Ze zei nog neen, hardnekkig en er kwam slaggelings een kwaadheid in zijn oogen, maar ze slonk vlugge omdat hij achteraan dacht dat ze ’t toch doen zou.

Dan was hij gerust. Hij ontdeed zich van zijn plunje, lei er den bak boven op met de teerlingen. Hij moest al zijn beestjes nog eten geven. Hij begon met de kat, goot melk in ’t bord onder de stoof, plette er oude aardappels bij en rinkelde zoolang op den vloer, tot ze wakker rekte en gedoezig leppen kwam. Hij klom op de tafel en nam de bakjes uit de kanarievogelkooi, vulde ze met versch water en zaad en stond lang te turen naar de moer, die spichtig-oogend geflokt zat in ’t wollen nestje, ’t Mannetje zat er onder, stijf op zijn rilde stekkepootjes. ’t Ende verjoeg hij ze allebei, voorzichtig wuivend met zijn hand en telde de purpergetikkelde eikens die er lagen.

Er zijn er al vijf, moeder !

Al vijf !

Als ’t wijfke terug schuddend in ’t nestje gekropen was, kwam hij af, nam water in een kanne voor de duiven. Met groote schreden klauterde hij boven, keek eventjes door een spleet, ’t Was er ’t eigenste geflodder en geroetekoe en ’t en meerderde noch zweeg binst hij de deur opentrok en den drinkbak vulde. De duivinnekens bleven gebuikt in de nesten omlaag tegen den grond en aan den muur, en die op de stokken trantelden versnokten rijzekens hun koppekens. Hij schepte handsvoUen korrels, smeet ze reuzelend rond, overal, en bleef te schuifelen zitten, lijzekens te schuifelen tot er gewaai en geklapwiek van vleugels ging buiten en gekrabbel in de keete.

Dan tort hij uit, en zette zich te kijken, den kop in de handen.

Die in de nesten zaten kwamen eerst af, behoedzaam terdend en pikkend de graantjes die in hun bereik lagen. De bovensten kwamen achterna bijgevlogen, zoek-wendend hun koppekens eerst, en dan meeflodderend in den hoop. De harde bekken tikten op de planken, de teenen krasselden en