2. Belanghebbende, diens raadsman of gemachtigde en de vertegenwoordiger van Onze Minister worden ter zitting door de commissie gehoord.

3. De commissie kan van belanghebbende en van de vertegenwoordiger van Onze Minister de overlegging van nadere bewijsstukken vorderen. Indien zodanige stukken niet ter zelfder zitting worden overgelegd, is het bepaalde in artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

4. Indien de commissie zulks in het belang van het onderzoek acht, kan zij, al dan niet op verzoek van belanghebbende of diens gemachtigde of van de vertegenwoordiger van Onze Minister, een of meer getuigen of deskundigen ter zitting horen.

5. In geval van een verzoek, als bedoeld in het vorige lid, worden de namen der getuigen of deskundigen tenminste twee dagen vóór die der zitting schriftelijk ter kennis van de secretaris gebracht.

6. De getuigen en deskundigen doen, alvorens hun verklaringen af te leggen, in handen van de voorzitter der commissie de eed of de belofte; de getuigen, dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid, de deskundigen, dat zij verslag zullen doen naar hun geweten.

Artikel 7

1. De zittingen der commissie worden door de voorzitter geopend, geleid en gesloten; zij zijn openbaar.

2. Nadat ter zitting de belanghebbende of diens gemachtigde, de vertegenwoordiger van Onze Minister en getuigen of deskundigen zijn gehoord, beslist de commissie in raadkamer omtrent het door haar uit te brengen advies, tenzij zij een nader onderzoek gewenst acht, in welk geval zij zonodig een tijdstip voor de voortzetting der behandeling ter zitting vaststelt.

3. De commissie zit, beraadslaagt en beslist voltallig omtrent het uit te brengen advies; zij beslist met meerderheid van stemmen. Wanneer met één stem meerderheid wordt beslist, wordt de mening van de minderheid, indien deze zulks wenst, mede in het advies vermeld.

4. De commissie brengt haar advies schriftelijk uit, met redenen omkleed en ondertekend door de voorzitter en de secretaris; deze zendt het advies zo spoedig mogelijk na de ondertekening aan Onze Minister, alsmede een afschrift van het advies aan belanghebbende.

Artikel 8

Met betrekking tot de werkzaamheid der commissie uit hoofde van dit besluit is het bepaalde in de artikelen 17 en 18 van Ons besluit van 7 December 1950 (Staatsblad K 554) van overeenkomstige toepassing.