■( . ■ ' ■■»( y. .. ■ w.■. -
De tijd : dagblad voor Nederland
- 24-10-1970
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- De tijd : dagblad voor Nederland
- Datum
- 24-10-1970
- Editie
- Dag
- Uitgever
- N.V. Drukkerij De Tijd
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 842127143
- Verschijningsperiode
- 1965-1974
- Periode gedigitaliseerd
- 1965-1974
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek C 236
- Nummer
- 40686
- Jaargang
- 126
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Advertentie
TIJDSCHRIFTEN PRAATNOTA
Het maandblad „OP LEEFTIJD" van de Nederlandse Federatie voor Bejaardenzorg heejt praktisch een geheel ' nummer gewijd aan de regeringsnota „Bejaardenbeleid 1970", het (foor vier bewindslieden ondertekende vijfjaren, plan dat aan de Kamer is aangeboden. Het blad is niet zo gelukkig met deze nota, :o blijkt uit het uitvoerige commentaar op de visie van de regering ten aanzien van het bejaardtnvrangstuk. „In de' „Nota bejaardenbeleid 1970" zijn waardevolle aanzetten voor een meer-omvattend bejaardenbeleid te vinden. Helaas blijft het bij aanzetten en aanstippen. Een nadere en praktische uitwerking van — op zichzelf — waardevolle gedachten en uitgangspunten ontbreekt. De mogelijkheid hiertoe heeft de regering bij voorbaat weggenomen, want reeds in de inleiding op de nota wordt het bejaardenbeleid voor de komende vijf jaar beperkt tot het geven van een sterke impuls „tot het wegnemen van de ergste knelpunten in het bijzonder voor de meest kwetsbare groep van bejaarden". Het belang en de noodzaak daarvan onderschrijven wij uiteraard ten volle. Wanneer men zich echter in een beleidsplan voor de komende vijf jaar beperkt tot „knelpunten" kan dat onmogelijk getuigen van een brede visie op de gehele zaak. Wij hadden gehoopt en verwacht dat de regering althans getracht . zou hebben haar visie aan te geven op de gehele problematiek rond het uiteindelijke doel: optimaal welzijn voor alle ouderen. Zeker in een „praatnota" als deze hadden er over dat gegeven nog wel enkele pagina's bijgekund ... Dat is niet gebeurd. Het uiteindelijke waarmaken van die visie kost veel geld. Kennelijk te veel. Wij zouden deze „regeringsnota" daarom liever de „Nota bejaardenbeleid van de minister van financiën noemen De regering trekt enkele belangrijke konklusies in de eerste hoofdstukken van de nota, maar doet daar verder niets mee. Er volgt ' geen verdere uitwerking en dan zijn die konklusies eigenlijk alleen te „waarderen" als „interssante kreten waar men niets voor koopt", koopt". OP LEEFTIJD, maandblad septembernummer, Stadhoudêrslaan 152, Den Haag.
ZENUWENOORLOG
De BAZUIN over de „gezag- en orde"-paragraaf in De Troonrede:
„Intussen begint door te dringen dat het in de Troonrede gezegde het begin was* van een actie om de teugels wat strakker aan te halen Zonder zich nog serieus af te vragen wat de waarde is van standpunten die door zogenaamde ..minderheden" worden verdedigd — staatssecretaris Kruisinga weigert bijv. te onderscheiden tussen soft en hard drugs — beginnen allerlei figuren te vragen om krachtdadiger optreden. Udink, Van Riel, de voorzitter van de katholieke politiebond, achtereenvolgens pleiten ze allemaal voor een versterking van het gezagsapparaat, alsof de Nederlandse democratie aan de rand van de afgrond staat. De voorzitter van de VPRO maakt het er al niet beter op, door naar aanleiding van do sabotage-reportage te waarschuwen voor een mogelijke dictatuur van rechts. Bijna zou je gaan denken dat er een komplot wordt gesmeed tegen de staat. Het werkelijk verontrustende in deze zenuwenoorlog is, dat op de rechtmatige vragen van die zogenaamde „minderheden" geen ander antwoord meer wordt gegeven dan dat „gezag en orde" gehandhaafd moeten worden. De angst om het vertrouwde beeld van de samenleving dat we ons gevormd hebben, te laten verstoren door mensen die daar vraagtekens bij zetten, is zo groot, dat we hun vragen maar liever niet tot ons laten doordringen. We zijn democratisch genoeg om hun het recht te geven zich in te zetten voor de vernieuwing van
onze samenleving, op voorwaarde dat zij anderen daarmee niet te zeer lastig vallen. Gezien de zaken waarover het gaat, is dit een tegenspraak die bijna onherroepelijk tot spanningen moet leiden. Wie een samenleving van haar tekorten bewust wil maken, kan haar niet met rust laten en zal noodzakelijk emoties oproepen. Wat Van Riel en de zijnen voorstaan is het verhinderen van deze emoties, desnoods met geweld en harder optreden. Want emoties zijn gevaarlijk. Ze zouden behalve onze innerlijke rust, ook de bestaande orde kunnen verstoren."
