De dichter was intusschen, door de voorspraak •van den hertog Von Buccleugh en lord MeWille, sherif van Selkirk geworden, een ambt, dat hem bij eene matige werkzaamheid 300 pond opbracht, en hij had van een oom in 1804 een vermogen van ruim 5000 pond geërfd. Van alle nijpende zorgen des levens ontheven, kon hij thans met ruimere vrijheid zijn dichterlijken aanleg den teugel vieren, waaraan hij tot dusverre slechts in een verloren oogenblik tot verpoozing van zijnen geest had voldaan. Reeds in 1805 verscheen zijn eerste groot en oorspronkelijk dichtstuk, «het lied van den laatsten minstreel," welks schitterend succes hem dadelijk aan de spits der Engelsche dichters plaatste. Daar hij dikwijls uitvoerige fragmenten zijner werken aan zijne vrienden voordroeg, welke hij slechts kort te voren gedurende een wandeltocht had overdacht, werd het zeer spoedig bekend, wanneer hij zich met iets nieuws bezig hield en de boekhandelaren boden hem steeds hoogere prijzen aan om zich de uitgave van het aanstaande werk te verzekeren.
Voor het tweede dichtstuk, »Marmion of de slag van Floddenfleld," deed de boekhandelaar Constable, een bod van 1000 pond, voor hij nog eene bladzijde daarvan had geleverd. Het succes van dit kleine epos was ook nog grooter dan dat van den Minstreel. Elf duizend exemplaren werden in éen jaar verkocht, en indien de critiek zich al eenige aanmerkingen vermeette, de bijval van het publiek was des te grooter. Van alle zijden werd de dichter met huldebewijzen overstroomd en zijn huis was steeds vol van lords en ladies, van de beroemdste personen van alle standen, die den grooten man wenschten te zien.
Behalve met Marmion hield hij zich bezig met eene uitgave van de werken van Dryden, in achttien deelen, waaraan hij buitengewone vlijt en geleerdheid ten koste legde, en nauwelijks was deze verschenen, of een boekhandelaar te Londen bood hem 1600 pond voor de uitgave van de werken van Swift, welk aanbod Scott niet aarzelde onmiddellijk aan te nemen. »Ik had destijds wel mijn hoofd tegen den muur willen stooten," sprak hij zelf, »maar de maalstroom, waarin ik leefde, werkte er toe mede, om mijn geest te verhelderen en te verruimen. Ik leefde in een aanhoudende koortsvlaag en het scheen mij toe, alsof ik alles kon ondernemen en uitvoeren. En tevens verschaften mij al deze werkzaamheden de middelen, om zoo menigen ongelukkigen schrijver de behulpzame hand te bieden. Door de stoffen te ordenen, doer schetsen te vervaardigen, door geschiedkundige feiten en dagteekeningen op te sporen, gaf ik aan een klein regiment van letterkundige militiens voortdurend bezigheid en onderricht." Hij vergenoegde zich er echter met alleen mede, hun werk te verschaffen, waardoor zij in hun eigen onderhoud konden voorzien, maar beval hen ook aan boekhandelaren aan, en was grootmoedig genoeg, om het verlies, dat de uitgevers door zijne aanbevelingen hadden geleden, voor zijne rekening te nemen. Nochtans hadden de boekhandelaren niet veel op met de beschermelingen des dichters en een van hen placht er voor uit te komen, dat hij voor de eigen kinderen van Walter Scott eene bijzondere genegenheid koesterde, maar een afschrik had van zijne pleegzonen. Deze groote werken, die Scott uitgaf, gingen vergezeld van eene menigte andere geschriften als losse opstellen en bijdragen in kritische tijdschriften, inzonderheid in de in -1802 opgerichte zoo beroemde sEdinburgh-Review", en later in de »Quarterly-Review". Maar ook de ambtsbezigheden van Scott waren