Op een zeer open wijze stelt mgr. Jérhym hierbij ook de priesteropleiding in discussie, zowel wat haar vorm alsook wat haar inhoud betreft. Zou er ook 'niet veel voor zijn. naargelang de nationale grenzen vervagen, in de opleiding van de seculiere clerus een internationaal element op te nemen in de vorm van een hospiteren van theologiestudenten in het seminarie van een ander diocees, ook in het buitenland? In dit verband van een „politique des vocations" is het ook vanzelfsprekend, dat men de pristers daar inzet, waar z(J als priester onvervangbaar zijn en hun eigenlijk priesterlijke taak kunnen vervullen; te vaak nog zijn priesters belast met taken, die ook door een leek, zij het dan ook tegen hogere betaling omwille van het gezin dat hU te onderhouden heeft, vervuld zouden kunnen worden.
In een tijd van priesterschaarste mag men minder dan ooit gebruik maken van zielzorgmethoden, die onnodig kracht en tijd opeisen en bovendien misschien nog geen effect sorteren, omdat z\j verouderd en niet aangepast zijn aan de huidige situatie. Misschien gebruikt Gods Voorzienigheid dit smartelijk-deugdelijk instrument van het roepingentekort juist wel om ons er eindelijk toe te brengen bepaalde maatregelen te nemen, die er anders nooit door zouden komen. Moet ook ons de door mgr. Jéchvm in dit verband naar voren gebrachte opmerking niet tot nadenken brengen aangaande de vele priesters die vele uren per dag godsdienstonderricht geven op de lagere scholen: zij houden zich Intensief bezig met de jeugd van zes tot dertien jaar, op een tijdstip, waarop de ontwikkeling van het kind rustig en zonder bijzondere keerpunten en crises verloopt; nooit tevoren of daarna wordt zoveel tijd aan de jeugd besteed; is dit juist? Denken wij in heel dit probleem van de priesterinzet niet te . veel' ln termen van onveranderlijke parochieen bisdomsgrenzen? Moeten de relatief nog priesterrijke bisdommen en Sebleden niet meer meehelpen aan a opheffing van de priesterschaarste elders? Zou het feit dat de kloosterorden en congregaties in vele landen meer in trek zijn dan de seculiere seminaries, niet voor een deel zijn verklaring vinden in het feit, dat een internationale oriëntering meer trekt, dan de engheid van parochie en diocees? Het zün . veelal slechts vragen, die mgr. Jachym opwerpt, maar zjj zyn zo suggestief gesteld, dat men niet hoeft te twijfelen aan de richting waarin hU z'.ch de oplossing van het priestervraagstuk denkt. Slechts door internationale samenwerking kan een gunstiger perspectief ontstaan: „Europa regit actum," ook op dit gebied moeten we leren Europees te denken.
"De zielzorg". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
"De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
Dr. Dellepoort, die in ons land reeds bekendheid kreeg door zijn statistischsociografische studie „De priesterroepingen in Nederland" gaf In zt)n inleiding een sociologische analyse van de roepingencrisis in Europa. Na enkele quantitatieve gegevens m.b.t. de absolute en vooral relatieve teruggang van het aantal roepingen (gezien in verhouding tot het groeiend aantal katholieken) en de veroudering van de clerus, gaat hij dieper in op de samenhang verstedelijking-roepingscrisis. De spreiding van de zielzorgers heelt niet in voldoende mate gelijke tred gehouden met de overal in Europa optredende urbanisatie, waardoor de bevolking wegvlucht van het platteland en zich steeds meer concentreert in de steden; de priesters zijn niet in deze beweging meegegaan. Gevolg: wanverhouding tussen het aantal priesters werkzaam op het platteland en het aantal in de stedelijke parochies. (In Frankrijk b.v. 7200 priesters op 24.000.000 stadsmensen, 21.000 priesters voor 18.000.00 mensen op het platteland). Ter verbetering van deze situatie zal het nodig zijn over te gaan tot nieuwe parochie-indelingen waarbij te kleine parochies worden samengevoegd en tevens de plattelandszielzorg meer mobiel wordt gemaakt en teamwork tot stand komt tussen de anders zeer geïsoleerd levende dorpspastoors. Voor de opheffing van de priestertekorten in sommige zeer grote steden van Europa (Parijs, Wenen) wordt ook hier weer een beroep gedaan op een internationale priesterreserve. Verbetering zou hier ook verwacht kunnen worden van een toewijzing van meer parochies aan de regulieren.