DE BAZUIN, weekblad, nummer van 18 oktober, Ondiep 6, Utrecht.
INFANTIEL KLIMAAT
zijii, een opyearonyeii spel'.'" is de ut et vun een symposium aat van• uuuj uun ud wiyc viuvk'diitil UI silllsieiuum yenouuen wurut. net is georyuiuseeru uoor ue Medische i aculieiis- Vereniging van deze universiteit en de bticnting JMediscne ituey rune. Ter voorbereiding op üit symposium bevat. net *<• L,u£t\.uAftDb VuO/x MtulbCtlE STUDENTEN een uuucut, u/u/vtueu over uil onuerwerp. sianieiding tot deze artikelenserie en ioi, act symposium was, uat er zeer veel gepuohceerd is over de relatie uris-puueiU, met de arts ais centraie jiyuur, maar aat aie psychologie en sociologie van ue patiënt eevX nog vrijwel onontgonnen terrein vormen. VVy etteren enKeie alinea s uh een artikel over de „psychologie van het ziek-zijn", geschreven aoor iwee studenten in de psychologie.
„Hel ziek zijn op zich brengt in de eerste piaawi een zeKere ainankelijkheid met zich mee. De zieke is ainankeiijK van de dokter, zijn medicijnen, zijn omgeving, het bezueit uut nij umvan&i, de verzorging die hij krijgt. Ook ae gezonde mens is op veei terreinen atnankenjK, maar toen niet in die mate als een ziene. uij ue ziene mens breidt het gevoel van passief en onprodukticf te zijn zien over net geneie bestaan uit. Daarbij komt uat ue zorg voor de ZieKe in onze samemeving oijna geheel in handen van vrouwen is. onvermijciewjK krijgt daardoor ae vernouding van de zieke tot hen üie üen verzorgen iets van de moeder-kind-relatie. Men spreekt dan ook wel van de „kinueriijke gedragspatronen" van het ziekbed. Het in bed liggen, ue athankelijkneiu, hei uooi vlouwen verzorgd worden, de belemmering der motonek, aie in het aageiijks leven een van de grootste bronnen van ons gevoei van zelfstandigheid is, scheppen het „infantiele klimaat", waaüii veie zieken reeds na een kort ziekbed kunnen afglijden. Men kan het ook zo zeggen: de ik-functie wordt zwakker en het kinderlijke dat op de bodem van ons leven nog verborgen aanwezig is, komt, door verschillende associaties gewekt, gemakkelijk naar boven. Regressie is een term die het psychische gebeuren op het ziekbed goed omschrijft. Met dit woord doet men de werkelijkheid ook beter recht dan wanneer men van zieken zegt dat zij zo egocentrisch zijn. Egocentriciteit kan een kenmerk van regressie zijn, maar deze zelf omvat meer dan haar alleen. (...) Naast vele schaduwzijden schenkt de met het ziekbed gegeven infantiele situatie vele voordelen: men wordt verzorgd, men voelt zich beschermd en men hoeft geen verantwoordelijkheid te dragen voor de soms belangrijke beslissingen die moeten worden genomen. Van de andere kant echter is er in de zieke mens over het algemeen ook een natuurlijke wil tot gezond-zijn aanwezig. Het gezond-zijn heeft voor de zieke een zekere bekoring. Zijn dromen hebben op de een of andere manier dit als thema en gaan uit naar wat hij allemaal zou kunnen doen en beleven. Het voornaamste motief is hier echter dikwijls het verlangen om de dreiging van de algehele of gedeeltelijke „vernietiging" welke met het ziek-zijn als zodanig gegeven is, te ontlopen. De wil tot gezond-zijn heeft dikwijls meer het karakter van een niet willen sterven of niet invalide willen worden dan van een positieve wil tot gezondheid."