inmiddels toegenomen, want hij was sedert Mei 1806 clerk of the sessions, hetgeen men mag gelijkstellen met griffier van het hoog-gerechtshof. Dit ambt vergde van hem gedurende de zes maanden, dat het gerechtshof zitting had, dagelijks zes uren, maar desniettegenstaande wist hij nog overvloedig tijd te vinden voor het gezellig verkeer. Des morgens vóór vijf ure stond hij op, maakte zelf zijn kachel aan, indien het guur weer was en besteedde daarna de grootste zorgvuldigheid aan zijn toilet. Want hoe zeer hem iedere bovenmatige opschik en vadsige pronklust vreemd waren, was netheid en helderheid van uiterlijk voor hem eene wezenlijke behoefte. »Niets haat ik meer," placht hij te zeggen, »dan dat sloffen in nachtjapon en pantoffels, waaraan de geleerden zich zoo gemakkelijk overgeven." In een frack of ander ongemakkelijk kleedingstuk, waarvan hij zich voor etenstijd niet ontdeed, zat hij reeds 's morgens ten zes ure aan de schrijftafel, omringd van al zijne papieren en boeken, die hij moest naslaan en die in de beste orde waren gerangschikt, terwijl nog enkele zware boekdeelen, die niet op de tafel konden geplaatst worden, naast hem op den grond waren geschikt. Een zijner lievelingshonden bevond zich steeds bij hem en voor een ander was altijd een venster geopend, waardoor hij zoo dikwijls hij lust had in een nabijzijnd vertrek heen en weer kon springen. Dus zette hij zijn arbeid voort, totdat tusschen negen en tien ure de familie bijeenkwam om het ontbijt te gebruiken, en dan had hij reeds, zooals hij het heette, zijn dagwerk voorloopig »den hals gebroken." Na het ontbijt sloot hij zich een paar uren in zijn eenzaam studeervertrek op, dat hij ten twaalf ure met groote zelfvoldoening verliet, wanneer hij altijd met opgewektheid placht te zeggen : »Zoo ! thans ben ik mijn eigen meester !" Was het wéér zeer ongunstig, dan zette hij zijn arbeid den ganschen voormiddag onafgebroken voort, maar in den regel zat hij 's middags ten één ure te paard, terwijl hij enkele malen reeds ten tien ure gereed was een rit te doen, wanneer den vorigen avond een verre rijtoer was afgesproken. Uit de winst, die hem de sombere
en regenachtige dagen en de uit dien hoofde onafgebroken arbeid verschaften, richtte hij eenar* beids-spaarkas op, die hem in de gelegenheid 0D zeer warme en zonnige dagen, wanneer 't fièm moeielijk was lang achtereen te werken, , eenige uren aan hunne bestemming te ontrooven. De liefde voor zijne paarden eischte daarenboven, dat hij zich iederen ochtend vóór het ontbijt naar den stal begaf; om zijn geliefkoosd rijpaard zelf te voeren, ja een van die rossen, de bruine Adam, wilde van niemand dan van hem worden gevoerd; ook mocht geen andere ruiter dan Scott dat paard bestijgen, en terwijl het voor zijn meester het buigzaamste en gehoorzaamste dier was, moest een rijknecht het met een gebroken arm en een ander met een gebroken dijbeen boeten, toen zij het waagden het fiere dier te bestijgen. Indien daarentegen Scott zelf wilde rijden, werd het paard geheel van zadel en toom ontdaan en werden de staldeuren wijd geopend. Aanstonds draafde het kloeke dier alleen naar den paal, waarvan zich de dichter, uit hoofde zijner lamheid, moest bedienen ; hier stond het bewegingloos stil als een steen, tot de ruiter behoorlijk in den zadel zat, dan hinnikte het een paar malen van vreugde en ving in vlugge sprongen zijn loop aan. Nog meer, indien het mogelijk was, was Walter Scott aan zijne lievelingshonden gehecht. Hij sprak met hen als waren