tijd bestudeerde, inschriften te oordeelen luisterden niet naar hem. Tevergeefs smeekten zijne goevemeurs en vazallen in de Syrische landen om gewapende hulp tegen de lastige indringers.

Wel had hij hovelingen, fijn-beschaafde edellieden, tot zijn nieuwen godsdienst bekeerd, maar het eigenlijke volk, het door zijn practischen,eenigszins materieelen zin gekenmerkte Egyptische volk, werd onwillig bij die bewijzen van veiTneende zwakheid. Een legende te meer is het dat het Egyptische volk zich steeds gedwee heeft laten leiden; de politieke en sociale geschiedenis van Oud-Egypte heeft omwentelingen gekend, die in hevigheid en doelmatigheid niet onderdoen voor onze West-Europeesche revoluties.

Hier ook werd het volk, onder den indruk van het naderend buitenlandsch gevaar,zeer geneigd naar de op Akhnaton,dien ketter, vergramde Thebaansche priesterschap te luisteren : Amon zou zich wreken op den afvallige en zijn volk! Op het oogenblik dat de nood het hoogst was ontsliep Akhnaton en vertrouwde de zorg over zijn godsdienst en zijn rijk aan zijn lievelings-schoonzoon Smenkhkara. Akhneton liet namelijk geen zoon na. Smenkhkara had de oudste dochter van Akhnaton, Merytaton, ten huwelijk gekregen.

Ongelukkig volgde Smenkhkara nog hetzelfde jaar zijn schoonvader in het graf. Op dat oogenblik treedt Toentankhaton, de man van de tweede in leven gebleven dochter van Akhnaton, Ankhsenpaaton, op het tooneel.

Een edelman van verfijnde zeden, maar een zwakkeling,een weifelaar!

De last der opvolging van Akhnaton en demoeilijke tijdsomstandigheden w'egen zwaar op zijne tengere schouders. Daarenboven schijnt hij last te hebben gehad van een mededinger naar de kroon: den heiligen vader Ay,waarschijnlijk een vertrouweling van Akhnaton en een overtuigd Aton-dienaar. De geestelijkheid van Amon zal Toetankhaton spoedig weten te bewerken: het volk eischt zijn pharao in de hoofdstad van het rijk, te Thebe, in de stad van Amon. Zonder geestdrift laat hij den reeds bejaarden, maar bekwamen legerbevelhebbei, den lateren koning, Horemheb, tegen de aanrukkende Hettiten optrekken. Daar komt de heuglijke tijding: Horemheb heeft de barbaren verslagen!... Vreeselijk in tweestrijd met