Deze Courant verschijnt dagelijks met uitzondering van Zon-en Feestdagen. ABONNEMENT: Per drie maanden /1.25. Franco per post ƒ1.95. Afzonderlijke nummers 2ct. Zondagsblad ƒ0.25. BUREEL: voor Abonnementen, Advertentiën en Drukwerk ZUIDBL AAK 16. Redactie Wijnstraat 73. Tëlephoonn timmer 56.
Rotterdamsch nieuwsblad
- 03-07-1890
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Rotterdamsch nieuwsblad
- Datum
- 03-07-1890
- Editie
- Dag
- Uitgever
- A.W. Sijthoff
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 832564818
- Verschijningsperiode
- 1878-1991
- Periode gedigitaliseerd
- 1878-1945
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Gemeentearchief Rotterdam
- Nummer
- 3772
- Jaargang
- 13
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Advertentie
AD VERTENTIEN: 15 Cent per regel. Groote letters worden berekend naar plaatarmmta. Betrekkinggids 30 Cents per geheele Advertentie. Kleine Advertentiën a 50 Cent per geheele Advertentie. Agent voor Frankrijk, Engeland en Zwitserland de Cie. Générale de publicité étrangè» JOHN F. JONES & Co. Parijs 31 bis Fg. Montmartre. London. 166. Fleetstreet.
Inhoud van het Letterkundig Bijvoegsel: De twee-
Inhoud van het Letterkundig Bijvoegsel: De tweelingbroeders en de barbier; Eene artiste met lepel en vork; Perourou of de ketellapper; Geschiedenis en kunst: Uit het leven van Walter Scot, I; Wetenschap en Industrie: Volharding, Electrische stroomen van hooge of lage spanning, Om vogels te verwijderen van vruclitboomen ; Allerlei. Feuilleton: sDoubrovsky", van Alexander Pouchkin.
Post-Editie. Waterverversching in Delfland.
In de gisteren gehouden zitting der Provinciale Staten van Zuid-Holland bekwam de heer S. Le Poole verlof om Gedeputeerde Staten te vragen of hun aandacht gevestigd is op den toestand van Delfland en wat zij meenen, dat de provincie in dien neteligen toestand zal kunnen doen. De heer Le Poole liep gistermorgen langs de grachten in Delft en hij constateert, dat daar de toestand ondragelijk is. Het water is er zoo zwart als inkt, en de reuk is er afschuwelijk,terwijl deze desavonds, als de grachten uitwasemen, nog erger wordt. Wie zal de süelftsche Wonderdokter" zijn, die aan dezen neteligen toestand een einde maakt? Delfland is wel in de gelegenheid water in te laten, maar heeft zulk een kleinen boezem, dat als er maar het minste te veel inkomt, de Vlietlanden onderloopen. Een ander middel zou zijn waterverversching, doch, zooals de ingenieur De Man in de Delftsche Handelsvereeniging aantoonde, is men daarin zeer beperkt, want het water dat door de sluis inkomt, moet door dezelfde sluis weer uit, zoodat het vuil voortdurend op en neer zou gaan. Die Delftsche Handelsvereeniging heelt een commissie benoemd om bij Z. M. den Koning aan te dringen op vernietiging van het Haagsche raadsbesluit, waarbij het spuien is verboden. Maar al mocht zoodanige vernietiging geschieden, dan is er nog niet gespuid. Uit eigen ervaring te Katwijk opgedaan, waar de heer Le Poole jaren lang de zeebaden gebruikte, verzekert spreker, dat door Rijnland's sluis de stroom van het Leidsche overtollige water ver in zee is waar te nemen over de golven heen, maar dat bij het baden niets is waar te nemen, alleen rechts of links van de sluis. Het eenige redmiddel voor Delfland is dus, volgens zijn meening, spuien. Wil Den Haag dat niet doen, zijn er dan geen middelen om daartoe te geraken ? Kan het b. v. niet op den weg liggen van de provincie om onteigening te vragen van de kanaalwerken ? Delftand zou daartoe geen geld beschikbaar hebben, het rijk zou het waarschijnlijk niet doen, maar zou de provincie niet de werken kunnen onteigenen, en er aldus een- macht zijn, die over de zeesluis beschikt? De voorzitter, mr. Fock, verklaarde, dat Gedeputeerde Staten in een volgende vergadering op deze vraag zullen antwoorden. ARNHEM. De vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer in Arnhem en omstreken, heeft zich tot de Provinciale Staten gewend ter bekoming van een subsidie uit de provinciale fondsen van f 1000, voor de te houden tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters. BERGEN-OP-ZOOM. Kunstmatige ansjovisteelt ! Aan de heeren Bottemanne, alhier, is het, na jarenlange proefnemingen, eindelijk gelukt langs kunstmatigen weg levende ansjovis uit het eitje te telen. Tot hiertoe was dit een onopgelost vraagstuk op het gebied der vischcultuur. ODD-BEIERLAND. In deze gemeente bestaat het voornemen den verjaardag van Prinses Wilhelmina feestelijk te vieren. CAPELLE AAN DE IJSEL. Zondagmiddag omstreeks 4 uur is hier een zeilbootje omgeslagen, ■waarin 4 personen zaten. Allen geraakten te water, doch konden al zwemmende den wal bereiken.
