...
Haagsche courant
- 23-04-1940
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Haagsche courant
- Datum
- 23-04-1940
- Editie
- Dag
- Uitgever
- A. Sijthoff jr.
- Plaats van uitgave
- 's-Gravenhage
- PPN
- 832402826
- Verschijningsperiode
- 1883-2005
- Periode gedigitaliseerd
- 1940-1944
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- KB NBM C 62
- Nummer
- 17551
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Advertentie
Weerkundige Waarnemingen Barometersund van hedenmiddag 1Z uur Het dunne pijltje geeft den stand aan vnn eisteren. Barometer alhier vrr 8 u 758 mm., v.m. 12 u. 757} mm. thermometer resp. 14$ gr. en ïl gr. Celsius Barometer na hedenmiddag 12 uun dalende. Verwachting tot den avond van 24 Apr.: Vcor het Noorden: Wind: meest matig. . iijk tot Zuidelijk, droog warm weer, behoudens eenige kans op onweer, gedeeltelijk bewolkte lucht Voor het Zuiden: Ruiming van den wind. aanvankelijk warm. later toenemende bewolking met kans <"-p regen cf onweer, daling van temperatuur. De wijzigingen in de algemeene luchtdrukverdeeling voltrekken zich slechts langzaam. Het gebied van hoogen luchtdruk over het Ooszeegebied nam nog in beteekenis toe. Langs de Noord- en Oostzijde van dit maximum stroomen koude luchtmassa's in Zuidoostelijk en Zuidelijke richting In de randstaten kwamen giste-en lichte sneeuwbuien voor. Langs d'- Zuidwestkust van het genoemde gebied i a i hoogen luchtdruk voeren Zuidoo-telijke winden warme en dr- ze lucht rechtstro-K mt net Middellar.d.-che zeegebied naai onze omgeving. Onder invloed van de Oceaandepressie, wordt over het Iberisch schiereiland en de golf van Biscaye echter koelere lucht aangevoerd De scheidingslijn van de warme en koude lucht moet zich ergens over Frankrijk bevinden. Zonsopgang: 24 April 444 u. Zonsondergang: 24 April 7 13 u. Lantarens aan: 24 April tot 4.15 vm; 24 April 742 u nam Hoogwater te Fcheveningen: 24 April 'sm 3 u; nam 320 u. Moreer schietoefeningen op het strand tusschen de strandpalen 91 en 94 van 930 u. vm—6 uur nam.
Een duister wetsontwerp Financiering van den radio-omroep doet vele vragen rijzen Bezwaren stapelen zich op Minister verliest zich in vaagheden
IIET wetsontwerp tot financiering van den radio-omroep, gelijk dit door nunister van Boeyen bij de Volksv.r-iwoordiging is ingediend, is, wij len niet het te zeggen, buitengemeen zwak van inhoud en constructie. In zijn algemeene vaagheid, zijn gebrekkige en onvolledige formuleering var den gedachtengang, welke er aan ten grondslag ligt; zijn zwakke argumentatie en het buiten concrete bc.-.ving laten van de wijze, waarop tn staatswege opgelegde contributie - r de vijf groote ornroepvereenigingen -orden besteed, is het stuk zelfs . velijks bruikbaar als basis voor een odeling van het onderwerp in de Kamers, laat staan, dat 't de grondslag -tinnen zijn voor een zoo sterk de king in al haar lagen rakende ,ng. Wij zullen deze scherpe veroordeeling nder nader toelichten, maar voorat ter opfrissching van het geheugen. •ergave der essentialia van 't ontwerp. Zij zijn de volgende: De luisteraars worden verplicht ƒ5 per jaar en per toestel aan een der bede ornroepvereenigingen bij te dragi n, of, indien men geen dezer wil steuƒ 6 per jaar en per toestel aan de Nozema (die dan voor verdeeling onder de vereeniging zorg draagt, naai .