BIJNA ARCHAÏSTISCH formuleert de jonge Vlaming Frans Depeuter in zijn tweede roman het verlangen naar waarachtigheid van waaruit zijn hoofdfiguren protesc aantekenen tegen de bestaande orde: „Ik wil zien, verdomme, en die donkere ooglappen wegtrekken, ik wil weten wat men mij steeds verborgen hield, ik wil mijn eigen waarheid kennen want door die der anderen te aanvaarden moet ik mij fnuiken en kortwieken. Ik wil de zingende vogel worden die de hoogte in stijgt, vrij van de banden die hem aan de aarde hechtten, ik wil mijn eigen god worden en daartoe moet ik al die afgoden, die de gemeenschap rond mij bouwde, vernietigen."
Dcpeuter is niet de enige dertiger onder de Vlamingen die de van God en iedereen verlaten intellectueel ten tonele voert. Ook Een nacht op Elba van Clem Schouwenaars heeft als hoofdfiguur een leraar die op de waarheid jaagt: ~Geen welwillendheid meer. Wij ontkrachten de helft van onze opvattingen door toegeeflijkheid, die een masker voor de leugen is." En dat Jau-Emiel Daele geen wijwater in de miswijn wenst te doen, kan men weten wanneer men zijn gestencilde tijdschriftje heeft gelezen of zijn eerste roman Een placenta, al ligt zijn r»onconformisme minder in een gekweld afwijzen van het verleden dan in in een allure van vrijgevochten doenwaar-je-zin-in-hebt: „ledereen moet koortsachtig aan zichzelf werken, opdat die afschuwelijke vernietiging van elkaar, die afgrijselijke vernielingsr.ucht niet meer nodig zou zijn, zou verdwijnen, zodat men, door wederzijds kontakt tussen vrije individuen, elkaar ?.ou herkennen en aanvaarden, elkaar r.ou kunnen verrijkent zonder frustraties. zonder kompleksen, ik herhaal het."
UIT BOVENSTAANDE citaten kan Of men al opmaken dat de contesterende literatuur in Vlaanderen een bloedserieuze aangelegenheid is. De lectuur ervan dwingt de lezer tot de overtuiging dat er in Vlaanderen absoluut ren ander cultureel klimaat bestaat dan bij ons. De bevoogding is er nog nagenoeg volledig. Volgens Mark Grammens, de hoofdredacteur van het enige opinieweekblad De Nieuwe, zijn journalisten in de praktijk niet vrij om te* schrijven volgens hun geweten. In Dietsche Warande en Belfort, augustus 1969, zegt een kenner van de Vlaamse samenleving, Lieve Scheer, het nadrukkelijk: „In ons cultureel klimaat met zijn moeilijke ontvoogdingsstrijd kunnen we de contestanten nog lang niet missen." En ook: „Een bang mens is meestal een achterdochtige en agressieve mens en als hij later het bedrog van de indoctrinatie heeft doorzien, zal hij, mét zijn angst, dt hele moraliteit overboord gooien." Zulke onvrije, worstelende mensen zijn de hoofdfiguren in de boeken van Depeuter, Schouwenaars en het gros van de auteurs uit 'de serie Standaard Literatuur Vandaag. Hun boeken hebben dikwijls het' humorloze van het gevecht op de barricaden, en juist omdat de meeste Noordnederlandets veel gemakkelijker de spot drijven met wat hen eens dierbaar was, zullen zij moeite hebben met de bittere ernst waardoor deze literatuur gekenmerkt wordt.