De genoemde wanverhouding in de spreiding van de priester* over stad en platteland zou ook zeil oorzaak zijn van minder roepingen: Juist omdat de mensen in de stad weinig persoonlijk contact hebben met de priester, komen er weinig roepingen voor; deze ontstaan juist uit de persoonlijke binding aan deze of gene zielzorger. Nog een andere oorzaak van de roepingencrisis: priester worden - betekent niet langer een stagen op de maatschappelijke ladder, Integendeel met name voor de seculiere geestelijkheid, betekent het tegenwoordig economische 'onzekerheid, en dit juist in een tijd, waarin men algemeen streeft naar geborgenheid. Het priesterideaal en zijn feitelijke verschijningsvorm dekken elkaar niet meer; de priesterfunctie ia niet meer aantrekkelijk, te veel nevenfuncties,, te weinig efficiënte zielzorg. Welke bijdragen kunnen de sociologen nu leveren tot de oplossing van deze crisis? Op de eerste plaats zou een uniformering in terminologie en onderzoekmethoden nodig zijn, om zo met meer succes, op basis nL van vergelijkbare gegevens, het gehele priestervraagstuk in Europa te-kunnen bestuderen. Als resultaat hiervan zou men dan ook kunnen komen'tot een uniforme Internationale documentatie,, belangrijk Instrument in het wetenschappelijk onderzoek. Waarschijnlijk zou dit alles het best geconcentreerd kunnen worden rond een blijvend centrum voor de bestudering van het roepingenprobleem; dit centrum zou dan tevens voor advies en informatie kunnen dienen. .
Tenslotte breekt Dellepoort nog een lans voor de oprichting van een Europees priesterseminarie, waar jonge mensen die zich beschikbaar willen stellen voor de onderbezette bisdommen, hun philosophlsche opleiding zouden kunnen krijgen, om daarna ui het betreffende bisdom te worden opgenomen.
"Roepingencrisis". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
Het katholieke mededelingenblad van en over ontheemden alt het Oosten „Expalsas" bevat enkele bijzonderheden over de manier, waarop in de volksdemocratische republiek Roemenië de Bijbel misbruikt wordt om de gelovigen te misleiden. Het is bekend, dat in Roemenië de orthodoxe kerk zich na de communistische machtsovername zonder veel tegenstand bij de nieuwe gang van zaken heeft neergelegd, en de staat haar medewerking heeft toegezegd. Patriarch Jnstlnianus was zelfs bereid liet theologisch onderwijs ondergeschikt te maken aan de eisen van het „nieuwe leven". Zo moeten de geestelijken b.v. alle maatregelen en richtlijnen van de regering, zowel de algemene grondwettelijke beginse. len als de plaatselijke verordeningen betreffende, van christelijk ' standpunt nit motiveren en rechtvaardigen met behulp van een tekst uit de H. Schrift. Enige voorbeelden mogen deze geraffineerde handelwijze verduidelijken. In een door de redactie ondertekend artikel in het officiële mededelingenblad van de Patriarch staat een zich op de Bijbel grondende bewijsvoering van de verenigbaarheid van de christelijke leer met de beginselen van de volksdemocratische constitutie. De in de grondwet geprezen vriendschap met de Sovjet-Unie en de andere volksdemocratische landen wordt daar gerechtvaardigd met de woorden van de engelen: „Vrede op aarde onder de mensen van goede wil" (Luc. 2. 14).
Art. 27 van de grondwet luidt: ~de Roemeense volksdemocratische staat verdedigt de onafhankelijkheid en de souvereiniteit van het Roemeense volk, de door de arbeiders in stad en land verworven materiële en geestelijke goederen, de vrijheden en de macht van de arbeiders tegen de vijanden van het arbeidersvolk". De redactie beschouwt zonder meer dit artikel als een volkomen bevestiging van de instructie van de Apostel Paulus: „Staat dus vast en kromt u niet opnieuw onder het slavenjuk". (Gal. 5. 1). Ook de rechtsgelijkheid van man en vrouw in volksdemocrtische zin zou precies met de leer van Sint Paulus overeenstemmen. Deze zegt immers (Gal. 3. 28): „Thans is er geen jood meer of heiden, geen slaaf en geen vrije, geen man en geen vrouw. Want allen zijt gij één in Christus- Jezus'.'.
Na nog vele andere gevallen op dezelfde wijze aangehaald te hebben trok het officiële mededelingenblad van de orthodoxe kerk de volgende definitieve conclusie: „Na de beginselen van de nieuwe grondwet van onze volksdemocratische staat vanuit dit standpunt te hebben onderzocht, kan de orthodoxe Roemeense Kerk ten stelligste verklaren, dat deze beginselen juist zijn en met de christelijke leer: overeenstemmen. Dientengevolge behoort ieder loyaal kind van onze heilige orthodoxe kerk ze met geestdrift aan te nemen......"