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR MEDISCHE STUDENTEN, oktobernummer, O.Z. Voorburgwal 87-89, Amsterdam.
Revolutie
DE KWESTIE VAN HET GEWELD is zeker niet gemakkelijker te analyseren, als men haar in verband brengt met het meer algemene vraagstuk van de revolutie. Er is een stortvloed gaande van publicaties over de revolutie, de filosofie van de revolutie en ook de theologie van de revolutie — waardoor de terminologische verwarring eigenlijk alleen groter wordt. Is revolutie werkelijk altijd met geweld verbonden, is revolutie aan christenen toegestaan, is revolutie, met geweldpleging verbonden, nuttig voor de opbouw van een rechtvaardige maatschappij, is geweld moreel aanvaardbaar en is het effectief? — zoals nog kortgeleden onze collega Arie Kuiper vroeg, die het vraagteken liet staan, omdat efficiency voor hem wèl, maar de morele aanvaardbaarheid niét ge- Kevert is. A'ls men midden in deze fei-, telijke, brandende actualiteit van het geweld en een volkomen nieuwe en lang nog niet afgesloten discussie over dat onderwerp poogt enige orde in eigen gedachten te brengen, waagt men zich aan een riskante filosofie, die voor velen echter onvermijdelijk is.
Hoe nieuw de vraag is, blijkt uit het feit dat het Concilie wel eeo. nieuw zicht ontwikkelt op de oorlog, voorzover deze zich tussen volkeren en staten afspeelt, maar revolutie en gewelddadige opstand, interne conflicten dus, niet behandelt. Paulus VI spreekt in „Populorum Progressio" in paragraaf 31 over de revolutie die hij als uitzondering toelaat in gevallen „van evidente en langdurige heerschappij van geweld die de grondrechten van de persoon schendt en het algemeen belang op gevaarlijke wijze schade toebrengt." Heeft de paus daarmee ook een gewelddadige revolutie als uitzondering voor een christen aanvaardbaar geacht? Bestaat er een revolutie zonder gewe'ld? Een van de beste kenners van deze materie, de Franse jezuïet Robert Bosc, die o.a. door een groot werk over de internationale organisaties en de Kerk bekendheid verwierf, wijdde drie lezingen aan dit onderwerp, en wel juist in Latijns-Amerika. Hij hield zijn lezingen over geweld en geweldloosheid aan de universiteit van San Miguel bij Buenos Aires en komt tot enkele weldoordachte conclusies. Hoewel velen in de redevoering van de paus op het Eucharistisch Congres in Bogota een zekere beperking van de interpretatie van de genoemde paragraaf 31 in „Populorum Progressio" zagen, is Bosc van mening dat de paus het geweld niet heeft uitgesloten, maar de voorkeur geeft aan de geweldloosheid als politieke methode, vooropgesteld dat dit mogelijk is. TOCH ZIET PATER BOSC zeer duidelijk dat er een „magie van het geweld" en een „romantiek van het geweld" bestaan waardoor het morele conflict overdekt wordt dat in het gebruik van geweld besloten ligt, ook als geweld gebruikt wordt voor een gned doel en als er geen andere middelen meer bestaan. Geweld is altijd een breuk met de broederlijke eenheid, een vergrijp tegen de naastenliefde. Het zou een slechte theologie zijn, als men dit niet zou willen zien. Daarom geeft Bosc als richtlijnen aan dat, ook bij een revolutionaire opstand met geweld, nooit haat tegen de tegenstander gevoeld Wordt, dat er altijd bereidheid tot verzoening bestaat — en dat er ook een zeker „critisch oordeel over de eigen revolutionaire actie" bestaat, d.w.z. de bereidheid zich zeli de „benefit of the doubt" te geven. Wij zijn het met pater Bosc eens dat voor deze revo'lutie-in-uitzonderingsgevallen waarvan de paus spreekt, geweld kan worden toegelaten, al probeerde de christen-democratische president Frei het in Chili met een geweldloze „revolutie in vrijheid". Men zou echter nog enkele exacte richtlijnen kunnen geven die in het oog gehouden moeten worden: geweld moet in verhouding staan tot het kwaad dat uit