J. DEPEUTER
"VLAAMSE GODEN EN AFGODEN Gevecht op de barricaden". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
"De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
UIT ZIJN KRITIEKEN in het door hem en Robin Hannelore geredigeerde tijdschrift Heibel komt Frans Depeuter tiaar voren als een emotioneel criticus, die nogal veel zijn eigen schrijverschap in het geding brengt bij de beoordeling van het werk van anderen, terwijl hij bijv. liet standpunt van Daniël Robberechts — literatuur en werkelijkheid liggen op hetzelfde niveau; stilering van de werkelijkheid is flauwe kul — verafschuwt. Zowel in zijn kritieken als 'in zijn beide romans toont hij zich een auteur die méér houdt van het grote woord dan van een understatement, méér van beelder\ dan van symbolen, maar ook méér van duidelijkheid in het verhaal dan van hermetiek. Deze opvatting van literatuur kan men ouderwets noemen, als men dan maar bedenkt dat Depeuter geen uitzondering is, en zolang de Vlaamse literatoren in de hoek zitten waar de slagen van een intolerante maatschappij vallen, zullen ze de behoefte houden ongeremd te protesteren. Even lang zullen velen van hen verstrikt blijven in de frustraties waarvan zij zich, al schrijvende, trachten te bevrijden, Depeuters eerste roman. Om niet te verstenen, verscheen in 1968. Het boek zet in met een paar verschrikkelijke clichés: Sartre's citaat „L'enfer c'est les autres" als motto en een erg esthetiserende beschrijving van de vrouw wier dood de ontreddering van de vertellende hoofdfiguur heeft teweeggebracht. Maar verder laat Depeuter in dat eerste hoofdstuk zien dat hij schrijven kan. De hoofdfiguur wordt met zijn jeugdfrustraties, veroorzaakt door een orthodox-strenge maar liefdeloze opvoeding en de dood van een zusje, overtuigend neergezet. Vervreemd van de werkelijkheid, vereenzaamd, op een nulpunt gekomen, wordt hij door de auteur op het spoor naar beter geplaatst. In contact met een psychiater moet hij proberen zich te bevrijden van zijn verleden — dat vooral rijk is aan door Depeuter boeiend vertelde oorlogsherinneringen — en tevens trachten zijn dochtertje Greetje, in wie hij de ontbeerde moederliefde al poogt te vinden, los te laten. De hoofdfiguur gaat aan naïviteit ten onder, want wanneer hij, dooide plotselinge dood van de psychiater, bemerkt dat deze door hem hoog gestelde mens, ook fouten heeft gemaakt, verliest hij alle moed en werpt zich onder een auto. Het is wel duidelijk dat de ik-figuur zich méér slachtoffer van de maatschappij voelt dan wie ook in dit boek. De roman heeft een klassieke opbouw in zoverre (lat er een soort kwade-genius-figuur opduikt in het eerste en laatste hoofdstuk, wiens aanwezigheid de symmetrie van Om niet te verstenen ten goede komt. Neemt men de soms wat verouderd aandoende beschrijvingskunst voor lief, dan blijft een goed gecomponeerde, leesbare roman over.
DAT KAN MEN NIET zeggen van Depeuters tweede. Dc hand aan jezelf mislukt door dc onbeheerste verteltrant. Ook dit boek eindigt met een sterfgeval, nu echter niet met de zelfmoord van de al even egocentrische hoofdfiguur, maar met de dood van diens kind tengevolge van een valpartij. Dat kind, een kleine, gehandicapte kobold, wordt door de hoofdfiguur gezien als de bedreiging en ondergang van zijn ei«en bestaan. Hij kan er geen greintje liefde voor opbrengen. Tezelfdertijd zit hij verstikt in een ongelukkig huwelijk, verpest door de aanwezigheid van een liefdeloze moederfiguur. Hij komt niet uit de problemen en pas wanneer hij lamlendig heeft toegezien, terwijl zijn imbeciele zoon dodelijk verongelukt, gaat hij beseffen dat dit kind ook van hem was, dat hij hierdoor „de hand aan zichzelf" heeft geslagen. Dit wel degelijk positieve verhaal zou meer overtuigingskracht hebben gehad, wanneer Dcpeuter een objectieve verteller had ingevoerd. Zijn subjectieve verteller laat hij bovendien taalkundig vreemde bokkesprongen maken. Hij heeft het experiment gewaagd om het boek in de jij-vorm te vertellen, waarbij de jij-figuur dan doorgaans het al ter-ego is van ... ja van wie eigenlijk? Dat experiment is uiterst moeilijk en
het gelukt Depeuter dan ook niet om Jiet vol te houden zonder zich af en loe te verslikken. Een citaat als het volgende is nog verklaarbaar: „Thans schaam ik mij voor deze herinnering en,
vooral wanneer ik daar mijn eigen zoontje als een weerloos mormel op de grond zie spartelen, overgeleverd aan de willekeur van andere personen; in dat kind voltrekt zich, weliswaar op een ander vlak — het lichamelijk — jouw eigen leven: jij immers ook bent grotendeels afgestemd op andere we-
zens, je kunt niet zonder hen, je moet hen dulden en daardoor vaak jezelf verloochenen, jezelf verminken." Maar zonder meer 'een vergissing lijkt me een passage als de volgende — en deze soort komt nogal eens voor —: ~Bleek en uitgeput zie je haar nog in zijn armen liggen, hij draagt Lea de verloskamer binnen, legt haar op de tafel en terwijl hij haar voeten in de beugels bindt, wordt achter mij de deur gesloten, de fuik valt dicht.". Ik twijfel niet aan de humaniteit van Depeuters beide romans, maar zijn proza etaleert deze met te veel heftigheid, met te veel nadruk, om een blijvende indruk te kunnen maken.