DELFT. Dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland hebben aan de vereenigde vergadering van het hoogheemraadschap voorgesteld den aanleg van een ruim 3000 meters lang boezemkanaal, van de Kromme Zweth onder Naaldwijk naar de Oranje-sluis. In verband met het nieuwe uitwateringskanaal van die sluis naar de rivier, dat door den Staat door de spoorwegbaan Maassluis— Hoek van Holland zal aangelegd worden, kan van dit ontworpen werk, waarvan de kosten op f 64.000 zijn geraamd, een groote verbetering in den waterstaat van het Westland worden verwacht.
Dit werk maakt met de in staat van voorbereiding verkeerende maatregelen, ter afscheiding van Delflands en Sehielands boezem, deel uit van de groote werken, waarvoor de vereenigde vergadering in 1887 een leeningsplan vaststelde, en waarvan de uitvoering geen verhooging van het tegenwoordigë sluisgeld vordert. D. Ct. — Bij het lager onderwijs alhier bevorderd: de heer F. Eterman tot onderwijzer le klasse en mejuffrouw L. M. Hoogerwaard tot onderwijzeres 3e klasse.
— Benoemd tot portier bij de stapelmagazijnen P. S. Kooy, gepensioneerd adjudant-ondero£ficierpikeur van het 2e regiment veld-artillerie.
— Voor de eindexamens der Polytechnische School alhier hebben zich aangemeld, voor het diploma van civiel-ingenieur 22 candidaten, waarvan zich vóór of gedurende het examen 2 terugtrokken ; voor het diploma voor scheepsbouwkundig ingenieur 10 candidaten, waarvan zich een terugtrok ; voor de diploma's voor scheepsbouwkundig en werktuigkundig ingenieur één candidaat; voor het diploma van werktuigkundig ingenieur 17 candidaten, waarvan zich terugtrokken 2 ; voor het diploma van mijnen-ingenieur 2 candidaten en voor het diploma van technoloog 3 candidaten. Eindelijk meldden zich nog aan voor het examen voor technoloog (eerste gedeelte) 10 candidaten, waarvan zich 1 terugtrok. Het diploma van civiel-ingenieur werd uitgereikt aan de heeren: E. A. Van Arcken, D. 11. S. Ten Cate, F. Th. Engel, J. H. Faber, D. Heyen, H. L. Van Hooff, D. A. Koster, K. Den Tex. Van scheepsbouwkundig ingenieur aan de heeren: D. J. Bosman, M. G. De Gelder, W.H.M. De Gelder A. Ham, F. W. 't Hooft, M. F. Onnen, J. H. Verhoeff. Van werktuigkundig ingenieur aan de heeren: R. H. Bloemendaal, 11. Borger, J. Ch. Du Cloux, W. Engelenburg, I. Franco, M. G. De Gelder, F. Van der Goot, H. C. J. Gritters, D. W. Gijswijt, Jhr. W. A. C. De Jonge, H. P. Maas Geesteranus, A. N. Van Meerten, W.J.F. De Rijk, A.Van der Vies. Van mijnen-ingenieur aan de heeren : F. Beyerinck, S. J. Vermaes Jr.
Van technoloog aan den heer J. H. Fontein. Voor het eerste gedeelte van het technologen-examen slaagden de heeren: P. M. Van Haarst, U. J. Heerma van Voss, D. A. Kampschreur, R. Van der Laan, A. J. M. Leeuwenberg, H. Ter Meulen, P. H. Van der Meulen, J. W.H. Westerbaan Muurling.
DORDRECHT. Maandag werd ten Raadhuize alhier o. a. aanbesteed: Het vernieuwen van het houten dek over de br ug tusschen het Groothoofd en de Merwekade, alhier. Ingeschreven was door J. Rijkhoek, f 498; J. J. Kooijmans. f 463 ;J. v. Welsenes, f 456; J. De BrèS, f 448; P. v. Wijngaarden, te Papendrecht f 403, en J. P. F. Kraus & Zn., voor f 366. De gunning is aangehouden.
GOUDA. Gistermorgen omstreeks half zeven had een jongetje van ongeveer 12 jaar, het ongeluk achter de steenenmassa op de Oosthaven, in het water te vallen. Het mocht den heer Haagsman gelukken, hem met zijn reddingtoestel op het droge te halen; dit is reeds de derde persoon met dit toestel gered.
— Maandagavond geraakte het zoontje van L. aan de Turfmarkt te water. De zoon van den heer Wientjes, die den kleinen drenkeling bemerkte, sprong te water en smaakte het genoegen den knaap behouden op het droge te brengen.
HELLEVOETSLUIS. Op 's rijks werf alhier is gisteren buiten dienst gesteld de rammonitor le klasse b Matador", commandant de kapitein-luitenant ter zee J. A. Vening. Genoemde hoofdofficier wordt 5 Juli a. s. belast met het bevel over het ramschip «Stier".
Daarna is in dienst gesteld de rammonitor 2e kl. »Panter", onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee H. R. J. J. Thorbecke; de bestemming van den rammonitor »Panter" is voorloopig het houden van oefeningstochten op de Zuiderzee; het ramschip »Stier" zal den bodem begeleiden op den overtocht.
— Donderdag 10 Julia. s. heelt de eerste-steenlegging plaats van de R. K. Kerk in de Barakken alhier.