de weg geruimd moet worden, moet dus zowel in intensiteit als in tijd beperkt zijn. Het geweld moet ook, en dit is beslissend, altijd gericht zijn op een algemeen positief doel, namelijk het herstel van de rechtvaardigheid, de vrijheid, de sociale zekerheid. Terecht zeggen P. L. Geschiere en H. C. Schulte Nordholt in hun bijdrage tot de IDOC-editie: „Vangelo, violenza, religione" (Mondadori, Milaan 1369): „Wat voor zin heeft het geweld te gebruiken als dit alleen de bevrijding en niet de vrijheid brengt, en als dit het sociale probleem niet oplost?" Zij zijn van mening dat vermeden moet worden het verlies van een groot aantal mensenlevens, waaronder vaak de elite van de tegenstanders, dat de kapitalistische structuren zo totaal vernield worden, dat men op een lager niveau begint dan tevoren, en dat zoals vaak gebeurt, de revolutie zich helemaal afhankelijk maakt van buitenlandse machten en daardoor geconditioneerd wordt.
KENMERKEND voor het protest van de jongeren, de buitenparlementaire oppositie, de provo's of de kabouters is dat zij met of zonder geweld hun hele aandacht vestigen op het gebeuren van de revolutie, van de bevrijding, van het omverwerpen van het systeem. Ze stellen er of helemaal niets tegenover, of een utopie, vage, zeer algemene voorstellingen van een totaal niet-geconstrueerde maatschappij van louter idealisten waar het bestaan van een politie-agent alleen als uitdrukking van wantrouwen tegen de goede inborst van de verloste burcers kan worden beschouwd. In een dergelijke geestesgesteldheid is dan ook nog van een democratische procedure die volgens meerderheidsprincipe werkt, evenmin sprake als van een rationele zelf-controle van het gebruik van geweld, zoals boven gesteld.
Dit blijkt zeer duidelijk uit een opstel van de Oostenrijkse filosoof van Joodse origine, Jean Améry, die tijdens de oorlog in België in het verzet werkte, een tijd in Duitse concentratiekampen doorbracht en nu in Brussel woont. Vanuit zijn ervaringen van „gewelddadige onderdrukking" pleit hij, in een soort wijsgerig hallucinatie, die angstwekkend zou zijn, als zij niet zo irreëel was, voor de „geboorte van de mens vanuit de geest van het gewold" (onder deze titel in: „Permanente Revolution von Marx bis Marcuse", onder redactie van Leonhard Reinisch, uitgave Callwey, München). Améry beroept zich op de Franse neger-auteur uit Martinique, Frantz Fanon, wiens manifest „Les dnmnés de la terre" (uit hot jaar lilfil) wel de meest schokkende „out-cry" van een neger tegen de blanken is; een meeslepend pleidooi voor het geweld. Améry, kennelijk diep gegrepen, maakt er een filosofie van: geweld is voor hem. in de geest van Fanon. een existentiële en een historische kategorie, de revolutionaire violentie wordt „humaan", omdat zij een verlossende, een „redemptorische kracht" bezit — niet toevallig kiest Améry hier een theologische term! Geweld, revolutionair geweld is de „zelfbevestiging van de zich zelf verwezenlijkende mens tegen de negatie van de mens", het geweld opent „de historisch-humane toekomst".
Hier is niet alleen van romantiek maar, precies in de termen van pater Bosc. ook van „magie" van het geweld sprake; geweld krijgt een eschatologische betekenis, een sacrale waarde, het geweld wordt de sleutel tot de volmaaktheid, tot de verlossing, tot het paradijs. Geweld verkrijgt daardoor een mystieke, aantrekkingskracht — als oen verdovend middel. Het is dan ook geen toeval dat de hartstocht voor het geweld en voor de verdovende middelen in onze maatschappij dicht bij elkaar wonen, violentie en meditatie, Che Guevara en de Indische wijsheid — zij openen de poort naar een Nirwana, zij leiden tot de hegeliaansmarxistische „sprong in de vrijheid" waarvan velen van degenen dromen, die midden in moderne grote steden zoeken naar eilanden voor een Robinson-bestaan.
