scheen en men natuurlijk ook zijn groote mannen vergat. Maar het laatste kwart der 19'*' en het begin der eeuw hebben inderdaad een herleving op velerlei gebied gebracht, een loskomen van latente krachten, een arbeidsvermogen van beweging uit het arbeidsvermogen van plaats, een inspanning van alle krachten om weer in den wereldwedstrijdmet succes te kunnen meedingen. En die eigen geestelijke ontwikkeling, dat winnen aan beteekenis heeft ook nieuwe erkenning aangebracht van de oude grootheid, die oens ons kleine land op velerlei gebied tot een der eerste Staten van Europa maakte. Het waren onze kunst en wetenschap die de 17"*- tot de Gouden Eeuio voor ons land stempelden. Rembrandt is nog nooit zoo bewierookt als thans. Vondel wordt bespiegeld, gecommentarieerd, gelezen, voorgedragen en weer opgevoerd. Jozef in Dolhan, Jep’Ua, De Leeuwendalers, en nu kortelings Maagden zijn door broodacteur.s of studentengezelschappen weder voor het voetlicht gebracht, en ofschoon ’tlaatste treurspel het slechtst verzorgd moet geweest zijn, de besfudeering van Vondel kan er niet dan bij winnen.

En nog is er iets gebeurd, dat opmerking en waardeering verdient. Onze Koningin heeft in Meimaand haar jaarlijksch bezoek aan de hoofdstad gebracht. —Van dergelijke bezoeken vermeld ik altijd weinig of niets in deze kronieken omdat die oihcieele ontvangsten met hun plichtmatig vertoon mij zoo weinig zeggen ten opzichte der innige verstandhouding tusschen vorstin en volk. Meestal pleegt er ook een galavoorstelling bij die gelegenheid in den Stadsschouwburg te zijn Aan 11. M. wordt dan overgelaten een keuze uit het repertoire te doen. En waar vroeger meermalen een vertaald stuk de voorkeur scheen te erlangen, werd thans Vondel’s Gijsbreght van Aemslel gekozen.

Nimmer nog heeft een lid van ons regeerend vorstenhuis