"Depeuter". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
EEN NACHT OP ELBA manifesteert de impasse waarin Clem Schouwenaars momenteel verkeert. Ik herinner mij van hem enkele Roede verhalen, zoals zijn debuut Dokter Simon Falbcck en De zeven nachten, waarin hij zich een uitstekend psychologisch verteller 'toonde uit de school van de oudere Marnix Gijsen, gemakkelijk fabulerend in verzorgd proza. Liefst vier citaten uit het belangrijkste werk van de bewonderde meester sieren Schouwenaars' nieuwste boek. Met Joachim van Babyion wil de auteur in dit autobiografische geschrift zoeken naar de moed om „dag aan dag de bitterheid te leren dragen." Die bitterheid ligt in de platvloersheid van de dagelijkse werkelijkheid; het gevoel nauwelijks nog en rol te kunnen spelen in een samenleving die elke dag meer toegroeit naar de totale nivellering; de daaruit voortkomende eenzaamheid. Volgens Schouwenaars gaat de wereld niet ten onder aan misdaad, militarisme, politiek of vlijt, maar „aan frustraties en inferioriteits-complexen," en met die stelling geeft hij exact aan wat de doorsnee-dertiger onder de Vlaamse intellectuelen en kunstenaars bezighoudt. Zijn boek isj ingegeven door moedeloosheid en het lijkt er op of hij nog een laatste poging doet om deze moedeloosheid te overwinnen. Mondeiiets te verhullen schrijft hij over zijn verleden, bitter, scherp en rancuneus. Hij gaat gebukt onder de hardheid van zijn toon. De remedie daartegen is de zwakke plek in de roman. Tijdens de nacht waarin hij suggereert het. verhaal te schrijven, klampt hij zich telkens vast aan de naam van een nieuwe geliefde, Lucietia, met een weekheid die door geen. enkel plastisch beeld gerechtvaardigd wordt. Hij wordt dan al even retorisch als Oppeuter soms kan zijn. omschrijft dementen van het samenzijn, maar steeds zonder dat de lezer zich een beeld van deze bevrijdende vrouw kan vormen. Bij alle onthulling is Ken nacht op Klba ingehouden van toon, bespiegelend geschreven, ook wat tradioneel qua compositie.
"Schouwenaars". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
TROUWENS WAT dat betreft doet de agressieve Daele in Een placenta niet onder voor Depcuter en Schouwenaars. Hij heeft zijn verhaal een mathematisch strakke vorm gegeven. Keurig wisselen hoofstukjes elkander af waarin een schrijvende ikfiguur zich richt tot zijn vriend, de schilder Dees, en een vriendin van de schilder een stukje toevoegt aan haar dagboek. Daele benadrukt in feite dat de schrijver minstens zoveel voyeur is als de beeldende kunstenaar. Deze schrijver althans houdt zich bijna voortdurend op afstand om vandaaraf beter de ontwikkeling van de relatie tussen de schilder en zijn vriendin, en later die van het contact tussen de vrouw van de schilder en de vriendin te kunnen registreren. Als het Daeles bedoeling is geweest om de walging daarvoor bij de lezer op te wekken, is hij daar wonderwel in geslaagd. In het negende en laatste hoofdstuk van deze brievenroman, waarin de auteur weergeeft op welke manier de beide kunstenaars zich Van de vrouwen hebben losgemaakt om, in vrijheid herboren, te gaan samenrotten en al doende te protesteren tegen de burgerlijke samenleving, komt de schrijver als vrouwenhater uit de bus. Vrouwen zijn gevaar-1 ijk. ze willen je aan zie' binden: „En ze zijn bang omdat ze weten dat ik hen wil begrijpen, ze voelen zich zwakker omdat ik hen wil doorgronden, doodgewoon omdat jullie heksenketel mij boeit en ik me fijn voel als ik af en toe een tikje van de sluier van de rotste vuilnisbelt die 'wereld' heet kan oplichten en ik zijn kankervlekken tegen mijn ogen voel steken en ik zijn stank opsnuif." Daele schrijft een levendig en gevarieerd proza, maar zijn opvattingen over de kunstenaar als de vrijgevochten held knarsen van de roest en wat hij allemaal over de vrouw zegt, schreeuwt om een gezamenlijk optreden van Dolle Mina, Man-Vrouw- Maatschappij en de Actiegroep Womanpower in een nieuwe Tiendaagse Veldtocht.
WAM DE MOOR
Frans Depeuter. Om niet te verstenen, 196 blz.. Standaard Uitgeverij, 11,93; id.. De hand aan Jezelf. 142 blz., Standaard Uitgeverij. 11.95; Clem Schouwenaars, Een nacht op Elba, 110 blz.. Standaard Uitgeverij. 10,50: Jan- Krniel D'icle, Een placenta, 116 blz., uitg. A. Manteau, 9.90.