Onmenselijk
ONZE EEUW wordt gekenmerkt door een verpletterend, diep en dien onmenselijk gebruik van geweld. Wij lazen voor de tijd van Hitier eens in een Duits raadselboek de vraag: wanneer werd in Duitsland de laatste keer de marteling toegepast? Het trotse antwoord luidde: in 1823, in Hannover. De wereld heeft deze „humane" achteruitgang in de twintigste eeuw spoedig weer ingehaald. En deze droevige les zou ons moeten leren, dat geweld een eigen wetmatigheid kent. een eigen mechanisme ontwikkelt, waardoor het de mens die het goede wil hanteren, gemakkelijk tot zijn slaaf maakt. De Russische Revolutie, die met geweld een groot aantal sociale wantoestanden en onrechtvaardigheden heeft weggevaagd, kon ook na meer dan 50 jaar het paradijs niet zonder enkele fazen en vormen van built-ininferno verwezenlijken en moest vormen van repressie en vervreemding invoeren die door communisten als Garaudy. Fischer, Ota Sik en zelfs Russische geleerden scherp gehekeld worden.
Het is met het geweld als met de tirannen, waarvan de filosoof van Athene, Solon, zoals Plutarchus vertelt, terecht gezegd heeft: „Het is een vesting. Het heeft een ingang — maar geen uitgang." Als geweld echter instrument is voor een rechtvaardige orde, en deze orde niet al in het gebruik geanticipeerd wordt, dan wordt geweld fataal, onaanvaardbaar en voor zijn eigenlijke doel ook inefficiënt. Dit moet zeker de christen goed beseffen, die in dit trieste ondermaanse altijd moet werken, volgens de vredesboodschap van het Evangelie, voor een rijk van liefde, van liefde voor alle naasten, ook de vijanden en hiervoor ook de nodige politieke, economische, sociale en menselijke condities en structuren moet ontwerpen.
CREATIVITEIT
Over creativiteit in het onderwijn schrijft drs. C. T. Geerligs in het blad DUX, dat een nummer heeft gewijd aan het projectonderwijs. Drs. Geerligs behandelt daarin het begrip intellek-
tuele of cognitieve creativiteit. Hij bespreekt daarbij een aantal studies van Amerikaanse origine, n.m. van Getzels en Jackson, die leerlingen aan een high school aan een test onderwierpen. Het ging daarbij met name om de originaliteit van de antwoorden die de leerlingen gaven (op de conclusies van Getzels en Jackson zijn overigens wel enkele kritische kanttekeningen gemaakt door twee andere Amerikaanse onderzoekers): „Hun onderzoek begon met het selekteren van twee kontrasterende groepen uit een totaal van 449' highschool-leerlingen. Het gemiddelde IQ van beide groepen was 132 (!). De ene groep bestond uit 26 leerlingen die in de hoogste 20 procent van een batterij kreativiteitstests vielen, maar beneden de hoogste 20 procent in IQ bepaald dooien 1 g e standaardintelligentietests („the high creative group"); de andere groep („the high intelligenee group") bestond uit 28 studenten welke in de hoogste 20 procent van de IQ's, maar niet in de hoogste 20 procent voor kreativiteit vielen. Het verschil tussen de heide groepen wordt aardig geïllustreerd met twee uiteenlopende antwoorden op een vraag uit de kreativiteitstests. Aan de proefpersonen werd een afbeelding getoond van een man die lui achterover leunde in zijn stoel aan boord van een vliegtuig. Er wérd gevraagd een verhaaltje over deze man te vertellen. Een leerling uit de „high intelligence group" maakte er het volgende van: „Meneer Smit is op weg naar huis na een suk?ftsvolle zaken-
reis. Hij voelt zich erg gelukkig en zit te denken aan zijn gezin on hoe blij hij zal zijn ze terug te zien. Hij ziet hot voor zich, over een uur, hoe ze hem welkom heten". Een leerling uit de kreatieve groep kwam tot het volgende verhaaltje:
„Deze man vliegt terug uit Reno, waar hij juist een echtscheidingsprocedure van zijn vrouw heeft gewonnen. Hij kon onmogelijk langer met haar samenwonen, had hij de rechter verteld, omdat ze zoveel 's nachts op haar gezicht deed, dat haar hoofd over het kussen tegen zijn gezicht gleed. Hij zat nu te denken aan een nieuwe slipvrije huidórème."