HILLEGERSBERG. Gistermorgen omstreeks 9 uur geraakte het 10-jarig dochtertje van den koopman L. Coniin al spelende te water. P. Van Vliet van Bergschenhoek, het ongeluk ziende, mocht het genoegen smaken het kind behouden op het droge te brengen.
KRALINGEN. Sedert de vorige week wordt alhier vermist een 18-jarige jongeling, P. S. Hij was gekleed met donkerbruine jas, zwart grijze broek, bruin vest, strooien hoed of pet, had lage schoenen, wit katoenen hemd, gemerkt J., bruin gebreiden hemdrok en onderbroek, en was in 't bezit van een zilveren horloge met nikkelen ketting. Eene belooning wordt uitgeloofd aan hem, die inlichtingen omtrent hem kan geven. LEIDEN. Onder leiding van prof. P. A. Van der Lith i§. in gen Maandagavond gehouden vergadering Leidsche Universiteitsfonds" gesticht. De ontwerp-statuten zijn aangenomen. Aan giften is ongeveer fl2OOO toegezegd,ter wijl de jaarlijksche bijdragen ruim fBOO bedragen.
LOOSDUINEN. In de Zaterdag alhier gehouden raadsvergadering, is o. a. ook ter sprake gekomen, het adres, dat naar aanleiding eener te Delft gehouden vergadering aan Z. M. den Koning zal worden opgezonden, in zake den onuitstaanbaren stank der grachten en wateren in Delfland, ten gevolge van het ophouden met spuien, gedurende de zomermaanden, door het ververschingskanaal te Scheveningen. De Voorzitter deelde mede, dat Burgemeester en Wethouders er zeer veel prijs op zouden stellen, indien het adres door vele ingezetenen ook van Loosduinen werd geteekend. De heer Waldeck ondersteunde met klem dezen wensch van het Dagelijksch Bestuur, opdat een einde worde gemaakt aan den bepaald gevaarlijken toestand. MAASSLUIS. De vrachtstoomboot »J?ieter Jan", vroeger eigendom eener maatschappij onder directie van den heer A. Van Rees, alhier, is gisteren in eigendom overgegaan aan de Maatschappij voor Zeevisscherij alhier, directeur de heer Hub. Dirkzwager. De vroegere kapitein, de heer J. De Graaf, blijft ook nu gezagvoerder op .de boot. — De sleepboot »Wodan" is gistermorgen ruim 10 ure uit de haven alhier naar Tonningen vertrokken met op sleeptouw eene baggermachine, ten dienste van het aldaar gegraven wordend kanaal. NAALDWIJK. Ds. Van Deinse, die bijna 37 jaren predikant was bij de Ned. Herv. Gemeente alhier, is te 's Gravenhage. waar hij de laatste jaren zin» leven in rust doorbracht, overleden in den ouderéwm van 83 jaar. Gisteren is zijn stoffelijk overs&föt aan den schoot der aarde in deze gemeente toevertrouwd. ROTTERDAM. In stillen eenvoud had gistermiddag op de algemeene begraafplaats te Crooswijk de plechtige teraardebestelling plaats van het stoffelijk overschot van mevrouw Henriette Jacqueline Bruijn—Sablairolles. Tal van kunstbroeders, vrienden en vereerders van de overledene hadden zich op den doodenakker vereenigd om haar de laatste eer te bewijzen. Een twaalftal kransen dekten de kist, waaronder een van de Nieuwe Rotterdamsche Schouwburg- Maatschappij, directie Alex. Faassen & Co., en een van de Vereenigde Rotterdamsche Tooneelisten. Zoowel deze bewijzen van hulde en hartelijke vriendschap als de tegenwoordigheid van zoovele belangstellenden getuigden, dat de overledene gedurende de laatste jaren van haar leven, dat zij aan het gezelschap van den Nieuwen Rotterdamschen Schouwburg verbonden is geweest, vele vereerders en vrienden heeft verworven. — Van Zijne Majesteit den koning van België ontving de voorzitter van de feestviering van den Nederlandschen bond van oud-onderofficieren (afd. Rotterdam) het volgende regeeringstelegram: Brussel, 30. 6. "1890. Mijnheer W. Prince, voorzitter van den Nederlandschen bond van oud-onderofficieren, afdeeling Rotterdam, Rotterdam. De koning, zeer gevoelig aan de wenschen Zijne Majesteit en de koninklijke familie op de vergadering van oud-onderofficieren van het Nederlandsch en Belgisch leger uitgedrukt, gelast mij hun zijnen oprechten dank toe te sturen. De adjudant des konings van dienst. — Gistermorgen omstreeks half negen had de molenaar V. het ongeluk van een stapel bloembalen te vallen, met het treurig gevolg, dat zijn been op twee plaatsen is gebroken. Na op de plaats des onheils voorloopig verbonden te zijn, is hij per brancard naar zijn woning aan de Slaakkade 93 vervoerd.
— Bij de Maandag gehouden aanbesteding voor het bouwen eener synagoge met school- en vergaderlokalen, secretarie, woningen, enz., voor de Nederlandsche Israëlitische Gemeente te Rotterdam, waren 17 biljetten ingeleverd: H. Lagerwaard, Rotterdam, f 71900; A. Langejan, Kralingen, f 72350; J. Perquin, Berkel, f 74580; H. Greve, Amsterdam, f 75210; A. v. Dammens, Amsterdam, f 75888; Mollenaar en v. Loene, Rotterdam, f 76630; Heyman en Zoon, f 76500; A. P. P. Boeff, Rotterdam, f 76690; J. v. Lient, Rotterdam, f 76760; H. Schouten, Amsterdam, f 77777; P. Bleijenburg, Rotterdam, f 77977; G. Key, Rotterdam, 77980; A. Piena, Rotterdam, 177997 ; J. v. Berkum, Amsterdam, f 78480; P. Goeverne, Rotterdam, f 79361; M. v. d. Spek, Hillegersberg, f 79380 en K. Koolhaalder, Rotterdam, f 79890.