-: mate van haar zendtijd) teneinde i toekomst de- verzorging van de Nederlandsche radio-programma's, de . urnding van de z.g.n. wereld■amma's. de uitzendingen voor de eesche gebiedsdeelen en eventueel levisie-uitzendinjeen naar behooren te kunnen financieren. + jL/E gemiddelde burger, die 's minisvoornemen, aldus kort samengevat • zal er zich, uitgaande van de gedachte, dat een radio-belasting, waarte opbrengst strekt tot instandhou» verbetering en uitbreiding van den ■■■■o bil'ijk is, in algemeenen zin kunnen vereenigen. Hij ziet er een zekere analogie in met nanciering van den wegen- en brugouw, welke sinds eenige jaren gedt uit fondsen, welke in hoofdzaak ,ie gebruikers dier wegen en brugb* den vorm van speciale belastin en heffingen, worden opgebracht ar die „gemiddelde burger" oor • logisch en in dit geval onjuist. Dit rkt hij zelf aanstonds, wanneer hij kennis neemt van de Memorie van Toe•i.nj. het stuk. waarin de minister zijn bedoelingen nader omschrijft. Wanneer hij deze verklaring ten eindt ' he-rt gelezen, blijkt hem. dat zijn gevolgtrekking in elk geval volkomen fout was. ms-ar daarenboven komt I de ervaring dat in het complex .eden. waarin de minister zich verde we*, naar het doel geheel veren is en enkel vragen overblijven. ■ p een antwoord vergeefs wordt gezoclht. I ft voornaamste dier vragen willen wij hier stellen. Het aantal luisteraars bedraagt ongeeen millioen, die dus, volgens de thans vastgestelde regeling, samen omks 5 a 6 millioen gulden zullen op_' n. welk bedrag als vaste inkomsten aan de omroepvereenigin■en deel valt Het aandeel van elk harer in dit totaai rschillend. Het is afhankelijk van dental en voorts, voor wat de vorig der bijdragen, van niet-leden. ad 6 gulden per toestel, betreft, van den tijd, welken elk der vereenigingen te', haar beschikking heeft Het gaat hier naar men ziet, niet om kleinigheden. En de sommen stijgen sanzienlijk m grootte, indien na verloop van tijd zou blijken, dat de jaarlijkache bijdrage van / 5 (subs. /6) onvoldoende is om de gestelde . nden te bereiken en een opvoering tot '10 per toestel per jaar noodig wordt. Deze mogelijkheid is namelijk □ het ontwerp opgenomen. Maar houden wij ons voorloopig aan de 5 a 6 millioen gulden per jaar. Krijgt elke omroepvereeniging haar aandeel daarin nt zoomaar uitgekeerd, zonder eenige bindende aanwijzing omtrent de besteding van al dat geld en zelfs zonder eenige controle op de mming ? Blijkbaar wel, want uit het ontwerp blijkt niets van een voorschrift of Wils ook maar van een aanbeveling daartoe. L>e conclusie ligt voor de hand :de ornroepvereenigingen kunnen met de Willioenen der burgerij doen wat haar behaagt. ' merkwaardige verschijnsel — 0m geen andere aanduiding te gebruiken — doet zich dus voor, dat aan den individucelen burger de wettelijke verplichting wordt opgelegd van een jaarlijksche bijdrage „tot instandhouding en verderen uitbouw van den Nederlandschen radio-omroep", terwijl de ornroepvereenigingen, wier taak het — volgens den minister — is. deze opdracht uit te voeren, volkomen vrijgelaten worden in de wijze, waarop zij die taak zullen uitvoeren. En zelfs óf zij dat zullen doen. Wij mogen aannemen, dat de ornroepvereenigingen, zich haar roeping bewust zijnde, een redelijk deel der haar in den schoot geworpen gelden inderdaad daartoe zullen bestemmen, maar een garantie ontbreekt. Wat gebeurt er, als naderhand blijken zou, dat de reserveering van bedragen voor ..den verderen uitbouw", voor den wereldomroep, de uitzendingen naar de Overzeesche gebiedsdeelen en de televisie, niet of onvoldoende h> ■ft plaats gehad ? Wordt dan eenvoudigheidshalve de verplichte bijdrage tot / 10 opgevoerd ? De minister zegt er niets over. En hoe gaat het met de andere inkomsten van de ornroepvereenigingen. o.a. die uit