De kreatieve groep maakte veel gebruik van onverwachte situaties, speelse tema's. humoristische opmerkingen, verrassende wendingen e.d. De leerlingen uit de andere groep reageerden over het algemeen konventioneel en stereotiep
Getzels en Jackson vergeleken hun beide groepen-met elkaar en met de hele schoolbevolking ten aanzien van leerprestaties en voorkeur van de leerkrachten. Het antwoord op de vraag: „Hoe goed doet de kreatieve leerling zijn werk op school?" was nogal onthutsend, öndanks het feit dat het IQ van de kreatieve groep 23 punten lager was dan bij de andere groep, lagen beide groepen gelijk wat de schoolprestaties betreft. De gemiddelde uitslag van de totale groep waaruit de kreatieve groep en de intelligente groep waren geselekteerd, was significant lager dan de gemiddelde prestaties van de twee eksperimenteergroepen. Uit deze gegevens konkluderen de onderzoekers dat de potenties die aangeboord worden in de kreativiteitstest van positief belang zijn voor het werk op school. (...) Dé leerkrachten hadden volgens ' Getzels en Jackson veel waardering voor de hoogintelligenten. Dit ligt voor de hand, daar de leerlingen uit de „high intelligence group" zich in hun leren bepaalden tot de opgegeven leerstof er» weinig onverwachte denksprongen maakten. De zeer kreatieven werden als zodanig niet herkend en werden niet bijzonder gewaardeerd. Hun flexibele denkhouding, hun vermogen zich gemakkelijk uit de gebruikelijke denkkaders los te maken en hun originele, inventieve ideeën waar de man voor de klas geen raad mee wist, brachten de docenten er toe de kreatieven els non-konformistisch te bestempelen."
DUX. maandblad, oktobernummer. Maliesingel 13, Utrecht.
Duivels werktuig of geheiligd middel tot bevrijding BESTAAT ER REVOLUTIE ZONDER GEWELD? door dr. K. J. HAHN
BURGEROORLOG in Amman of in Reggio di Calabria — de moord op gijzelaars in Latijns- Amerika en het dreigen met een dergelijke misdaad in het Midden-Oosten — de „vuile" oorlog in Vietnam — guerrilla-organisaties in Latijns-Amerika, maar ook Tupamaros in West-Berlijn en soortgelijke groeperingen in andere „welvaartssamenlevingen". Men kan deze opsomming gemakkelijk uitbreiden. Het „structurele geweld", de militaire en totalitaire onderdrukking van miljoenen armen en ontrechten in de Derde Wereld mag men evenzeer zien als een vorm van geweld. Het is een weinig verheffend panorama, waarmee de mensheid vandaag de dag wordt geconfronteerd.
We zien een plotselinge uitbarsting van geweld in een bijzondere vorm. Het is afgelopen met de georganiseerde, als het ware „klassieke" oorlog, met een oorlogsverklaring naar buiten en rechtvaardiging naar binnen als geoorloofd middel. Thans zien we spontaan verzet van enkelen, van groepen, dwars door alle staatsgrenzen heen en slechts van buiten geholpen door bepaalde staten. Het is een fenomeen dat in zijn steeds groeiende dimensies een adembenemend karakter aanneemt — te meer omdat het geweld bij velen, vooral jongeren in
rijke en arme, in kapitalistische en in communistische landen een sterke aantrekkingskracht verworven heeft. Heeft niet zelfs mgr. Helder Camara, de bisschop van Olinda en Recife in
Brazilië, bekend a'ls voorvechter van geweldloosheid, nadrukkelijk zijn persoonlijk respect voor Camilo Torres en Che Guevara uitgesproken, die voor het geweld kozen om de onrechtvaardigheid te bestrijden? Hiermee wordt reeds een dialectiek aangeduid, die de gehele wereldsituatie kenmerkt en ons bijna tot Hegeliaanse gedachten over these en antithese kan verleiden — al is van een synthese voorlopig nog niets te zien. De wereld gonst van vredesappèls — en van bomaanslagen, nog nooit in de geschiedenis was de mensheid technisch en in haar authentieke aspiraties van allen zo dicht bij een eenwording, die door de VN, de eerste wereldorganisatie ook reeds voorbereid wordt, — en nog nooit stonden zo zwaar gewapende vijandige blokken tegenover elkaar. Nog nooit kon het universele solidariteitsgevoel zich in wederzijdse hulp zo concreet uitdrukken als vandaag, — en nog nooit was het verschil tussen rijkdom en armoede, overvloed en honger zo groot.