— Den heer R. J. Hazemeijer, die ook als onderwijzer aan de vormschool voor bewaarschoolhouderessen zijn eervol ontslag heeft aangevraagd en verkregen, werd Maandag ook op die school hulde gebracht. Nadat de leerlingen hem een lied hadden toegezongen, nam de heer Jansen, directeur der vormschool, het woord en herinnerde hoe de heer Hazemeijer, gedurende de 27Vs jaar dat hij aan de vormschool verbonden was, steeds met ijver had gewerkt. Nadat nog andere liederen gezongen waren, werden den scheidenden onderwijzer door het personeel der school en door de leerlingen geschenken aangeboden. — Gisteren had de aanbesteding plaats van het bouwen van een steenen loous, in de plaats van loods No. 1 op het terrein der handelsinrichtingen te Feijenoord. Ingekomen waren 14 inschrijvingsbilletten: G. Keij fe Rotterdam f 114.700; W. Van der Spek te Hillegersberg, f 118.890; H. I. Heimans en Zonen, te Rotterdam f 117.434; H. Lagerwaard te Kralingen f 137.490; W. A. Verbruggen te Waddingsveen fl 24.400; P. G. Winters te Kralingen 1118,000; C. J. Van Tusschenbroek 1118.790; J. Spruit te Kralingen f 115.988; H. Breur en A. Toornvliet f 119,749; J. J. Van Sluisdam te Dordt 1119.782; A. P. Boef te Kralingen f 120.965; H. Wienhoven te Schiedam f 121.300; J. H. Vos te A1me10f137.690; J. Visser te Papendrecht f 121.500. De minste inschrijver was dus de heer G. Keij, alhier voor 1114.700. SCHIPLUIDEN. In onze gemeente gaat, in navolging van Delft, een adses ter onderteekening rond, waarin aan Z. M. den Koning verzocht wordt een einde te maken aan den onhoudbaren toestand van het slechte vaartwater, dat voor de zuivelbereiding niet te gebruiken, voor de gezondheid schadelijk en voor de visscherij zeer nadeelig is. SCHIEDAM. In de grienden van den Maasdijk, niet ver van den watertoren alhier, is gistermorgen het lijkje gevonden van een pasgeboren kind van het vrouwelijk geslacht. Het verkeerde reeds in vergevorderden staat van ontbinding; VLISSINGEN. Zijn de boschjes van Domburg voor den vreemdeling een waar lusthof, niet minder is dit te Vlissingen, waar sinds eenige jaren bij de oprichting van het groote badhotel met den meesten ijver 4 plantages zijn aangelegd,die de bewondering van een ieder uitlokken. Eiken Zondag ziet men een extra trein of boot aankomen, die de vreemdelingen, meest allen uit België, hier heen voeren. Dat geeft eene drukte, en een groot voordeel aan de neringdoenden. — Onkings werd door de leden der Christelijke en Nederlandsch Gereformeerde gemeenten alhier besloten een bijzondere school op te richten. In een Maandagavond gehouden vergadering is een bestuur samengesteld en zijn tot bestuursleden gekozen de beide predikanten, de heeren Veenstra en Hulzebos, benevens de heeren J. Bos, B. Esser, A. Van de Putte, P. G. Laernoes en Boone. — Het muziekkorps der dienstdoende schutterij uit Middelburg, zou in het Grand Hotel des Bains alhier, Maandagavond een concert geven. Daar het totaal der bezoekers slechts een 10-tal bedroeg, ging het concert niet door.
ZUTFEN. Het Bestuur der sNieuwe Societeit" heeft collectief ontslag genomen.
ZEVENBERGEN. Hier gaat een lijst rond, ten einde een doleerende kerk op te richten. — De heer W. C. Bedding, post- en telegiaafdireeteur alhier, herdacht gisteren onder talrijke blijken van belangstelling den dag, waarop hij 30 jaren geleden die betrekking aanvaardde.
ZEVENHUIZEN. Alhier is ook, evenals te Bleiswijk, de ziekte, febris thyfo'idea, uitgebroken. In één gezin zijn er 5 personen door aangetast.