"Daele". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
HET GEBEURT in deze dagen steeds meer dat je, gezeten aan een van de vele tafels waaraan vergaderd wordt, als terloops je medeburgers aanschouwt, deze bovenste beste hardwerkende en zich aan alle kariten uitslovende lieden die zich nog tot het uiterste willen inspannen, om niettegestaande dat alleen ondank hun loon is, de boot van de een of andere instelling recht proberen te houden. Dan kom je tot de conclusie: wat ziet die of die er goed uit! Bepaald veel beter dan de -vorige keren! Eigenlijk hups, om nu maar niet dadelijk het ergste te zeggen... ! Meestal duurt het dan heel lans voordat je in de gaten hebt dat de man een soort pruikje draagt. Nou ja, ren toupet. Als het kind maar een naam heeft. Maar oen pruikje blijft het. Hoe dan ook, het is voor bepaalde personen van het mannelijk geslacht bepaald een opknapper. Hoe ze ermee overweg kunnen, moet u mij nie* vragen.
'Vroeger droeg ik beroepshalve vaak een pruik, want jongere acteurs werden in overoude tijden
met een soort van pervers plezier door de directeur of regisseur ingezet voor rollen van oeroude mannetjes. ledereen die pas aan het toneel was, deed alles, en het moot bepaald voor het publiek een genot geweest zijn om jonge toneelspelers als Piet Rienks, Eduard Palmers, Clerhard Alexander en hoe 7.e verder ook hebben geheten — en voor een deel nóg heten — met kinderogen boven hun lange of korte baarden en snorren bijvoorbeeld, de rechtbank te zien bevolken die Boefje (van Brusse) moest veroordelen.
Ook ik heb mijn deel gehad van de snorren- en baardenvoorraad van wijlen Van der Hhee, maar ik was altijd als de dood dat er iets zou los raken. Vooral mijn gemakkelijke lachzucht maakte het voor mijn aangeplakte haren soms fataal. Ik heb altijd alleen kale pruiken moeten dragen en daarvan was de kap zo groot dat je niets kon gebeuren, maar zo'n klein stukje dat dan in je eigen haar gekamd moet worden leek en lijkt me iets precairs. Maar dat is het niet. Het is tegenwoordig doodgewoon, en je moet heel scherpe theaterogen hebben, wil je het bij een eerste oogopslag zien. Hoe dan ook, talrijke vrienden en kennissen dragen vals haar en het bevalt hun en hunne gades en liefhebsters heel goed. Je kan er mee uit de voeten en zeker uit de weg. De preparatie eist wel wat tijd, maar a11a...
DAT HET NU allemaal héél gemakkelijk is om zo'n hoofdsieraad te dragen, tot in bed toe, wordt mij uit de eerste hand verzekerd als geen enkel bezwaar opleverend. De ingewikkeldste gymnastiek behoeft geen bezwaar te zijn en. wil men A. J. en H. Nathan geloven — zij
zijn in hét Verenigd Koninkrijk aan de overkant van Het Kanaal dé experts op het gebied van pruiken, snorren en baarden, al dan niet voor het theater — dan zijn er zelfs mannen die. dank zij deze uitrusting, bij hun ene vrouw zo kaal als een biljartbal zijn, terwijl hun weelderige krullen bij een andere dame, die zij' al dan niet gewettigd hebben, de vurigst gehoopte reacties te weeg kunnen brengen. Dat is ook het onderwerp van de nieuwste detective-roman van de expert bij uitstek Julian S.vmons, die inderdaad een uitstekend bock heeft geschreven dat „The Man Who Killed Himself" heet (Corgi
Books 552 D 8257 Crime) met als leidend thema: de man die als kaalhoofdige een zeer onderworpen, zoet echtgenoot is van een potige en energieke dame, terwijl hii, na ck? gedaanteverandering te hebben volbracht, met snor en baard plus lokken, een bamboucheur eerste klasse wordt, die zijn echtgenote die hij als bigamist heeft gehuwd, op de mouw kan spelden dat hij een soort dubbelspion-in-zijneentje is. waarvoor hii de aanwijzingen gevonden heeft in de zo aantrekkelijke boeken van John le Carré en — nog steeds — de kampioen van alle geheime agenten, James Bond zaliger gedachtenis!
Het is jammer, maar ik geloof er niet in. bat die man, die op een zeer dolle en uitputtende manier vrijt met een onnozele maar poezele dame, niet zwaar geremd zou zijn bij de gedachte hoe ze zou schrikken als óf snor óf baard óf pruik in de drift van haar gretige handen zou bezwijken! Hoe goed, hoe voortreffelijk het zeer lezenswaardige boek verder ook is — met aeer ironische en zeer geestige trekjes — ik pas, want dat wil er bij mij niet in. Kom je eenmaal over dat bezwaar heen — maar ik kan het niet — dan leest men een zeer goed detectiveverhaal van een zeer slim man.