Als bijbelse rechtvaardiging van de collectieve economie wordt op de eerste plaats het wonder van de broodvermenigvuldiging genoemd. Naar de mening van het blad toont deze geschiedenis uit het Nieuwe Testament duidelijk aan, dat diegenen, die samenwerken door het Woord Gods nauwlettend te volgen, ook samen zullen worden gevoed. Een andere factor, die in deze zelfde geschiedenis voor de collectieve economie zou spreken, is de grote zorg voor de spaarzaamheid, die Christus zelf zijn apostelen op het hart drukt: „Verzamelt de overgeschoten brokken op dat er niets verloren ga". Om de collectieve economie christelijk te motiveren wordt ook het Oude
Testament geciteerd: „Met tweeën is beter dan alleen. Dat geeft belden een groot voordeel bij het werk. Want als de één komt te vallen, helpt de ander hem op. Maar wee de eenling als hij valt, want hij heeft geen makker, die hem opbeurt". (Prediker 4 9-10).
Het moeilijkste probleem is het afleveren van de verplichte hoeveelheid graan, die voor elke collectieve boerderij door de staat precies wordt vastgesteld. Ook hier wordt de Apostel — sit venia verbo — met de haren bijgesleept: „Uw overvloed moet thans hun gebrek ten goede komen, opdat eens ook hun overvloed uw gebrek mag verhelpen. Zo blijft ér evenwicht bestaan, gelijk geschreven staat: „Hij, die veel had, had niet te veel, en hij die weinig had, kwam niet te kort" (2. Cor. 14-15). Er wordt vervolgens op gewezen, dat de boeren door het afleveren van het graan het gebod van de christelijke liefde vervullen, wat voor hen zelf goede gevolgen zal hebben, want slechts zó kan de Staat inzamelen en voorzorgen treffen voor de onvruchtbare jaren naar de woorden van de H. Schrift: „Denk aan de honger ten tijde van weelde, aan armoede en gebrek in dagen van rijkdom" (EccL 18.25). Verder wordt er beweerd, dat de „vrijwillige arbeid voor het algemeen welzijn, zoals straatreiniging, zorg voor de parken, enz. door de Bijbel nadrukkelijk als eis is gesteld en wel vanwege het gebod der chßftelijke liefde. Daarom, zegt men, moet ieder dit „vrijwillige werk" met vreugde
en geestdrift, zonder kritiek of uit stel volvoeren: „Al wat gij doet, doet het van harte, als voor de „Heer" (Col. 3. 23). Bij dit „vrijwillig" col. lectieve werk moet de priester niet alleen het goede voorbeeld geven, maar ook op de anderen letten en de autoriteiten over het werk verslag uitbrengen, alweer omdat St. Paulus in zijn brief aan de Romeinen (12.17) schrijft: „Betracht het goede niet alleen voor God, maar ook voor alle mensen". Een nog grotere hoeveelheid bijbel, se „argumenten" voeren de theolo. gen aan voor de „vredespropagan. da". Men noemt het de allerheiligste plicht van iedere gelovige te strijden voor de vrede. Er verschijnt bijna geen nummer van het mededelingen, blad van het patriarchaat, dat niet minstens één bijdrage van deze aard bevat. Juist deze „vredespropaganda" wordt door de communisten bij voorkeur misbruikt om de Westerse mogendheden van oorloghetze te beschuldigen. Het bovenstaande spreekt naar onze mening zo duidelijk voor zichzelf, dat elk commentaar overbodig is.
