Rotterdam 13 Sept. Ie getij 2.55 2e getij 3.19
De temperatuur aan de Kralingsche Zwem- en Badinrichting was hedenmorgen 7 uur: in de lucht 56°, in het water 60ys°.
Rotterdam 13 Sept. Ie getij 2.55 2e getij 3.19
De temperatuur aan de Kralingsche Zwem- en Badinrichting was hedenmorgen 7 uur: in de lucht 56°, in het water 60ys°.
11 Sept. 12 Sept. Barometer bij 0° Celsius 765.1 mM. 768.8 inM. Thermom. in de schad. 15.7°C.60°F. 15.4° C.60oF. Minim. temp. 's nachts 13°C.55°F. 12.8°C.55°F. Maxim. temp. vor. dag 20.5°G.G9°F. 16,3°C.61°F. Windrichting en kracht West 2 N.W. 1 Bewolking der lucht Zwaar bew. Bewolkt
Parijs . . 5.10'5m., 8.50'5m., 1.50'5n.m., 6.so'sar. Berlijn . 5.40 'sm., 9.30 'sm., 10.— 'sm., 2.27 'sav. 4.30 'sav., 6.55 'sav., 9.20 'sav. Londen . 5.10'5m., 8.50'5m., I.lo'sav.,6.so.'sav. Nederlandsch Ocst-Indië 10.40'sav.
(12 Sept.) N.-Amerika, Mexico 11.— 's ra. Venezuela 1.55 'sav.
Schouwburg, Aert van Nesstraat. »Dokter Klaus", 8 uur. Rotterdamsche Diergaarde. Concert, 8 uur. Rotterdamsche Zangvereeniging sAmphion". Uitvoering. Nutszaal, 8 uur. Place des Pays-Bas. Specialiteiten-voorstelling, 8 uur.
— Naar aan het »U. D." gemeld wordt, is gisteren een weduwe, wonende buiten do Tolsteeg, te Utrecht, plotseling krankzinnig geworden, door» dat de persoon, met wien zij dacht te trouwen, haar had verlaten. De ongelukkige, moeder van drie kinderen, is naar het krankzinnigengesticht aldaar overgebracht.
Een wonderspin. De M e c h a n i c a 1 n e w s bevat het volgende merkwaardige verhaal van een spin, medegedeeld door Pat Mc Grath, uit Versailles (Kentucky). Elke molen heeft zijn eigen spinnen. Onze molen heeft er slechts een — maar wat voor eene! Zoodra een andere spin in den molen komt, jaagt zij haar er uit. Zij maakt geen web, zoodat onze molen niet door spinnewebben verontreinigd wordt, maar zij leeft in een gat in den muur. Zij is ongeveer zoo groot als een zilveren halven dollar, en een eerste springster, wat haar bij het verschalken van haar prooi niet weinig te pas komt. Zij blijft dood stil liggen tot|een muis of vlieg haar dicht genoeg is genaderd. Ik zeg een muis, want zij vangt even handig een muis als een vlieg. Zij is altijd zeker van haar sprong en mist nooit; zij heelt bovendien het noodige overleg. Kort geleden kocht ik vliegenpapier, en legde er een stuk van voor het hol van de spin, in afwachting van de dingen die' komen zouden. Spoedig kleefde er eenige vliegen aan vast, waarvan de spin begon te watertanden. Heel voorzichtig naderde zij het papier en betastte het met een poot. Het kleefde. Zij trok haar poot terug, en scheen in diep gepeins verzonken te zijn, tot zij er plotseling iets op scheen gevonden te hebben. Zij kroop op de meelkist, stak haar pooten in het meel en betastte opnieuw het papier. Het meel aan haar pooten maakte, dat zij niet aan het papier kon vastkleven,zoodat zij er overheen liep en zich van de gevangen vliegen meester maakte. Ik kan dan ook geen vliegenpapier neerleggen, of zoodra er eenige vliegen op vastgekleefd zijn gaat zij op dezelfde wijze te werk. Ik wed,dat geen enkele molen in de "Vereenigde Staten op het bezit van zulk een spin kan bogen.Mocht iemand soms denken, dat het een praatje is, dannoodigik hem uit om naar Versailles te komen, dan kan lnj zich zelf overtuigen.
Mishandeling van krankzinnigen.ln sommige Oostenrijksche krankzinnigengestichten moeten de verpleegden op een allesbehalve liefderijke wijze behandeld worden. Eenigen tijd geleden werd hierover zelfs bij den Galicischen Landdag een klacht ingediend,naar aanleiding van het plotselinge overlijden van graat Dzieduszycki, wiens dood aaa ernstige mishandelingen werd toegeschreven.
Zoo wordt ook verhaald, dat een huzarenluitenant naar de woelige klasse werd gebracht en daar op de schandelijkste wijze werd mishandeld, omdat hij vergeten had een beambte van het krankzinnigengesticht te Kulparkow te groeten. Een algemeen misnoegen heelt deze zaak verwekt.
De visitatie in Engeland. Het ministerie van financiën in Engeland schijnt veel vertrouwen te stellen in de reizigers, die het land komen bezoeken.
