De tragedie «Der Uebergang» van dezen auteur is een vreemde, fantastische geschiedenis. De hoofdpersoon, Adamas, dient een aanklacht in tegen zich zelf; hij beweert zijn vader te hebben van kant gemaakt. In werkelijkheid heeft hij enkel voortdurendin gedachte den moord begaan,daar de oude man hem in de bitterste armoede liet leven. Tot op een morgen zijn vurigste verlangen werkelijkheid was geworden,men den ouden vader dood in zijn bed heeft gevonden. En toen is voor Adamas de twijfel, de zelfkwelling begonnen; hij weet niet meer of hij al dan niet schuldig is aan moord. Het onderzoek moet de kwelling doen ophouden, hem zekerheid verschaffen. Een pathologisch geval dus! Daar het onderzoek tot geen rezultaat leidt, besluit de rechter het lijk te doen ontgraven en tot de lijkschouwing over te gaan. Men vindt geen enkel bewijs, maar Adamas volgt den doode in het graf... Naast dit hoofdthema staan enkele sterk ontwikkelde bijthema’s,die niet zoo nieuw zijn. Het is een verschrikkelijk luguber stuk, soms van wezenlijke grootheid, maar ook duister en onevenwichtig.

Onverkwikkelijk is ook «Die Welt ist ki-ank». Een gekkendokter en zijn patiënten. Al de personages leven niet door hun goede eigenschappen en hun gebreken,maar enkel als pathologische gevallen. Het is de treurige geschiedenis psychiater die ten slotte zelf het evenwicht kwijtraakt,zijn eigen patiënt wordt, en zich, net als een paar van zijn cliënten, op ’t slot van kant maakt. Het is er den auteur wel enkel om te doen geweest al deze abnormale menschen, al deze zenuw- en zielszieken in eenige rake lijnen te schetsen, terv/ijl het conflict maar bijzaak is. Er zijn daar: een uitvinder, die om het uur een nieuw, reusachtig, allerdolst projekt uitdenkt; des uitvinders echtgenoote, die lijdt aan vervolgingswaanzin en masochiste is in den hoogsten graad; een jonge, ziekelijke droomer en idealist,zoowat familie van Marchbanks in Shaw’s «Candida» ; een seniel man op leeftijd, die ten gevolge der grappen van een beminde vrouw kindsch geworden is ; een prinses, nog betrekkelijk de minst gekke van allen; en dan een gruwelijk sadist en diens waardige eega, die het hoofd van den dokter op hol brengt, en tot het merg verdorven is. Dit volkje beweegt zich in het stuk, als een nachtmerrie. Het werk maakt den indruk van nauwgezet verwerkte documentatie, die echter niet door het herscheppingsvermogen van een geniaal artist kunst geworden is.

Of een determinisme, als hier in al de personages'aanwejdg, een stuk niet noodlottig moet worden? Waar de vrijheid van den wil niet aanwezig is, zij het dan ook in schijn; waar al de figuren aan een abnormale lotsbestemming zijn gebonden; waar men den indruk krijgt dat al hun replieken en