"De Bijbel ten dienste 'van het communisme Schriftteksten ter ondersteuning van het systeem". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
Mee van het beste in dit verslagboek komt op naam van Chanoine Boulard, expert op het gebied van de studie van de priesterroepingen. Hl) vat de conclusies, waartoe het onderzoek in diverse landen tot nu toe heeft geleid, kernachtig aldus samen: 1. ledere poging om de roepingencrisis vanuit één enkele oorzaak te verklaren, houdt onvoldoende rekening met de complexiteit van het probleem. 2. Het onderzoek heeft uitgewezen, dat er vooral drie procédé's bestaan, waarmee men een prognose kan opstellen van de te verwachten roepingen in een bepaald gebied: welk was het roepingenniveau ten tijde van vroegere godsdienstige crises; welk percentage volhardt In het betreffende gebied van degenen die hun priesterstudie beginnen; welke is de verhouding van het aantal roepingen tot het aantal prac tl tierende katholieken. 3. In ontkerstende gebieden hangt het van het aantal nog echt christelijke gezinnen af, hoe groot het aantal roepingen zal zijn. 4. Een differentiatie naar beroepsgroepen voert tot de conclusie, dat de meeste priesters voortkomen uit de nog het best godsdienstig bewaarde mllleu's. 5. Samenvattend concludeert Boulard hieruit, dat men slechts één algemene correlatie kan opstellen op het punt van de recruterlng: de écht-christelijke mllleu's leveren de meeste roepin' gen. Dit betekent, dat de ware oorzaak van de roepingencrisis niet onmiddellijk geëlimineerd kar. worden. De enige ware en duurzame remedie is een authentieke rechristianisering. Hieruit volgt echter, dat ontkerstende febieden zichzelf niet kunnen helpen: e basis ontbreekt. Andere bisdommen zullen hier te hulp moeten komen en daarvoor is nodig, dat zty eerst beginnen hun eigen priesters regionaal en functioneel juist te spreiden: „s'organlser pour pouvoir donner"; dat verder
de zielzorgorganisatie zodanig is, dat zij efficiënt kan-werken, waartoe vooral een goede coördinatie nodig is. Zeer waardevolle dingen zijn in dit verslagboek nog te vinden m.b.t het tegenwoordig zo actuele probleem van de late roepingen, o.a. over hun stijgend aantal, over de aangepaste leiding aan dit eigen type van jonge mensen, over de studie-eisen, welke men hier moet stellen, over de leeftijdsgrens waarboven men niet gemakkelijk meer candldaten moet aannemen, over het wekken en bevorderen van deze late roepingen, etc. Allen die met deze groep roepingen in de zielzorg of in de seminarieleiding te maken krijgen, zij de lezing van alt deel warm aanbevolen.
Dr. J. DELLEPOORT
"Het christelijk milieu". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
Tenslotte nam op dit congres een belangrijke plaats in het probleem van de opleiding aan klein- en grootseminaries. Ook hier kwam de de laatste jaren in ons land zo vaak aan de orde gestelde vraag naai von.n naai het bestaansrecht van het kleinseminarie en naar de vorm ervan. Tussen de regels door beluistert men ho-5 er fervente voor- en tegenstanders waren van het gesloten seminarie, respectievelijk van et meer open convict of vrij college. Waar de argumenten voor een meer open opleiding voldoende bekend zijn, is h' misschien goed hier enkele argumenten te releveren ter verdediging van het' echte kleinseminarie. Hier zou geen sprake zijn van het kunstmatig In het leven roepen van roepingen. maar Integendeel deze roeping beter beproefd worden. Ook het argument, dat de gezinsopvoeding altijd net beste ia, werd bestreden: het seminarie wil deze gezinsopvoeding niet vervangen maar aanvullen met elementen die ook het beste gezin niet kan geven; de sin van d'„ zo lang mogelijke vacanties moet dan ook zijn, de jongen weer In het gezinsmilieu te geven, wat h(J elders moet ontberen. Bovendien, zo werd er gezegd, men vergelijkt altijd In de discussie het optimale gezin met vaak «1 te zwart en benepen afgeschilderde seminaries, maar hoeveel van die ideale gezinnen zijn er ln feite in onze ttjd van een algemene gezinserisis? Te overwegen waard li ook de gedachte het kleinseminarie minder vast te koppelen aan het „humanistische" gymnasium; ook andere schooltypen zouden moeten kunnen voorbereiden op de studie van philosophie en theologie. Dit biedt vooral twee voordelen: men zou priesters krijgen, die onze technische tijd beter zouden aanvoelen; en de basis voor de recrutering, met name van late roepingen zou minder smal worden; thans is het immers maar al te vaak zo, dat jongelui die niet het gymnasium volgen, daarmee menen zich voorgoed de pas naar het priesterschap te hebben afgesneden. Met betrekking tot de opleiding op het grootseminarie geeft Pater Dingemans O.P. in een belangrijk referaat aan, hoe de socioloog de moderne wereld ziet en hoe de priesteropleiding daarmee geconfronteerd moet worden. Van de consequenties stippen wij slechts aan: de noodzakelijkheid van een zo groot mogelijk contact van de seminaristen met de wereld, waarin zij zullen moeten werken: bijzondere aandacht zal gegeven moeten worden aan die wetenschappen, welke de wereld van vandaag beter doen kennen, vooral psychologie en sociologie; voorbereiding op een zielzorg, waarin samenwerking van specialisten in teamverband een veel belangrijker plaats zal moeten innemen dan dit vroeger het geval was; etc. etc. Ondanks enkele feilen van materiele aard, zoals slordigheden hier en daar en het slechts af en toe afdrukken van grafieken, waarnaar wel in de tekst verwezen wordt, — ongetwijfeld veroorzaakt door het verlangen de prijs van het verslagboek te drukken <— en ondanks het feit, dat de sociologische interpretatie. van sociografisch materiaal soms wel eens wat te gemakkelijk en niet voldoende beargumenteerd wordt gegeven, ligt hier voor ons een boek, dat naast veel nog open gebleven, maar tenminste reeds in het juiste perspectief geplaatste vragen, een schat aan materiaal bevat, dat het Europees priestervraagstuk wezenlijk dichter bij een oplossing brengt. H. O.