Er is tenminste bepaald, dat handbagage voortaan in het geheel niet meer en zwaardere ba» gage slechts in enkele gevallen gevisiteerd behoeft te worden.
De heer E. L. Jacobson L. zoon, al heeft f-1000 geschonken aan het gesticht voor Israëlietisclie ouie lieden en zieken en f2OO aan het Israëlietisch weeshuis, beide te dezer stede.
Gistermiddag, omstreeks 1 >/» ure, vervo rden twee werklieden een rol staaldraad, 1000 a 1200 kilo zwaar. Op de Sehiebrug ontglipte die rol aan hun handen, zoodat zij in volle vaart die brug afliep en terecht kwam tegen het hek, geplaatst om het plantsoen aan het Slagveld, waardoor het eenigsins werd beschadigd. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats.
Het bijgeloovige boerinnetje! Een zilveren knip met koralen beursje, waarin een aardig duitje, heeft men gisteren een boerin ontrold, terwijl zij voor een winkel stond te kijken. Toen zij den diefstal bemerkte, informeerde zij terstond naar het adres van een bekende kaartlegster, bij wie zij aangilte van den diefstal deed. Misschien bemoeit zich de politie ook nog wel met het zaakje en dan zullen we zien wie handiger is: de Rotterdamsche politie of de Rotterdamsche kaartlegster!
In de Crispijnlaan had gisterochtend een meisje het ongeluk te struikelen, waardoor zij het rechterbeen brak.
Weet hier iemand den 52-jarigen Dirk Schuitemaker te wonen, van beroep timmerman, maar ook wel de kermissen afreizend met een fleschje, waarin scheepjes, enz. ? Hij moet zijn 11 jarig zoontje Jakob zwervende hebben achtergelaten. Wie zijn adres weet, deele dit eens mede aan den hoofdcommissaris van politie in Den Haag.
Mejuffrouw B. Elzas, die sedert 1888 in den Haag een inrichting bestuurt, waar jonge dames onderricht kunnen erlangen in het costuumnaaien, knippen en patroonteekenen, wenscht ook te dezer stede een cursus te openen. De cursus zal een halfjaar duren en wel in lessen, tweemaal 's weeks van 9Va tot 12 uur. Wij twijfelen niet, of na het succes, dat in Den llaag behaald is — daar is de inrichting gevestigdßilderdijkstraat lk— zal men er in slagen hier den cursus met een voldoend getal leerlingen te openen.
Aan de wed. A. Van Walraven is vergunning verleend om de bakkerij in het pand aan den Ilang no. 94 (kad. sectie O no. 438) uitte breiden met de aangrenzende perceelen, uitkomende aan de Zijl no. 28, (kad. sectie O no. 438 ged., 440, 445).
Den 9en Augustus jl. is te Londen aan een der postkantoren , bezorgd een brief in een witte enveloppe, waarop het volgendeadres stond: »The Earl of sheülield, Yacht Heloise, Rotterdam, Holland", en met een stempelafdruk sForwarded by C'outts & Co. Londen", inhoudende 2 bankbiljetten van £ 50, no. 34097/8 dd. 13 Sept. 1889 en en een van =g2O no. 29505, dd. 4 Jan. jl., welke biief niet aan het adres is terechtgekomen.
De comm. van politie in de 4e afd. te Rotterdam verzoekt inbeslagneming en bericht.
Een 13-jarige jongen liad g i s t e rnamiddag het ongeluk te vallen aan boord van het stoomschip „Edam", liggende aan de fabriek te Feijenocrd, met het gevolg, dat hij een been brak, waardoor zijn overbrenging naar het ziekenhuis noodzakelijk werd geoordeeld.
De heer P. Van Wij he. alhier, is benoemd tot onderwijzer aan een bijzondere school te Venendaal.
Hedenmiddag omstreeks half een uur is een jongen van ongeveer 12 jaar spelende in de Rótte gevallen. Hij werd spoedig door een voorbijganger op het droge gebracht.
DegewezenmatroosG. F. Vanßergem wordt uitgenoodigd zich ten spoedigste aan te melden aan het bureau voor Militaire Zaken en Schutterij.