VOOR PRUIKEN en dergelijke hebben de jongens van Kd Mcßain'n 87ste Precinct in New York geen oog en geen oor. Mcßain schrijft de avonturen van de politiemannen recht voor zijn raap weg en soms kan dat wel eens behoorlijk vervelend zijn. Maar in „Fuzz" (een smalende uitdrukking voor de politie) heeft hij raak geslagen. Het is een uitstekend. boek geworden (Signet P 4001). En waarom eigenlijk? Want 't recept is altijd precies hetzelfde. Toch is er in deze onwaarschijnlijke geschiedenis, waarin een maniak achtereenvolgens een Commissioner en de Deputy Ma.vor neerknalt omdat de jongens van het bureau het losgeld niet hebben betaald, een naar echt ruikende bijkomstigheid. Mcßain laat het toeval bij de ontknoping de grote rol spelen. En is dat in het dagelijkse leven van u en mij ook niet bi jna altijd het geval?
Veel harder schrijft Chester Himes die de sinistere negerdctcctives Grave Digßer Jones en Coffin Ed Johnson altijd laat opereren in Harlem. Deze keer, in „The Real Cool Killers" (Panther Books 02798 X) wordt de zaak zeer gekompliceerd, ook al is Steve Carella, de politieman die met een lieftallige, maar doofstomme, vrouw'getrouwd is, niet de hoofdpersoon. Een blanke man wordt in Harlem doodgeschoten en dan ,is de boot aan. Detective Grave Digger schiet meteen maar een jongen voor z'll raap die hem met parfum bestrooit (hij is zwaar geschonden door een misdadiger die hem eens zoutzuur in zijn gezicht heeft gegooid) en de zaak wordt van bladzijde tot bladzijde onoverzichtelijker. Maar liet geheel heeft weer de bekende vaart én het verhaal blijft boeien omdat de wereld die Harlem heet. zo uitstekend door Chester Himes wordt beschreven. TENSLOTTE een nieuweling op dit moeilijke gebied: Margaret Millar, die na „The Fiend" nu „How like an Angel" heeft geschreven en gepubliceerd als Sphere Book. Hier is een echte romanschrijfster aan het woord en dat het een misdaadverhaal geworden is, kan men als boeiende bijkomstigheid beschouwen. Van het eerste moment af aan als detective Quinn zonder een cent uit een auto wordt gezet en bij een kolonie van een rare secte terecht komt, waarvan de leden heerlijke namen dragen als Zuster Zegening en Broeder Tong van de Profeten, blijft men doorlezen. U moet de naam onthouden: Margaret Millar. Zoveel goeie detective-schrijvers zijn er nn ook weer niet!
JAN WILLEM HOFSTRA
"De pruik in opmars KUNSTLICHT". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
ER IS EKN opmerkelijk grote waardering voor de schrijver Walter Scott in Engeland ontstaan. Nooit tevoren zijn zo snel na elkaar zoveel boeken over zijn leven en werken uitgekomen: „Sir Waltei Scott: The formative years" (W.S.: De vormingsjaren, uitgave Blackwóod) door Arthur Melville Clark, „Scott" (uitgave Evans) door Angus en .Jenni Calder, „Under which king?" (Onder welke koning? uitgave Oliver & Boyd) door Robert C. Cordon en „The achievement of Walter Scott" (Het succes van W.S., uitgave Collins), door A. O. J. Cockshut. Allemaal Londense uitgaven.
SIR WALTER SCOTT
"BOEKENWERELD Walter Scott". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
DE' ZWEEDSE Japan-deskundige Hakan Iledberg .heeft ~Die japanische Heraufforderung" geschreven (uitgave Hoffmann und Campe, Hamburg), een boek dat nog sterker zal aanslaan dan „Le dófi américain" van Jean-Jacques Servan-Schreiber. Door de gestadige groei van het .Japanse economische leven (de tweede industriële macht van de wereld) zal Europa in een wurggreep worden genomen en uiteindelijk op de knieën worden gebracht. Servan-Schreiber heeft deze Duitse uitgave van een voorwoord voorzien.
"Japan". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
IN „MRS. ECKDORF in O'NclU',l Hotel" (uitgave The Bodley. Head, loonden) heeft William Trevor als Voornaamste karakter een fotografe (Mrs. Eckdorf) die in het wel en wee van een eens respectabel, nu verlopen hotel een goed verhaal-in-beelden ziet Mrs. Eckdorf is op zijn minst gestoord. Na allerlei' ervaringen met de 92-jarige, doofstomme eigenares van het hotel, haar al maar gokkende zoon. haar dochter <>n kleinzoon, d« portier en enkele prostituees verliest ze haar laatste restje gezond verstand, De karaktertekeningen in deze roman zijn subliem.