de exploitatie van hun omroepgidsen ? Mogen die gemengd worden met de verplichte bijdragen of moeten ze gescheiden blijven ? De minister laat er zich niet over uit. Heeft het Rijk. dat de bijdragen verplicht stelt, eenige zeggenschap in de uitvoering van plannen der vereenigingen, die met den feitelijken omroep weinig if mets te maken hebben ? Wij bedoelen hier den bouw van min of meer luxueuze kantoren, studio-con'ertzalen. tournees e.d De minister geeft er geen bescheid over. Heeft het Rijk voorts — wat redelijkerwijs verwacht mag worden — eenige controle op den aard en samenstelling der programma's, óók in onderling verband der tegelijk uitzendende vereenigingen ? Wij bedoelen hier natuurlijk niet het terrein, dat de Radio-Contróle-Commissie reeds bestrijkt, maar hebben het oog op de kosten der programma's, hun karrktir a's bijdrage tot verhooging van het cultuurleven er. hun onderlinge samenstelling, opdat de bestaande fouten (samenvallen in beide programii.a's van lezingen e.d.) kunnen worden •vegget-omen De minister laat ons in het ongewisse. VV U weten, dat ons verhaal eentonig dreigt te wordt-n. Er bestaan echter nog méér vragen Doch alvorens die te stellen, moge de aandacht gevestigd worden op het feit dat nu reeds, terwijl het wetsontwerp nog nauwelijks is ingediend, de omroepvereenigingen zich beijveren den luisteraars, telkens bij den aanvang der door haar verzorgde uitzendingen. in de huiskamers te vermanen, zich als | lid bij haar aan te sluiten, zulks onder verwijzing naar het voordeeltje van gulden, dat te behalen valt en met een beroep op den komenden wereld- j omroep, waarvan niemand recht weet] wat hij te beduiden beeft Zoo wordt dit wetsontwerp dus m i sbruikt tot een propaganda-middel voor de ledenwerving. Dit kan toch zeker nooit de bedoeling zijn geweest. Het ziet er een weinig naar uit, dat hier bereids een voorschot wordt gent men op de propaganda, omdat de kans niet denkbeeldig is, dat, bij gegi rendeerde inkomsten, de prikkel. om de programma's zoo aantrekkelijk ■ijk te doen zijn, verminderen zal. Dat dit gereduceerde initiatief een ongunstigen invloed zou kunnen oefenen op den „uitbouw van den omroep" behoeft hier geen nader betoog De luisteraar gaat meer betalen. maar dreigt er minder voor te krijgen, hoe schoon de verre toekomst van wereldomroep, televisie e.d. ook moge zijn. Tenslotte nóg enkele vragen. Hoe gaat het met de exploitatieoversi hotten der ornroepvereenigingen over voorgaande jaren? Deze vertegenwoordigen b.v. bij de A.V.R.O. een bedrag, dat de 4 millioen gulden overtreft. Worden deze bezittingen als een inbreng van de vereenigingen beschouwd en dus als bijdrage harerzijds aan het groote doel: ~de wereldomroep" enz.? Blijkbaar niet, want de minister rept er niet van. Welke regelingen zullen er worden ffi-n om de aangeslotenen bij de radio-distributiecentrales uit een dreile ongunstige positie te verlossen? Er zijn tienduizenden in den lande. die hierbij het grootste belang hebben en de cultureele taak, welke de minister aan de radio toekent, dient zich zeker niet in de laatste plaats tot n te richten. Overigens, en hiermee willen we besluiten is het toch de hoogste tijd, dat. ■ien de burgerij verplicht een niet onaanzienlijk offer te brengen, men . ens inlicht, waaróm dat offer noodig is, m.a.w. dat wij vernemen hoe het nu eigenlijk met dien wereldomroep staat, hoe men zich den nieuwen radio-omroep voor de overzeesche gebieden denkt en hoever de televisie inmiddels is ontwikkeld. Of vragen we misschien wat al te Het is maar een vraag.