J. H. De algemeene liefdadigheid kan voor bijzondere personen slechts in enkele gevallen worden ingeroepen.
Burgerlijke Stand. BEVALLEN: E. J. T. Pelt, geb. Schuman, levenl. D. — F A. Mulder, geb. Schriel, levenl. D. — W. J. H Jansen, geb. Klaassen, levenl. D. — K. Bruens geb. Sehoots, levenl. Z. — H. Beek, geb. v. den Berg, Z. en D. —E. De Jong, geb. De Koning, Z. — G. W. Hermans, geb. Vermeulen, Z. — Z. Meinsma, geb. v. Dodewaard, Z. —J.Boudewijns, geb. Ver voorn, D. — H. Engels, geb. v.Lokven,D. — C. A. Wirstorfer, geb. Makenschijn, D. — C. Minnebruiker, geb. De Jong, D. — G. Haas, geb. v. Wassenaar, D. — J. Nculeboom, geb. Eswilder, Z. — S. A. C. -Vermeulen, geb. De Groot, Z. — P. Buller, geb. Vroeg, Z. — A. Presburg, geb. Boers, Z. — H. P. Meijerink, geb. Bak, D. — A. A. Teunisse, geb. Roetman, Z. —M. Minken, geb. De Wilt, Z. ~ Klein drukwerk ivordt geleverd terdrukkerij van het nieuwsblad, naar den geest des tijds, net en goedkoop. OVERLEDEN: E. Baas, -wed. Admiraal, 72 j. —J.G,Bochman, jd. 7 m. — M. M. Evertse, jd. lm. — J.J.Snelleman, jm. 68 j. — J. Koers, m. v. J.G.DeGroot, 63 j. — L. W. Schnetler, jd. 6 m. — G. H. Sehaarman, jd. 8 m. — M. C. v. Dalsumjd.lOm. — K. Hoogland, m. v. C. Koopman, 75 j. —B.J. B. H. Barends, jm. 7 j. — H. v. Baarle, vr. v.P. De Braai, 83 j. — A. v. Diggele, m. v. D.C.v.der Laan, 30 j. — H. J. Willems, jm. 1 m. —W.E. v. Baaien, vr. v. J. v. den Berge, 39 j. — J. W. Zwakhals, jm. 23 j. Rouwbrieven en Rouwkaarten worden gedrukt ter drukkerij van het Nieuwsblad. Op verlangen mede geadresseerd, bezorgd en gepost.
De inspecteur nam zijn boek onder den arm en lachte veelbeteekenend. ~ , Wii zullen immers zien, wie gelijk neeit, antwoordde hij, ik geloof, wanneer ik in uw plaats was, ik op eigen verantwoording den graaf zou doen arresteeren.
— Pan. is het goed, dat gij niet in mijn piaats zijt, zeide de officier schertsend, maar hij bleef toch geruimen tijd'in ge™! s+ver£iept> toen de kleine heer hem ® wiens mededeelingen toch gelaten^611 mdruk biïhem badden achter-
Hoe gloeiend ook Daniël den graaf Von ' Hohenhausen haatte, belette die haathem toch niet( het pensioen aan te nemen dat gravin Unika hem had aangeboden Hij koesterde voor zich zelf de overtuiging, dat hij voor de grafelijke familie een trouwe dienaar was geweest, en als zoodanig kon hij met het volste recht op een verzorging aanspraak maken, die nem voor het overige zijns levens voor alle zorgen vrijwaarde. Getrouw aan de beloften, die gravin Unika hem gegeven had, wandelde hij eenige dagen later naarßuchenau,om hetresultaat der beraadslaging van Unika met naar .verloofde te vernemen.
Werner ontving den ouden man met de gewone oplettendheid, die de in zijn dienst vergrijsde man het recht had te eischen.
— Gravin Unika heeft mij over u gesproken, zeide hij, nadat hij den ouden man uitgenoodigd had, plaats te nemen, zij gelooft er niet aan, dat de tegen u ingebrachte beschuldiging gegrond is.
— Voor dit vertrouwen betuig ik u mijn hartelijken dank, antwoordde Daniël kalm. Gravin Unika kent mij sedert de eerste dagen van haar kindsheid, zij weet, dat ik tot ontrouw niet in staat ben. De aanleiding tot mijn ontslag ligt immers ook dieper, mijnheer de baron. Het spruit voort uit den haat van graaf Hohenhausen tegen mij, wellicht ook uit wantrouwen, waarmede die haat gepaard gaat. — Wat wilt ge daarmede zeggen ? vroeg Wèrner verbaasd. — Ik mag nog niet spreken, mijnheer de baron? — Hebt gij met kapitein Von Gronau een verbond gesloten? — Thans begrijp ik u niet. —KapiteinVon Gronau handelt juist als gij; hij koestert ook voortdurend wantrouwen, maar wanneer men hem verzoekt, zijn meening kenbaar te maken, verschanst hij zich ook achter het voorwendsel, dat hij niets mag zeggen. Welnu, men kent immers de beweegredenen, vervolgde Werner minachtend, ieder heeft zijn bijzondere redenen, wantrouwen en argwaan te koesteren. — Hier echter bestaan betere redenen, die ik wel is waar niet noemen mag, die echter later aanden dagkomen en iedereen verrassen zullen. Het is beter, dat wij daar niet van spreken, ik bepaal mij er heden toe te zeggen, dat graaf Hohenhausen een voorwendsel gezocht heeft, om mij te ontslaan, en het was vermoedelijk ook zijn voornemen, mij op onteerende wijze te ontslaan. Ik moet ook daarmede zwijgend genoegen nemen, mij daarmede troosten, dat het uur der vergelding zal komen; wanneer en op welke wijze, dat weet ik trouwens zelf nog niet. — Gravin Unika heeft u beloofd, voor uwe toekomst zorg te dragen, antwoordde Werner, voor wien het gespreek een onaangename wending nam; zij beschouwt dit als een plicht, dien haar zalige vader haar heeft nagelaten.
— Wanneer men een familie zoo geruimen tijd trouw gediend heeft, mijnheer de baron —
— Dan heeft men ook nog wel iets gespaard.