Feuilleton. Op Wankelenden Bodem, DOOR EWALD AUG. KöNIG. 20)
(V er volg)
— Verschoon mij, mijnheer de graaf, viel een stem hem in de rede, de rechtbank heeft een plaatselijk onderzoek bevolen. De graaf wendde zich om naar den vreemdeling, die den kamerdienaar op den voet was gevolgd. — De rechter Sommer, stelde deze zich voor. — Ben plaatselijk onderzoek? — Een onderzoek van het slotpark? antwoordde hij. Hoe moet ik dit verstaan ? — Een onderzoek van het slotpark, waarin gij het laatst met den matroos te zamen zijt geweest. — Ge twijfelt toch niet aan de mededeelingen, die ik verstrekt heb ? vroeg de graaf, en de klank zijner stem klonk wrevelig. — Zeker niet, antwoordde de justitiebeambte met eene lichte buiging. De rechtbank heeft als in het werk gesteld om een spoor van den zoo raadselachtig verdwenen man te ontdekken; de uitkomsten van ons onderzoek hebben ons vermoeden, dat de matroos verongelukt moet zijn, slechts kunnen bevestigen. — Is dan de veronderstelling, dat hij weder vertrokken is, om in de eene of andere havenstad het van mij ontvangen geld te verbrassen, niet even gegrond ? zeide de graaf. — Tegen die veronderstelling spreken te vele gronden. Aan de stations heeft men hem niet gezien, de man in zijn zeemansdracht zou daar den een af anderen beambte bepaald zijn opgevallen, bovendien mag men wel met eenige zekerheid aannemen,dat hij niet vertrokken zou zijn, zonder afscheid te nemen. De graaf was opgestaan. — Wenscht u mijn begeleiding? vroeg hij. — Ik verzoek u daarom. De baron sloot zich aan. Daarbuiten voor het slot wachtten twee heeren, een gerechtspersoon en een politicommissaris, die zich eveneens aansloten. De graaf schreed ijlings door den tuin naar het park,de sombere trek van zijn gelaat gaf te kennen, hoe weinig gewenscht dit bezoek hem voorkwam. — Hier was het, zeide hij, kortaangebonden, terwijl hij voor een bank staan bleef, hier zat de matroos en verwachtte mij. Had ik geen medelijden met den man gehad, dan zou ik van den onbeschaamben kerel geen verdere nota genomen hebben, en misschien ware het beter geweest, wanneer ik bevel had gegeven, hem uit hot park te verwijderen. — Gij hebt hem van die plaats uit tot aan den uitgang van het park vergezeld? vroeg de justitiebeambte, terwijl de politiecommissaris de naaste omgeving der bank aan een schielijk, maar scherp onderzoek onderwierp. — Ja wel. Hij maakte mij bekend met zijn toestand, hij zeide mij, dat hij van zijn verwanten niets te verwachten had, en van juffrouw Vogel geen ondersteuning kon aannemen. — Welken weg naamt gij ? — Dien, waarop wij ons thans bevinden, hij leidt in rechte richting naar den uitgang. — Viel u misschien ook iets in de woorden of het wezen van den man op ?
— Neen, mijnheer de officier. Zij waren thans aan den uitgang van het park gekomen, de lage traliepoort, die dezen uitgang afsloot,was slechts aangeleund. — Hier gaf ik hem het geld, zeide de graaf, twee biljetten van honderd thaler. Hij legde ze in een kleine lederen brieventasch, gaf mij de hand, en ging toen heen. — Hij sloeg dus den weg naar dit bosch in? vroeg de commissaris. — Ja, op dien weg kon hij immers ook naar de stad terugkeeren,en de wandeling door het woud scheen hem aangenaam te zijn. — Naar het schijnt heeft hij dit woud niet meer verlaten, zeide de justitiebeambte, wij zullen dus van daar uit onze nasporingen moeten voortzetten. — Ik geloof bezwaarlijk, dat hem daar een ongeluk kan overkomen zijn, antwoordde de graaf. Mijns inziens ware het eenvoudiger en waarschijnlijk ook zekerder, het geld na te sporen, dat ik den matroos gegeven heb. Zooals ik reeds gezegd heb, draagt een der beide biljetten een bijzonder kenteeken, het woord: „bankroet" aan de keerzijde. — Wees overtuigd, dat ook van dien kant alles geschied is, wat geschieden kan. — Wanneer ik mij niet bedrieg, ligt in dit woud een klein meer, zeide de commissaris met een vorschenden blik op den graaf, die bevestigend knikte. — Maar het is toch onwaarschijnlijk, dat de matroos zich in het meer zou geworpen hebben, antwoordde de baronVon Buchenau. Wanneer men tweehonderd thalers in den zak heeft, denkt men niet aan zelfmoord. — Kan dit meer gepeild worden ? vroeg de raad. — Daaromtrent zal de rentmeester uitsluitsel kunnen geven, antwoordde de graal. Voor mij is aan dit meer eene zoo vreeselijke herinnering verbonden, dat ik geen de minste lust gevoel, het weer te zien. — Gij hebt den wensch der rechtbank vervuld, mijnheer de graal, ik dank u, zeide de beambte, zijn hoed afnemende. Mochten wij het noodig achten, het meer te onderzoeken, dan zult gij ons dit immers ook veroorloven? — Handel geheel naar goeddunken, mijnheer, zoover het in mijn vermogen is, zal ik u bereidwillig ondersteunen. — De zaak wordt interessant, zeide de baron, ik zal de heeren vergezellen, wellicht kan de speurneus eens jagers goede diensten bewijzen. Kurt Von Hohenhausen was metzichzelve in tweestrijd, de wisselende uitdrukking van zijn gelaat verried het. — Ik zal méégaan, zeide hij eindelijk met koortsachtige gejaagdheid, ook ik stel er belang in, zekerheid te erlangen. — Ge zult u zeer opwinden, waarschuwde de baron. — De herinnering is nu eenmaal opgewekt, het zij dan zoo! Het meer lag op geen grooten afstand, men had het schielijk bereikt, van den hoofdweg leidde een voetpad