STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

No. 112

WET van 8 Maart 1952, houdende vaststelling van de begroting van inkomsten en uitgaven van het Zuiderzeefonds voor het dienstjaar 1952.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat een afzonderlijke begroting van inkomsten en uitgaven van het Zuiderzeefonds voor het dienstjaar 1952 bij de wet behoort te worden vastgesteld en dat de inrichting dier begroting moet geschieden met inachtneming van de bepalingen der Comptabiliteitswet ( Staatsblad 1927, no. 259);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

De begroting van uitgaven van het Zuiderzeefonds voor het dienstjaar

1952 wordt vastgesteld als volgt:

TITEL A. GEWONE DIENST.......ƒ 911380 TITEL B. BUITENGEWONE DIENST: I UITGAVEN VAN AFLOPEND KARAKTER..... Nihil II KAPITAALSUITGAVEN............. 87 830 400 TITEL A. GEWONE DIENST.......... . ƒ 911380 AFDELINGEN: I ZUIDERZEESTEUNWET............ 853 552 II ZUIDERZEERAAD.............. 17 428 VIII OVERIGE UITGAVEN BETREFFENDE HET ZUIDERZEEFONDS.............. 40 400

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 51/52, 23O0B; Hand. II 51/52, bladz. 718 t/m 730,740: Byi. Hand. I 51/52, 2300B; Hand. I 51/52, bladz. 367 t/m 368.