— lets — ja, maar het is onbeduidend. De zalige heer was buitengewoon spaarzaam, bezoek kwam zelden, en wanneer eenmaal een vreemdeling de kunstverzameling in oogenschouw nam, dan gaf het in den regel een rampzalige fooi. Mijn spaarpenningen zouden weldra verteerd zijn, wanneer ik er van zou moeten-bestaan. — Hebt gij er reeds over nagedacht, welk pensioen gij zoudtnoodig hebben, om onbezorgd verder u leven te kunnen slijten ? — Neen, mijnheer de baron. — Gij wilt dit liever aan ons goeddunken overlaten? — Voorzeker. Bovendien zeide mij gravin Unika, dat ik hier wellicht later een betrekking zou vinden. Ik ben nog flink ter been, mijnheer de baron, en een bedrijvig leven is mij aangenamer dan lediggang. — Ja, daarover hebben wij ook gesproken, zeide Werner, maar gij zult inzien, dat ik den haat mijns zwagers zou opwekken, wanneer ik u hier een aanstelling verschafte. — Wellicht later! — Het zal later ook zoo gemakkelijk niet gaan, maar wij zuilenzien. Wijhebtoen u voorloopig een jaarlijksch pensioen van vijfhonderd thalers toegestaan, zijt gij daarmede tevreden? — Het is meer, dan ik verwachtte, antwoordde Daniël verheugd.
— Dat is mij aangenaam. Gij ontvangt het geld kwartaalsgewijs, en ik zal u terstond den eersten termijn uitbetalen.
Werner trad aan zijn schrijftafel en nam het reeds afgetelde geld uit een schuiflade, de oude man schoof het met woorden van warmen dank in zijn zak. — Het is onnoodig, dat graaf Hohenhausen daar iets van verneemt, zeide Werner, maar mocht hij het niettemin vernemen, dan is mij dit — goed beschouwd — toch om het even. Slechts wensch ik niet, dat gij tegenover hem daarop pocht.
— Ik zal hem wel zoo spoedig niet weer ontmoeten, viel Daniël hem in de rede, en wanneer het geschiedde, zou ik niet met hem spreken. Ik dank u nogmaals, mijnheer de baron, en ik hoop, dat ik weldra in de gelegenheid zal zijn, mijn dank ook door daden te bewijzen. Daarmede ging de oude man heen, en toen hij het slot verliet, ontwaardde hij den jager Hackert, die hem klaarblijkelijk gewacht had. Hackert gaf den ouden man een teeken en beiden stonden een oogenblik later terzelfder plaatse, waar zij toenmaals gestaan hadden, toen graaf Hohenhausen hen beluisterde. — Niets nieuws ? vroeg de jager. — Toch wel, antwoordde Daniël, terwijl hij naar alle kanten om zich heen zag, ik weet nu,dat de zaak in goede handen is. — Waart gij bij den kapitein ? — Bij hem en ook bij den andere. — En hoe is het met den brief? — Hij ligt reeds bij de akten. — Ha, ha! zeide Hackert verrast. Heeft hij werkelijk eenige waarde ?
— Naar het schijnt — ja! De beambte hield zich zoo taai mogelijk, maar toch ontging het mij niet, dat de brie! indrulc op hem maakte. En dan de knoop van het buis, ik geloof, dat is het belangrijkst. — Nu, het ware goed, wanneer men dit eindelijk inzag! zeide Hackert wrevelig. Kapitein Gronau hechtte er geheel geen waarde aan, hij wilde van mijn achterdocht niets weten. De oogen zullen hem wel opengaan, dan hebben zij het mij alleen te danken, dat de zaak aan het licht is gekomen, maar daaraan zal natuurlijk niemand denken! — Wanneer wij maar eerst zoo ver waren! antwoordde Daniël. — Ik kan het nauwelijks afwachten. — Hebt gij niet gehoord, wat nu moet geschieden ? — Geen woord! Ik heb den heeren menige goede vingerwijzing gegeven, en ik hoop, dat zij er hun voordeel mede zullen doen. Hebt gij iets ontdekt? — Ik was bij den schaapherder, die voor den koddebeier als getuige a décharge optrad. — Welnu? — De kerel kan zich niets meer herinneren, hij weet trouwens heden niet meer, wat gisteren geschied is. En toen ik op den terugweg langs Hohenhausen kwam. was daar ook alles druk in de weer. De rentmeester wilde het meer laten droogleggen, om de visschen te verkoopen, en een flink stuk water was reeds afgeloopen, maar de graaf, die daar niets van geweten had, was buiten zich zelf van woede en liet de sluizen weêr sluiten. — Wat kan hem zulks deren? — Dat vraag ik ook. De rentmeester moet dit beter weten, en ik had hem in zijn plaats het contract voor de voeten geworpen. — Was het zoo slim ? - —Ik geloof het wel. Mij dunkt, ge moest den man kennen, die zich graaf Von Hohenliausen noemt! Daniël knikte, hij perste de lippen op elkander bij de herinnering aan den smaad, die hem was wedervaren. — Er zal weldra een verandering komen, zeide hij. — Wij zullen het hopen, antwoordde Hackert, liet zou jammer zijn, wanneer wij daar nog lang