erheen. Op dit voetpad was de politiecommissaris btójven staan, zonder dat de andere heeren het bemerkten of gadesloegen. Hij had van die plaats uit zich in het struikgewas begeven, alsof hij een spoor wilde volgen. Het meer was niet dat, wat men van zijn beteekenis mocht verwachten, men kon het met meer gond een grooten waterplas noemen, een andere benaming verdiende het ternauwernood. De graaf schreed thans zijne begeleiders vooraf en wees naar een plaats op den met schulpen beplanten oever. — Hier was het, zeide hij tot den baron met bevende stem. Hier lag het lijk. — Hier, antwoordde de baron. Het kan. zijn, ik heb het niet gezien; toen ik vernam, dat men haar uit het meer had opgehaald, had men het lijk reeds in het huis van den koddebeier gebracht. — Vreemd! zeide de gerechtspersoon. Men zou denken, dat het lijk eerst voor weinige dagen hier had gelegen, men ziet in de schulpen nog den indruk. Vindt u dat ook niet, mijnheer de officier. De graaf had den hoed afgenomen, en streek met de hand door de haren, zijn onbestendige blik scheen iets te zoeken. — Verbeelding I antwoordde hij met saamgetrokken wenkbrauwen. Sedert het meisje hier lag, zijn achttien jaren verstreken. De commissaris kwam op dit oogenblik uit het bosch, hij naderde langzaam de groep, den blik onafgewend op den bodem gevestigd. — Hebt gij een ontdekking gedaan? riep zijn ambtgenoot hem te gemoet. — Wanneer ik mijn blik vertrouwen mag, ja, antwoordde de gerechtspersoon. De matroos schijnt op het voetpad te zijn neergezonken, enkele sporen wijzen daarop, dat hij vandaar uit hierheen is gesleept geworden, en wanneer niet alles bedriegt, dan heeft men het lijk hier in het water geworpen. —Dat zijn toch zeker slechts vermoedens? zeide de graaf terwijl hij met zijn zijden zakdoek over zijn nat voorhoofd streek. — Voorloopig natuurlijk nog vermoedens, dié intusschen hunne bevestiging vinden in die sporen, welke ik vermeen ontdekt te hebben. Valt het u ook niet op, dat het mos op deze plaats geknakt en vertrapt is? Wanneer gij van die plaats uit mij in het bosch wilt volgen, dan zal ik u de overige sporen toonen. U zult gebroken takken en een tamelijk vrijen weg vinden. — Gij hebt geen bloedsporen ontdekt? vroeg de beambte. — Neen, dit moet een later nauwkeurig onderzoek uitwijzen, ten minste, voor het geval een onderzoek van het meer tot geen uitkomsten mocht leiden. — U wilt dus werkelijk het meer doorzoeken ? wendde de graaf zich tot den beambte. Ik wil u dit niet beletten, maar ik meen u vooruit te mogen zeggen, dat het vergeefsche moeite zijn zal. De matroos was een sterke man, hij had zich niet zoo gemakkelijk laten vermoorden, en indien gij in het bosch geen sporen van een verbitterden strijd gevonden hebt, dan wiüen alle andere sporen in 'nei geheil niets beteekenen. , —Die twijfel en bedenkingen mogen ons jniet weerhouden, het ontdekte spoor te vervolgen, antwoordde de commissaris op een toon, die inhetoogloopend koel en bijna onbeleefd klonk, het meer jnoet doorzocht worden, wellicht is het Ihiet eens noodier, het water te laten afaoopen. ■ — Nu, zooals ge wilt, zeide de graaf, ■wien dit antwoord onaangenaam scheen getroffen te hebben. Mij echter zult ge wel toestaan, dat ik mij nu verwijder. ! — Mogen wij u verzoeken ons uwen rentmeester te sturen ? vroeg de officier van justitie. Wellicht is deze zoo vriendelijk, eenige mannnen met lange stokken mede te brengen. — Zeker, zeker! antwoordde Kurt Von Hohenhausen, ik zal daarvoor zorgen, dat gij aües ontvangt, wat ge tot uitvoering van uw voornemen mocht noodig hebben. Ik verneem dan later wel het resultaat ? — Ik blijf hier, zeide de baron; zoodra «Ie zaak is afgeloopen, kom ik in het ■ kasteel. - De graaf groette de heeren en aanvaardde den terugweg. Ook hij bleef thans op het voetpad staan, om de sporen te zoeken, die de commissaris meende ontdekt te hebben, maar hi] scheen ze niet te vinden, want hij schudde het hoofd en een spottende glimlach zweefde daarbij om zijn lippen. Toen hij in het kasteel de trap beklom, ontmoette hem Unika, blijkbaar ontsteld bleef zij bij zijn aanblik staan. — Vanwaar komt ge, Kurt? vroeg zij ontsteld. Wat is er gebeurd? Gij zijtzoo bleek, uw gezicht is ontsteld. — Heeft mij die nietigheid inderdaad zoo vreeselijk aangegrepen, antwoordde de graaf met een minachtend gebaar. Ik wenschte, dat ik dien matroos nooit gezien had! — Is hij nog altijd niet gevonden? — Neen, thans zoeken de wijze heeren hem zelfs in het meer. Waar is Daniël? — Hier, genadige heer, zeide de kamerdienaar, die op zijn zachte, gedruischlooze wijze zijn meester gevolgd was. De graaf kromp bij den klank dezer stem huiverend ineen. —Waarom loopt gij steeds op de teenen? stoof hij op. Kunt ge niet flink loopen, opdat men je hoort aankomen? — De zalige heer wilde dit niet. — Maar ik wil het. — Zeer goed, mijnheer de graaf, ik zal uw bevel opvolgen. — Dat verwacht ik. Zeg den rentmeester, dat hij zich met eenige lieden naar het meer begeve, de mannen moeten lange stokken medebrengen, het gerecht wil het meer onderzoeken. — Dat alles is mij een donker raadsel, zeide Unika,toen zij zich met haar broeder alleen bevond. — Ja, mij ook, antwoordde Kurt, ik begrijp niet, dat een politiecommissaris zulke zoutelooze vermoedens kan hebben. — Vermoedt hij, dat er een misdaad is bedreven ?
