De Engelse letteren hadden in de Xlll* eeuw weinig meer voortgebracht dan vertaalwerk. Na 1350 nemen zij een vlucht die in evenredigheid is met de algemene vooruitgang van de natie. De demokratiese verzuchtingen vinden een bezielde uitdrukking in Langland’s Pieter de Ploeger. Tot tolk van de godsdienstige bekommernissen van de tijd maakt zich Wyclif; hij en een paar volgelingen schenken aan hun volk een vertaling van de Bijbel, die overal doordringt, en in Engeland de rol vervult van Luther’s Bijbel in Duitschland ; de taal van het Boek der Boeken wordt gemakkelik beschouwd als de Taal der Talen. En van diezelfde tongval bedient zich Chaucer, de grootste Engelse dichter vóór Shakespeare, o.a. in de Canterbiiry Tales, dat geniaal afgewisseld beeld van het veertiende-eeuwse Engeland. Chaucer, de zoon van een Londens wijnhandelaar, verkeert aan het hof en huwt een eredame van de koningin : de tijden wanneer Angelsaks een scheldnaam was en de taal van de segger alleen in de keuken van de groten geduld werd, is blijkbaar lang voorbij.

Wel wordt echter het Frans nog lang gebruikt; maar tegenover de taal van Wyclif en Chaucer kan het niet meer hopen enige ernstige invloed op het openbaar leven te hebben; het handhaaft zich nog alleen als een modetaal, die moet aangeleerd worden; in en om het hof maakt het deel uit van het «t bon ton, » ongeveer zoals het Frans in Holland, tot in onze tijden deed. Gelijk zekere kledingversierselen, die in geen eigenlike noodwendigheid meer voorzien, wordt het nog lang voortgedragen uit fatsoen of uit sleur, zelfs in zekere bestuurlike aangelegenheden; maar het is nog slechts een strik of een knoop op de nationale dracht, waarin voortaan het maatschappelik leven is uitgedost.

Graaf George Dunbar houdt het om 1400 nog geraadzaam zich in een brief aan Hendrik IV te verontschuldigen, omdat hij die in het Engels schrijft, daar hij met Latijn of Frans minder vertrouwd is (1); en alle brieven van Hendrik IV zelf (1399-1413) zijn in het Frans(2). Maar wanneer diezelfde Hendrik zich tot het Parlement wendt om de kroon op te eisen, waarvan Richard II in het Latijn en in het Engels afstand had gedaan, doet hij dit in het Engels, en het stuk waarbij hij

(1) Grundrisi, I, blz. ROl.

(2) Lounsbury, blz. 62.