op moesten wachten. Welnu, wij zullen de oogen open houden, Daniël, wij zijn nu eenmaal op den goeden weg. — Wat kunnen wij ctoen ? — Gij moet gravin Unika waarschuwen. — Daartoe heb ik geen gelegenheid, en wanneer ik het deed, zou zij mij een lasteraar noemen. En dat zou mij grieven, Hackert, gravin Unika heeft mij een levenslang pensioen toegezegd, zij moet geen kwaad van mij denken. — Zoo ? Heelt zij dat gedaan ? Zooveel te meer zijt gij verplicht, de gravin voor schade te vrijwaren. De oude man schudde het hoofd, hij erkende de gegrondheid van dien plicht, maar zoolang de bewijzen ontbraken en hij toch zwijgen moest, mocht hij het immers niet wagen, een aanklacht tegen den graaf in te dienen. Dat baron Von Buchenau boven aan hetvenster stond, vermoedden beiden niet, zij gaven zich niet eens de moeite, op te zien. Hackert vergezelde den kamerdienaar een eind weegs, toen keerde hij naar het slot terug, en hier verwachtte hem de mededeeling, dat de graaf hem in zijn kabinet ontboden had. Niet vermoedend, wat hem verbeidde, trad hij voor zijn meester, die door de kamer met groote stappen heen en weer liep en door het binnenkomen des jagers zich in die bezigheid niet storen liet. — Hackert, gij hebt uin den laatsten tijd met zaken bemoeit, die buiten uw beroep liggen, zeide de baron met scherpen nadruk. Ik heb u reeds eenmaal moeten berispen wegens uw grove handelwijze tegen mijnheer den graaf VonHohenhausen, en mijnheer de graaf heeft zich later nogmaals genoodzaakt gezien, zijn beklag over u in te dienen. Den jager schoot het bloed in de wangen. Zou ook hij ontslagen worden, zooals men Daniël ontslagen had? — Ik heb daartoe mijnheer den graaf •geen aanleiding gegeven, antwoordde hij, en zijn woede tegen dezenlaatste verleidde hem, een scherperen toon aan te slaan dan hij wellicht voornemens was. — Ik kan en wil dat niet onderzoeken, vervolgde de baron, ik moet in dit opzicht mijnheer den graaf ten volle geloof schenken. — Wanneer gij hem meer gelooft — — Stil! Gij hebt u verbonden met den weggejaagden kamerdienaar des graven. — Mijnheer de baron, Daniël heeft den diefstal, waarvan hij beticht wordt, niet bedreven. — Gij hebt niet het recht, hem te verdedigen, stoof de baron op. Een feit hebt gij eenvoudig te erkennen, en het staat u niet vrij, daarover te oordeelen.Wat beoogt gij met uw kuiperijen tegen den graaf ? Wat wilt gij hem bewijzen? Van wat beschuldigt gij hem? Uw haat, die van vroegeren datum dagteekent, laat u geen rust, en die haat vindt in de wraakzucht des graven nieuw voedsel. — Gij zult daaromtrentlater anders denken, mijnheer de baron! — Even zoomin kan het verbond met den kapitein Von Gronau mijn goedkeuring wegdragen.Een goeddienaar schaart zich steeds aan de zijde zijns meesters. — Dat heb ik steeds gedaan! — Gij doet het nu niet meer. — Meer dan gij denkt. — Met holle woorden bewijst gijniets,, i zeide de baron barsch. — Ik herhaal u, dat ik zulke kuiperijen achter mijn rug niet duld. Gij hebt u om niets anders dan om uw ambt te bekommeren, en wanneer gij dat niet wilt, dan kunt gij afmarcheeren! Het beslissend woord, waarop Hackert gewacht had, was gevallen, hij kon zijn opgewondenheid niet meer beheerschen, zijn drift liet hem alle voorzichtigheid vergeten. — Gij doet mij verwijten, die ik niet verdien, zeide hij, en uit de gloeiende oogen trof een felle bliksem den ouden heer,die in militaire houding voor hem stond. Wanneer ik tegen graaf Hohenhausen wantrouwen koester, dan heb ik daarvoor ook mijn redenen, en niemand kan het mij euvel duiden, dat ik bewijzen zoek, om mij zekerheid te verschaffen. — Wantrouwen? antwoordde de baron spottend. Graaf Hohenhausen staat te hoog boven u,dan dat gij het wagen moogt hem. haat toe te dragen. — Komaan, ook een graaf kan een zwendelaar zijn. — Hackert, gij wordt vermetel! — Ik uit slechts mijn overtuiging, die mij niemand kan ontnemen. Wanneer die graaf ontmaskerd wordt, dan vraagt wellicht iedereen zich af, hoe het masker hem had kunnen misleiden, maar tot zoolang waagt niemand het, den zwendelaar het masker af te rukken. — Dat is ongehoord! zeide de baron verontwaardigd. Ik hield u voor een fatsoenlijk man, thans laat gij het masker vallen,en vertoont u in uwe ware duivelsgedaante! Mijnentwege laat ge u door uw haat verleiden den graaf een kuil te graven, waarin gij zelf den hals moet breken, ik echter duld zulke dienaars niet in mijn huis. — Juist zooals gij