Minister van Binnenlandse Zaken. Onze Minister beslist hierop ten spoedigste.

4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken geeft in overeenstemming met Onze Minister van Justitie nadere regelen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid. Deze regelen worden op de wijze, door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te bepalen, bekend gemaakt.

Artikel 24

1. Indien de omstandigheden, die tot de vaststelling van de burgerlijke uitzonderingstoestand hebben geleid, naar 'het oordeel van Onze Minister-President een bedreiging voor het volksbestaan inhouden, zijn Onze Minister van Binnenlandse Zaken, en, indien onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, Onze Commissaris in de provincie bevoegd iedere persoon ten aanzien van wie gegrond vermoeden bestaat, dat hij de openbare orde, rust en veiligheid in gevaar zal brengen, te doen interneren.

2. Van elke internering wordt proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal, hetwelk mede de redenen van de internering vermeldt wordt binnen tweemaal vier-en-twintig uren in afsohrift medegedeeld aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken, aan de Arrondissementsrechtbank van de woonplaats van de geïnterneerde en aan de geïnterneerde. Indien mededeling van de redenen der internering aan de geïnterneerde strijdig wordt geoordeeld met het belang van de Staat, worden deze redenen in het voor hem bestemde afschrift niet opgenomen.

3. Tegen een internering kunnen schriftelijk bezwaren worden ingediend bij de in het vorig lid bedoelde rechtbank. Indien de geïnterneerde zulks bij zijn bezwaarschrift verzoekt, is de rechtbank gehouden hem zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen één maand na de indiening van het bezwaarschrift te horen. De rechtbank kan ook wanneer geen bezwaarschrift is ingediend, Onze Minister van Binnenlandse Zaken uitnodigen haar inzage te verschaffen van de op een internering betrekking hebbende stukken en haar terzake mondeling alle nodig geachte inlichtingen te verschaffen of te doen verschaffen. Onze Minister is bevoegd bij het verschaffen van schriftelijke of mondelinge inlichtingen mede te delen, dat het openbaar belang zich verzet tegen kennisneming daarvan door anderen dan de rechtbank.

4. Indien tegen een internering een bezwaarschrift is ingediend, brengt de rechtbank haar oordeel daaromtrent zo spoedig mogelijk ter kennis van de geïnterneerde en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken. Na ontvangst van het advies van de rechtbank beslist Onze Minister onverwijld op het bezwaarschrift.

5. De rechtbank is te allen tijde bevoegd Onze Minister van Binnenlandse Zaken in kennis te stellen met haar oordeel omtrent een