"William Trevor". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
G. MENNEN WILLIAMS, oud-gouveineur van Michigan en ondei Kennedy en Johnson gedurende vijf jaar onderstaatssecretaris voor Afrikaanse zaken, heeft „Africa for Africans" geschreven (uitgave Eerdmans, New York). HU heeft sympathie voor de jonge Afrikaanse volken,'tekent en passant goede portretten van Tsjombe, Nkrumah. Bourguiba en anderen en critiseert de politieke kortzichtigheid van Amerika tegenover de problemen Zuid-Afrika, Rhodesie en de Portuges»» „overzeese provincies".
"Afrika". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
DE AFSTAND in tijd lussen do eerste roman van Ira „A kisa before dying" en zijn befaamd;?
„Rosemary's baby" was zeer groot. Nu verschijnt zijn derde boek, „The perfect day" bij Random House, New York. Het verhaal speelt in de toekomst en lijkt vrij afgesleten: de maatschappij waar oorlog, haat en agressie, maar ook persoonlijke vrijheid is. uitgebannen. Mensen die zich verzetten zijn ziek en worden door een behandeling weer in het gareel gebracht. Toch komt er een opstand, geleid door de held van het verhaal.
"Ira Levin". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
EDITION LEIPZIG, een Oostduitse uitgeversmaatschappij die tien jaar geleden werd opgericht, wil het grootste en het kleinste boek ter wereld op de markt brengen. Het grootste is de „Atlas der Groszfürsten". daterend uit 1665, dat twee meter tien breed en een meter zeventig hoog is en ongeveer honderdvijfentwintig kilo weegt. Het is in het bezit van de Deutsche Staatsbibliotheek. Het wordt in een ieta kleinere afmeting gemaakt. Het kleinste dat in ware grootte zal worden uitgebracht is het op Japans, zijdepapier gedrukte „Bilder-ABC": twee en een halve bij drie millimeter. Beide boeken verschijnen op de Internationale Boekkunst Tentoonstelling in Leipzig in 1971.
"Grootste en kleinste boek". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
DE AMERIKAANSE schrijfster Cecilia Holland heeft een voorkeur voor historie (romans over de invasie van de Normandiërs, het lerland van de elfde eeuw en de Turks-Hongaarse oorlogen van de zestiende eeuw). Nu. in „Until the sun falls" (Tot de zon ondergaat, uitgave Hodder & Sloughton, Londen), heeft zij het dertiende-ecuwse Oost-Europa tot onderwerp gekozen. De door Djenghis Khan veroverde gebieden werden toen bestuurd door twee. van zijn zoons en twee van zijn kleinzoons. Haar hoofdpersoon is geen historische figuur: Psin die de grote campagnes in China heeft meegemaakt en Khan is van de in slechte reuk staande Merkitstam. Het is een avontuurlijk boek met veel bloed erin. zeer onderhoudend en kundig geschreven. Want Psin eri lijn officieren spreken de taal van hot twintigste-eeuwse Amerika. Een roodharige vrouw van Russische afkomst wordt bijvoorbeeld „a cute little baby" genoemd.
"Cecilia Holland". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
RICHARD BOURNE heeft een boek geschreven over een aantal politieke leiders van Latijns- Amcrika. Het bestaat uit zes biografische opstellen, gewijd aan Eva Peron, Carlos Lacerda, Alfredo Stroessner, Kubitschek, Frei en Che Guevara.
Het is onduidelijk op welke gronden Evi» Peron wordt beschouwd als een leidende politieke figuur in de recente geschiedenis van Zuid-Amerika. De naam van Stroessner is nauwelijks bekend in Europa. Lacerda is vrijwel louter een negatieve figuur. Frei en Kubitschek zijn voor Zuid-Amerika klassieke revolutionairen, die het bestaande stelsel • gebruiken om aan de macht te komen om vervolgens een poging te doen ditzelfde stelsel ten gronde te richten. Che Guevara is vanzelfsprekend de belangrijkste figuur onder de zes. Hij is reeds nu, zo kort na zijn dood, een heroïsche legende en de schutspatroon van de jongere rebellen in een groot deel van de hedendaagse wereld. Hij was er zichzelf ten volle van bewust dat zijn revolutionaire beweging in Zuid-Amerika geen kans had van slagen, maar achtte het de moeite waard er zijn leven aan te geven om de onmogelijke
poging te wagen. HET IS zeer goed denkbaar dat in een niel Ie verre toekomst een Ame-
rikaan een proefschrift zal wijden aan een analyse van Che Guevara's karakter. Het zal interessant zijn te zien of de schrijver zal verklaren hoe het kwam dat Guevura een geestelijk tehuis vond bij de werken van Alejo Carpentier, de grootste Cubaanse romanschrijver. Carpentier behoort tot de schrijvers die aan de Spaanse Amerikaanse letteren een eigen gezicht hebben gegeven. Het proces begon in de jaren twintig met de in Zuid-Amerika reeds beroemd geworden dichter Neruda, van wie onlangs zijn eerste minnedichten zijn verschenen in een Engelse vertaling, en met Vallejo.