wilt! antwoordde Hackert brutaaL Gij zult u later mijner herinneren. — Het zal In geen geval een aangename herinnering wezen. — Dat geloof ik ook niet. Hetzaluberouwen,mij onrecht te hebben aangedaan. Ik weet wel, dat ik slechts daarom ontslagen word, omdat graaf Hohenhausen het wenscht,hij weet of vermoedt zeker,dat hij va» mij en den kamerdienaar niets goeds mag verwachten, wellicht gelooft hij, door dit ontslag ons onschadelijk te maken.. — Nugenoeg! zeide de baron opstuivend, wijl het hem verdroot, dat Hackert den spijker op den kop had geslagen. Gij zijt, zooals ik u reeds zei, uit mijn dienst ontslagen. Een getuigschrift wil ik u niet weigeren, gij kunt het morgen, met inbegrip van het u nog toekomend loon,in ontvangst nemen, ten minste wanneer gij er een wenscht — en nu, ga! De jager verder verspilde geen woord, hij wendde zich om en verliet het ver trek,met haat en worde in het hart. Zijn haat was niet gemunt tegen den baron, die immers, goed beschouwd, zeer rechtschapen had gehandeld, maar tegen graaf Hohenhausen, die hem zonder twijfel bij zijn meester ineenkwaaddaglichthad gesteld. Zijn wantrouwen zou over het hoofd worden gezien? In het aangezicht wilde hij den graaf zeggen, dat hij een zwendelaar, wellicht meer dan dat, een moordenaar was! Voor hem waren de bewijzen duidelijk genoeg,hij begreep niet, hoe de overige ingewijden nog konden twijfelen. En hij begreep ook niet,datgravinUnika en de familie Vonßuchenau dezen zwendelaar met zulk een onbeperkt vertrouwen hadden bejegend. Volgens hem moest iedereen wantrouwen koesteren, die den graaf van nabij leerde kennen, maar de baron was te eerlijk,hij dacht van niemand kwaad, omdat hij zelf zoo openhartig en ~ wars van alle valschheid was.
Welnu, iedereen kon immers gelooven, wat hij wilde, maar daarom moest men ook hem zijn geloof laten en hem niets in den weg leggen, wanneer hij een bedrieger trachtte te ontmaskeren. Wat hij deed, dat deed hij immers ook in het belang van zijn meesters, men moest hem daarvoor dankbaar zijn, en wanneer men zijn zienswijze niet deelde, dan kon men ten minste wachten tot het hem gelukt was, bewijzen te overleggen. De baron was immers in alle andere opzichten zoo kalm en verstandig, waarom legde hij in deze aangelegenheid een zoo hevigen hartstocht aan den dag ? De graaf moest hem opgehitst hebben, het kwaad geweten liet hem immers geen rust. Aldus in zijn gedachten verdiept, had Hackert, zonder een bepaald doel te hebben, den weg door het woud naar Hohenhausen ingeslagen. De zon stond reeds diep in het westen, slechts hier en daar op eene lichte plaats brak een straal door de met het eerste,teedere groen bedekte takken. In de verte riep de koekoek, en de heldere nachtegaalslag overstemde dit honderdstemmig gekweel in den geheelen omtrek. Het was wonderbaarlijk schoon in het woud, maar Hackert liet dit alles koud als ijs. Vrede heinde en ver, en in zijn eigen borst de storm van ontketende hartstochten 1 Haat en wraakzucht snakten naar bevrediging, zij boeiden alïijn zintuigen; het heerlijk gezang van den nachtegaal,waarnaar Hackert zoo vaak met verrukking geluisterd had, kon heden den strijd del! hartstochten niet bezweren. (Wordt vervolgfU
Hedenmorgen werd voortgegaan met de behandeling der zaak van S. v. M., oud 32 jaar, handelsreiziger, laatstelijk wonende te Rotterdam, thans in hechtenis, beklaagd van verduistering ten nadeele der firma F. Allen and Sons te Londen.
Nadat nog eens de getuige J. Sulley, procuratiehouder der firma, eenige inlichtingen gegeven heeft, stelt de president, mr. G. Bergsma, aan beklaagde de volgende vragen nl.
Of hij niet in de laatste 5 jaren tot gevangenisstraf veroordeeld is voor eenzelfde feit en voor hoelang. Beklaagde beantwoordt dit bevestigend en zegt zachtjes »voor drie maanden".
Pres Waarom hebt gij gezegd dat gij Charles v. M. heette ennietSalomon? Wasditomdedooru ondergane gevangenisstraf geheim te houden? Bekl. Neen! ledereen noemde mij Charles. Pres. Gij zult zelf wel uit de behandeling der zaak gezien hebben, dat alles, wat gij beweert omtrent het zoogenaamd door de firma toegestane reisgeld van een pond per dag en waarvoor gij de niet aan de firma verantwoorde posten ingehouden hebt, door niets bewezen wordt, uit niet een enkel der bij het dossier behoorende talrijke brieven. Het wordt alleen door u gezegd als mondeling met den heer Allen besproken en overeengekomen te zijn. Beklaagde houdt het toch vol.
