branderhorst, te Dorenwerd, in één schot aldaar drie dassen zijn gedood.
— De altijd bloeiende roos! Zeer dikwijls wordt de altijd bloeiende roos verward met de Chineesche of maandroos. Werkelijk zijn zij van elkander onderscheiden. De altijd bloeiende vormt een wijden, kleineren struik met hoog purper gekleurd hout en bladeren, terwijl de maandroos een sterkeren struik met grijsgroen hout en groene glanzende bladeren heeft. De altijd bloeiende is ook gevoeliger voor de vorst dan de maandroos. Deze roos is van groot balang, daar haar variëteiten den ganschen zomer en herfst onafgebroken en rijkelijk bloeien, zoowel in de openlucht, bij aanhoudend zacht weêr, en op beschutte plaatsen met een drogen grond, vervroolijken zij ons niet zelden nog omstreeks Kerstmis met hare schitterende bloemen. Zelfs gedurende den winter bloeien zij meermalen na elkander achter een zonnig venster. Verder zijn zij nog voortreffelijk geschikt voor Clumps, dewijl zij vooral struikaardig zijnde welig groeien en zelden zonder bloemen zijn. De stammoeder dezer heerlijke groep werd in 1789 uit China ingevoerd, waarom men haar »hoogroode Chineesche roos" genoemd heeft. De vruchtknop is langwerpig rond en, evenals de bloemstelen, met stijve haren, de hoofdbladsteel echter met weinig stekels bezet. De bloemen zijn helder of donkerrood en staan meestal afzonderlijk, soms in grooter aantal aan de toppen der takken; de habitus is takkig, hout en bladeren zijn vaak purperrood gekleurd. Deze roos moet in een vorstvrije kas overwinterd worden. Het schoonst groeien zij als struik of op laagstammen veredeld, vooral wanneer men door het uitsnijden der oude takken den struik verjongt. Zij verlangen een tamelijk vetten grond en moeten sterk gesnoeid worden.
— Woensdag 2 Juli zal het 50 jaar zijn geleden, dat dr. H. M. Duparc, geneesheer te Amsterdam, te Groningen werd bevorderd tot doctor in de geneeskunue.
— Men schrijft uit Zeeland: Hoewel aanvankelijk het vlas veel beloofde, is de verwachting beschaamd. Wel hadden wij van tijd tot tijd regen, wat de teere plantjes zeer te stade kwam, maar de hoogst noodige warmte en dauw bleven weg. De Hollandsche koopers doorkruisen Zuid-Beveland, maar volgens hun zeggen wordt maar een enkel blokje aangetroffen, dat de lengte heeft. De bedongen prijs is dan ook laag te noemen; wel zijn er heel wat gemeten verkocht voor f 120 tot fl6O per gemet, maar velen konden nog geen accoord treffen, anderen werd slechts honderd gulden en minder geboden, terwijl er zelfs stukken zijn, die, op St. Jans beraad gezaaid, door de vlasboeren zijn losgelaten.
— Volgens een opgave in de S taats-Courant overleden alleen in de maand Januari in ons land 761 personen aan influenza.
— De bekende Haagsche . kunsthandelaar, de heer E. J. Van Wisselingh, heeft te Amsterdam een filiaal opgericht 74 Rokin, hoek Wijde Kapelsteeg. De heer K. Groesbeek, firma »Scheltema & Holkema's boekhandel" heeft de directie dezer kunsthal op zich genomen en zendt ons, bij de noodiging tot bezichtiging der reeds tentoongestelde collectie, een {smaakvol bewerkten catalogus, met een keurig etsje naar Mauve's Zeestrand. Onze koopmansstand, zoo vaak voor de zaken te Amsterdam, kan zich bij den heer Groesbeek gerust aanmelden om een half uurtje kunstgenot te smaken, want de heer Van Wisselingh heett steeds de beste schilders onder zijne exposanten. — W. — H. — N.! • De Haagsche correspondent van de Pro v. G r o n. C t. schrijft: »Als men in Den Haag over het ministerie van W(aterstaat) H(andel) en N(ijverheid) spreekt, zeggen wij steeds lachend: net ministerie van Wrok Haat en Nijd. De heeren, die het weten kunnen, beweren, dat in geen enkel departement de tweedracht tusschen de ambtenaren onderling en van deze gezamenlijk tegenover de afzonder-' lijke bureaux der inspecteurs van den waterstaat zoo groot en zoo onophoudelijk is, als ginds. Tusschen al die veten, al die persoonlijke gevoeligheden staat de beklagenswaardige Minister, die schikken en plooien moet, om al die groote kleinheden in bedwang te houden en de uitbarsting eener kleingeestige bureaucratie te bezweren".
