de heer en meester der hoeve. Werken doet hij niet meer, wèl twisten en zijne echtgenoote mishandelen en drinken en geld verbrassen met Akoulina, de zestienjarige stiefdochter zijner vrouw.

Anissia stelt nu alle pogingen in ’t werk om die stiefdochter uit den huize te verdrijven. Voor 200 roebel vindt zij een man voor haar. Maar Akoulina schenkt het leven aan een kind. Zal het huwelijksplan niet in duigen vallen, dan moet dat kind uit den weg worden geruimd. Maar hoe? Te vondeling gelegd? Neen, liever gedood. Voor de heks is dat een voorzorgsmaatregel; doch Anissia wil dat haar man ook eens voele hoe het iemand te moede is die een mensch heeft vermoord. Zij staat er op dat hij in den kelder een kuil delve om het wichtje te begraven. Hij stribbelt tegen. Maar zijne moeder weet hem te bepraten: het kind is dood, en er moet zonder uitstel gehandeld worden, opdat er niets van uitlekke. Hij geeft toe, delft den kuil en werpt het er in. Hij legt er een plank over en gaat er op zitten, zoodat de beendertjes kraken. Maar het kind leeft – en kreunt. Als zinneloos van ontzetting en woede springt hij den kelder uit, dreigt vrouw en moeder te zullen vermoorden en zoekt verdooving in den drank. Te vergeefs.

Akoulina, die niet weet dat het kind geleefd heeft, zal trouwen. Op het feest ontbreekt Nikita. Het bruidspaar wacht op zijn zegen. Hij doolt rond en ontmoet de weeze die hij verleid heeft, en die thans gehuwd en gelukkig is. Diep kwelt hem die ontmoeting. Hij verschijnt voor de gasten, waaronder een politiebeambte, valt op de knieën en, al roepen vrouw en moeder dat hij waanzinnig en betooverd is, toch bekent hij zijne gruwelijke daad.

Hier weer is het niet moeielijk eenen geestverwant van den schrijver te vinden, namelijk in den vromen vader van Nikita. Hij verkondigt de waarheid dat geld ongeluk is en kent slechts ter wereld de rechtvaardigheid en de boete voor God.

Het hoofdthema van den roman Opstanding (1899) vertoont wel eenige overeenkomst met Schuld en Boete van Fedor Dostojewski (1868); doch de waarde zit meer in de keurigheid der bijzonderheden, ’t Volle licht valt op de twee hoofdpersonen, het Zigeunermeisje Ka-