STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

No. 606

BESLUIT van 29 December 1951 tot wijziging van het Veiligheidsbesluit electrische schrikdraden (Stb. 1482).

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 20 November 1951, No 1791, Afdeling Arbeidersbescherming;

Gelet op de artikelen 10 en 11 van de Veiligheidswet 1934;

De Raad van State gehoord (advies van 11 December 1951, No 36);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 20 December 1951, No 2051, Afdeling Arbeidersbescherming;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

In het Veiligheidsbesluit electrische schrikdraden worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. Artikel 1, eerste lid, wordt gelezen als volgt:

„1. In dit besluit wordt onder een schrikdraad verstaan een onder electrische spanning staande draad, welke ten doel heeft om paarden, vee, pluimvee, wild of andere dieren van de plaats, waar de draad gespannen is, verwijderd te houden door de electrische schok en de daarmede gepaard gaande schrik, welke van een aanraking van de draad het gevolg zijn.”

B. In artikel 5 wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

„2. Het bepaalde in het eerste lid, voorzover betrekking hebbende op de afstand van schrikdraden tot daaraan evenwijdig lopende bovengrondse sterkstroomdraden van lage spanning, geldt niet, indien de schrikdraden zich nergens op een grotere hoogte dan 1 m boven het maaiveld bevinden.”

C. Het tweede lid van artikel 5 wordt het derde lid. D. Het derde en vierde lid van artikel 8 worden gelezen als volgt:

„3. Voor de aarding van een schrikdraadstroomstelsel, dat zijn energie aan een sterkstroomnet ontleent, mag geen gebruik zijn gemaakt van een voor andere doeleinden dienende aardelectrode.