— Natuurlijk! Dat slag van lieden bevroedt immers overal misdaden! — Maar wie zou die bedreven hebben? vroeg Unika, den blik met koortsige spanning op den broeder gevestigd, die aan het venster stond en naar den slottuin staarde — Dat is ook mij een raadsel! — De boschwachter? Kurt Von Hohenhausen wendde zich schielijk om, zijn gezicht was nog valer geworden, er lag iets waanzinnigs, iets spookachtigs in den blik, dien hij zijn zuster toewierp. — Hoe komt ge daarop ? vroeg hij. — De man zwerft immers sedert eenige dagen hier rond, en Daniël beweerde, dat hij in het tuchthuis had gezeten. MijnelieveUnika,eenvermoedenis schielijk uitgesproken, zeide de graaf op waarschuwenden toon,men moetin dit opzicht zeer voorzichtig te werk gaan. Er is wel niet veel aan verloren, wanneer een man, zooals deze boschwachter, weder naar het tuchthuis wordt teruggebracht, maar trêtt de straf hem onschuldig, dan — — Kurt, dat is immers in het geheel mijne bedoeling niet, viel Unika hem verschrikt in de rede, ik wilde slechts de mogelijkheid te kennen geven, dat de boschwachter demisdaadkonbedrevenhebben. — En reeds dit vermoeden kon der politie aanleiding geven, hem gevangen te nemen. Wachten wij nu de uitkomst van het onderzoek af. Heeft men den matroos vermoord en beroofd, dan moet het gestolen geld den moordenaar verraden. Baron Von Buchenau was straks bij mij, vervolgde de graaf op geheimzinnigen toon, kunt gij gissen, waarom? — Om u uit te noodigen ? Hij sprak er immers voor eenige dagen van, hij wilde eene jachtpartij geven. — Heden heeft hij zijn oogmerk op edeler wild gericht.
— Ik begrijp u niet, zeide Unika, maar er moest toch wel iets in den blik haars broeders liggen, wat haar de beteekenis zijner woorden duidelijk maakte, want zij sloeg verward de oogen neêr. — Ik wil het u zonder lange omwegen zeggen. Hij heeft voor zijn zoon om uwe hand aanzoek gedaan. Zeg mij nu ook zonder omwegen, of baron Werner uw jawoord zal ontvangen. Unika sloeg langzaam de neergeslagen winpers op,en een volle,blijde blik trof den broeder. — Waarom zou ik het ontkennen, dat ik hem bemin ? antwoordde zij, Misschien is hij voor menige jonge dame te nuchter en te ernstig, maar ik eisch van het leven geen rumoerige genietingen, voormij heef thet geen prikkel,van heteene genot in het andere te gaan en den schuimenden beker tot op den bodem te ledigen. Ik eisch van mijn echtgenoot een trouw, edel hart, een standvastig karakter en een gemoed, dat voor het goede enschoone ontvankelijk is. En dit alles vind ik immers in Werner vereenigd. — Dan, mijne lieve Unika, wenschiku van ganscher harte geluk met deze verbintenis, zeide Ktirt, terwijl hij zijn zuster omhelsde en haar op het voorhoofd kuste. Mijne toestemming heeft hij reeds, hij zal misschien nog heden komen, om het Jawoord te halen. Ik heb het u immers vooruit gezegd, mijn waarneming heeft mij dus niet bedrogen. Unika wendde blozend het gelaat af. — En weet ge, wat ik doen zal, zoodra ik zijn bruid ben? vroeg zij zacht. — Welnu ? antwoordde Kurt gespannen. — Ik zal hem den laatsten wensch van onzen dierbaren vader mededeelen. — Baron Buchenau kent dien reeds. — Ge hebt hem den brief gegeven ? — Wenschtet gij dit niet? — Zeker! Was de baron u niet terstond genegen? — Mijn lieve zuster, alles heeft twee kanten,en alvorens men een besluit neemt, dat voor het geheele leven van gewicht is, moet men alles goed overwegen. Barones Alma kent mij slechts vluchtig, en ik wil niet, dat zij de verbintenis met mij, door uiterlijke voordeelen verlokt, zal sluiten; wanneer ik haar hart niet kan veroveren, dan zie ik van deze verbintenis af. Hetzelfde heb ik haar vader gezegd, en hij is het met mij eens. Unika zag haar broeder vragend aan, in hare schoone trekken spiegelde zich eene zachte bevreemding af, zij scheen dit besluit niet te kunnen begrijpen. — Ik vrees nog altijd, dat Flora Homberg door hare uiterlijke bekoorlijkheid u de meest gewenschte partij voorkomt, zeide zij; over het antwoord, dat Alma u geven zou, kon ik u immers spoedig zekerheid verschaffen. — Ik verzoek u, in deze aangelegenheid niet eer een stap te doen, alvorens ik het wensch, antwoordde de graaf schielijk. Flora Romberg ken ik immers ook slechts vluchtig, vervolgde hij het voorhoofd fronsend, maar ge herinnert mij er aan, dat wij deze familie ons bezoek nog schuldig zijn. Mag ik u verzoeken, mij morgen te vergezellen? —Zoo ge het wenscht, ben ik er gaarne toé bereid.