zij met verstand bedeeld, hij verheerlijkte ze in zijne gedichten en romans, en nog in latere jaren verhaalde hij, hoe hij zich verheugd had, toen hij in een magazijn in Munchen een doos zag uitgestald, waarop Scott's lievelingshond was afgebeeld. Alleen de Zondag maakte op deze dagelijksche wandeltochten eene uitzondering. Scott wilde ook dat zijne huisdieren dien heiligen dag zouden vieren en hij begaf zich, wanneer de huiselijke godsdienstoefening geëindigd was, bij gunstig weêr, met zijne gansche familie naar buiten om eene wandeling te doen, en dan op een lommerrijk plekje in het groen het middagmaal te gebruiken. Hier verhoogde hij den ernst der aanwezigen, door op gemoedelijken toon den Bijbel te verklaren en de verheven lessen, die deze bevat, met zijn onovertroffen verhaaltrant voor te dragen. Vooral het Oude testament kende hij bijkans geheel van buiten. Ook gedurende den tijd, voor zijnen dagelijkschen arbeid bestemd, was Scott steeds gereed, zich met zijne kinderen bezig te houden. Zij mochten op ieder uur zijne werkkamer binnentreden, nooit gevoelde hij zich door hun gekeuvel gestoord en wanneer zij hem midden in den arbeid smeekten een oogenblikde pen neêr te leggen, om hun eene geschiedenis te verhalen, dan nam hij hen dadelijk op de knieën, droeg hun een ballade of sage voor, liet hen met een kus weêr aan 't spelen gaan en indien hij zijnen arbeid hervatte, gevoelde hij zich door deze verademing opnieuw verkwikt.
Van al de gedichten van Walter Scott viel aan »tlie Lady of the Lake" de grootste bijval ten deel, dat gedicht heeft den roem des dichters ver huiten Engeland verbreid.i Het verscheen in den aanvang van Mei '1810 en de eerste uitgave van 2050 exemplaren, eene prachtuitgave, welke 2 pond kostte, was in één enkelen dag verkocht. In het eerste jaar waren reeds meer dan 20.000 exemplaren in omloop. Een van de vrienden zijner jeugd, kapitein Ferguson, stond juist in Portugal op een voorpost in het vijandelijke vuur, toen hij het pas verschenen gedicht ontving. Aanstonds beval hij de manschappen plat op den grond te gaan liggen. Hij zelf knielde voor hen neêren las hun luide uit het zesde gezang de beschrijving van den slag voor. Zonder de minste beweging hoorden de soldaten hem aan, slechts een luid »Hoera" verbrak het stilzwijgen, toen een Fransche kogel in de onmiddellijke nabijheid in den grond sloeg. Strekte zich aldus de roem des dichters over land en zee uit, zoo was men nochtans in den huiselijken kring daarmede geheel onbekend. Ballantyne, de uitgever van Scott's gedichten, trad kort na de verschijning van dit werk in des dichters studiekamer en ontmoette daar de oudste dochter des huizes, die toen elf jaren telde. »Wel, Sophietje" sprak hij haar aan, „hoe bevalt u de Lady of the Lake." De aangesprokene antwoordde met de meeste vrijmoedigheid: »0, ik heb dat gedicht niet gelezen! Papa zegt, dat voor kinderen niets gevaarlijker is, dan slechte verzen te lezen!" Toen men een zijner zoontjes vroeg of hij niet bemerkte, dat de aanzienlijke lieden veel meer het gezelschap van zijn vader dan van anderen zochten, en waarom dit toch wel zoude zijn, gaf de kleine jongen na eenige oogenblikken daarover te hebben nagedacht, zeer naïf ten antwoord: somdat hij het beste hazen schiet."
"Geschiedenis en Kunst. Uit het leven van Walter Scott. III.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
"Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Wil God straffen een land, Hij zendt het een dwingeland.
