tekst der later gestemde strafwetten voldoet noch aan de vroegere, noch aan de tegenwoordige opvatting.

Al wordt deze Nederlandsche tekst zorgvuldig behandeld en aan de eischen der taal eene bijzondere oplettendheid gewijd, toch zal men, bij nader toezicht, moeten bekennen dat de terminologie niet met de grootste nauwkeurigheid wordt overwogen; en wat baat het of het geleverde werk van ernstige en gemoedelijke zorg voor taal en stijl getuigt, indien op strafrechtlijk gebied verwarring heerscht en indien wij de gewenschte eenheid met Noord-Nederland niet bereiken ?

Wat dient er dus gedaan te worden, om aan den verkeerden toestand een einde te stellen?

De Minister van Justitie benoeme, zooals zijn voorganger in 1876, eene Commissie, belast met de vertaling der bestaande Wetboeken. Deze Commissie,samengestelduit eenige rechts- en taalgeleerden, zou, op voordracht van een harer leden, achtereenvolgens de terminologie in het Straf- en in het Burgerlijk recht vaststellen ; en daaima zou de vertaling, als wetsontwerp, aan de Kamers onderworpen en door haar gestemd worden. Op die wijze ware eene officieele Nederlandsche rechtstaal in ons land ingevoerd (1).

Daarmee zou de vertalingsdienst ophouden: in plaats van vertalers zouden opstellers benoemd worden, die, met inachtneming van de wettelijke terminologie, de latere wetten in het Nederlandsch zouden opmaken en eenen oorspronkelijken tekst tot stand brengen, die, evengoed als de Fransche tekst, tot richtsnoer voor de Hoven en rechtbanken zou dienen, door het volk zou aangenomen worden en de taal van alle onsmakelijke uitdrukkingen zou zuiveren. H. DE HOON.

(1) Het Congres van Vlaamsche Juristen, gehouden te Brugge, heeft den 5 1922 de volgende motie aangenomen:

< Het Xde Vlaamsch Rechtskundig Congres, te Brugge vereenigd onder voorzitterschap van den heer Minister Mr. Louis Franck, voorzitter van den Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden, spreekt met den meesten nadruk den wensch uit, dat de Regeering zonder verwijl overga tot het aanstellen eener rechts- en taalkundige Commissie, met opdracht om, in de kortst mogelijk tijdspanne, een Vlaamschen tekst der Belgische wetten voor te bereiden en namelijk van de Grondwet en van alle wetboeken van vroegeren datum dan 18 April 1898, na welken datum de Belgische wetteksten tweetalig zijn geworden.

Het Congres gelast zijn inrichtingscomiteit, met name den Raad van den Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden, onderhavige motie mede te deelen aan en te steunen bij de Regeering in den persoon van den Heer Minister van Rechtswezen, eere-voorzitter van het Congres. >