De Kerk beschouwt de dialoog als een „teken des tijds". In plaats van een dialoog ziet men veelal geweld. En wat de problematiek nog ingewikkelder, verwarrender en soms raadselachtig maakt, is het feit dat somsr< zoals Helder Camara deed begrijpen, het ideaal van de geweldloosheid en een bewondering voor het geweld naast elkaar bestaan: men bewondert Helder Camara en Martin Luther King, maar tegelijk ook Torres en Guevara — en men ziet er geen tegenspraak in. Het aantal christenen dat geweld wil aanwenden om een onrechtvaardige structuur omver te werpen, groeit met de dag. Daarbij verklaarde de paus: „Geweld is ■ noch christelijk, noch evangelisch".
Een meisje slaat vol ontzetting haar handen voor haar ogen bij het zien van een door Nationale Gardisten neergeschoten medestudent. Een beeld van de onlusten van dit jaar april op de campus van de Kent-universiteit in de Amerikaanse staat Ohio, waar een gematigde vorm van geweld van de kant der studenten door het ~gezag" beantwoord y/erd met een later als redeloos gekwalificeerde schietpartij.
Zelfvernietiging
BIJ DE PSYCHO-ANALYTISCHE beoordeling van de agressiviteit van de mens stuitte Freud ook op een element van zelf-vernietiging. een hunkering naar de dood. Konrad Lorenz, de bekende Oostenrijkse dierenpsycholoog, heeft in zijn fascinerend en veel vertaalde boek over „Das sogenannte Röse. Zur Naturgeschichte der Agression" deze drang ook in verband gebracht met de voorliefde voor ongelukken die bij agressieve Indianenstammen in Amerika voorkomt. Zou men niet in de plotselinge, bijna blinde overgave aan de guerrilla bij liguren als Torres en Guevara, in het duidelijk vooruitzicht op een mislukking. iets van een dergelijke werking van de aantrekkingskracht van het geweld kunnen zien? En zou dan niet de zelfverbranding van Vietnamese boeddhisten, van een Jan Palach en anderen een soort toepassing van het geweld op zich zelf kunnen zijn — om het geweld uit te bannen? Deze meer experimentele speculaties willen alleen enkele richtingen aangeven waarin zich de overwegingen over het geweld zouden kunnen en moeten bewegen, zolang, volgens pater Bosc ten aanzien van geweldloosheid en geweld „zowel wat de term als wat de officiële houding van de Kerk betreft de twijfels nog voortbestaan", hetgeen ook bevestigd wordt door een van de beste kenners van deze kwestie, pater G. Girardi, die in zijn recent boek „Dialogue et révolution" (uitgave du Cerf, Parijs) „de samenhang van geweld en revolutie" een van de meest problematische noemt — die juist „een van de onderwerpen van de dialoog vormt"!
Tenslotte zouden we nog enkele feitelijke, practische kanten van de zaak moeten nagaan. De verleiding om geweld te gebruiken wordt niet alleen door de schrijnende onrechtvaardigheid en nood, maar ook door de technische ontwikkeling bevorderd: een kind kan een Jumbo-Jet kapen of Molotov-cocktails gooien. Met één enkel schot uit het raam kan de president van een machtige staat vermoord worden en op soortgelijk eenvoudige wijze kunnen ambassadeurs en generaals ontvoerd of gedood worden. Heel dit gemakkelijke en geconcentreerde geweld verwerft door zijn wereldomvattende schok een enorm symbolisch karakter dat de graad van de „magie" natuurlijk in het astronomische verhoogt. We vragen ons echter alleen af, of wij zonder meer en in alle gevallen kunnen zeggen dat geweld in deze vorm „immoreel, maar effectief" is. zoals is gesteld. Men kan ook vanuit het christendom volgens de genoemde theologen zeggen, dat in sommige gevallen onder bijzondere voorwaarden geweld veroorloofd is. Is het ook effectief? Hebben de Fedayin veel meer gewonnen, dan de roes van het geweld — en een enorm verlies aan prestige en mensenlevens, zoals hun Arabische vrienden zelf toegeven? Is de verhouding tussen het geweld in Reggio di Calabria — waar men- zich trots al met Praag en Boedapest vergelijkt — en de inzet zo, dat men ooit van een efficiency van deze actie kan spreken?