Twintig jaren later was het de romancier Borges die een eind hielp maken aan de imitatieve literatuur van Zuid-Amerika, die tot aan het begin van de eeuw geheel geïnspireerd werd door Europese en Noordamerikaanse voorbeelden. Ook Alejo Carpentier behoort tot de vooraanstaande vernieuwers. Hij is een man van enorm talent en grote veelzijdigheid. Hij werd geboren in Havana in 1904, studeerde architectuur aan de universiteit van do Cubaanse hoofdstad en was van 1924 tot 1928 hoofdredacteur van een belangrijk Cubaans weekblad. Hij studeerde musicologie en was van 1933 tot 1939 directeur van een studio voor grammofoonplaten in Parijs. Gedurende de tweede wereldoorlog was hij hoogleraar in de muziekgeschiedenis aan het nationaal conservatorium in Havana. Van 1946 tot 1954 was hij hoogleraar in de cultuurgeschiedenis aan de School voor' Plastische Kunsten aan de universiteit van Caracas in Venezuela. Hij schreef het eerste \ erk over de muziekgeschiedenis van Cuba. Hij heeft, behalve in zijn geboorteland Cuba, gewoond in Mexico, de binnenlanden van Venezuela, in de Andes, Mexico, Rermuda, Haïti, Noord-Amerika, Frankrijk, Spanje. Holland en België.
"GENIALE BESPIEGELING VAN CARPENTIER Leermeester van Che Guevara". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
ZIJN EERSTE, in Europa vertaalde en bekend geworden roman (in het Engel verschenen onder de titel „The Kingdom of This World") schreef hij in 1949. Het is een verhaal over de slavenopstand in Haïti tijdens de Franse revolutie en over de kok Henri Christophe, de eerste negerkoning van Haïti. Het werk is. evenals Carpentiers later werk. van zeer kaleidoscopische aard. De karakters domineren het verhaal niet. maar zijn intens verweven in het hun omringende milieu van de natuur, van opbouw en vernieling, van redeloos en dierlijk geweld. Het is alsof de menselijke Jguren zich gedachteloos onderwerpen aan onbegrijpelijke en wrede natuurwetten.
Het tweede ■'erk van Carpentier, veel ambitieuzer en omvangrijker dan zijn eerste werk, verscheen in 15)53 in Mexico onder de titel „Las Pasos Perdidos". Dank zij vertalingen in het Frans en het Engels (waarin het in 1956 gepubliceerd werd door Gollancz Ltd onder de titel „The Lost Steps") was de naam van Carpentier in Europa gevestigd De Franse critici vooral waren bijzonder geestdriftig. Francis de Miomandre begroette de schrijver als „een groot kunstenaar". Een recensent in Le Journal des Lettres noemde het werk ..een van de rijkste boeken van onze dagen". En Maurice Nadeau schreef in France-Observateur: „een boek van rijke en magnifieke poëzie waarvan men de rijkdom niet in één keer kan uitputtei." Het grondthema van het boek is hetzelfde als het thema dat wij al jarenlang 7.0 vaak zijn tegengekomen in de letteren, onder meer b'i Graham Greene (en vroeger bij de grote romanschrijver Joseph Conrad), de confrontatie van een beschaafd man met het primitieve leven in het oerwoud.