Pres. Terwijl er iedere week afgerekend wordt en u ook iedere week uw salaris en commissieloon toegezonden wordt, laat gij de reiskosten maar oploopen, en komt na vijf jaar in 1890, toen de firma u verantwoording vraagt van de niet aan haar opgegeven binnengekomen posten, met een onkostenrekening in een kortelings aangelegd boekje, van f 13.815'/,.
Beklaagde zegt, dat hij zoo omstreeks om de vier maanden als hij tijd had, de ingehouden ontvangen posten medegedeeld had met vermelding, dat zij dienden tot verrekening met zijne kosten. Pres. Gij beweert dit, doch het blijkt uit niets. De getuigen Allen en Sulley ontkennen het pertinent en het blijkt ook uit geen enkelen brief, aan de rechtbank overgelegd. Zouden er dan brieven verduisterd zijn? Bekl. Ik onderstel het ten minste. '•
Pres. Het is onaannemelijk, dat er niet een enkele brief meer van te vinden zou zijn. Gij geeft dus maar die hooge kosten op, de firma vindt maar alles goed, maakt er nooit aanmerking op, schrijft u daarover nooit, want anders zouden er toch wel bij het pakket brieven, van uaf komstig, daarop betrekking hebbende gevonden zijn. Bekl. Ik ruimde mijne brieven ieder jaar op. Pres. Alleen dus om u te rechtvaardigen, hebt gij slechts het boekje, dat er nog versch geschreven uitziet. Nu wij weten het, papier is geduldig. Bekl. Het boekje is in het net overgeschreven van kladjes.
Vervolgens was het woord aan den ambtenaar van het Openbaar Ministerie, mr. Castendijk. Ik zou, zegt Z.E.A., haast kunnen volstaan met mij te refereeren aan de door u gedane vragen, mijnheer de President, en aan de tal van bezwaren waarop den beklaagde door u gewezen werd. Ik zal echter nog kortelings de zaak volgen. De beklaagde erkent, dat hij, als agent in dienst zijnde van de firma Allen and Sons te Londen, verschillende gelden ontvangen en niet afgedrageu heeft. Wanneer het eens bewezen wordt dat hij dit wederrechtelijk heeft gedaan, zal hij wegens verduisteriug worden veroordeeld. In de dagvaarding is slechts een zeer klein bedrag vermeld, doch in waarheid bereikte dit een som van f 13.728. Laten wij in het belang der zaak de verhouding van beklaagde tegenover de firma vermelden.
Beklaagde werd in 1885 aangesteld alsagent der firma Allen and Sons. Een contract bestaat daarvan niet, doch wel een brief op den dag der aanhouding van beklaagde in jlens portefeuille gevonden, en in dezen brief staat genoteerd, dat beklaagde zal ontvangen een loon van 10 shillings per week, 5°/c van den netto omzet, terwijl hij zijnerzijds voor '10% in de kwade posten deelt, en wat beweert nu beklaagde dat hij buiten deze conditiën nog veel omvangrijker conditiën als f 2500 reisgeld per jaar mondeling met den heer S. Allen besproken heett en door deze goedgekeurd zijn. Dit wordt pertinent weersproken door den getuige Allen en dat het ook een chimère van beklaagde is, blijkt alleen uit het teit, dat mijnheer Allen zijn procuratiehouder Sulley, die het administratief gedeelte der zaak houdt, daarvan geheel onkundig zou laten. "Verscheidene conditiën zijn: dat beklaagde iedere week het door hem van de klanten ontvangen geld bij een kassier moet storten, zonder eenigen aftrek zelfs niet van zijn eigen loon, welke bedragen dan aan de firma zouden worden overgemaakt, waarop zij dan aan beklaagde het aan hem verschuldigde zou doen toekomen. Men wilde met hem een zuivere rekening, en dan is het toch niet aan te nemen dat de firma zou toestaan dat de zooveel grootere onkosten van reizen etc. wel van de ontvangen gelden zouden worden ingehouden. En wat brengt nu beklaagde bij als bewijs dat hij heeft mogen handelen als hij gedaan heeft ? Niets! Hij zegt om de drie, vier maanden geschreven en daarvan opgave gedaan te hebben, doch het wordt door niets gestaafd. De beklaagde legt aan de rechtbank over een kortelings opgemaakt boekje dat de ingehouden posten bevat en daartegenover zijne reiskosten etc. En merkwaardig genoeg, hij heeft in dat boekje niet berekend de 5 °/0 provisie van de ingehouden bedragen. Dezen beloopen bij elkaar f 13.728 dus f 685 provisie en is het nu aan te nemen dat beklaagde dit zou laten glippen ? Neen het was veel eenvoudiger de geheele bedragen in den zak te steken, dan die aan de firma af te geven en er dan slechts 5 °/0 van te krijgen. Dë firma had eerst vertrouwen in beklaagde, naderhand wantrouwen, zij schreef over de oude schulden en toen werd bij aanhouding het boekje overgelegd dat nog het versche schrilt vertoonde al was er een etiket van 1886 op geplakt. En dit boekje sloot in ontvangst en uitgaaf op een paar tientallen guldens na. Neen, zegtZ.E.A. dat alles bewijst niets, dan dat beklaagde was te kwader trouw. Beklaagde heeft op schromelijke wijze het vertrouwen misbruikt dat in hem gesteld werd, hij heeft zijn verleden niet verloochend. Spreker achtte het dus hoogst noodzakelijk dat een zware straf zijn deel werd en eischte mitsdien vier jaar gevangenisstraf. Na schorsing was aan het woord de verdediger van beklaagde mr. M. 'fels, die in een uitgebreid pleidooi het bewijs van beklaagde's schuld niet geleverd achtte en tot vrijspraak concludeerde.