Ontwikkeling tot zelfstandigheid.
Ettelijke andere leden verklaarden, met het politieke oeleid van de Regeering in te stemmen. Evenals de minister meenden zij, dat het einddoel van het koloniale beleid is de zelfstandigbeid van Nederlandsch-Indië, mits binnen het Rijksverband Voor alles moet. ook volgens de hier aan het woord zijnde leden, de ontwikkeling van de Inheemsche bevolking tot zelfstandigheid worden bevorderd.
Weer andere leden waarschuwden met namt. voor toegeven aan ondoordaehten. van verschillende zijden geoefenden hervormingsdrang. De huidige toestand, waarbij de Volksraad een aanzienlijken invloed op de wet•ig heeft, zonder dat Regeering en Staten-Generaal daarbij zijn terzijde gesteld, is. zoo betoogden deze leden, in betrekkelijk snel tempo bereikt. De ontwikkeling, als gevolg daarvan int. is nog in vollen gang en nog niet in zoodanig stadium gekomen, dat opnieuw tot hervorming moet worden overgegaan. Het ware huns inziens een bewijs van poover staatkundig besef, zoo men zonder ophouden bleef hervormen, als ware dit doel op zichzelf.
De Indische begrooting De Eerste Kamer over het streven naar verdere staatkundige hervormingen Instemming met het politieke beleid Voldoening over het slagkruiserplan
Aan het voorloopig verslag der Eerste Kamer over de Indische begrooting lü4i) wordt ontleend : Verscheidene leden achtten de Regeering te weinig doordrongen van het feit, dat zich ongetwijfeld, als gevolg van den oorlog, op staatkundig gebied essentieeie veranderingen zullen voltrekken. Zoo vestigden zij er de aandacht op, dat in Nederlandsch-Indië reeds een sterke strooming bestaat, welke is gericht op de instelling van een volwaardig parlement en dat de Volksraad met dertig stemmen voor en twintig stemmen tegen een motie heeft aanvaard, ter aanbeveling van een bestel, waarbij de departementshoofden aan den Volksraad verantwoordelijk zullen zijn. Men onderschatte de beteekenis van zoodanige stroomingen en van zulke uitspraken niet. Zij vormen toch een aanwijzing, dat men in breeden kring met het bestaande geen genoegen meer wenscht te nemen en dat de drang, met name onder de Inheemschen, naar het verkrijgen van meer staatkundige bevoegdheden veld wint.
Centraal adviesorgaan bepleit.
Sommige leden waren, wat betreft de structuur van het Koninkrijk, van oordeel, dat ook zonder Grondwetsherziening iets kon worden bereikt ter versterking van den invloed der overzeesche gewesten, zonder verzwakking van den Rijksband en zonder ontijdige ..democratiseering" van het Indische staatsbestel in zijn geheel. Zij doelden daarbij op de instelling van een centraal orgaan, adviseerende over koloniale aangelegenheden, waarin vertegenwoordigers van moederland en overzeesche gebiedsdeelen beide zitting zouden hebben. Verscheidene leden, die met voldoening hadden vernomen, dat de minister voornemens is. de mogelijkheid van verruiming van het kiesrecht voor den Volksraad en van vermindering van het aantal benoemde leden van dat college te onderzoeken, drongen te dezen aanzien op spoed aan. Andere leden verklaarden, voorshands niet in allen deele met de bedoelde hervormingen te kunnen instemmen.
Lidmaatschap van ambtenaren van bepaalde organisaties.