— Om zwart wollen kanten te wasschen! Men spant de kanten glad en stevig over een plankje, kookt gewone rooktabak in water, giet dit door eeue zeef en legt er de kanten in. Als deze zeer vuil zijn, is het noodig ze met een zacht borsteltje voorzichtig af te schuieren, doch meestal is het reeds voldoende, als men het plankje met de kant door het heete vocht heen en weer slaat. Daarna legt men de kanten eenige minuten in lauw water, drukt ze zoo goed mogelijk uit en strijkt ze nog vochtig tusschen schoone linnen doeken. Zijn de kanten met kralen benaaid, zoo legt men ze op flanel, bedekt ze met een linnen doek en strijkt ze met een warm ijzer voorzichtig droog. — Heden werden aan 't Kralingsche Veer |ter markt aangevoerd 243 zalmen ; groote zalm gold f 1.35 &. f 1.45, kleine fO.BO a fl per 5 ons; 4 steuren.
— Aan de "Vischmarkt te Rotterdam kwamen heden aan 5 schokkers, alle met een goede vangst tarbot, tongen, rog, kleine schol en scharren. Voorts werden aangevoerd 6 manden tarbot en tongen van Katwijk, 22 manden bot van Helvoet, 3 kisten Engelsche schol, 3 manden garnalen en 2 ijlbotten. Volgende prijzen werden besteed: 1 groote tarbot f 6.90 tot f 5.20, middelsoort tarbot 2 ben, 4 stuks, f 6.60 tot f 3,70, doode tarbot 2 ben f 4.90 tot f 3.70 en 3 ben tarbot en griet f 4.90 tot f 3.90, tongen 4 ben (groote levende) f 12.40 tot flO, kleine levende tongen 4 ben f 4.80 tot f 3.40. doode kleine tongen 4 ben f 4.40 tot f 1.70, rog 4 ben groote 12 stuks f 4.50 tot f 3,40, kleine rog, 7 ben, f 2.80 en de 5 ben f 1.70, kleine schokker schol f 4.80 tot f 3.10, scharren 4 ben f 5 tot f 3.80, bot 4 ben groote levende f 6.20 tot f 5.30, kleine bot 5 ben f 5 tot f 4.80, doode bot 5 ben f 5, Engelsche schol 3 ben 12 stuks groote f 9.30 tot 14.80, kleiner 4 ben 16 tot 20 stuks f 6.50 tot f 5,50, garnalen 4 ben 80 cent tot 50 cent en de 5 ben 90 cent, ijlbot (gestript en doodelijk) per stuk f 2.80 tot f 2.70. Ten 11 ure werd afgeslagen 1 kist,grootendeels dood, 1 ben 5 stuks f 2.50 tot 80 cent. Ten 1 ure afgeslagen: 3 kisten Engelsche zalm, 33 stuks. Zij gold (groote) f 10.10 tot f 4.90, kleine zalm f 4.10 tot f 1.50 per stuk. Deze zalm wordt geschat tegen 40 cent per 5 ons; drie manden finten de 6 ben 40 stuks f 2.20 tot f 1.70.
De aanvoer was heden groot en bestond uit 18 verschillende partijen. Door den marktmeester werden afgekeurd 8 kreeften, afkomstig uit Frankrijk.
— Frits komt uit school, neemt dadelijk een schrijfboek en gaat ijverig zitten schrijven. Moeder: Zoo vlijtig moest ge alle dagen zijn, dan kreeg je ook goede aanteekingen. Wat schrijf je nu ? Frits: Meester heeft gezegd, dat wij dit gedicht van buiten moeten leeren. Die het morgen niet kan opzeggen, moet het eenmaal afschrijven. Nu, dan schrijf ik het liever dadelijk af.
— De eigenaar van een pruimeboom, gewapend met een stok:
»Wacht, jou deugnieten, wat doejedaarinden pruimeboom ?" Gerrit (op zijn kameraad wijzende): »Jan wou pruimen stelen!"
»En jij dan ?" »Ik heb 'them uit ze'n hoofd willen praten!"
