ding voor reis- en verblijfkosten. Hun wordt bovendien een vacatiegeld toegekend.

5. Al wat verder de examens betreft, wordt vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord.

Artikel 46

1. Bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, wijzen Wij aan, welke in Indonesië, Suriname of de Nederlandse Antillen uitgereikte akten van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs — voor zover die zijn verkregen wegens het met goed gevolg afleggen van gelijke of ongeveer gelijke examens, zoveel doenlijk afgenomen volgens dezelfde regelen, als voor die examens in Nederland bij of krachtens de wet zijn vastgesteld - — worden gelijkgesteld met de overeenkomstige akten, welke in Nederland worden uitgereikt.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing geschiedt tot gelijkstelling van een der akten, waarvoor op grond van artikel 45 het bezit van de akte van bekwaamheid als onderwijzer wordt vereist, wordt daaraan de voorwaarde verbonden, dat de bezitter van de overeenkomstige in Indonesië, Suriname of de Nederlandse Antillen uitgereikte akte tevens in het bezit van de akte als onderwijzer is.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Afdeling I. Algemene bepalingen

Artikel 47

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel van „Kweekschoolwet”.

Artikel 48

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die harer afkondiging.

Artikel 49

Met ingang van de in het vorige artikel genoemde datum worden in de wetgeving de volgende wijzigingen aangebracht:

I. De Lager-onderwijswet 1920 wordt als volgt gewijzigd en aangevuld:

1°. uit Titel VI vervallen: in het opschrift de woorden „en de opleiding van onderwijzers”; het opschrift „§ 1. Van de bevoegdheid”; d» artikelen 133 tot en met 138 en de paragrafen 2 en 3;

2°. uit Titel VIII vervalt: paragraaf 5; 3°. in de eerste volzin van het derde lid van artikel 5 wordt in Plaats van „opleiding” gelezen: vorming;