"Seminaries". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
Zoals de overal groeiende europese gedachte geen modeverschijnsel is, maar eis van onze tijd, zo is ook het initiatief tot een internationaal congres ter bestudering van het europese priestervraagstuk, van 10—12 oktober 1958 in Wenen gehouden, niet ontsproten aan het verlangen mee te doen met een bepaalde tijdstroming, maar voortgekomen uit het inzicht, dat de zielzorg een dergelijke europese visie en europese aanpak van het priestervraagstuk eist. Thans is het verslagboek van genoemd congres, onder redactie van Dr. E. Bodzenta, directeur van het ,&athólisches Institut für kirchlich Sozialforschung", tevens organisator van het congres, en van Dr. J. Dellepoort, aan wie de wetenschappelijke leiding was toevertrouwd,' verschenen. „In het uitvoerige verslagboek rijn de verschillende meer algemene referaten opgenomen, alsmede de als „papers" ingediende verslagen van de roepingensituatie in de verschillend'e afzonderlijke landen.
Voor het eerst werd op dit congres het priestervraagstuk In Europa internationaal gesteld en werd In een gesprek tussen godsdienstsociologen en mensen uit de praktik van de zielzorg •n de priesteropleiding gezocht naar de practisch realiseerbare mogelijkheden van wederzijdse hulp op het punt van de priestervoorziening, In het licht van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Zeer duidelijk benadrukt mgr. Jéchym, Aartsbisschop-Coadjutor van Wenen, In zijn inleidend referaat, hoe ondanks het feit dat priesterschap en priesterroeping een genade Gods, een mysterie z{jn, toch ook factoren van sociologische, psychologische en paedagogische aard hier een rol spelen. De Kerk kan het daarom niet stellen zonder het Instrumentarium en de wetenschappelijke onderzoek-technieken, welke deze wetenschappen haar bieden, om haar taak, steeds nieuwe priesters voor zielzorg en missionering beschikbaar te stellen, te kunnen vervullen. Het is nu eenmaal een wet van Gods heilseconomie, dat Zijn Voorzienigheid zich graag verbergt achter het menselijk handelen. Heenzien over de grenzen van eigen bisdom en eigen land voor de recrutering en een goede spreiding van de zielzorgers is niet iets volkomen nieuws voor Europa: men denke slechts aan de missionering door lerse monniken en Benedictijnen van verschillende nationaliteit, aan de tijd ook van de Contra- Reformatie. Maar onze tijd stelt deze eis van internationale hulpverlening veel dringender en zonder onderzoek en planning kunnen thans deze problemen niet meer worden opgelost. De grote steden in Europa, waar een goede zielzorg practisch onmogelijk gemaakt wordt door de veel te grote parochies, zouden geholpen moeten worden door het platteland, dat toch in hoge mate debet is aan deze grote steden. Nog steeds heeft het oude Europa een centrale betekenis voor de wereldmissionering en een versagen op. dit punt zou voor de hele wereld rampzalige gevolgen hebben. Twee-derde van alle priesters stamt uit Europa en drie-vierde van alle missionarissen is van Europese afkomst. Bovendien: als wij zeggen, dat Europa het priesterreservoir is voor alle missiegebieden," dienen we daarbij te bedenken, dat vooral op enkele kleine landen van Europa, België, lerland, Nederland en Zwitserland, een grote verantwoordelijkheid rust: deze landen omvatten slechts 3-4 pet van de katholieke wereldbevolking, maar leveren 40 pet. van alle missionarissen, werkzaam op het gebied van de Propaganda Fide. Hiermee is wel aangetoond, van welke Importantie het probleem van de priesterroepingen en van de Juiste spreiding van zielzorgers Juist in Europa is.
Men zou zich hierbU af kunnen vragen of het oude Europa, dat zichzelf te midden van een ontzaglijk religieuse crisis bevindt, nog wei in staat is tot het vervullen van haar traditionele taken in de wereldkerk: mgr. Jéchym meent zeer terecht, dat deze krachtproef bron kan worden van nieuwe godsdienstige vitaliteit. Maar wil Europa deze taak kunnen blijven vervullen, dan zal eerst weer het böna overal optredende tekort in een overschot moeten worden omgezet.