"Maskeradefeesten te Nijmegen.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/06/27 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010155:mpeg21:p002
Ten bewijze hoe druk het Dinsdag den geheelen dag aan het station te Leiden was, kan strekken dat het aantal treinen, welke de passagiers van verschillende plaatsen naar Leiden en weer terugbrachten, niet minder dan 154 bedraagt. Het getal der reizigers, komende en gaande, wordt op 56,000 benaderd. De treinen waren over 't algemeen grooter dan yoor vijf jaren. Er waren er bij van '20 rijtuigen. Aan het station van den Hollandgchen Spoorweg te 's Hage vertrokken bijna om het kwartier treinen naar Leiden, doch de toevloed van reizigers bleef langen tijd zóó groot, dat men zich zelfs vergenoegde met een plaatsje in goederen- -en beestenwagens; ja, tot zelfs in de hokjes van de remmers hadden passagiers plaats genomen. De laatste trein vertrok hedennacht van Leiden naar Den Haag om kwart over tweeën.
Trots de kolossaio drukte, mocht de stationschef, de heer De Bruyn, het genoegen smaken, dat alles in de beste orde afliep en er geene ongelukken zijn te betreuren.
Verder brachten de stoomtrams met dichtbezette treinen van andere gemeenten de feestgangers naar Leiden; ook kwamen de buitenlui in lange rijen met hunne karretjes naar de stad; stoombooten en jachten bij Vliet en Haven stoffeerden de wateren en in de binnengrachten kruisten honderden vaartuigen, roeibooten en zolderschuiten met tribunes woelig dooreen. Opene Hove. Gisternamiddag was het feestterrein de verzamelplaats der velen, die hunne opwachting wilden maken aan Karei V, Keizer van het machtige Duitsche rijk, die thans opene hove zou houden voor alle vorsten, ridderen, edel© heeren ende joncvrouwen, mitsgaeders alle die Regheerders dezer landen, alle mannen van wapenen ende goede oorlogsluiden, alle voorlezeren ofte Professores. die der jonckheyt stichtende met gulde woorden.
Het was een eigenaardig gezicht, die bonte mengeling van kleeren en kostumes der deelnemers aan den historischen optocht, die daar op de maat der tonen van de muziek van Coenen's Paleisorkest uit Amsterdam, door de paden ronddwaalden in afwachting dat zijne doorluchtigheid zou verschijnen. Ongeveer kwartier over tweeën verscheen hij in een met vier schimmels bespannen wagen; aan zijne linkerhand was gezeten Lamoraal van Egmond, prins van Gaveren. Terstond stelde zich de keizerlijke lijfwacht in 't gelid.
Langzaam reden zij voort tot bij den ingang van het gebouw; hier verliet de keizer het rijtuig en begat Z. M. zich naar den rood fluweelen, voor hem opgerichten troon; de keizer was gekleed in een wit zijden kostuum, rijk met goud afgezet, met een hermelijnen mantel; het hoofd was bedekt met eene witte baret met roode pluimen. Aan zijne rechterhand had zijn neef Ferdinand, de aarsthertog van Oostenrijk, plaats genomen; aan zijne linkerzijde een page. Nauwelijks had hij plaats genomen, of zijn heraut
Oswali verkondigde in de Franscli - taai, dat Lamoraal van Egmond, prins van Gaveren, vorzocltt Züner Majesteit te worden voorgesteld. Vele ridders, edelen, landbestuurders en vroede mannen volgden dit voorbeeld.
Joost Sasbout, stadhouder van de leenen in het hertogdom Gelre, vroeg voor een een oogenblik gehoor om zijnen heer en meester de verzekering te geven van de gehechtheid zijner staten aan den doorluchtigen vorst. Hij reikte vervolgens een request over, waarin de gesproken woorden waren neergelegd. Minzaam nam de keizer dit aan, hem de verzekering gevende van zijne goede gunst. Daar verkondigde de stem van den heraut »le recteur de I'université de la bonne ville de Leide" en de heer Franchimont trad, met de zwarte toga bekleed, naar voren om, ditmaal in het Nederlandsch, de belangen der universiteit voor te dragen. De keizer antwoordde hem eveneens in de Nederlandsche taal, der universiteit steeds zijnen steun te zullen schenken.
Na dezen werden »le bourgmestre-lieutenant de la bonne ville de Leide", »les officiers de lagarnison" en verdere notabelen voorgesteld. »Notre président!" klonk het weer en de heer Pleyte, president van het Leidsch Studenten-corps, trad naar voren met een omvangrijken, sierlijken lauwerkrans, welken hij met gepaste woorden aan de voeten van den machtigen heerscher nederlegde.