Sommige leden stelden de vraag, of in Indië een verbod voor ambtenaren bestaat ten aanzien van het lidmaatschap van communistische partijen of organisaties. Andere leden waren van meening. dat dergelijk verbod zeer zeker niet aat. omdat de bedoelde materie in Indië in het geheel niet is geregeld, daar de Indische Regeering van oordeel is. dat aan verboden, als de bovenbedoelde, ten aanzien van welke organisatie ook, aldaar geen behoefte bestaat.
De slagkruisers
Vele leden spraken hun voldoening uit over de beslissing van de Regeering inzake de slagkruisers. Zij gaven uiting aan hun stellige verwachting, dat de Regeering het hare zal doen om te bevorderen, dat het desbetreffende wetsontwerp nog in de huidige parlementaire periode het Staatsblad zal bereiken. Enkele leden bepleitten naast den voorgenomen vlootbouw de aanschaffing van een groot aantal vliegtuigen en uitbreiding van het leger op Java, ter bescherming van de onderscheidene militaire steunpunten op dat eiland.
De financieel toestand.
Enkele leden verklaarden den financieelen toestand zorgelijk te achten, al is het budgetaire verloop in de laatste jaren meegevallen. Deze leden waren van oordeel, dat de belasting van de bevolking en van het bedrijfsleven in Indic reeds een hoogte had bereikt, die den ondernemer zich wel tweemaal doet bedenken, voordat hij nieuw kapitaal in Indie steekt. Ettelijke leden drongen met name er op aan, dat de voor Indië zoo onge- D belangrijke suikerindustrie niet te zwaar zou worden belast. Deze leden verklaarden voorts, v. rdere bezuiniging op den openbaren dunst in Indië uiteraard theoretisch te achten. Zulks zou echter al an Westersche ontw kkeimg aldaar was gebracht in gevaar brengen. deze leden menden te moeb n ontraden, dien weg in te slaan. Zij ?aven in overweging, de invoering van een stelsel van fiscale maatregeien, waarbij zeer zeker de ondernemingen zwaar worden belast, doch haar de mogelijkheid zou worden gelaten tot het maken van zoo ruim mogelijke winsten in de coode jaren, zoodat ook de slechte jaren kunnen worden doorstaan, zonder dat het behoeft te komen tot ontslagen op groote schaal. Waardeering werd geuit voor de maatregelen, door de Indische Regeering in September 1.1. na het uitbreken van den oorlog genomen ten bate van een ongestoorde voedselvoorziening. Die maatregelen toch hebben hun doel niet gemist. Vele leden betreurden, dat terzake van de sociale wetgeving waaronder zij de sociale verzekering wenschten te zien begrepen, bij de Regeering elk initiatief van beteekenis ontbreekt.
De Nederlandsche vliegtuigindustrie.
Gelet op de noodzakelijkheid, alles te doen, om de werkgelegenheid voor Nederlandsche arbeidskrachten te vermeerderen, zou men gaarne van den minister vernemen, hoe het staat met de bestelling bij de Nederlandsche industrie van de geheel metalen bombardementsvliegtuigen, welke de Indische weermacht behoeft.
Strenger toezicht op vreemdelingen.
Gelet op het groote aantal in Indië aanwezige vreemdelingen van zeer uiteenloopende nationaliteit, die doorgaans plegen te zijn vereenigd in groepen, kolonies en dergelijke, werd de vraag gesteld, of het in dezen politiek roerigen tijd geen aanbeveling zou verdienen, terzake veel strenger toezicht te oefenen, dan tot dusverre gebruikelijk is.
BINNENLAND De verbondenheid tusschen Nederland en België Rede van den Belgischen Kamervoorzitter Fr. van Cauwelaert Dienende neutraliteit Gemeenschappelijke belangen.