Daartoe zal men meer systematisch en planmatig roepingen moeten bevorderen, vooral ook juist in de milieus waar momenteel de recrutering gering is; een belangrijk middel daarbij is de gewone algemene zielzorg; verder een sterker geloofs- en kerkbewustzijn; het wekken van offergeest en zelfverloochening; dit alles kan indirect maar zeer effectief het ontstaan van roepingen bevorderen.
Het verslagboek maakt duidelijk, dat het hier niet ging om een populdrisering van de problemen van de priesterroepingen in Europa door middel van een groots opgezet propagandistisch congres, maar om een echte studiebijeenkomst, waarop de problemen up to date gesteld werden, het nieuwste onderzoekmateriaal ter tafel kwam en de conclusies, wélke bij de huidige stand van zaken getrokken kunnen worden, naar voren werden gébracht. Indien men dan ook voor een breder publiek de belangrijkste punten uit dit verslagboek wil samenvatten, voélt men hoe dit eigenlijk onbegonnen werk is: geen enkele bespreking zal aan de rijkdom van het hier gébodene recht kunnen doen wedervaren. Daartoe dient men dit boek zélf ter hand te nemen. Toch willen wij de meer algemene, europese problematiek kort schetsen. De inleidingen die hierop betrekking hébben, vormen trouwens ook de wetenschappelijk en pastoreél-praktisch meest waardevolle delen van het verslagboek.
Mgr. JACHYM
"VERSLAGBOEK VAN WEENS CONGRES: Heilzame krachtproef door vele taken in de wereldkerk? in Europa Internationale samenwerking kan gunstig werken Juiste spreiding van belang". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
BQ de Uitgeverij De Fontein te Utrecht is de Nederlandse „bewerking" verschenen van loaet Martin Bauer's roman Der Kranlch mit dem Stein. Die bewerking ia van Liesbeth van Waele, wie men de vraag zou willen stellen, waarom c(j het boek heeft „bewerkt" en niet.... vertaald, te meer omdat men toch hier en daar wel merken kan, dat de roman waarlijk uit het Duits is vertaald. Wat de oorspronkelijke titel betreft: die is ontleend aan een passage van Plinius (welke Plinius?), die vertelt over de kraanvogels, die, als ze slapen, een steen in een van hun poten houden 'en die steen laten vallen, als hun waakzaamheid in de slaap verslapt, waarna t|) wakker schrikken. De roman telt meer dan vijfhonderd bladzijden. Een turf, mag men dus wel
zeggen. Eigenlijk een te dikke turf, tl opzettelijk dik gehouden, te uitvoerig om boeiend te kunnen zijn, te zeer verlopend in bijzonderheden, die of niet ter zake doen of zo uitgesponnen zijn dat zij hun betekenis in de gehele compositie verliezen. De kardinaal, die in zijn jeugd een bang en zelfs laf jongetje is geweest, altijd bereid om van zijn broer en zijn zusje klappen in ontvangst te nemen zonder ooit terug te slaan, lijkt wel op de grootse figuur, die nooit terug slaat, als de communisten en later weer de nazi's hem afranselen, maar die zich dan weerloos houdt uit overtuiging, hoe bang hij ook blijft. In zoverre is dus bet jeugdportret van de Eminentie gemotiveerd, maar het duurt allemaal erg lani voor dat portret af is. Daarna komen de jaren van de priester-student In Rome en de kapelaan in een Duits dorp- Het zijn de jaren van vóór, tijden! el na de eerste wereldoorlog. Er is nu en dan sprake van een koning die de jongt bisschop mgr. Martin von Petuel maar een lastig man vindt, maar hem bezoekt en ook ontvangt. Die koning wordt niet met name g? noemd. Moest hij in het duister blijven? zo vraagt de lezer zich af. Want de latere gezagdragers, Mussoiini en Hitier genaamd, worden wel genoemi «Daar — maar dat is al in de tweede helft — begint het verhaal Interessant te worden. Men herkent namelijk langzaam de helden, vooral kardinw Faulhaber, nog altijd schuil gaand onder de naam Petuel. Maar in die tweede helft ontwaart men ie» van de enorme spanningen, die geheerst hebben tussen Kerk en de Staat in Duitsland. Hier wordt oo« het heldhaftig verzet van Faulhaber alle eer bewezen, zonder overdrijving, zonder misplaatste heldenverering en met voortdurend de erkenning op de achtergrond, dat Martin von Petuel doodsbang is, maar niettemin zSO plicht doet, zonder een ogenblik tf aarzelen en altijd op tijd en volkomen gaaf reageert. De lastigste bisschop van Duitsland, heeft een van de P** sen wel eens opgemerkt, maar o?» de lastigste voor Hitier cum suu- Een man die zij graag hadden ver* nietigd, maar waar ze allemaal «•' men nogal bang voor waren. Een grote troost voor de gelovigen, vooral zij kleingelovig werden. Een IW® kardinaal, ook tegenover Patton, d* hem op alle manieren ter wille *«■ maar weinig aan hem besteden kon. omdat «11e comfort beleefd maar o*