ïDe tentoonstelling van schilderijen en andere kunstwerken te Arnhem is verlengd tot 22 September. Tot dusver zijn er, volgens de verstrekte opgaven, 36 werken verkocht, waarvan 8 ten behoeve der verloting. Op het aantal ingezonden werken, 559, is de verkoop niet groot, en onder de verkochte zijn er, gelijk regel is. veel meer werken van den tweeden en derden, dan van den eersten rang. Een tentoonstelling is echter geen winkelnering; de verkoop is een bijkomende zaak. Het doel is, aan het publiek gelegenheid te geven, zijn smaak te ontwikkelen door het aanschouwen van kunst, vooral van kunst, die niet dagelijks bij kunsthandelaars wordt aangetroffen. De hoofdzaak voor eene tentoonstelling is dus druk bezoek en, naar wij vernemen, heeft men hierover te Arnhem niet te klagen". Bovenstaand bericht komt voor in de N. R. Courant van 11 September 11.
De schrijver ervan stelt den kunstenaar op een bijzonder standpunt, als ontwikkelaar van het publiek, voorwaar een schoone roeping, welke menige leek hem zou benijden, 's Schrijvers beschouwing lost zich verder op in de stelling: Gij, kunstenaar,ontwikkel, veredel uw medemensch, gij, medemensch, wees daarvoor dankbaar, en laat den kunstenaar verhongeren. Een tentoonstelling is gevormd om u, publiek, te ontwikkelen, niet om den ontwikkelaar aan den kost te helpen. 't Is heusch een onverkwikkelijk-nobele positie, maar niet om oud bij te worden. Welke toonkunstenaar zou door zijn talent het publiek voortdurend willen, neen kunnen ontwikkelen, wanneer publiek hem niet de nöodige middelen verschafte zijn longen of vingers kracht te geven tot uiting van zijn talent. Welnu, een schilder moet evenzoo leven van zijn talent en de plaats orn hem een débouchë voor zijn werk te bezorgen, moet in de eerste plaats een tentoonstelling zijn, waarheen zijn arbeid als 't ware maagdelijk uit het atelier wordt overgebracht met de aanbeveling: d Ziedaar, zoo ben ik, neem mij als ik u beval." Hier geen overdreven praat van kunsthandelaars noch winsten aan tusschenpersonen.
Wanneer zal het publiek eindelijk begrijpen, dat een kunsttentoonstelling is samengesteld om den kunstenaar in de gelegenheid te stellen zijn werk aan den man te brengen en niet is ingericht om, volgens bovengenoemden correspondent, de verheven slotsom te bevatten:
Ontwikkel uw medemensch en sterf. X.
Ued. zoudt mij ten zeerste verplichten met de opname dezer regelen, waarvoor bij voorbaat mijn oprechten dank. Gisteren is weder een kind op de Slaakkade overreden, gelukkig niet met doodelijken afloop, doch ernstig genoeg om te vragen, waarom nu en niet vroeger de Slaakkade met zulke zware voertuigen mag bereden worden. Tot ergernis van velen, mochten vroeger geen rijtuigen, met paarden bespannen, hetzij voor ziekenwagens of begrafenissen, dit pad berijden, en nuishetdengeheelen dag door met zand- en steenenwagens, waardoor men gevaar loopt tusschen de wagens en de huizen verpletterd, of in het water gedrongen te worden,
of er onder te geraken, dus is 't in ieder geval zeer gevaarlijk. Als men nu rekent, dat er op de Slaakkade zoovele duizenden menschen wonen, wier kinderen hun longen komen sverfrisschen" met de stinkende waterdampen en dan'nog gevaar moeten loopen om overreden of in het water gedrongen te worden, dan mag de toestand der bewoners van deze buurt verre van benijdenswaardig heeten. —
Mij dunkt, dat de mij onbekende doch bevoegde autoriteiten hier wel eens een speldje voor moesten steken, en de bouwcommissie van het stratenplan op het land Nieuwe Plantage noodzaken, alle vervoer, daartoe benoodigd, alleen over haar nieuwe straten te doen geschieden, zooveel te vroeger zouden de nieuw aangelegde straten Hink begaanbaar zijn en vele ongelukken zouden voorkomen worden. -
Yerbhjve inmiddels met üe meeste hoogachting, Ued. dw. dienaar,
A. ROGGEVEEN.