In het gebouw Industria te Amsterdam werd de jaarlijksche gemeenschappelijke maaltijd van de leden der Iniustneele club gehouden. Tijdens dit diner heeft de voorzitter van de Belgische Kamer, de heer Fr. van Cauwelaert t n rede uitgesproken. De heer van Cauwelaert vatte, zooals hij zeide. de uitnoodiging om op deze bijeenkomst het woord te voeren, op als een uiting van sympathie voor zijn land en als een nieuwe uitdrukking van het verlangen, dat aan beide zijden van onze grens op een steeds duidelijker en meer intense wijze tot uiting komt om door een beter begrijpen van onze gemeenschappelijke belangen de samenwerking tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden te verruimen en te verstevigen Spr. memoreerde de recente bezoeken van Z.M. Koning Leopold aan Nederland en H.M. Koningin Wilhelmina aan België en den dieperen zin van deze bezoeken in verband met den huldigen internationalen toestand. Wij mogen de Voorzienigheid danken — zeide spr. — dat zij onze Vorsten die met zooveel vooruitzicht en wijsheid hun landen hielpen voorbereiden op de komende beproevingen, ook in de richting van onze s-aamhoorigheid lichtend zijn voorgegaan.
Omzichtigheid.
Er zou in andere omstandigheden voor mij. een ruime en graag benuttig de mogelijkheid openstaan, voor bespiegelingen rondom de vraag hoever deze verbondenheid tusschen Nederland en België gaat, maar ik ben de eerste om te erkennen, dat zij in deze dagen met v- • 1 omzichtigheid in het openbaar moet worden aangeraakt. Ik zal me dan ook aan geen practischo besluiten wagen. omtrent de gevolgtrekkingen, welke uit deze verbondenheid tegenover zeki re gebeur! ijk heden dienen te worden afgeleid. Ik wensch alleen aan het vertrouwen lucht re geven, dat zij op haar volle waarde zal worden geschat en dat haar vorderingen in geval van nood zullen worden beantwoord, met de vastberadenheid en cl en mannenmoed, welke in tijden als deze. ook voor de kleinere landen, de eenige passende onderbouw voor ware staatsmanswijsheid leveren kunnen.
Wederkeerig dienstbetoon
Een bereidwillig wederkeerig dienstn wat betreft bevoorrading, voeding en vervoer, kan bij langeren duur van den oorlog, niet alleen een kostbare bijdrage worden tot onze gemeenschappelijke weerbaarheid, maar tevens een voortreffelijke school voor samenwerking, welke op de verdere toekomst van onze landen een weldadigen invloed kan uitoefenen. Maar, wat we elkander kunnen geven door ruil is weinig in vergelijking me: hetgeen we te winnen en laat me er aan toevoegen, te verdedigen hebben voor oen gemeenschappelijke actie naar buiten Niet in de uitwisseling van goederen binnen de grenzen van onze markten, maar in de samenvoeging van onze krachten on middelen, in de vergemeenschappelrjking van onze pogingen op internationaal gebied. d< meest volledige en ook dr ware uitdrukking te zoeken van de verbondenheid. waarvan ik bij deze beschouwingen ben uitgegaan en welke de dekking mcl uitmaken van onze toekomstige bestaansmogelijkheden.
Gezamenlijke taak.
Het zal niet voldoende zijn. dat we ons braafjes schuil houden, onder het schamele afdak van de neutraliteit. Wij zullen in elk geval achteraf een helpende hand bieden aan degenen, die door het onheil minder werden gespaard dan wij zelf. Minister de Geer gaf lucht aan dit nobel gevoel, toer, hij sprak, van ..dienende neutraliteit". Na dezen oorlog moet men geen tweede maal een weg opgaan, die ons bij eiken stap van de ware orde en den vrede verder heeft verwijderd en die. wat ons betreft, onvermijdelijk leiden moet naar den progressieven ondergang of het economisch lijfeigenschap der kleine staten. Het is te hopen, dat na dezen strijd de menschheid opnieuw zal komen tot inkeer en dat de volken in het bezit van een vrede, door rechtvaardigheid en loyale verstandhouding, opnieuw hun welvaart zullen willen bouwen op de eenige duurzame grondslagen, arbeid, spaarzin, initiatief, der meest begaafden, eerlijken handel en vreugdeschoppenden gemeenschapszin. Maar het is ons recht, als kleine mogendheden, om daarvoor thans reeds te ijveren Ook de neutrale volken — althans die van Europa — moeten, zich op moeilijke dagen voorbereiden Maar onze plaats is in elk geval aangewezen. Onze plaats zal zijn aan de zijde van diegenen, die na het beëindigen van den strijd, de zedelijke orde. dat is een rustige en vaste verhouding tusschen de volken voor de toekomst willen mogelijk maken en de economische vrijheid en veiligheid willen herstellen in hun vroegere rechten.