"VRIJDAG.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Wij volgen, op der Vad'ren spoor Den weg der oude deugd; Geen zeden van een ander land Ontsieren onze jeugd I BELLAMY.
"ZATERDAG.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Waarheid is een zeldzame gast.
"ZONDAG.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Die winnen wil, moet bijzetten.
"DINSDAG.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Lauw'ren, die verdienste tooit! U verwaaien de eeuwen nooit.
"WOENSDAG.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Neem een kop vol opgeruimdheid, En een doosje goeden moed; Daags twee lepels spijsvertering, Even lauw gebruikt, is goed. Twintig droppels geest van leven, Aangemengd met goeden wijn; En tinctuur van vergenoegdheid, Is een heerlijk medicijn. Maar vindt gij bij dit receptje Uwen wensch nog niet vervuld, Neem dan als een laatste middel Nog een poeder van geduld. Een getrouwd man, die in tegenspoed vervalt, heeft eer kans zijn positie in de wereld terug te erlangen, dan een ongehuwd persoon, hoofdzakelijk wijl zijn geest door huiselijke zorg en vertroosting opgewekt en opgebeurd wordt en zijne achting voor zich-zelf levendig blijft bij het bewustzijn dat, al moge alles rondom hem duisternis en vernedering zijn, er toch altijd eene wereld van liefde te huis is, waarover hij koning blijft.
"Recept voor alle kwalen.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Wanneer gij het hebt, kan ik het u geven, Hebt gij het niet, dan mag ik het u niet geven.
"RAADSEL.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Nu de meeste staten van Europa geweren van klein kaliber invoeren — Zwitserland gebruikt 7.5 en 6 millimeter, Frankrijk 8 en Belgie 7.6 millimeter in plaats van de vroeger gebruikelijke 11 millimeter — is het van belang te onderzoeken, welke uitwerking deze kogels op het mensehelijk lichaam uitoefenen. Het doordringend vermogen dezer kogels is vijf a zes maal grooter dan die van het vroegere kaliber; zij doorboren ijzeren platen van 12millimeterenplaten van 1,1 meter dik. Professor Paul Bruns, de bekende dokter uit Tübingen, heeft door wetenschappelijke proeven getracht proefondervindelijk de uitwerking dezer kogels te onderzoeken. Hij nam zijn proeven met het Belgische Mauser-geweer, en het resultaat zijner gevolgtrekkingen was hoogst bevredigend uit een humaniteits-oogpunt. Hij verzekert, dat de hydraulische druk in de wond zeer wordt verminderd, gedeeltelijk tengevolge van den kleineren diameter van den kogel en ook tengevolge van de veerende werking van de dunne stalen huid, die de zachte, loodenkern van het nieuwe projectiel omsluit. Deze verminderde druk heeft ten gevolge, dat het overmatige uitscheuren van de zachte weefsels van hetmenschelijk lichaam,, zooals door de oudere kogels veroorzaakt werd, en hetgeen dikwijls aanleiding gaf tot het dwaalbegrip, dat ontplofbare kogels werden gebruikt, niet plaats heeft. Het nieuwe projectiel, dat op 100 meter afstand vier of vijf ledematen doordringt en drie dijbeenen achter elkaar geplaatst, verbrijzelt, maakt in zacht vleesch een kleine, cylindrische opening van eenigszins kleiner diameter dan van den kogel zelf. De uitgang is spleetvormig met gescheurde wanden, ongeveer 6 tot BmM. wijd. Op grootere afstanden, 400 tot 1500 meter, worden de beenderen niet meer verbrijzeld, maar doorboord met een kleine opening. Dientengevolge zal volgens dr. Brunsde kogelwond zich veel gemakkelijker laten genezen, niettegenstaande de grootere kracht der nieuwere geweren.
Het schijnt dus, dat de vooruitgang in de kunst om oorlog te voeren, ook wel er toe leiden kan, het menschelijk lijden te verminderen.
