STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

WET van 6 December 1951, houdende voorbehoud der bevoegdheid tot bekrachtiging van het op 18 Juni 1949 te Genève door de Internationale Arbeidsconferende in haar twee en dertigste zitting aangenomen Verdrag betref jende de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen (herzien), 1949.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is Ons overeenkomstig artikel 60, lid 2, der Grondwet de bevoegdheid voor te behouden het op 18 Juni 1949 te Genève door de Internationale Arbeidsconferentie in haar twee en dertigste zitting aangenomen Verdrag betreffende de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen (herzien), 1949, te bekrachtigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Enig artikel

Wij behouden Ons de bevoegdheid voor het Verdrag betreffende de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen (herzien) 1949, aangenomen op 18 Juni 1949 te Genève door de Internationale Aroeidsconierentie in haar twee en dertigste zitting, waarvan de Engelse en de Franse tekst, alsmede een Nederlandse vertaling, in afdruk nevens deze wet zijn gevoegd, te bekrachtigen.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 50/51, 2060; Bijl. Hand. II 51/52, 2060; Hand. II 51/52, bladz. 232 t/m 233; Bijl. Hand. I 51/52, 2060; Hand. I 51/52, bladz. 50 t/m 51.