Thans waren de senaten der bevriende corpsen aan de beurt, die allen eveneens met omvangrijke kransen getooid, naderden. De rede van den voorzitter der »Association des étudiants de Paris" werd minzaam beantwoord. En zoo vervolgens brachten al zijne dienaren en onderhoorigen hem hunne hulde.
"Maskeradefeesten te Leiden.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/06/27 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010155:mpeg21:p002
Duitschland en Engeland moeten op 't oogenblik het hoofdcontingent leveren voor het dagelijksch menu van den politieken maaltijd, die de bladen hun lezers moeten voorzetten. Frankrijk, dat anders die gewichtige taak vervulde, geraakt min of meer op den achtergrond, 't Is in de eerste plaats de overeenkomst betreffende het bezit in Afrika, die aller oogen op Londen en Berlijn gevestigd houdt en bovendien zijn 't in Duitschland enkele wetsvoorstellen (o. a. de militaire voorstellen), die de aandacht trekken.
Over die voorstellen heeft men gisteren bij voortgezette tweede lezing weer druk gediscussieerd, maar ondanks of liever juist tengevolge van al dat gepraat over en weer, is men niet tot een eind gekomen, heden wordt de beraadslaging voortgezet. Welfen, Centrummannen, socialisten en conservatieven — allen hadden wat te vertellen, wonder genoeg voerde nog geen enkel nationaal-liberaal het woord. Heden evenwel zal een lid dier partij, en wel v. Bennigsen, de schade inhalen. D,e debatten zijn levendig genoeg en veel is er, dat ook ons belangstelling kan inboezemen, maar overwegend} belang heeft de discussie niet, omdat men toch reeds zeker is van het eindresultaat, is 't niet heden dan morgen: onveranderde aanneming met groote meerderheid.
De socialist Bebel vatte gisteren vuur op een uitlating van Von Maltzahn, dat hij (Von Maltzahn) in zijn hoedanigheid, van staatssecretaris naar nieuwe bronnen zoekt om geld teverkrijgen in. a. w. naar artikelen uitgiet, die nog niet zwaar genoeg belast zijn. Bebel verleide verder, dat de annexatie van Elzas-Lotharingen het rijk in den tegenwoordigen toestand heeft gebracht in gemeenschap met den oorlog van 1870/71. Rusland, niet Frankrijk, is onze vijand, ging hij voort. Hij bestreed het militaire voorstel en wilde den diensttijd op één jaar stellen, wat hij genoeg achtte. Hij gaf daarop een opsomming van de omstandigheden, die tegen een langeren diensttijd pleiten, als daar zijn: de vele zelfmoorden. De be-of'liever de mishandeling van de soldaten door hun superieuren maakte ook een onderwerp van zijn betoog uit en met voorbeelden staafde hij zijn beweren, door o. a. de mishandeling van den soldaat te vermelden, die door een onderofficier werd gedwongen zijn gezwollen hand in een ketel kokend water te houden tot het vleesch er afviel.
De Engelsche regeering zal heden alle paragrafen van haar voorstel betreffende de schadeloosstelling van herbergiers terug nemen en een voorstel doen betreffende het gebruik van de 350.000 pd. st.. er oorspronkelijk voor bestemd. Volgens bericht uit Londen zou de uitwisseling der nota's overdeEngelsch-Duitsche grensscheiding elk oogenblik verwacht kunnen worden. Zooals men weet, hebben in de laatste dagen weder allerlei geruchten geloopen betreffende de verlenging van de triple-alliantie tot 1895 en betreffende een verbond tusschen Rusland en Frankrijk. Het eerste «gerucht" (als zoodanig hebben wij het ook gemeld) wordt nu voorbarig genoemd, men voegt er evenwel bij, dat de drie leiders der politiek van Duitschland, Italië en Oostenrijk in dezen zoover de zaak in overweging zullen nemen.
De heeren, die verteld hebben dat een Russisch—Fransche alliantie nu een faitaccompli was, hebben ook al den wenschvoorde werkelijkheid genomen, wei is 't tusschen beide regeeringen alles even lief en voorkomend, maar de czaar zelf schijnt maar niet te willen toehappen, zijn opinie is, dat een dergelijk verbond alleen dan noodig is, als öf Frankrijk, öf Rusland werkelijk bedreigd worden. Nu, als de triple aliiantie een defensief verbond
ÏSfijft m. a. w. den vrede blijft dienen vóór alles boven alles, is daarop vooreerst geen kans en ran een Fransch-Russischen bond zal dan ook Vooreerst nog wel niets komen.
"Buitenland.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/06/27 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010155:mpeg21:p002