De heropening van de luchtlijn Berlijn-Amsterdam Antwoord op de vragen van het Kamerlid van Kempen.
Op schriftelijke vragen van het Tweede-Kamerlid van Kempen, in verband met de aan een Duitsche !uchtvaartmaatschappij verleende vergunning tot het heropenen van de luchtlijn Berlijn—Amsterdam voor vrachten postvervoer, hebben de ministers van Waterstaat en Defensie thans als volgt geantwoord : Aan de Deutsche Luft Hansa AG. is vergunning verleend voor het heropenen van een luchtlijn Berlijn—Amsterdam v.v. voor vracht- en postvervoer. Een wederkeenge vergunning van de Duitsche regeering ten behoeve van de K.L.M, alleen of voor haar tezamen met anderen, is niet gevraagd. De luchtverbinding. waartoe vergunning is verleend, maakt versnelling van het postverkecr mogelijk en is bevorderlijk aan den uitvoer van Nederlandsche producten, bijvoorbeeld snijbloemen. Op de vraag van den heer van Kempen of de ministers de noodzakelijkheid hebben overwogen voor het vliegveld Schiphol den staat van beleg af •e kondigen — de schriftelijke vrasen werden 3 April j.l. ingezonden — antwoorden de tl da' Schinho' bij Kon. besluit van 13 April j.l. in staat van beleg ii verklaard.
Regeling van de collegegelden Minister Bolkestein stelt een wijziging voor.
In de memorie van antw-oord aan de Tweede Kamer over het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling der Hooger- Onderwijswet (regeling van de collegegelden) zegt de minister, dat het ovtr werp in zijn oorspronkelijke redactie bij zeer vele leden op bezwaren stuitte, omdat werd voorgesteld het aan'al jaren gedurende welke betaald zou moeten worden vast te stellen op vijf en tegelijkertijd het collegegeld te verhoogen van f 300 tot / 350. De minister heeft getracht aan deze bezwaren tegemoet te komen zonder belangrijke offers van 's Rijks schatkist te rr.oe.von vragen. Hij is van oordeel, dat de bestaande moeilijkheden alleen op bevredigende wijze kunnen worden opgelost door een regeling, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in studteduur, welke zich in de onderscheidene studierichtingen voordoen. Zonder overigens vooruit te loopen op den inhoud van het in het gewijzigd artikel VI bedoeld Kon. besluit, «at de minister bij wijze van voorbeeld volgen, hoe de aantallen jaren, waarover betaling verschuldigd zal zjjn, zouden kunnen worden bepaald : faculteit der rechtsgeleerdheid drie jaren; vereenigde faculteiten der rechten en letteren : a. Nederlandsen-Indisch recht drie jaren ; b. indologie vijf jaren : faculteit der godgeleerdheid vier jaren ; vereenigde faculteit der wiskunde en letteren vijf jaren : faculteit der wisen natuurkunde vijf jaren ; faculteit der letteren en wijsbegeerte vijf jaren ; faculteit der geneeskunde vijf jaren ; tandheelkunde vijf jaren : faculteit der veeartsenijktinde vijf jaren ; technische wetenschappen vijf jaren.