■list van de hand werd gewezen. Kardinaal Faulhaber als standvaitlj verdediger van het Geloof, komt ojjj wel uit het verhaal te voorschijn. P toch, na lezing van zoveel andere & mans en relazen uit die donkere Jwe~ had men een krachtiger portret v®j wacht. De duivelse politiek van de n»»* hun misdaden tegen de Joden, teg* allen, die anders dachten dan *0. r zijn duizend maal erger dan men ® het boek van Bauer gewaar kan worfff- De roman die het op kan nemen teg» het goed geschreven en gebouwde wf torlsch verhaal, moet nog verschijn** En aangezien het totaal der gebeur» nissen onmisbaar is als achterpw, voor de gedragingen van de kardin»- moet men de zwakke rol van die r heurtenissen een tekortkoming noen»» Tweehonderd bladzijden minder en sterkere verdichting van het
"Zijne Eminentie Kardinaal Faulhaber gecamoufleerd in roman". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010
Men kan, geloven wij, zonder overdrijving met vreugd vaststellen, dat er in ons land een echt „bijbels klimaat" groeiende is. Dank zij het jarenlange zwoegen van onvermoeide, geestdriftige pioniers zijn wij nu zo ver, dat het katholieke volksdeel over het algemeen vertrouwd is geraakt met de voorname plaats, die de H. Schrilt als bron van gcestelyk leven toekomt. Zeer velen grijpen iedere gelegenheid aan, die zich biedt om hun kennis van Gods Woord te verbreden en te verdiepen. Dat er onder de mogelijkheden daartoe een inderdaad ruime keuze bestaat is een bewijs te meer van de toenemende belangstelling. Vraag en aanbod houden, mag men wel zeggen, gelijke tred. Naast de voortreffelijke, oorspronkelljk- Nederlandse en vertaalde buitenlandse boeken op dit gebied, beschikt men over een keur van tijdschriften, die hetzij regelmatig, hetzu periodiek, bijbelse onderwerpen uitstekend en met grote deskundigheid behandelen. Radio en televisie hebben terecht voor hun desbetreffende voorlichting een goede naam. Allerwegen zijn bijbelclubs gevormd en worden bijbelcursussen gefeven. Theologie, prediking en goasienstonderwjjs zien steeds duidelijker de noodzaak van een geloofsverkondiging vanuit de H. Schrift. De psalmen heelt men a.h.w. ontdekt als het bijbelse gebedenboek bi] uitstek. Als gemeenschapszang vallen zij bij velen in de smaak. Onlangs is zelfs de eerste grammofoonplaat verschenen met een voortreffelijke uitvoering ln Nederlandse vertaling door een Nederlands kerkkoor. Ook ls een bijzonder goed geslaagde Bijbelkalender uitgekomen, waarop wfl nog nader terugkomen. De reformatorische christenen voelen zich door deze katholieke ~Bijbel-activiteit" zeer aangesproken. Kort geleden prees de hervormde professor Van Ruler ln „Hervormd Nederland" de katholieke bijbelstudie zeer. De aanpak is zo grondig en degelijk, zei hij, dat „ons daarbij" vaak horen en zien vergaan". liet bovengenoemde is — zou men kunnen zeggen — ln hoofdzaak gericht op de studie /an de H. Schrift, of, zo men wil, op het vermeerderen van de kennis der goddelijke openbaring. Deze kennis ls zonder enige twijfel een eerste noodzakelijke vereiste, maar zeer beslist geen doel in zichzelf. De Bijbel la geen leerboek, maar de geschiedenis van het hellshandelen van God met de mensheid. In de Bijbel richt God zelf Zich tot de mens, spreekt hem persoonlijk aan, onderricht hem over de zin van het leven, zlln oorsprong en bestemming, maar bovenal openbaart HU zich als de liefdevolle Vader van al wat leeft. De Bijbel ls heilige grond, waar God en mens elkaar ontmoeten in direct persoonlijk contact, hij ls de levensschool bi] uitnemendheid, waar de mens God leert zien als de altijd Aanwezige, de Heer van hemel en aarde, uit Wiens hand alles is voortgekomen, uit Wiens kracht wij bestaan, aan Wiens liefde wij alles danken. De Bijbel geeft het enige betrouwbare antwoord op de vraag naar de zin van het leven. Wie daartoe de Bijbel ter hand neemt, gebruikt hem volgens Gods bedoeling
Deze benadering van de H. Schrift nu is het doel van de z.g. Bübeln-traites Het gaat hier om de persoonlijke ontmoeting met de oneindig grote, machtige en nabije God, zoals Deze Zich in de Bijbel aan de mens openbaart, welke heilige ervaring, eenmaal opgedaan, bepalend zal zijn voor de verdere levenshouding.