"Wetenschap en Industrie. Kogels van klein kaliber.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
»Engineering" van 10 Jan. bevat een beschrijving met afbeeldingen van een torpedoboot, ingericht voor het stoken met petroleum, welke onlangs gebouwd werd door Doxford & Sons te Sunderland. De petroleum wordt bewaard in de holle ruimten onder in het schip, welke anders dienen voor waterballast, en wanneer de petroleum verbruikt is, kan er water in toegelaten worden. Voor het gebruik wordt de petroleum door een kleine Worthington-pomp naar een naast den ketel gelegen reservoir geperst met een druk van 2'/3 Atm. en van daar vindt zij toegang tot de branders, welke ten getale van 31 voor de vuurkist gegroepeerd zijn en waarvan men er door openen en sluiten van kranen zoo veel en zoo weinig kan laten branden als noodig is; [hetgeen vooral van belang is voor torpedobooten, die dikwijls langen tijd stil moeten liggen en dan plotseling met volle vaart moeten kunnen aanzetten. Een luchtpomp levert samengeperste lucht van 2J/3 Atm. in een ander reservoir en deze lucht vereenigt zich met de petroleum in de branders. Elke brander kan van 11 tot 34 Kg. petroleum per uur verbranden en levert ;een vlam van 2 meter lengte en 23 cM. diam. Als alle branders werken, is de vuurkist gevuld door een helder gloeiende vuurmassa, die geen rook geeft. De boot is lang 42 M., breed 4.2 M. en diep 2.82 M. en geheel van gegalvaniseerd staalplaat gebouwd. De voorraad aan petroleum is 13.8 ton, voldoende voor 1800 mijlen. Met 1203 I.Pk. is de snelheid 21.032 knoopen en met 1001 I.Pkr. 20 knoopen. Bij deze laatste snelheid bedroeg het petroleumverbruik 450 Kg. per 1000 I.Pk. Met het oog op de voordeelen van dezen ketel boven gewone torpedoketels is ook de machine met bijzonder veel zorg geconstrueerd, door nl. de deelen zoo licht en zoo sterk mogelijk te maken en de wrijvingsvlakken buitengewoon groot te nemen.
"Torpedobootmachine, met petroleum gestookt.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
De fantastische droombeelden van Jules Verne in zijn »20.000 mijlen onder zee" en «Doctor Ox" schijnen veel kans te hebben binnen korten tijd verwezenlijkt te worden. Een Fianschman Goubet heeft een boot geconstrueerd, die zich onder water voortbeweegt, en blijkens de genomen proeven zich zonder bezwaar op elke verlangde diepte onder water laat besturen. Goubet maakte deze boot in opdracht van de Fransche regeering, en hoewel de eischen zwaar gesteld waren, was zijn boot in staat aan deze geheel te voldoen. De boot heeft den vorm van een stompe sigaar of liever van een gerekt ei. Zij werd uit één stuk van brons gegoten, en weegt bij een lengte van' 5,6 meter en een breedte van 1,53 m. circa 6000 kilogram. Door dit geringe gewicht kan de boot gemakkelijk op een spoorwagen vervoerd worden, of op een pantserschip worden geplaatst. Zij kan gemakkelijk twee personen bergen en bevat een electrische motor, die de schroef in beweging zet. De lucht wordt voortdurend ververscht, door een ingenieus uitgedacht toestel, dat versche zuurstof onder atmosferischen druk aanvoert, en de bedorven lucht afvoert.