(Wordt vervolgd.)
Rechtszaken. ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM.
Kamer van Strafzaken (Vacantie-Kamer). Zitting van Dinsdag 1 JulïT De rechtbank behandelde heden de volgende zaken, waarin terecht stonden: A. J. S., oud 45 jaar, visscher, wonende te Rhoon. Deze beklaagde bekende een elft, toebehoorende aan de zalravisscherij »Graaf van Bylandt" te hebben weggenomen. Tegen den beklaagde, welke anders niet ongunstig bekend staat, werd zes weken gevangenisstraf geëiseht. C. 8., oud 17 jaar, arbeider wonende te Rozenburg, beklaagd van op 25 Maart aldaar een kap van een aanplakbord te hebben vernield. Niettegenstaande de pertinente verklaringen der getuigen ontkende beklaagde het feit te hebben gehleegd. Eiseh acht dagen gevangenisstraf. J.i K., oud 22 jaar smid wonende te Lekkerkerk en M. K., oud 21 jaar, arbeider wonende te Krimpen a/d Lek, wegens verzet tegen den gemeenteen {rijksveldwachter toen de eerste beklaagde wegens rustverstoring werd gearresteerd. De officier van Justitie eischte 15 dagen gevangenisstraf voor ieder der beklaagden.
E. v. d. 8., oud 20 jaar, dienstbode, wonende te Jaarsveld, beklaagd van op 19 Februari met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordeelen te Jaarsveld G. Verwey, dienstbode bij den winkelier! Schieman, te hebben bewogen tot afgifte van 5 kop meel, een halve kop krenten en een half pond tabak, door in strijd met de waarheid op te geven dat zij die waren voor en op last van G. van den Berg op crediet moest halen.
De beklaagde bekende het feit gepleegd te hebben. Eisch een maand gevangenisstraf. J. R„ oud 18 jaar. arbeider wonende te Nieuw- Beierland. Deze persoon had op 20 Mei zijne medekeet-bewoner P, Dekker bij de keel gegrepen en met worging bedreigd. Eisch 5 dagen gevang. J. v. 8., huisvrouw van D. De J., oud 61 jaar, zonder beroep, wonende te Krimpen a/dIJ., enE. De J., oud 31 jaar, dienstbode, wonende te Rotterdam. Deze beklaagden, moedei en dochter, stonden terecht, als zouden zij op 23 Maart een kippenloop vernield hebben aan hunnen buurman Gouwens toebehoorende. Een liefelijke verstandhouding was tusschen deiuren beginnen te heerschen, toen bij ongeluk bij het rooien van een boom, deze op het dak van het huisje van beklaagde gevallen was. De schade was hiervoor echter vergoed. Met veel ophef en handgebaar beweerde de eerste beklaagde dat zij op haar kousen slechts een schopje tegen het kippenhok gegeven had en de familie Gouwens van alles de schuld was. Eisch 5 dagen gevangenisstraf.
Bij het uitgaan van het gerechtsgebouw rukte de eerste beklaagde aan vrouw Gouwens met geweld den muts van hét hootd én zal zich dienvolgens weder te verantwoorden hebben, daar er proces-verbaal van werd opgemaakt. Ten slotte: Storing van eene godsdienstoefening van het Leger des Heils te Schiedam. Hiervoor moesten terechtstaan: D, P. oud 25 jaar, P. W. R., oud 27 jaar, J. M. B. oud 32 jaar, sjouwers: H. J. R., oud 36 jaar koopman, en P. J. W. oud 27 jaar. brandersknecht, wonende te Schiedam. Hen werd ten laste gelegd als zouden zij op 23 Mei te Schiedam te zamen en in vereeniging opzettelijk met het doel om stoornis te verwekken in de geoorloofde openbare godsdienstige bijeenkomst van het Leger des Heils ineen huis aan de Langehaven 9 aldaar, door dansen, springen en schreeuwen zoodanig rumoer hebben gemaakt dat de persoon die aldaar als spreker was opgetreden, niét meer te verstaan was en genoodzaakt was met spreken op te houden. Als getuige werden gehoord de 2i-jarige kapitein van het Heilsleger Vellema eo twee ambtenaren van politie. Van de beklaagden waren slechts 1,4 en 5 verschenen en deze bekendèn door de vroolijke deuntjes zoo opgewekt te zijn en daardoor het feit te hebben bedreven.
Eisch 15 dagen gevangenisstraf voor ieder. Uitspraken heden over 8 dagen.
Burgerlijke Stand van Overschie. GEBOREN.
28 Juni. Teunis, zoon van Jan Lindenburg en Wouterina De Jong. OVERLEDEN: 25 Juni. Pieter Martijn, oud dertien m.