Onderzoek naar gevolgen van traangas
Van onze verslaggever
UTRECHT, 24 okt. — Bij TNO wordt op het ogenblik een onderzoek ingesteld naar de uitwerking van traangas zoals dat op verschillende manieren door de politie kan worden gebruikt. Het onderzoek wordt gedaan op verzoek van de interdepartementale commissie bewapening en uitrusting politie.
Dit college adviseert de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie over nieuwe middelen die de politie kan gebruiken bij de uitoefening van haar taak, vooral de beteugeling van relletjes. Voorzitter van de commissie is de heer D Verkerke, de hoofdcommissaris van politie in Utrecht.
Hij zegt dat het er vooral om gaat de ministers van advies te dienen over de mogelijkheden die er liggen tussen wapenstokken en vuurwapens. „Wij gaan er daarbij vanuit, dat de gebruikte middelen in overeenstemming moeten zijn met de opvattingen zoals die in Nederland leven over het optreden van politie. Uitgangspunt is altijd dat een redelijk middel moet worden gebruikt om een redelijk doel te bereiken. Daarom dat aanbiedingen van de internationale industrie die ons bereiken, welke soms in andere landen met succes door de politie worden gebruikt. door ons worden afgewezen." Op voorstel van de commissie is de politie de laatste tijd voorzien van bijvoorbeeld de tenen schilden, die bescherming geven bii het gooien van stenen, de helmen die worden gebruikt bij relletjes, voorzien als ze ziin van
een klep in de nek en een doorzichtig vizier dat ogen, oren en slapen bedekt, en de betraliede manschappenwagens waarmee bij relletjes personeel wordt vervoerd. Nu heeft de commissie de aandacht gericht op eventueel erotere mogelijkheden voor het gebruik van traangas. De traangasgranaten die de politie nu heeft, en die een hoogst enkele keer gebruikt worden, zoals bij de incidenten rondom het Maagdenhuis verleden jaar, hebben het nadeel dat ze door de tegenpartij kunnen worden teruggegooid, waardoor ze ah ren boemerang weiken, vooral voor de politiemannen die niet met gasmasker ziin uitgerust. Traangas k;:n echter ook verspreid worden door natronen die met een karabijn worden afgevuurd, evenals door een soort terwijl er ook een sio'/t «nuitbu« don is die ('in- (V rnlit f—vn '■ ij het persoonlijk treffen i;f. zee: kot te afstand kan worde;-; ccbrui!;t Coinir. x »- ri« Ve; kei U" Tyo a:. •• « welke uitwe:- lende dosoriiucn !.i. : w..-adlende omstandigheden. De vraag bij voorbeeld is hoe groot de concentratie is bij gebruik in een open ruimte, in steegjes, in lokaliteiten. Zelfs de weersomstandigheden spelen een rol. Wat we vooial moeten weten is bij welke omstandigheden en concentraties het traangas schadelijk is voor de gezondheid." Van verschillende kanten zijn de laatste tijd voorstellen gedaan om de uitrusting van de politie uit te breiden. Die suggesties varieerden van het strooien van jeukpoeder rondom het nationaal monument om zodoende de Damzitters te verjagen — echt gemeend door adjudant W. Weijmans. voorzitter van de katholieke bond St. Michael — tut het ter beschikking stellen van pantservoertuigen aan d? politie. Daartussen dooi is ook nog op d'. m Zich peinzend achter het oor krabbend zegt hij van het jeukpoeder dat het middel nooit door de commissie is besproken en dat het ook niet op de agenda van een van de komende vergaderingen zal komen.