De retraiteleider beperkt zich daarbij tot een voorzichtig gidsen, tot enkele practische wenken, tot een beklemtonen van het wezenlijke: een heilsbegerig, biddend-luisterend omgaan met het Woord Gods in een open bereidheid tot geloof, vertrouwen en liefde. Dit bete-
kent, dat de hoofdzaak van een dergelijke retraite uit zelfwerkzaamheid Bestaat. Er worden geen kant en klare morele en ascetische ..toepassingen" gegeven. In deze retraite is het er alleen om te doen de goddelijke, openbaring te leren zien als de basis voor het verdere leven, om uit de Bijbel te leren begrijpen, hoezeer God midden in ons leven staat, om te komen tot een zó levend Godsbesef, dat ons antwoord spontaan: wederliefde is. De traditionele gezamenlijke retraite-oefeningen zijn vervallen. De aldus beschikbaar gekomen tijd wordt besteed aan bijbel-meditaties. Het hoogtepunt van de dag is de gezamenlijke Eucharistieviering in de avond. Bfl heel deze retraite staat-de H. Schrift centraal. Men heeft gezorgd voor een smaakvolle, aangepaste entourage. D« ervaring, door de leider, 'p. Ben Rademaker, Cssß, in het afgelopen Jaar met zijn eerste tien bijbelretrai' tes opgedaan, heeft — het ging hier Immers om een experiment — alle verwachtingen overtroffen. In totaal hebben 637 personen hieraan deelgenomen. Uit alle delen van het land, zelfa uit België, la men naar Noordwijkerhout getogen: religieuzen, pries. ters, dames en heren, echtparen, verloofden, onderwijsmensen, studenten. Wel een bewijs hoezeer de belangstelling voor bijbelse vroomheid lééft Twee maal werd een bijbelretraite gegeven voor alle oversten van een grote zustercongregatie. Verder trok p. Rademaker er zelf op uit om voor een heel klooster, eenmaal zelfs voor slotzusters, deze retraite te leiden. Al. les bij elkaar werden op deze manier ongeveer honderd kloosters bereikt. Te oordelen naar de vaak zeer geestdriftige dankbetuigingen der retraitanten zelf valt deze manier van retraite houden bijzonder in de smaak. Voor de leiding is dit een bewijs, dat men op de goede weg is. Het ligt dan ook in de bedoeling hiermee door te gaan. De eerste cyclus werd gegeven onder de titel: „Het ware gelaat van God". De hoofdgedachte daarvan was het ver-
werven van een levend Godsbeset. De tweede cyclus, die 114 Kerstmis begint, is gewijd aan de verhouding van God en mens. zoals die door Goa zelf ln de H. Schrift getekend wordt. Deze draagt tot titel: „Ontmoeting tussen God en mens — God en Zyn volk in de Bijbel". Het ontwikkelen van een juist gemeenschapsbesef is het doel van deze tweede serie. Van daaruit wil men dan later overgaan tot een bijbels-liturgische retraite, waarvoor de belde voorafgaande cycli het noodzakelijk fundament vormen.
De bedoeling- ls met de eerste serie retraites te blijven doorgaan, óók nadat de tweede reeds, begonnen is. De logische gedachten-opbouw mag nl. niet verstoord worden. De eerste retraite van de tweede cyclus zal gehouden worden van 27-30 december a.r, de tweede van 2-5 Januari. De data, waarop het volgend Jaar de retraites van de eerste serTe hervat worden, zullen tijdig genoeg worden aangekondigd. Met het oog op de beperkte logeercapacitelt verzoekt de directie belangstellenden spoedig plaats te bespreken. Aanmeldingsadres: St. Clemens Retraitehuis, Noordwijkerhout. Z.H.
Door de paters Montfortanen van de H. Landstichting wordt onder leiding van p. L. L. Terstroet eveneens van 27-30 dec. a.s. een bijbelretraite gegeven in het „Cenakel" te Tilburg.
"IN VOLLE OPBLOEI Bijbels klimaat in ons land Modern retraitewerk op basis van H. Schrift Bijbelkennis en bijbelbeleving". "De Tijd De Maasbode". Amsterdam, 1959/12/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011234622:mpeg21:p010