De beproeving geschiedde in de haven van Cherbourg op den 31 sten Januari; de boot bewoog zich gemakkelijk aan de oppervlakte van het water, luisterde zuiver naar zijn roer, en voer zonder moeite tusschen allerlei hindernissen, als ankerkettingen als anderszins door,niettegenstaande de zee vrij ruw was. Daarna zonk de boot tot op verschillende diepten, met zijn beide bestuurders hermetisch opgesloten binnen zijn bronzen wanden. Zij bleef meer dan 8 uur onder water, die de beide schippers doorbrachten met kaartspel, eten en drinken ; telefonisch waren zij met den wal verbonden en gaven uit hun beknopt verblijf steeds opgewekte berichten. Toen zij uit het water te voorschijn kwamen, was er in de buizen nog voor 20 uur zuurstof in voorraad, en hadden zij niet den minsten last van hun tijdelijke gevangenschap. Het laat geen twijfel over, of het welgelukken dezer proef zal aanleiding geven tot het bouwen van grootere booten, op hetzelfde beginsel gebaseerd ; deze booten zullen bestemd zijn voor den torpedodienst en een geducht wapen vormen. "Voortaan zullen dus de gevaarlijke slagen verraderlijk onder water worden toegebracht, en de ridderlijke heldhaftigheid zal bij toekomstige zeeslagen geheel op den achtergrond worden gedrongen.
"Een onderzeesch schip.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
De spoorwegverbindingen van Frankrijk met Spanje mogen tot dusver nog betrekkelijk gebrekkig genoemd worden. Langs de Middellandsche zee loopt een lijn van Perpignan over Gerona naar Barcelona, welke de Pyreneën als 't ware omtrekt. Langs de golf van Biscaye loopt een tweede lijn van Bordeaux over Bayonne naar Irun en trekt met een wijden boog door de Baskische provincia en over het Cantabrische gebergte naar Pamplon» en naar Zaragossa, en van daar naar Madrid. De eigenlijke keten der Pyreneën bleef onaangeroerd; alhoewel vooral in Frankrijk verschillende zijtakken tot aan den voet van dat gebergte zijn doorgetrokken. Thans zullen twee meer directe verbindingen worden gemaakt. De eene zal Huesca, het eindpunt van den zijtak Zaragossa—Huesca, verbinden met Laruns, het eindpunt van een zijtak van de lijn Oloron—Pau en langs Canfranc en den Pic du Midi over de Pyreneën gaan, met een tunnel van 8.5 K.M. lengte. De lijn zal een .meer directe verbinding vormen van Madrid met Bordeaux. Een tweede lijn zal ten oosten van Lerida beginnen en over de Pyreneën de hand reiken aan de lijn St. Girons—Boussens—Toulouse. In deze lijn, welke voor de verbinding van Frankrijk met Oostelijk Spanje en met Algerië van belang is, zal een tunnel van 6.65 K.M. lengte voorkomen.
"Spoorwegen over de Pyreneën.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Toen Vladimir in de kamer van zijn vader terugkwam, sprak hij in zich zeiven : — alles is dus uit! Dezen ochtend had ik nog eene schuilplaats en eene bete broods.... morgen zal ik reeds het huis moeten verlaten, waar ik geboren ben : de kleine plek gronds, waar mijn vader rust, zal hem toebehooren, die de oorzaak van zijn dood is, en van mijne ellende. Vladimir knarste op de tanden. ... zijne oogen. bleven een geheelen tijd strak gevestigd op het portret zijner moeder — en dit portret, vervolgde hij, zou den vijand van mijn geslacht toebehooren, die het wellicht eene plaats geeft op den zolder! En deze kamer, waar mijn vader stierf, wie zal er zich komen vestigen, de intendant ? of zal de snoodaard er zijn harem in plaatsen ? Neen, het mag niet gebeuren ; hem mag de woning niet toebehooren, waaruit hij mij verdreven heeft. Het leven, dat zijne gasten maakten, kwam op dit oogenblik zijne verbittering nog vergrooten. Dit vee speelde den baas en liet zich op hoogen toon bedienen. Eindelijk werd alles stil .... Een vreeselijke gedachte rees in het brein van den jongeling op. Hij opende de latafels en kasten, en doorsnuffelde al de papieren van den overledene. Het waren meest rekeningen en bestekken van werken. Hij verscheurde alles zonder nader onderzoek. Een pak kwam hem echter in handen, dat zijne aandacht trok; het droeg tot opschrift: Brieven van mijne vrouw. Diep ontroerd maakte hij het pak los. Deze brieven, die dagteekenden van den oorlog met de Turken, waren geschreven van Kistenovka | en aan het kamp der Russen geadresseerd ; zij behelsden bijzonderheden over het buitenleven en de bezigheden der vrouw, die zich met smart beklaagde over de verwijdering van een teerbeminden echtgenoot, voor wiens terugkomst zij vurig bad. In een dier brieven gaf zij hare vrees te kennen, betrekkelijk degezondheid van Vladimir,in een ander verheugde zij zich over zijne vroege ontwikkeling en voorspelde hem reeds eene gelukkige en schitterende toekomst.