"Havenopstand". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
DE HOOFDFIGUUR is een componist. die volkomen ontgoocheld is dooide Amerikaanse beschaving van New York. waar hij thuis hoort. Zijn geestelijke omgeving vermoordt zijn inspiratie en hij bestaat van het componeren van filmmuziek. van zichzelf en het door hem geleide leven hij dankbaar oen opdracht aan zich naaide oerwouden langs de Orinoco te begeven om primitieve muziekinstrumenten te verzamelen bij de inheemse stammen. Hij laat zijn vrouw, een actrice, in de steek en -gaat met een vriendin naar Zuid-Amerika. De vriendin wordt het slachtoffer van malaria en keert terug naar Noord- Amerika. De componist zet zijn reis voort langs de wilde rivier in een gezelschap van hoogst merkwaardige en gedenkwaardige f « uren, onder wie een missionaris en een gepassioneerde inheemse vrouw op wie hij verliefd wordt. Rosario. Zij dringen sieeds verder door in de oerwouden. Elk stadium van de reis brengt de reiziger verder weg van de beschaving en dichter bij de mens, zoals hij eens was en nog hier en daar i» in onherbergzame oorden is gebleven. In een nederzetting in het oerwoud vindt hij niet slechts een primitieve beschaving. Hij vindt ook zichzelf en zijn inspiratie terug. Hij begint een grote niei ve compositie, maar beschikt niet over papier. Hij besluit terug te keren naar de dichtsbijgelegen stad om materiaal te verzamelen. Maar zijn in New York achtergelaten vrouw heeft een prachtige publiciteitsstunt verzonnen. Zij komt per vliegtuig naar het oerwoud om haar verloren gewaande man te zoeken. In New Vork wordt de componist met zijn „gelukkige" vrouw als een held ontvangen. Maai als hij duidelijk maakt dat er een vergissing in het spel is, dat hij niets meer van de beschaving wil weten en terug wenst te keren naai het oerwoud, wordt de als held gevierde musicus van een held een paria, leder laat hem links liggen.
Hij slaagt er in, door het componeren van een groot stuk Kitsch voor een film. voldoende geld te verdienen om naar het oerwoud terug te keren. Maar als hij dicht bij zijn bestemming is, blijkt de rivier ver buiten haar oevers getreden te zijn. Hij kan de terugweg naar'de primitieve nederzetting niet terug vinden en verneemt bovendien dat zijn aanbeden Rosario een andere man gevonden heeft. Hij ziet zich gedwongen terug te keren naar de beschaving en naar de tijd waarin hij thuis hoort. Deze kjrte samenvatting van het verhaal geeft in de verste verte geen indruk van de rijkdom van dit onvergetelijke en oneindig herleesbare werk, met zijn voelbare, ruikbare en bijna duizelingwekkende beschrijving van de fysische realiteit van het Zuidamerikaanse continent. Een van de beschrijvingen welke de lezer nooit zal kunnen vergeten is die van een revolutie meegemaakt in een Zuidamerikaan.«e hoofdstad. Een groot boek.
IN 1962 VERSCHIJNT opnieuw ert roman . van Carpentier, dat in het Engels de titel draagt van „Explosion in a Cathedral". eveneens een meesterwerk Maar dit werk keert niet teruß naar het thema /an de beschaafde man die doelbewust een confrontatie zoekt met een primitief verleden. Het is in verschillende opzichten een terugkeer naar Carpentiers eerste roman. Het verhaal speelt wederom in de buurt van de Caribische Zee. Het toneel is Guadaloupe, de tijd is wederom de Franse revolutie. -In tegenstelling met „The Lost Steps", waarin een centrale hoofdpersoon zich doelbewust voor een keuze plaatst tussen heden en verleden, is „Explosion in a Cathedral" een, zeer veel verrijkte en gerijpte. variatie op „The Kingdom of This World". De karakters zijn levende figuren, maar zij zijn slachtoffers van de gebeurtenissen en, als in een reusachtige. felgekleurde gobelin zijn de menselijke figuren verweven met hun milieu van zee, eilanden, beesten en insecten. Het boek kookt zelf als de revolutie. En indien dit prachtige en weelderige werk de lezer misschien minder zal aangrijpen, is het omdat de confrontatie in „The Lost Steps" de lezer persoonlijk aangaat.
"Ontgoocheld". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016
EN NU IS. onder de titel „The War of Time", een Engelse vertaling verschenen van een bundel van vijf verhalen van Carpentior. waarvan drie oorspronkelijk verschenen zijn in het Spaans (in 1963) en twee in het Frans (in 1967). Deze verhalen kunnen, zij het alleen maar vanwege hun ve**l geringere omvang en hun meer verstilde passie, niet vergeleken worden met Carpentiers grotere werken, maar men vindt in miniatuurvorm d« thema's van de grotere wecken in d« verhalen terug, vooral de onberekenbaarheid en de veelvuldige absurditeit van het leven en van menselijke idealen en waartoe deze kunnen leiden. Maar vooral verduidelijken de verhalen het wezenlijk hoofdmotief van alle werken van Carpentier, zoals hij hetzelf heeft uitgedrukt, „de wonderbare werkelijkheid van het leven". En een van de verhalen, getiteld „The Wlse Men", is een onmiskenbare parabel, waarin vijf verschillende Noachs op vijf verschillende plaatsen hun eigen ark bouwen om te ontkomen aan de zondvloed, zulks op bevel van vijf verschillende goden. Ze ontmoeten elkaar, als de vloed zijn hoogtepunt heeft bereikt, alleen maar om weer uit elkander te gaan, als het water daalt. DAAN VAN DER VAT
"Miniatuurvorm". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/02/07 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612088:mpeg21:p016