STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

WET van 21 December 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 van de „Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië".

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin dèr Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau. enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ingevolge artikel 2, lid 8 van de „Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië” nodig is Ons besluit van 27 Juni 1950 (Staatsblad No. K 268) tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van die wet, te bevestigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

„Garantiewet”: de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië;

„overheidsdienaren”: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Garantiewet;

„activiteitswedde”: de nominale activiteitswedde, vermeerderd met voor pensioen medetellende toelagen, welke op het tijdstip van dienstbeëindiging wordt dan wel zou zijn genoten op basis van de op 5 Augustus 1949 bestaande bezoldigingsregeling;

„normaal pensioen”: het pensioen, waarop recht wordt verkregen bij het bereiken van een diensttijd van 20 en een leeftijd van 50 jaar onderscheidenlijk van een diensttijd van 25 en een leeftijd van 55 jaar, naar gelang de betrokken overheidsdienaar volgens de op 5 Augustus 1949 voor hem van kracht zijnde pensioenregeling behoort tot pensioengroep I onderscheidenlijk pensioengroep II.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 49/50, 1795; 50/51, 1795; Bijl. Hand. II 51/52, 1795; Hand. II 51/52, bladz. 74—75; Bijl. Hand. I 51/52, 1795; Hand. I 51/52, bladz. 89 t/m 90.