De wees zat in deze vrome lektuur verdiept, die hem al de deugden van het familie-leven voor oogen stelde, zonder te bedenken, dat de tijd verliep. De klok sloeg elf ure.... Hij stak het pak papieren in zijn zak, nam een licht en ging de kamer uit.
De gasten sliepen, eenigen op stroo, anderen op de tatel... naast hen stonden ledige glazen; er was f een sterke rumlucht in de kamer .... Viadim ir walgde er van, keerde zich om en ging de voorkamer door, waar het stikdonker was. Toen-hij ze verliet, met het licht nog altijd in de hand, dacht hij eene gedaante te bespeuren, zich in een hoek verbergende. Ilij ging er opaten herkende Arcippus, den smid. — Wat doet gij hier ? vroeg hij hem verwonderd. — Ik. .. 1k.... Ik wilde zien of ze daar allen waren, antwoordde hij, stotterende. En die bijl, wat wildet gij daarmede uitrichten ? — Wat ik er meê wilde uitrichten 1 ... . Die lieden van het gerecht zijn zoo onbeschaamd! Het zekerste is, altijd zijne bijl bij zich te hebben. — Gij zijt dronken, geef uwe bijl hier en ga slapen.
(Wordt vervolgd.)
"HOOFDSTUK VI.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Er is geen toeval, En wat ons slechts het blinde toeval schijnt, Juist dat stijgt uit de diepste bronnen op.
"ALLERLEI. Wekelijksche Kalender. DONDERDAG.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Op den kruisweg van het leven, Is zoo licht een valsche tred, "Vrienden, in den grcnd gezet, Die er nooit wordt uitgewreven. TOLLENS.
"MAANDAG.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
sHij liep als een haas weg !" vertelt de een den ander als een bang, angstig persoon bij een naderend gevaar of een opkomenden aanval zich fluks uit de voeten maakt. Wel een bewijs, dat onder de voorname eigenschappen van een haas, blooheid en bangheid gerekend worden. Zoo heeft ieder dier zijn eigenaardig karakter, ieder mensch insgelijks, en 't is inderdaad de vraag of men den mensch er een verwijt van maken mag, dat het hem b. v. aan moed of dapperheid ontbreekt, evenmin als men 't een haas kan verwijten, dat hij geen leeuwenhart bezit. Het spreekt van zelf, dat men zich van zijn gebreken zooveel mogelijk moet trachten los te maken ; dat een bang, l?loo mensch sich moet beijveren om zich van dien angst en schuchterheid te ontdoen, maar zoo hij met een hazenhart geboren is, zal hij zeker niet met een leeuwengemoed sterven. Niemand verloochent toch zijn karakter.
"In zijn waar karakter.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Advocaat: — Vriendje, je draait te veelom de ■waarheid heen! Als je als cliënt met je advocaat onder vier oogen bent, moet je de waarheid zeggen. Liegen doe ik naderhand wel voor je.
"Advocaat en cliënt.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008
Men neemt het sap van 9 De oplossing van het vorige raadsel is: Tusschen haar geboorte- — en sterfdag.
"EAU DE GROSEILLE.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/12/31 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010290:mpeg21:p008