Van dit binnentreden wordt door die personen proces-verbaal opgemaakt.

Afschrift van dit proces-verbaal wordt binnen tweemaal vier en twintig uren uitgereikt aan degene, wiens woning is binnengetreden.

4. De nakoming van de verplichting de uitvoering en instandhouding van de maatregelen te dulden, en die van de verplichting tot het verschaffen van toegang, genoemd in het tweede en derde lid van dit artikel, kunnen zonodig met behulp van de sterke arm worden afgedwongen.

Artikel 4

1. Tegen de in artikel 2 eerste lid bedoelde bevelen staat aan Gedeputeerde Staten beroep op Ons open.

2. Aan ieder, die ten aanzien van onroerende goederen naar publiekrecht enig recht of enige zeggenschap heeft, staat ten aanzien van de ten opzichte van hem als zodanig genomen maatregel of gegeven bevelen eveneens beroep op Ons open.

3. Het beroep, bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, moet worden ingesteld binnen 30 dagen na dagtekening van verzending van het schrijven waarbij het bevel aan Gedeputeerde Staten is gegeven of van de kennisgeving bedoeld in artikel 3, eerste lid.

4. Ook voordat uitspraak is gedaan in het beroep, kan worden overgegaan tot uitvoering van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde maatregelen.

5. Indien, voordat uitspraak is gedaan in het beroep, is overgegaan tot uitvoering van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde maatregelen en degene, die de maatregelen heeft genomen dan wel bevolen, in beroep in het ongelijk wordt gesteld, wordt alles zoveel mogelijk in de vorige toestand hersteld, onverminderd het recht op schadevergoeding van de rechthebbenden.

Artikel 5

1. leder, die naar burgerlijk recht enig recht heeft ten aanzien yan een onroerend goed, met betrekking tot hetwelk een maatregel is genomen of een bevel is gegeven, waaruit op grond van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, een verplichting voortvloeit om de uitvoering en instandhouding van de maatregelen te dulden en voorzoveel nodig daartoe mede te werken, kan binnen een maand na dagtekening van verzending van de kennisgeving, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan het Gerechtshof, binnen het gebied waarvan het onroerend goed is gelegen, verzoeken te verklaren, dat

o- hetzij de belangen van de rechthebbenden ten aanzien van dat onroerend goed redelijkerwijze onteigening vorderen

b. hetzij in het gebruik van dat goed gerekend met de omstandigheden meer belemmering wordt aangebracht dan redelijkerwijze voor de uitvoering en instandhouding van en medewerking aan de getroffen maatregelen nodig is.